Prenatale diagnostiek

advertisement
Blok 1
Prenatale diagnostiek
Casus C
Inleiding
In de casus maakt Mariska zich zorgen. Ze is bang dat haar kindje het syndroom van Down heeft, of
een open ruggetje. Prenatale screening kan een antwoord geven op haar vragen. Bij prenatale
screening is er nog geen sprake van een medische indicatie, en de uitslag zal ook geen diagnose zijn,
maar een kans of een vermoeden. Blijkt uit de prenatale screening dat er een verhoogde kans is op
een afwijking, zal Mariska doorverwezen worden naar de prenatale diagnostiek. Voor prenatale
diagnostiek is wel een medische indicatie nodig of een verhoogd risico, en uit de test zal een diagnose
voortkomen. Voordat Mariska aan deze prenatale screening begint, is het belangrijk dat zij goed weet
wat de test inhoudt en of zij de uitslag wel wil weten. Om Mariska op de hoogte te kunnen stellen van
alle mogelijkheden, en om haar zo goed mogelijk te kunnen begeleiden, willen wij van zowel prenatale
screening als prenatale diagnostiek weten wanneer deze plaatsvindt, op welke manier, welke risico’s
het met zich meebrengt en wat de betrouwbaarheid van deze testen is.
Combinatietest
Prenatale diagnostiek wordt vaak geassocieerd met de combinatie test. Deze test is niet verplicht,
maar wordt wel altijd aangeboden aan de aanstaande ouders. De ouders kunnen daar in ook kiezen
om de uitslag niet te weten. In deze test wordt er voornamelijk ingezoomd op het Down syndroom
maar het Reusyndroom en het Edwins syndroom kunnen ook opgespoord worden.
De combinatie test bestaat uit een combinatie van twee onderzoeken. Allereerst een onderzoek van
het bloed van de moeder. Deze vindt plaats tussen week 9 en week 11. In het bloed wordt naar het
gehalte van PAPP-A (pregnancy-associated plasma proteine A) en de free β- hCG ( de vrije bètaketen
van het humaan chriongonadotrofine)gekeken. Bij het syndroom van Down is het PAPP-A lager dan
gemiddeld (dit word aangegeven met median MoM 0,9-1,1) en is het free β-hCG is verhoogd. Alleen
de combinatie van deze twee merkstoffen geeft de kans op een syndroom het beste weer. 1 2 3
Daarnaast heb je de nekplooi meting. Dit is hetzelfde als een normale echo maar er wordt speciaal
naar de nekplooi gekeken. Dit gebeurt in het eerste trimester (week 11-14). De nekplooi is een dun
laagje onderhuids lymfevocht in de nek. Dit laagje lymfevocht is altijd aanwezig, ook bij gezonde
kinderen. Hoe dikker de nekplooi, hoe groter de kans is op een kind met een afwijking of
hartproblemen. Als de nekplooi dikker dan 3,5 millimeter is wordt er altijd een aanvullend onderzoek
aangeboden. 4 Bij deze twee onderzoeken worden ook de factoren: de leeftijd van de moeder, duur
zwangerschap en verdere medische indicaties van vader en moeder meegerekend. Al deze uitslagen
bij elkaar vormen de kans dat het kind dat de ouders bij zich dragen het syndroom van down heeft.
De uitkomst wordt na een bepaalde tijd bekend gemaakt. De uitkomst geeft alleen de kans aan dat het
kind een van de syndromen kan hebben, het zegt niet of het vast staat dat een syndroom aanwezig is.
Het is hierom niet geheel betrouwbaar, het is een kansberekening. Daarnaast wordt het
betrouwbaarder naar mate de moeder ouder is.5
Van een verhoogde kans wordt pas gesproken als de kans 1 op de 200 is of hoger. Zit een stel onder
deze grens en is niet ouder dan 36 jaar is de kans klein dat er verdere prenatale diagnostiek wordt
toegepast. Heeft het stel een verhoogde kans > 1:200 krijgt het stel vaak de mogelijkheid op vervolg
onderzoek ,zoals vruchtwaterpunctie, om het syndroom van Down (of een van de andere syndromen)
met zekerheid vast te stellen.
