Hfst 5 Zouten in de bodem § 5.1 Ionen in de bodem 6CO2 + ^6H2O → C6H12O6 + 6O2 Uit de bodem 2 a b 3 In de vorm van een zout (bv Kaliumnitraat) 4 De plant kan alleen opgeloste stoffen via het water opnemen. IJzer is alleen in ionvorm oplosbaar. 5 a b c d e Na atoomnummer 11dus 11 protonen lading is 1 + dus 1 elektron minder du 10 elektronen Cl atoomnummer 17 dus 17 protonen Lading is 1 1 elektron meer dus 18 elektronen Een zout is al geheel neutraal. De totale positieve lading is gelijk aan de totale negatieve lading. Voor stroomgeleiding heb je geladen deeltjes nodig die vrij kunnen bewegen. In een zout hebben we altijd geladen deeltjes alleen in het gesmolten zout kunnen ze ook vrij bewegen. Dus alleen in gesmolten toestand kan een zout geleiden. ionbinding. In moleculaire stoffen komen tussen de moleculen vdWaalsbinding voor. Deze bepaald de hoogte van het smeltpunt. De ion binding die bij zouten voorkomt is echter veel sterker dan de vd Waals binding dus hebben de zouten veel hogere smeltpunten. 6 Stof Droog ijs, CO2(s) Natriumchloride, NaCl (s) Suiker C12H22O11 (s) 8 a b 9 a b 10 a b Deeltjes Moleculen Ionen moleculen Soort binding Vd Waalsbinding Ionbinding vdWaalsbinding Sn(II) ion heeft lading 2+ dus Sn2+ Sn(IV) ion heeft lading 4+ dus Sn4+ IJzer kan 2 verschillende ionen vormen dus zal het altijd in de naam weergegeven zijn met welk ion je te maken hebt nl IJzer (II) ion of IJzer (III) ion. nitraat NO3− ammonium NH4+ kalium K+ zuurstof O2− nitraat en ammonium zijn samengestelde ionen want ze bestaan uit een groepje atomen dat een lading heeft nitraat NO3− en nitriet NO2− dus nitraat heeft een zuurstofatoom meer dan het nitriet ion. Ja want sulfaat SO42− en sulfiet is SO32− 11 c d De iet heeft altijd een zuurstof atoom minder dan de aat fosfaat is PO43- dus fosfiet zal PO33− zijn a Het zout moet als geheel neutraal zijn dat kan alleen maar als het en positieve en negatieve ionen bevat en niet als het alleen 2 positieve ionen bevat. Zowel chloor als oxide ionen zijn negatief, dus ook dan kan het niet neutraal zijn. b 12 a Je hebt dan een samengesteld ion dat uit 1 C atoom en 33 O atomen bestaat. De positieve lading in het zout is 6+ dus moet het negatieve ion CO336− . Ca2+ en PO3− dus verhouding 3 : 2 dus Ca3(PO4)2 b 13 a K+ 1+ 2 : SO4221 Formule: K2SO4 b Fe2+ 2+ 1 : NO312 Formule: Fe(NO3)2 c Mg+ 2+ 2 : 1 : O222 1 d NH4+ 1+ 3 : PO43− 31 Formule: (NH4)3PO4 e Ca2+ 2+ 1 : CO3221 Formule: CaCO3 f Cu2+ 2+ 1 : SO4221 Formule: CuSO4 g NH4+ 1+ 1 : Cl11 h Na+ 1+ 3 : PO43− 31 Formule: Na3 PO4 i Mg2+ 2+ 1 : NO3─ 12 Formule: Mg(NO3)2 j Zn2+ 2+ 1 : OH12 Formule: Zn(OH)2 Formule: MgO Formule: NH4Cl bfk l Hg2+ 2+ 1 Pb4+ 4+ 2 1 : MnO4− 12 Formule: Hg(MnO4)2 : : S2O32− 2− 4 2 Formule Pb(S2O3) 14 a b c d e f g h Natriumsulfaat Pb4+ dus Lood(IV)chloride Fe3+ dus IJzer (III)oxide Koperfosfaat Kaliumcarbonaat Magnesiumnitraat ammoniumsilicaat Hg+ dus Kwik(I)nitraat 15 a Het is K+ dus totale positieve lading is 2 + dus negatieve lading ook 2− dus chromaation CrO42− Zn2+ ClO3− dus verhouding 1 : 2 dus Zn(ClO3)2 b 16 a B c 17 a b c 18 a b c 19 Kalium als K+ , Natrium als Na+, fosfor als PO43− , stikstof als NO3− en /of NH4+, calcium als Ca2+ en zwavel als SO42− Nee dat is niet mogelijk want de plant krijgt de mineralen binnen doordat er zouten zijn opgelost in het water wat hij