Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

advertisement
BIJLAGE
OPMERKINGEN VAN ARCARES EN VGN BIJ HET CONCEPT WETSVOORSTEL
MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING D.D. 21 DECEMBER 2004
De Tweede Kamer heeft tot een gefaseerde invoering van de WMO besloten, dat wil zeggen in
eerste instantie een WMO waarin de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten en de
enkelvoudige huishoudelijke verzorging uit de AWBZ zijn opgenomen. Het voorliggende concept
wetsvoorstel betreft deze eerste versie van de WMO.
In deze bijlage geven Arcares en VGN hun reactie op het voorliggende concept Wetsvoorstel
maatschappelijke ondersteuning. Wij stellen achtereenvolgens aan de orde:
1. Algemene opmerkingen;
2. Hoofdthema’s van het concept wetsvoorstel;
3. Specifieke opmerkingen bij artikelen van het concept wetsvoorstel.
1.
1.1
Algemene opmerkingen
Bedoeling komt onvoldoende tot zijn recht
Belangrijkste doelstelling van het wetsvoorstel is een samenhangend beleid om ”meedoen” mogelijk
te maken, uitgevoerd dicht bij de burger door een goed daarvoor toegeruste gemeente. Ook is het
noodzakelijk dat mensen waar mogelijk meer eigen verantwoordelijkheid nemen voor het
compenseren en oplossen van problemen die hen belemmeren bij deelname aan de samenleving.
Een positieve zaak is dat door de WMO welzijn, waaronder vrije tijdsbesteding, nadrukkelijker
aandacht krijgt. Welzijn is voor veel mensen immers belangrijk om zo lang mogelijk thuis te kunnen
blijven. Hoewel de doelstellingen ”meedoen” en “eigen verantwoordelijkheid” in de MvT wel naar
voren komen, zijn zij volgens Arcares en VGN in het concept wetsvoorstel zelf niet terug te vinden.
Erger nog: het concept wetsvoorstel bevat verschillende artikelen die tegen het principe van
zelfredzaamheid indruisen, bijvoorbeeld:
 de keuze voor een PGB of financiële tegemoetkoming wordt niet in de wet opgenomen maar
overgelaten aan gemeenten;
 het concept wetsvoorstel geeft gemeenten de gelegenheid om burgers met beperkingen,
bijvoorbeeld om financiële redenen, afhankelijk te maken van bepaalde algemene
voorzieningen (zoals een maaltijd via tafeltje dekje), terwijl dit met een aangepaste
voorziening (een aangepaste keuken in dit geval) niet nodig is.
1.2
Cultuuromslag
Het verschuiven van verantwoordelijkheden naar gemeenten vraagt meer dan een
pakketverschuiving. Het vereist een cultuuromslag. Er is een uitgekiende begeleiding door de
rijksoverheid nodig om te voorkomen dat de AWBZ als het ware wordt voortgezet door gemeenten,
mét de bekende bureaucratische instituties van de indicatiestelling en de eigen bijdrage. Het vraagt
ook om flankerend beleid om mensen met een beperking en ouderen in staat te stellen hun
verantwoordelijkheid te nemen: dat wil zeggen eigen keuzen voor burgers, stimuleren en
ondersteunen van de mantelzorg en stimulansen om te sparen voor de zorg van later.
Zowel de begeleiding door de rijksoverheid als het flankerend beleid ontbreken in het concept
wetsvoorstel. In het concept wetsvoorstel verliest de keuzevrijheid van de cliënt het van het
sturingsconcept: de gemeente moet bepalen ”of en hoe” er sprake moet zijn van keuzevrijheid van
burgers.
Naar de mening van Arcares en VGN zou de staatssecretaris van VWS aan moeten geven welke
beelden zij heeft bij het waarmaken van de eigen verantwoordelijkheid van de burgers. In plaats
van gemeenten ieder voor zich dit beeld te laten invullen, zouden zij door de wet verplicht moeten
worden deze algemene beleidslijnen uit te voeren. In ieder geval moet de wet de eigen
doelstellingen (”meedoen” en “eigen verantwoordelijkheid”) waarmaken.
