Zaterdag 2 februari 2013, Opdracht van Jesus in de tempel, Augustinuskerk (Lc 2,22-40) Dierbare broeders en zusters, het feest van vandaag heeft twee namen: De opdracht van Jesus in de tempel; en volgens een jongere, middeleeuwse, traditie Maria Lichtmis. Beiden namen zijn goed. Beide namen zijn terecht. Want als er sprake is van God die mens is geworden, dan dient de mens uit wie God is geboren, eveneens in onze aandacht te staan. Wanneer de Heer Jesus als kind wordt opgedragen aan zijn hemelse Vader, dan is het eveneens van gewicht door wie Hij wordt opgedragen. En daarom mag men de aardse ouders van Jesus hier niet vergeten. Het evangelie noemt dan ook allebei: het kind en de ouders. Ja, het noemt er zelfs nog twee meer, twee oude mensen, een soort overgrootouders om zo te zeggen: Simeon en Hanna. Als je de namen van Simeon, Josef, Hanna en Maria op een rij zet, dan heb je het hele volk Israel bij elkaar. Jesus is niet alleen het kind van Maria, maar ook het kind van Jozef, ofschoon Jozef niet de verwekker is. Jesus is niet alleen het kind van zijn ouders, maar in zekere zin ook dat van Simeon en Hanna, zijn geestelijke voorouders. Jesus is het kind van het hele volk Israel dat zovele eeuwen lang, in blijde verwachting, naar dit kind heeft uitgezien. De voorschriften van de Wet bepaalden dat elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht aan God moest worden opgedragen. Want het nieuwe leven is geen onderonsje van de ouders alleen. Het nieuwe leven mag niet afhangen, alleen van de welwillendheid of onwelwillendheid van de omgeving. Het menselijk leven hoort in principe aan God toe. Er zijn mensen die dat ontkennen, omdat ze God niet kennen; of omdat ze Hem niet willen erkennen. Er zijn mensen, die luidkeels roepen dat de groeikracht in het menselijk lichaam helemaal onderhorig is aan het individu waarin het groeit; mensen, die zelf willen bepalen en uitmaken wanneer het leven-in-de-mens ‘menselijk leven’ kan worden genoemd. Een brutale gedachte van stervelingen wier leven, zonder uitzondering, wordt gegeven en wordt genomen, buiten de menselijke wil om. De vraag op welk tijdstip de vrucht in een menselijke schoot nog net geen mens is … die vraag staat in schril contrast met het evangelie. Maria en Jozef zullen ongetwijfeld best momenten hebben gekend waarop ze dachten: Wat voor een vreemd en bijzonder kind hebben we toch uit den hoge geaccepteerd ! Maar ze hebben het geboren laten worden, en onder dikwijls moeilijke omstandigheden grootgebracht. Het kind werd geboren onderweg, tijdens een reis, omwille van een volkstelling, van staatswege opgelegd. Daarna moest het kind met zijn ouders vluchten naar een ander land. De boodschap van Maria en Jozef, in het evangelie van vandaag, is deze: Wij leggen het kind in Gods handen, in plaats van het om welke reden dan ook voor onszelf op te eisen. Maria en Jozef maken zich er niet van af, maar dragen het kind op, in Gods tempel; daarbij gesecondeerd door vertegenwoordigers van Gods volk: het mensengeslacht dat hunkert en uitziet naar verlossing. Amen.