opneemt. Dit water is dus net als de oploste zouten in zijn geheel neutraal dus kan hij niet alleen positieve ionen opnemen, maar zal hij ook negatieve ionen opnemen. Je hebt K+ , Na+ , Cl− en SO42−. Elk positief ion kun je koppelen met elk negatief ion dus totaal 4 combinaties KCl , K2SO4, NaCl en Na2SO4. Mo4+ (laatste kolom) MoS2 molybdeensulfide PbMoO4 Lood(II)molybdaat (het is MoO42− dus Pb2+) MoS2 bevat Mo4+ en S2− PbMoO4 bevat Pb2+ en MoO42− in de vorm van een vast zout dus in ionvorm Hoe ouder de plant hoe langer hij goud heeft kunnen opnemen. Dus de hoeveelheid goud zegt iets over de leeftijd in combinatie met de hoeveelheid opgelost goud in de bodem. Goud wordt meestal in gedegen toestand gevonden dus in atoomvorm en niet in de vorm van zouten. Dus zegt het waarschijnlijk niets over het feit of er atomair goud in de grond zit. Ionen zullen er eerder door vervuiling van de grond gekomen zijn. Om te groeien zal hij bladgroen moeten aanmaken, als er niet genoeg magnesium ionen zijn dan hij dus niet genoeg bladgroen kunnen aanmaken en zal dus de groei achterblijven. 5.2 Oplosbaarheid van zouten 21 a b c K+ en NO3− K+ en NO3− In de oplossing zitten de ionen los van elkaar dus heb je geen deeltjes KNO3 maar K+ ionen en NO3− ionen. 22 a b c Cu2+ en Br− dus CuBr2 2Br− (aq) want in dus index 2 geeft het aantal Br− ionen aan. CuBr2 (s) → Cu2+ (aq) + 2Br− (aq) 23 1 2 3 4 Teken een reactiepijl waarbij je voor de → pijl ruimte moet overlaten voor de zout formule Zet de ionen met (aq) erachter die in het → Al3+ (aq) + Cl− (aq) zout voorkomen los van elkaar na de pijl met een + teken er tussen (geef ook de lading weer Maak de positieve en negatieve lading → Al3+ (aq) + 3Cl− (aq) gelijk door getallen voor de ionen te zetten Geef de zoutformule voor de pijl met (s) AlCl3 (s) → Al3+ (aq) + 3Cl− (aq) erachter. Het getal voor het ion komt als index in de zoutformule. (bij samengesteld ion dan ion tussen haakjes) 24 a b c d KCl (s) → K+ (aq) + Cl− (aq) Mg(NO3)2 (s) → Mg2+ (aq) + 2NO3− (aq) (NH4)2SO4 (s) → 2NH4+ (aq) + SO42− (aq) KH2PO4 (s) → K+ (aq) + H2PO4− (aq) 25 a b c d Ba2+ (aq) + 2OH− (aq) Ca2+ (aq) + 2NO3− (aq) 3K+ (aq) + PO43− (aq) 2Al3+ (aq) + 3SO42− (aq) 26 a Uit een systematische naam kun je voor alle zouten als je de namen van de ionen kent altijd de zoutformule afleiden. Ca(OH)2 (s) → Ca2+ (aq) + 2OH− (aq) b 27 a b c Voeg wat van het zout toe aan gedestilleerd water en bepaal of de oplossing stroom geleid. Als de oplossing stroom geleid dan is wat van het zout opgelost Bv FeS , ZnS en CuS. (Elke combinatie met een s uit de oplosbaarheidstabel) FeSO4, ZnSO4 en CuSO4 (Elke combinatie met een g uit de oplosbaarheidstabel) 28 a b c d K+ en NH4+ (enkele combinaties met NH4+ ontleden in water) kalium en ammonium zouten NO3− en CH3COO− nitraten en acetaten. 30 a Hoe groter de CEC hoe meer zouten er in de grond zitten. b c d 31 a b Planten hebben verschillende behoeften aan mineralen. Als je altijd dezelfde planten op het perceel zet dan komt er een gebrek aan bepaalde mineralen. Hoe groter het wortel oppervlak hoe meer water de plant kan opnemen en dus hoe meer opgeloste ionen de plant opneemt. planten kunnen alleen goed groeien als de pH binnen een bepaald gebied ligt. En de pH heeft invloed op de opname van ionen uit de bodem. De CEC zal groter zijn wanneer de klei