De combinatietest wordt vergoed indien de moeder ouder is dan 36 jaar of als de moeder een
erkende medische indicatie heeft voor prenatale diagnostiek. De basiszorgverzekering dekt deze
kosten. Mocht de moeder jonger zijn dan 36 jaar en geen erkende indicatie hebben voor prenatale
diagnostiek, dan kan de moeder dit onderzoek toch laten uitvoeren. De moeder betaalt dan zelf het
landelijke tarief van €142,76 (NZa tarieflijst instellingen 2011). Deze kosten worden soms gedekt door
een aanvullende verzekering. Ook in dit geval moet zij in het bezit zijn van een verwijzing van uw
verloskundige, arts of gynaecoloog. 6
Naast dat de combinatie test de grote van de kans op het syndroom van Down kan uitrekenen kan het
ook de kans/indicatie voor trisomie 13 en 18 weergeven (ook met een grens bij een kans van 1:200).
Bij deze trisomieen in de PAPP-A en het free β-hCG sterk verlaagd in het bloed van de moeder.
Hierdoor kan het niet verward worden met het Down syndroom.
Trisomie 13 is het Patausyndroom (Het komt voor in ongeveer 1 op de 16000 levendgeborenen), vaak
niet met het leven verenigbaar. De meeste embryo's overleven de zwangerschap niet en worden
spontaan geaborteerd. Van diegenen die wel levend ter wereld komen, komt 82-85% in de eerste
maand te overlijden, 85-90% wordt niet ouder dan een jaar. Er zijn slechts vijf gevallen in de medische
literatuur beschreven van patiënten met het syndroom van Patau die ouder werden dan tien jaar. 7
Trisomie 18 is het Edwards Syndroom. (komt voor bij 40 van de 180000 levendgeborenen), dit
syndroom is vaak niet met het leven verenigbaar. Ook bij dit syndroom komen spontane abortussen
en dood tijdens de zwangerschap vaker voor. De levendgeborenen overleven vaak de eerste
levensmaand niet. Slechts één op de tien kinderen met trisomie wordt ouder dan 1 jaar. 8
Structureel echoscopisch onderzoek
Sinds 2007 omvat de standaardzorg voor de zwangere vrouw de mogelijkheid om rond de 20 weken
structureel echoscopisch onderzoek (SEO) uit te laten voeren. Hierbij kan een groot aantal ernstige
foetale afwijkingen worden vastgesteld.9. Het doel van de SEO is het aanreiken van een informed
choice10.
De SEO wordt uitgevoerd bij een zwangerschapsduur van 18 tot 22 weken. Bij een
zwangerschapsduur van meer dan 22 weken dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid
dat verwijzing naar een centrum voor prenatale diagnostiek en het verrichten van aanvullende
diagnostiek niet voor een zwangerschapsduur van 24 weken te realiseren is. Na 24 weken is het niet
meer mogelijk om de zwangerschap af te breken11. Wanneer er afwijkingen gevonden worden, of bij
twijfel daarover, wordt de zwangere verwezen naar een centrum voor prenatale diagnostiek.12
Het onderzoek begint met het vaststellen van: het aantal foetussen, de aanwezigheid van foetale
hartactie, placentalokalisatie, de hoeveelheid vruchtwater, aantal vaten navelstreng (bij 2 in plaats van
3 vaten kan sprake zijn van een structurele afwijking aan het hart/nieren, en groeivertraging) en de
kindsbeweging.
