Hoofdstuk 11

advertisement
Nu voor straks NaSk 1 deel 4 KGT leerboek
Hoofdstuk 11 Bouw van materie 1
Hoofdstuk 11: Bouw van materie
11.1 Wat weet je er nog van?
1
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
Nee, moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
Ja, dat klopt.
Nee, dan bewegen de moleculen sneller.
Nee, metalen geleiden goed.
Ja, dat klopt.
Ja, dat klopt.
Ja, dat klopt.
Nee, door een kernreactie, geen verbranding.
Nee, er is geen verbranding, er ontstaat geen koolstofdioxide.
Ja, dat klopt.
Ja, dat klopt.
Nee, er zijn ook verbindingen die uit een soort moleculen bestaan, bijvoorbeeld water (H 2O).
11.2 Drie soorten stoffen
2
a
b
c
d
moleculaire stof
metaal
zout
moleculaire stof
e
f
g
h
metaal
moleculaire stof
zout
moleculaire stof
3
a
b
c
d
IJzerchloride is een vaste stof, het heeft een hoog smelt- en kookpunt. Het is een zout.
Koolstofdioxide is een gas, het heeft een laag smelt- en kookpunt. Het is een moleculaire stof.
Ammoniak is een gas, het heeft een laag smelt- en kookpunt. Het is een moleculaire stof.
Calciumoxide is een vaste stof, het heeft een hoog smelt- en kookpunt. Het is een zout.
4
a
b
c
niet
wel
wel
6
a
b
Een zout is een stof die opgebouwd is uit positieve en negatieve ionen.
De positief en negatief geladen ionen trekken elkaar stevig aan.
7
a
b
c
IJzeroxide is een zout, het heeft een hoog smelt- en kookpunt.
Positief zijn: de ijzerionen (metaalionen).
Negatief zijn: de oxide-ionen (niet-metaalionen).
8
Voor geleiding heb je bewegende lading nodig. De ionen in een vast zout kunnen niet bewegen,
het zout geleidt niet. In een gesmolten of opgelost zout bewegen de ionen wel.
9
a
5
10 De snelheid van de moleculen wordt groter.
11 Dan staan de moleculen helemaal stil.
b
Nu voor straks NaSk 1 deel 4 KGT leerboek
Hoofdstuk 11 Bouw van materie 2
11.3 Bouw van atomen en ionen
12 a
b
c
d
e
protonen en neutronen.
elektronen.
niets.
protonen en neutronen.
protonen en elektronen.
13 a
b
c
Het atoomnummer geeft het aantal protonen aan.
De atoommassa geeft de massa van een atoom aan.
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen maar een verschillend aantal neutronen.
14 a
b
c
d
atoomnummer 3
3 elektronen
3 protonen en 4 neutronen
15 a
b
Een gewoon waterstofatoom heeft geen neutron, deuterium heeft wel een neutron.
De massa van een molecuul zwaar water is groter dan de massa een molecuul gewoon
water.
16 De ballon krijgt een beetje lading en blijft plakken door deze statische elektriciteit.
17 De wisser moet eerst door wrijving statisch gemaakt worden, voordat deze goed werkt.
18 a
b
c
d
e
f
g
h
i
Een ion is een geladen atoom.
atoomnummer 11, dus 11 protonen
ook 11 elektronen
11 - 1 = 10 elektronen
1+
atoomnummer 17, dus 17 protonen
ook 17 elektronen
17 + 1 = 18 elektronen
1-
11.4 Radioactiviteit
19 Deze straling kan atomen veranderen in ionen.
20 Gammastraling heeft meer energie en een groter doordringend vermogen.
21 De atoomkernen van een stof met een halveringstijd van 1 dag vallen snel uit elkaar en zenden
aan het begin meer straling uit dan de kernen van een stof met een halveringstijd van 5 000 jaar.
22 Na 1000 jaar is de helft over, na 2000 jaar een kwart, na 3000 jaar een achtste deel en na 4000
jaar een zestiende deel van 100 kg = 6,1 kg.
23 a
b
c
2 g is een kwart van 8 g. Dit is over na twee maal de halveringstijd: 2 x 2,4 = 4,8 minuten.
0,5 is een zestiende van 8 g. Dit is over na vier maal de halveringstijd: 4 x 2,4 = 9,6 minuten.
De halveringstijd is te kort. Dit isotoop is al verdwenen voor je het aan kunt treffen.
Nu voor straks NaSk 1 deel 4 KGT leerboek
Hoofdstuk 11 Bouw van materie 3
11.5 Gebruik en gevaren van straling
24 a
b
Zo wordt het gezonde weefsel rond de tumor minder zwaar belast door de straling.
Chemotherapie houdt in: met stoffen (medicijnen) een tumor aanpakken.
25 Röntgenstraling heeft een groter doordringend vermogen dan alfastraling en bètastraling, maar
minder dan gammastraling.
26 Alfastraling en bètastraling worden tegengehouden door speciale beschermende kleding, voor
gammastraling heb je andere materialen nodig, bijvoorbeeld een laag beton.
27 De patiënt is een stralingbron geworden. De straling kan schadelijk zijn voor de zwangerschap.
28 Je lichaam wordt dan warmer.
11.6 Afsluitende vragen
29 A
30 B
31 C
32 C
33 C
34 D
35 a
b
c
Dit is een atoom dat niet verder vervalt.
8 dagen.
Na 8 dagen is de helft over, na 16 dagen een kwart, na 24 dagen een achtste deel en na 32
dagen een zestiende deel.
36 a
b
c
d
e
f
atoomnummer 8.
8 protonen.
ook 8 elektronen.
16 - 8 = 8 neutronen respectievelijk 18 - 8 = 10 neutronen.
16,0 u
Er bestaat bijna geen zuurstof met massa 18,0 u. Bijna alle zuurstof heeft een massa van
16,0 u. Het gemiddelde is daarom (afgerond) 16,0 u.
37 B (zie tekening blz. 83)
38 a
b
c
De halveringstijd van I-123 is 1 dag. De halveringstijd van I-131 = 8 dagen.
I-123 zendt in het begin de meeste straling uit, omdat het verval het grootst is.
I-123 is eerder uit het lichaam verdwenen, omdat het sneller uiteenvalt.
Download