uit kleinere deeltjes bestaat omdat er dan meer contactoppervlak is tussen de klei en de oplossing. Aan SiO2 het hoofdbestanddeel van zand kunnen geen ionen absorberen dus de CEC zal zeer klein zijn. 32 klei-Mg2+ + 2K+ → klei-2K+ + Mg2+ 33 a b c d 34 a b c d e 35 a b 36 a b NH4NO3 (s) → NH4+ (aq) + NO3− (aq) de ammoniumionen zullen uitgewisseld worden met Ca2+ ionen klei-Ca2+ + 2NH4+ → klei-2NH4+ + Ca2+ de nitraat ionen zullen opgelost blijven en gedeeltelijk in het aanhangende water blijven zitten Men neemt een geconcentreerde oplossing om de uitwisseling geheel te laten verlopen en nog genoeg nitraat ionen in de klei te laten zitten. Omdat de nitraat ionen alleen opgelost in het water zitten en niet gebonden aan de klei deeltjes zullen deze bij hevige regenval eerder wegspoelen. Na2CO3 , MgCO3 en CaCO3 Na2CO3 (s) → 2Na+ (aq) + CO32− (aq) Na2CO3 is goed oplosbaar dus ca 0,1 mol / L MgCO3 is matig oplosbaar dus ca tussen 0,1 en 0,01 mol / L CaCO3 is slecht oplosbaar dus ca minder dan 0,01 mol / L Bij natriumcarbonaat is het zout dus het snelt uitgespoeld MgCO3 zal het langst werken, want het zal niet snel uitspoelen, maar zal wel gedeeltelijk oplossen zodat het H+ kan binden natriumchloride, natriumwaterstoffosfaat, ammoniumchloride en ammoniumwaterstoffosfaat. Na+ (aq) + Cl− (aq) → NaCl (s) 2Na+ (aq) + HPO42− (aq) → Na2HPO4 (s) NH4+ (aq) + Cl− (aq) → NH4Cl (s) 2NH4+ (aq) + HPO42− (aq) → (NH4)2HPO4 (s) Bij de tweede manier zijn ook de geabsorbeerde calciumionen vrijgekomen dus daar meet je de meeste calciumionen. Bij methode 1 worden alleen de direct beschikbare calciumionen gemeten. 5.3 Aantonen van ionen 38 a b c Koperionen anders kunnen de varkens ze niet opnemen. blauw door de koperionen Na+ geen Mg2+ geen Fe2+ Fe3+ Co2+ 39 licht groen licht geel rose a SO42− PO43− Cu g s + K g g Er vindt een neerslag reactie plaats tussen de koper- en de fosfaat ionen 3Cu2+ (aq) + 2PO43− (aq) → Cu3(PO4)2 (s) Gebruik ipv Kopersulfaat bv Kaliumsulfaat, zodat er geen neerslag ontstaat. 2+ b c d 40 a Cl− NO3− Ca g s + NH4 g g Dus geen neerslagreactie 2+ b c NO3− PO43− Zn2+ g s + K g g Neerslagreactie van Zink- en fosfaationen 3Zn2+ (aq) + 2PO43− (aq) → Zn3(PO4)2 (s) NO3− CO32− Cu g s + K g g Neerslagreactie van koper- en carbonaationen Cu2+ (aq) + CO32− (aq) → CuCO3 (s) 2+ 41 a b c De ionen kunnen in de vorm van onoplosbare zouten in de bodem zitten. Zij zullen dan niet of nauwlijks in het grondwater komen en dus niet opgenomen kunnen worden door de planten. carbonaat en sulfaat ionen kunnen aangetoond worden met een Bariumzout, en carbonaat ionen kunnen aangetoond worden met een Zinkzout. Door eerst alle carbonaationen met een zinkzout te verwijderen kun je daarna de sulfaationen met een bariumzout aantonen. Dus je voegt eerst bv zinknitraat toe je kunt nu zien of er carbonaat ionen aanwezig zijn. We voegen nu net zolang zinknitraat toe tot dat er geen nieuwe neerslag meer ontstaat.We filteren de oplossing en we voegen aan de oplossing bariumnitraat toe. Als er een neerslag ontstaan dan zijn sulfaat ionen aanwezig. Zn2+ (aq) + CO32− (aq) → ZnCO3 (s) Ba2+ (aq) + SO42− (aq) → BaSO4 (s) OH− SO42− Na+ g g Fe2+ s g 2+ Ba g s Door Natriumhydroxide toe te voegen kun je de Fe2+ ionen aantonen Fe2+ (aq) + 2OH− (aq) → Fe(OH)2 (s) Door Natriumsulfaat toe te voegen kun je de Ba2+ ionen