Om de foetale grootte vast te kunnen stellen, worden de volgende parameters minimaal gemeten: HC
(head circumference, hoofdomtrek), TCD (trancerebellar diameter, cerebellaire diameter), AC
(abdominal circumference, buikomtrek) en de FL (femur length, femurlengte. Is deze kort, kan sprake
zijn van groeivetraging of skeletafwijkingen).13,14
Om de foetale anatomie te beoordelen worden de volgende structuren geëvalueerd:
-
Centraal zenuwstelsel: schedel (vorm en echodensiteit) en hersenen;
Wervelkolom: beoordeling van de wervels in twee richtingen en beoordeling intactheid van de
huid (spina bifida);
Gelaat: beoordeling van de beide orbitae, het profiel en de bovenlip (op cheiloschisis);
Thorax: beoordeling van het diafragma, de vorm van de thorax en de echogeniciteit van de
longen;
Hart: beoordeling van de positie en grootte, van het vierkamerbeeld en kruising van de grote
vaten;
Abdomen: beoordeling van de buikwand en het darmpakket, een identificatie van maag- en
blaasvulling, visualisatie van beide nieren (beoordelen echogeniciteit);
Extremiteiten: beoordeling beide bovenste en onderste extremiteiten, beoordeling
aanwezigheid handen en voeten.15
Los van deze structurele afwijkingen kunnen bij de SEO ook softmarkers worden gevonden, dit zijn
subtiele echoscopische bevindingen die vaak niet blijvend zijn. Softmarkers beschouwt men op
zichzelf niet als een afwijking, maar ze kunnen wel wijzen op de aanwezigheid van foetale
chromosomale of niet-chromosomale afwijkingen.16 Wanneer de uitslag van de twintig weken echo
negatief is, wordt de zwangere vrouw doorgestuurd voor een uitgebreide echo en prenatale
diagnostiek.
Betrouwbaarheid: de sensitiviteit (de verhouding tussen het aantal personen dat positief scoort en bij
wie de door de test onderzochte ziekte daadwerkelijk aanwezig is, en het totaal van alle onderzochte
personen met de ziekte) van de echo voor neuralebuisdefecten is circa 97%, voor hartafwijkingen
circa 60%. Omdat de SEO uitgevoerd wordt door middel van ultrasound, zijn er geen risico’s aan
verbonden voor de moeder of het kind. De SEO kost €149.72, maar wordt vergoedt door de
verzekering.17
Tripletest
Daarnaast is er ook de tripletest, ook wel genoemd twee trimester serum test. Bij deze test wordt er
gekeken naar de kans op het syndroom van Down en naar neurale buis defecten. Deze test is veel
gebruikt maar op 1 oktober 2010 is besloten deze niet meer uit te voeren in Nederland. Dit is besloten
door Centraal Orgaan van het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CVB-RIVM). Het aantal testen
werd te klein om op verantwoorde wijze de kwaliteitsbewaking te doen. Er is geen goed alternatief
voor de tweede trimester serum screening. Het wordt daarom aangeraden er tijdig bij te zijn om in het
eerste trimester een serum test te kunnen doen, de combinatietest.18
De triple test wordt in de 15de tot 18de week van de zwangerschap uit gevoerd. Bij dit serum screening
wordt er alleen naar het bloed van de moeder gekeken, de leeftijd van de moeder, de duur van de
zwangerschap en andere medische indicaties. In het bloed wordt er naar de hoeveelheid van
bepaalde merkstoffen gekeken. De merkstoffen waarbij deze screeningtest naar worden gekeken zijn:
AFP (alfafoetoproteïne) en free β- hCG ( de vrije bètaketen van het humaan chriongonadotrofine). Bij
een kindje met het Down syndroom is de hoeveelheid AFP sterk verlaagd en bij free β- hCG
verhoogd. 19 Deze merkstoffen kunnen ook worden gebruikt bij het opsporen van neurale buis
defecten. Als het kindje een neurale buis defect zou hebben dan zou de hoeveelheid AFP en free βhCG verhoogd zijn. Het nadeel is alleen dat een normale hoeveelheid van de merkstof AFP geen
garantie geeft dat het ongeboren kindje geen neurale buis defect heeft. Hierdoor worden vaker vals
negatieve uitslagen gegeven over het neurale buis defect.
De uitslag na aanleiding van de test komt vaak binnen na een week. Er wordt van een verhoogde
kans gesproken als de kans 1 op de 250 of hoger is. De kans wordt berekend aan de hand van de
kans op syndroom van Down of neurale buis defect, meegerekend de leeftijd van de moeder, duur
van de zwangerschap en andere medische indicaties.
