Scheikunde, H1, zouten

advertisement
Scheikunde, H1, zouten
1.1 Atoom
1.2 bouw
1. Model
Waarnemingen >> hypothese >> experimenten >> model
Model:
- geen exacte weergave van de werkelijkheid
- verklaring voor waarnemingen
- voorspelling voor de uitkomst van experimenten
Reactie: de moleculen van de beginstof gaan kapot en er worden nieuwe moleculen van de
reactieproducten gevormd.
2. Atomen
Dalton ontdekt dat stoffen uit moleculen bestaan die weer uit atomen bestaan
1987 Thomson ontdekt de elektronen (-) en protonen (+)
3. Bouw van een atoom
1911 Rutherford stelt vast dat:
- protonen en neutronen in een kern (atoomkern) zitten
- op grote afstand daarom heen de elektronen in de elektronenwolk zitten
- dit voor alle atomen geld en een atoom dus hoofdzakelijk leeg is
1e
Modellen
Moleculemodel
2e
Atoommodel van Dalton
3e
Rutherford






alle stoffen bestaan uit moleculen
verklaring faseovergangen
alle moleculen bestaan uit atomen
verklaring chemische reacties
atomen bestaan uit protonen/neutronen/elektronen
verklaring stroomgeleiding (etc.)
4. Atoomnummer
Het atoomnummer geeft:
- de plaats van een bepaald atoom in het periodiek systeem aan.
- het aantal protonen in de kern en het aantal elektronen in de elektronenwolk weer.
5. Massagetal
Neutronen: deeltjes zonder lading die zich in de atoomkern bevinden (en dezelfde massa als
protonen hebben)
De massa van een atoom wordt bepaald door de kerndeeltjes en niet door de elektronen.
Massagetal: de som van het aantal protonen en neutronen in de atoomkern.
Het massagetal schrijf je linksboven een elementsymbool: 23Na
Het atoomnummer schrijf je linksonder een elementsymbool: 11Na
6. Hoeveel van welke deeltjes?
In tabel 39 in je Binas staan alle elementen op alfabetische volgorde. In tabel 99 staat het
periodiek systeem.
7. Isotopen
Isotopen: atomen van hetzelfde element met een verschillend aantal neutronen in de kern.
9. Lading
Twee soorten lading, positieve en negatieve lading
Deeltjes met gelijksoortige lading stoten elkaar af
Deeltjes met tegengestelde lading trekken elkaar aan
10. Welke stoffen geleiden stroom?
Naam
Formule
Lood (vast)
Pb (s)
Lood (vloeibaar)
Pb (l)
Kaarsvet (vast)
C18H36O2 (s)
Kaarsvet (vloeibaar)
C18H36O2 (l)
Zinkchloride (vast)
ZnCl (s)
Zinkchloride (vloeibaar) ZnCl (l)
Geleiding
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Overig
Is een metaal
Is een niet-metaal
Is een zout
Gebruikte opstelling (moet uit het hoofd getekend kunnen worden!):
- pool
+ pool
Grijze stof ontstaat
Beetje gas ontstaat
Gas: Zn2++2ē => Zn (s)
Cl- => ē + Cl2 (g)
11. Ionen
Zouten:
- bestaan uit een positief geladen metaalatoom en
een negatief geladen niet-metaalatoom
- geleiden alleen in vloeibare toestand
- zijn bij kamertemperatuur altijd vast
Ion: geladen atoom of atoomgroep
Bij het smelten van zouten komen de ionen los van
elkaar en kunnen zo voor stroomgeleiding zorgen.
12. Bouw ionen
Bij een ion is het aantal protonen niet gelijk aan het aantal elektronen. Om dezelfde
atoomsoort te blijven behouden, is er bij een ion dus een verschil in het aantal elektronen.
13. Ionbinding
Ionbinding: binding tussen de positieve en negatieve ionen
Ionrooster: kristalrooster van zouten
De ionbinding is over het algemeen een sterkere binding dan de vanderwaalsbinding.
14. Lading ionen
Als er meer elektronen dan protonen zijn, is een ion negatief geladen.
Als er meer protonen dan elektronen zijn, is een ion positief geladen.
Metalen zijn altijd positief geladen en niet-metalen altijd negatief.
15. Naam en lading van ionen
metaalionen
1+ K+ kaliumion
Na+ natriumion
Ag+ zilverion
Li+ Lithiumion
NH4+ Ammonium ion
(ammoniak: NH3 (g),
ammonia: NH3 (aq)
2+ Fe2+ ijzer(ll)ion
Mg2+ magnesiumion
Ba2+ bariumion
De meeste metaalionen
Niet-metaalionen
1- F- fluoride-ion
Cl- chloride-ion
Br- bromide-ion
I- jodide-ion
NO3- Nitraat ion
NO2- Nitriet ion
HCO3- Waterstofcarbonaat ion
CH3COO- Ethanoaat ion (Acetaat ion,
Ac-ion)
OH- Hydroxide ion
ClO3- Chloraat ion
2- O2- oxide-ion
S2- sulfide-ion
SO42- Sulfaat ion
SO32- Sulfie tion
CO32- Carbonaat ion
SiO32- Silicaat ion
3- PO43- Fosfaat ion
3+ Fe3+ ijzer(lll)ion
Al3+ aluminiumion
16. Verhoudingsformule
Verhoudingsformule van een zout: de verhouding tussen het aantal positieve en negatieve
elektronen die ervoor zorgt dat het zout elektrisch gezien neutraal is.
17. Hoe stel je een verhoudingsformule op?
1. Ga na welke ionen in het zout aanwezig zijn
2. Bepaal de verhouding waarin de ionen een elektrisch neutraal zout vormen
3. Schrijf de verhoudingsformule op m.b.v. indexcijfers
18. Nitraat
Nitraat: een samengesteld ion (bestaat uit meerdere atomen, die samen een lading hebben)
21. Opstellen zoutformule met samengestelde ionen
Dit gaat hetzelfde als met niet-samengestelde ionen, alleen als een samengesteld ion meer dan
1 keer voorkomt, komen er haakjes omheen en het indexnummer.
22. Chemische vaktaal
CaCO3 spreek uit: c-a-c-o-drie
Mg(NO3)2 spreek uit: m-g-n-o-drie-tweemaal
25 Vrije ionen
Gesmolten zout geleid, omdat de ionen in het gesmolten zout los van elkaar kunnen bewegen.
Als je een zout oplost, gebeurt hetzelfde.
Hoe meer vrije ionen hoe beter de stroomgeleiding/oplosbaarheid.
Download