aantonen Ba2+ (aq) + SO42− (aq) → BaSO4 (s) d e f Alle kaliumzouten zijn goed oplosbaar dus kaliumionen kun je niet met een neerslagreactie aantonen. kaliumionen oplossing kleurloos vlamkleur zwak violet Door de vlamtest te doen. (gloei een metaaldraad in een ruisende vlam tot de kleur kleurloos is. De de afgekoelde metaaldraad in de oplossing en verschil hem dan in een ruisende vlam en bekijk de kleur door een blauw kobaltglaasje) 42 De meeste fosfaten zijn slecht oplosbaar dus er zullen weinig fosfaationen in de bodemoplossing zitten 43 a b Je kunt eerst de Magnesium en calciumionen verwijderen door Natriumfluoride toe te voegen. Daarna filter je de oplossing en voegt natriumhydroxide toe. Als er een neerslag ontstaat bevat de oplossing Zinkionen. Het kan zijn dat er nog genoeg Zinkionen in de bodem geabsorbeerd is, maar dat de planten het door een verkeerde pH of door het ontbreken van een stof niet op kunnen nemen. 5.4 Kunstmest 45 a b c d e f N betekend de kunststof bevat stikstof, P voor fosfaat en K voor kalium salpeter is de triviale naam voor kaliumnitraat Kalium, stikstof (uit ammonium en uit nitraat) NH4NO3 (s) → NH4+ (aq) + NO3− (aq) Zink en koper zijn sporenelementen dus de behoefte eraan is maar erg klein. De stoffen zitten niet altijd in dezelfde vorm in de kunstmest. Ook heeft elk gewas zijn eigen behoefte aan deze elementen dus afhankelijk van de tekorten moet je de stoffen toevoegen. 46 a b percentage = Error!‘100 = Error!· 100 = 43,64 % van 100 gr Pokon is 10 % P2O5 dus 10 g P2O5 hiervan is 43,64 % P 43 dus per 100 g dus 64;100 · 10 = 4,364 g P dus 4,364 % P in pokon Kalium wordt geleverd door K2O percentage K in K2O is Error!‘100 = Error!· 100 = 83,01 % 7 % K2O dus per 100 g 7 g K2O hiervan is 83,01 % K 83 dus per 100 g 01;100 · 7 = 5,811 g K dus 5,811 % K in pokon Door gewoon precies de massa percentage van de verschillende elementen te geven. Kaliumnitraat KNO3 Ammoniumnitraat NH4NO3 Ammoniumfosfaat (NH4)3PO4 Kaliumfosfaat K3PO4 ammoniumfosfaat reageert met water, dus lost niet alleen op c d e f 5.5 Bodemverontreiniging 48 Alleen positieve ionen worden makkelijk geadsorbeerd aan klei. Fosfaat ionen zijn negatief. 49 a b Ca3(PO4)2 en FePO4 beide zouten zijn slecht oplosbaar. 50 a 1 2 overbemesting Gebruik van dierlijke mest waardoor ophoping van zware metalen kan plaatsvinden. 3 eenzijdig gebruik van de grond 4 gebruik van vervuilde kunstmest varkens mest bevat veel koper omdat koper aan het voer wordt toegevoegd. (koper wordt toegevoegd om schadelijke bacteriën te doden zodat de varkens beter groeien) b 51 Nitraat ionen alleen leiden niet tot eutrofiëring want de planten kunnen maar een beperkte hoeveelheid gebruiken voor de groei. 52 a b c Het overschot aan voedingsstoffen spoelt dan uit naar het oppervlakte water Je krijgt een ophoping van zware metalen in de grond. Als de dieren minder stikstof en fosfor binnen krijgen zullen ze een hoger percentage van de binnen gekomen stoffen gebruiken voor de groei en zal in minder in de mest terecht komen ophoping van zware metalen veel transport kosten De elementen koolstof en waterstof zullen bij de verbranding worden omgezet in koolstofdioxide en waterdamp. Deze verdwijnen dus in gasvorm. NH4+ , Mg2+ en PO43− dus verhouding 1 : 1 : 1 dus formule NH4MgPO4 fosfaat kan gewonnen worden uit urine d e