Is deze kans kleiner dan 1:250 is dat een negatieve uitkomst. Het komt wel vaker bij deze test voor dat
er een vals negatief advies wordt gegeven omdat het bij een jonge leeftijd van de moeder minder
goed werkt en neurale buis defecten ook kunnen voor komen als het AFP niet verhoogd is.
Is de kans groter dan 1 op de 250 dan is dat een positieve uitkomst. Om met zekerheid te kunnen vast
stellen of het syndroom van Down of een neurale buis defect echt aanwezig zijn bij het kindje kan er
verder onderzoek worden gedaan met een vruchtwaterpunctie en een echo.
Chorion villus sampling
Chorion villus sampling (CVS), beter bekend als de vlokkentest of chorionbiopsie is een procedure die
wordt gebruikt bij de prenatale diagnose van genetische afwijkingen als vervolgonderzoek na de
combinatietest. Hierbij wordt 20 tot 50 mg van de placenta, ongeveer een duizendste van het totale
placentaweefsel20, weggenomen waarna zowel de chromosomen als het DNA van het embryo worden
geanalyseerd21. Bij deze analyse wordt er gekeken naar de geslachtschromosomen X en Y en
afwijkingen in de chromosomen zoals trisomie 21 (syndroom van Down), trisomie 13 (Patausyndroom)
en trisomie 18 (Edwardssyndroom), dit is te zien op een karyogram. Een voorbeeld hiervan is te zien
in de bijlage. Bij het DNA-onderzoek wordt er gekeken of er sprake is van erfelijke aandoeningen
zoals hemofilie of spierdystrofie. Hiervoor is wel eerst een familieonderzoek nodig. Een CVS wordt
gebruikt om deze mogelijke aandoeningen vast te stellen of uit te sluiten.
CVS wordt tussen de 11e en 14e zwangerschapsweek uitgevoerd. Dit kan om verschillende redenen,
voorbeelden hiervan zijn:
- Een verhoogde kans op syndroom van Down. Dit houdt in dat de uitslag van de combinatietest een
kans van 1 op 200 of hoger geeft of dat de leeftijd van de zwangere vrouw 36 jaar of ouder is;
- Een verhoogde kans op syndroom van Edwards of syndroom van Patau. Ook dit hangt af van de
uitslag van de combinatietest;
- Bij echoscopisch onderzoek zijn er aangetoonde afwijkingen van de foetus geconstateerd;
- De ouders hebben al eerder een kind gehad met (mogelijk) een chromosoomafwijking;
- Een van beide ouders is drager van een chromosoomafwijking;
- Een van beide ouders heeft een verhoogd risico op een kind met een erfelijke ziekte22.
Een CVS kan op twee verschillende manieren worden uitgevoerd, transcervicaal en transabdominaal.
Aangezien de voorkeur wordt gegeven aan transcervicaal (hier zijn geen concrete cijfers over te
vinden) hebben wij ervoor gekozen alleen deze te beschrijven. De procedure van een
transabdominaal chorionon villus sampling wordt in de bijlage beschreven.
De transcervicale vlokkentest (vlokkentest via de vagina) vindt plaats bij een zwangerschapsduur van
11 tot 13 weken, geteld vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie.
Echoscopisch wordt de
plaats van de placenta bepaald. Vervolgens wordt een speculum (spreider) in de schede gebracht. De
schede wordt dan gedesinfecteerd met een jodiumoplossing.
Op geleide van de echo wordt er een
dun tangetje (dikte 1,5 mm) via de cervix (baarmoederhals) naar de plaats van de placenta gebracht.
Het weefsel wordt opgezogen en direct onder de microscoop onderzocht om te controleren of er
voldoende weefsel is opgenomen voor chromosoomonderzoek. De betrouwbaarheid van het
chromossomonderzoek bij een CVS is iets minder groot dan die van een amniocentese. Dit komt
doordat in 1-2% van de zwangerschappen een chromosoomafwijking wordt ontdekt die mogelijk alleen
in de placenta aanwezig is. Een CVS kan een bloeding, infectie of een miskraam veroorzaken. Het
risico op een miskraam als gevolg van een CVS via de baarmoedermond is 1-2%. In het verleden zijn
aangeboren afwijkingen van de ledematen en het gelaat beschreven na CVS die vóór de tiende
zwangerschapsweek werden uitgevoerd. Daarom wordt in Nederland de CVS pas na de tiende week
uitgevoerd. Aangetoond is dat er dan geen verhoogde kans op deze aangeboren afwijkingen bestaat.
Amniocentese
Amniocentese (vruchtwaterpunctie) is net zoals de chorion villus sampling een prenataal onderzoek
als vervolg op de combinatietest waarbij er 15 tot 20 ml vruchtwater, ongeveer 10% van de totale
hoeveelheid vruchtwater aanwezig bij een foetus van 16 weken, transabdominaal wordt opgezogen.
Het opgezogen vruchtwater wordt geanalyseerd waarbij er net zoals bij de CVS wordt gekeken naar
chromosomale afwijkingen, afwijkingen in het DNA en erfelijke stofwisselingsziekten. Daarnaast is de
amniocentese geschikt voor het opsporen van neurale buis defecten, hierbij wordt gekeken naar de
hoeveelheid AFP (alphafoetoproteïne) in het vruchtwater. De amniocentese is erg betrouwbaar, maar
in 2% van de gevallen is er sprake van een onduidelijke uitslag.
Een amniocentese vanaf 16 weken uitgevoerd. Dit heeft te maken met de hoeveelheid vruchtwater dat
op dat moment aanwezig is en de kans op het lekken van vruchtwater 23. De redenen voor een
amniocentese zijn vaak hetzelfde als voor een CVS. Het verschil met een CVS is dat bij een
amniocentese wel kan worden onderzocht of de foetus een neurale buis defect heeft.
De amniocentese is een transabdominaal onderzoek. Er wordt met behulp van echografie de positie
van zowel de foetus als de placenta bepaald. De buikhuid wordt op de prikplek met
ontsmettingsmiddel ingewreven en via een fijne naald (0,7mm) wordt er door de buikwand 15 tot 20 ml
vruchtwater opgezogen. Dit vruchtwater wordt naar een laboratorium gestuurd om daar de cellen uit
het vruchtwater te onderzoeken op DNA en chromosoomafwijkingen. Hierbij wordt ook gekeken naar
de hoeveelheid AFP aanwezig in het vruchtwater. De kans op een miskraam als gevolg van de
vruchtwaterpunctie bedraagt ongeveer 1 op 300 (0,3%)
Conclusie
In Nederland is het voor elke vrouw, dus ook voor Mariska, mogelijk om deel te nemen aan de
combinatietest. Dit is onderdeel van prenatale screening. De uitkomst is een kans, geen diagnose.
Deze kans is een combinatie van de uitslag van de nekplooimeting, het bloedonderzoek van de
moeder en de medische voorgeschiedenis. De vraag hierbij is of Mariska deze kans wil weten. Wat
doet ze als er een verhoogde kans uitkomt? Wat betekent dit voor haar? Heeft dit consequenties voor
de zwangerschap? Het is erg belangrijk dat wij Mariska goed informeren over de test, de uitkomsten
en de vervolgmogelijkheden: prenatale diagnostiek. Deze prenatale diagnostiek kan bestaan uit een
vruchtwaterpunctie of een vlokkentest. Bij een vruchtwaterpunctie kunnen chromosomale afwijkingen,
neurale buis defecten, afwijkingen in het DNA en ernstige stofwisselingsziekten opgespoord worden.
Deze punctie is erg betrouwbaar en zal een diagnose als uitkomst hebben. Hetzelfde geldt voor de
vlokkentest. Hierbij wordt een gedeelte van de placenta weggehaald, waarna de cellen onderzocht
worden op chromosoomafwijkingen. Als Mariska 20 weken zwanger is, is er de twintigweken echo. Dit
is een vorm van prenatale screening; er is geen medische indicatie voor nodig en er zal ook geen
directe diagnose uit het onderzoek komen. Met deze informatie kunnen we Mariska vertellen wat de
mogelijkheden zijn op het gebied van prenatale screening en diagnostiek en we kunnen haar
begeleiden in het maken van haar keuze.