f g 53 a In bijna alle voedingmiddelen komt wel cadmium voor dus je kunt niet vermijden dat je het binnen krijgt. Nee want het komt ook via de rivieren Nederland binnen. Hoe hoger de concentratie cadmium hoe meer cadmium door de planten wordt opgenomen. Bij een grotere fosfaat concentratie krijg je sterke wortelgroei en dus kunnen de planten meer water opnemen en dus ook meer cadmium. De grondsoort speelt ook een rol want klei deeltjes kunnen cadmiumionen adsorberen. b c 5.6 Toepassingen De goochelaar 1 zet de gegevens in een tabel en kijk in tabel 45 welk ionen ingevuld kunnen worden 2+ Hg Zn2+ Na+ Negatief ion Rode neerslag g g − NO3 Cl− SO42− Positief ion g g s Alleen joodionen en broomionen geven een neerslag met Hg2+ en niet met Zn2+ en Na+ Volgens tabel 65 heeft alleen HgI2 een rode kleur Alleen bariumionen geven een neerslag met sulfaat en niet met chloor en nitraat Dus de oplossing is Bariumjodide (BaI2) Zeewater 2 Deze elementen reageren makkelijk met water en zuurstof tot verbindingen zodat ze opgelost kunnen worden in water. 3 alleen in ionvorm kunnen ze oplossen dus in ionvorm 4 De meeste fosfaten zijn niet oplosbaar en kunnen dus niet in het water terecht komen. 5 HCO3− 6 NaCl , MgCl2, CaCl2, Na2SO4, CaSO4 , MgSO4, KCl , K2SO4 7 Natriumchloride want daar kan maar maximaal 6,15 mol per kg water opgelost zijn en van natriumnitraat 10,7 mol per kg water. 8 19,455 g / L Cl− mol g 1 35,45 ? 19,455 ? = Error!= 0,5488 mol / L 9 Na+ 10,820 g / L mol g 1 22,99 ? 10,820 ? = Error!= 0,4706 mol / L Na+ Overmaat Cl− dus hoeveelheid Na+ bepaald hoeveelheid NaCl Na+ : NaCl = 1 : 1 dus ook 0,471 mol NaCl KAl(SO4) (s) KAl(SO4) (s) mol g 1 58,443 0,4706 ? ? = Error!= 27,51 g NaCl per liter dus uit 1 m3 27,51 kg NaCl 10 De watertemperatuur is gemiddeld hoger in de middenlandse zee dus er is meer water verdampt dus een hogere ionen concentratie. 11 OH− ion CO32− ion dus totale negatieve lading is 2 · 1 + 2 · 2 = 6− positieve lading dus ook 6+ zout bevat 3 koper ionen dus elk 2+ dus Cu2+ ion 12 Pb2+ ion, Ca2+ ion, Zn2+ ion dus totale positieve lading is 1 · 2 + 3 · 2 + 4 · 2 = 16+ negatieve lading dus ook 16 − zout bevat 4 SiO?+ ionen dus per ion 4 − dus SiO44− ion Aluin 13 Kfe(SO4)2 14 Nee want het is een zout dus een verhoudingformule en geen moleculen maar ionen. 15 Ja maar niet elk mengsel van kaliumsulfaat en aluminiumsulfaat in de juiste verhouding is aluin. In aluin is de verdeling nl anders. In aluin zijn de ionen regelmatig verdeeld terwijl in een mengsel van kaliumsulfaat en aluminiumsulfaat je korrels kaliumsulfaat en korrels aluminiumsulfaat hebt. 16 KAl(SO4) (s) → K+ (aq) + Al3+ (aq) + 2 SO42− (aq) 17 Ja want het bestaat uit ionen die vrij kunnen bewegen. 18 Nee dat maakt geen verschil want in beide gevallen heb je Kal(SO4)2 19 K+ (aq) + Al3+ (aq) + 2 SO42− (aq) → KAl(SO4) (s) 20 Nee want ook in de natuur vindt je wel giftige stoffen bv arseenverbindingen die erg giftig zijn. Coltan 21 Col zijn de eerste drie letters van columbium en tan zijn de eerste drie letter van tantaal. 22 Niobium 41 Tantaal 73 23 Groep 5 24 Niobium Tantaal 25 Dus mogelijk zijn : FeTa2O6 , FeNb2O6 en MgNb2O6 26 In MnNb2O6 is de negatieve lading 6 · 2 = 12 − dus positieve lading is ook 12 + Het is Mn2+ dus er blijft 10 + over voor 2 Nb-ionen dus Nb5+ 27 Tin(IV)oxide 3+ en 5+ 5+ en 6+