Bijlage 1 Begrippenlijst
Begrippen
Betekenis
Cerebellaire diameter
Geeft de breedte van de hersenen aan
Cheiloschisis
Hazenlip
Echodensiteit
Elk weefsel kaatst ultrageluid op een
verschillende wijze, daarom heeft elk orgaan een
andere echodensiteit24
Echogeen
Het vermogen dat weefsel heeft om
ultrageluidsgolven terug te kaatsen
Extremiteiten
Armen en benen
Femur
Dijbeen
Orbita
Oogkas
AFP
Alphafoetoproteïne
Bijlage 2 Afbeeldingen
Bijlage 2A
Bij triple test
Leeftijd vrouw
Tot 25 jaar
25- 29 jaar
30- 34 jaar
35-39 jaar
40- 44 jaar
Kans op afwijking groter dan 1:250 (verhoogde kans)
2%
3%
7%
20%
49%
Leeftijd vrouw
Kans op juiste voorspelling
Tot 25 jaar
25- 29 jaar
30- 34 jaar
35- 39 jaar
40- 44 jaar
35%
40%
54%
76%
93%
Bijlage 2B
Kans Down syndroom aan de hand van leeftijd moeder
Leeftijd moeder
Kans op kind met Down syndroom
20- 25 jaar
11 tot 13 van de 10000
26- 30 jaar
14 tot 19 van de 10000
31- 35 jaar
20 tot 45 van de 10000
36- 40 jaar
60 tot 155 van de 10000
41- 45 jaar
200 tot 615 van de 10000
Bijlage 2C
Gevoeligheid van de combinatietest
Leeftijd moeder tijdens het nemen van de test
20- 25 jaar
26- 30 jaar
31- 35 jaar
36- 40 jaar
41- 45 jaar
Hoeveel kinderen met Down syndroom er
worden ontdekt tijdens deze test
6 tot 7 van de 10 kinderen (met down
syndroom)
7 van de 10 kinderen
7 tot 8 van de 10 kinderen
8 tot 9 van de 10 kinderen
9 tot 10 van de 10 kinderen
Afbeelding transabdominale chorion villus sampling
Transabdominaal chorionic villus sampling (vlokkentest via de buikwand)
Dit onderzoek gebeurt bij een zwangerschapsduur van 11 tot 12 weken. De buikhuid wordt ontsmet
met jodium en de prikplek wordt verdoofd. Echoscopisch wordt de juiste plaats bepaald voor het
inbrengen van de naald via de onderbuik, deze naald heeft een dikte van 0.9mm. De punt van de
naald komt in de placenta te liggen en er wordt wat placentaweefsel opgezogen, hierbij is het
noodzakelijk dat de naald wat beweegt. Het prikken en opzuigen duurt meestal niet langer dan één
minuut. Het weggenomen weefsel wordt direct onder de microscoop onderzocht om te controleren of
de hoeveelheid voldoende is voor chromosoomonderzoek. Wanneer er te weinig weefsel is
opgenomen zijn volgt een tweede prik.
Afbeelding transcervicale chorion villus sampling
Afbeelding amniocentese
Afbeelding karyogram met trisomie 21
Bijlage 3: Bronvermelding
1
R.J.M. Snijders. Combinatietest protocol [internet]. 3 juli 2010. Beschikbaar op:
http://www.sps-noordoost.nl/z_files///CombinatietestProtocolv3.pdf
2
Heineman M.J., Evers J.L.H., Massuger L.F.A.G., Steegers E.A.P. Obstetrie en gynaecologie. De
voortplanting van de mens. Amsterdam: Elsevier gezondheidszorg; 2010, hoofdstuk 18, p. 355-358
3
Marianne Prins. Jos van Roosmalen, Sicco Scherjon en Yvonne Smit. Praktische verloskunde, kern
boek, 12de herziende druk, hoofdstuk 4, pagina 79- 82
4
VU Medisch Centrum. Prenatale screening bij het VUmc [internet]. Beschikbaar op:
http://www.vumc.nl/afdelingen/prenatale-screening/actueelnieuws/aanzwangere.doc/
Star – medisch diagnostisch centrum. Prenatale screening: de combinatietest [internet]. 4 januari
2011. Beschikbaar op: http://www.star-mdc.nl/patienten/pcr/pat-pcr-combinatietest.php
5
6
Rivm bevolkingsonderzoek. De Downscreening [internet]. 31 maart 2011. Beschikbaar op:
http://www.rivm.nl/zwangerschapsscreening/downscreening/de_downscreening/index.jsp
7Studio
Dunbar t.n.v. rivm. Patausyndroom (trisomie 13) [internet]. 5 april 2011. Beschikbaar op:
http://www.rivm.nl/zwangerschapsscreening/Images/002384%20Infoblad%20Trisomie%20T13%20v3_
tcm97-73508.pdf
8Studio
Dunbar t.n.v. rivm. Edwardssyndroom (trisomie 18) [internet]. 29 maart 2011. Beschikbaar op:
http://www.rivm.nl/zwangerschapsscreening/Images/212133.%20Infoblad%20trisomie%20T18_tcm9773509.pdf
9
Vathorst S van de, Verhagen AAE, Wildschut HIJ, Wolf H, Zeeman GG. Zwangerschapsafbreking na
de 20 weken echo: haast en zorgvuldigheid. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 29 november;152(48)
10
RIVM bevolkingsonderzoek. Doel en beleid SEO [internet]. Beschikbaar op:
http://www.rivm.nl/pns/down-seo/achtergronden/doel_en_beleid/index.jsp
11
Vathorst S van de, Verhagen AAE, Wildschut HIJ, Wolf H, Zeeman GG. Zwangerschapsafbreking
na de 20 weken echo: haast en zorgvuldigheid. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 29 november;152(48)
12
Praktische verloskunde
NVOG – modelprotocol SEO [internet] 01-11-2005. Beschikbaar op: http://www.nvogdocumenten.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&richtlijn_id=693
13
14
Ned Tijdschr Geneeskud. 2008 11 oktober; 152 (41) p. 2226
15
Richtlijn NVOG http://www.nvogdocumenten.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&richtlijn_id=693
16
Oepkes D, Go A, Snijders R, Grijseels EWM, Wildschut HIJ. Sonomarkers: subtiele echoscopische
bevindingen op de 20-wekenecho, die zwak correleren met enkele chromosomale en nietchromosomale afwijkingen bij de foetus. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 11 oktober;152(41)
Nederlandse zorgautoriteit – tariefbeschikking [internet] 01-01-2011. Beschikbaar op:
http://www.nza.nl/98174/139255/247115/TB-CU-7007-01_-_volgnr._26.pdf
17
18Rivm
bevolkingsonderzoek. Eerste-trimestertest; Triple test [internet]. 22 september 2010.
Beschikbaar op: http://www.rivm.nl/downlab/eerstetrimestertest/tripletest/
19Prenatale
diagnostiek: Triple test [internet]. 29 april 2011. Beschikbaar op:
http://www.gynaecologie.nl/content/pndiag/triple.asp
20
Prenatale diagnostiek tijdens de zwangerschap; vlokkentest en vruchtwaterpunctie. LUMC [internet].
Augustus 2011. Beschikbaar op: http://www.lumc.nl/home/0001/12556/19997/805221009142715
21
Vlokkentest. Erfocentrum [internet]. Beschikbaar op:
http://www.prenatalescreening.nl/vlokkentest.php
22
Prenatale diagnostiek tijdens de zwangerschap; vlokkentest en vruchtwaterpunctie. LUMC [internet].
Augustus 2011. Beschikbaar op: http://www.lumc.nl/home/0001/12556/19997/805221009142715
23
Complicaties van de vlokkentest. [internet]. Beschikbaar op:
http://dokmanconsultancy.nl/frans/Hoofdstuk%20V,%20pag%20208-218.pdf
24
Vugt JMG, Stoutenbeek Ph, Emanuel MH. Echoscopie in de verloskunde en gynaecologie.
Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2003. p 75
Download