1.3
Pilots
Bij het bestuurlijk overleg op 17 januari jl. heeft u aangegeven dat tijdens deze kabinetsperiode
alleen pilots zullen plaatsvinden die betrekking hebben op de “smalle WMO”. Daarentegen hebben
wij van uw medewerkers begrepen dat weliswaar bij de implementatie een onderscheid zal worden
1
gemaakt tussen een implementatietraject gericht op de voorliggende WMO (met nadruk op het
ontwikkelen van een landelijke gereedschapskist voor gemeenten) en ontwikkelpilots gericht op de
mogelijke uitbreiding vanuit de AWBZ richting WMO, maar dat beide soorten pilots reeds van start
zullen gaan. Wij verzoeken u vriendelijk ons hierover duidelijkheid te verschaffen.
VGN en Arcares willen maximale betrokkenheid bij beide soorten pilots voor de WMO. Deelname aan
een klankbordgroep is te beperkt.
De pilots mogen zich naar de mening van Arcares en VGN niet alleen richten op het perspectief van
gemeenten, maar moeten ook het perspectief van zorgaanbieders meenemen. Denk aan projecten
met specifieke thema’s die belangrijk zijn voor zorgaanbieders, zoals aanbesteding van zorg, de
samenhang tussen AWBZ en WMO of de administratieve lasten.
2.
Hoofdthema’s concept wetsvoorstel
Hieronder treft u de opmerkingen aan die VGN en Arcares plaatsen bij hoofdthema’s uit het concept
wetsvoorstel. Dit betreft respectievelijk de volgende onderwerpen:
 zorgplicht;
 kwaliteit;
 budget voor de WMO;
 vraagverkenning en -signalering;
 administratieve lasten;
 persoonsgebonden budget;
 primaat van uitvoering;
 de systeemverantwoordelijkheid;
 zorginfrastructuur;
 specifieke deskundigheid;
 werkgelegenheid;
 BTW-vrijstelling.
2.1
Zorgplicht
Artikel 4 regelt dat bij AMvB voor bepaalde (individuele) voorzieningen een gemeentelijke
zorgplicht kan worden gecreëerd. In principe zullen alleen voorzieningen in een AMvB worden
opgenomen waarvoor een substituut op gemeentelijk niveau niet goed denkbaar is.
VGN en Arcares vinden de voorgestelde zorgplicht zeer mager en met risico’s omgeven. Wij maken
onderstaande kanttekeningen bij het voorstel.
De voorgestelde zorgplicht is van toepassing op een zeer klein deel van de voorzieningen. Het is
onduidelijk om welke voorzieningen het gaat bij inwerkingtreding van de wet, maar ook op de
langere termijn. Hoort bijvoorbeeld de (enkelvoudige) huishoudelijke verzorging hier ook bij?
De regering beperkt de zorgplicht tot individuele voorzieningen waarvoor geen substituut
voorhanden is. Gemeenten zijn echter niet verplicht deze substituten te bieden. Terwijl de regering
veronderstelt dat bepaalde substituten mogelijk zijn, kunnen gemeenten besluiten deze niet in het
pakket op te nemen. Het gevaar bestaat dat mensen tussen de wal en het schip vallen: zij kunnen
geen beroep doen op het veronderstelde substituut maar ook geen recht doen gelden op een
individuele voorziening. Met als onvermijdelijk gevolg: een groter beroep op zwaardere zorgvormen.
Gemeenten moeten voor het verlenen van deze voorzieningen een verordening opstellen. Volgens
het concept wetsvoorstel krijgen zij echter alle ruimte om het verlenen van betreffende
voorzieningen naar eigen inzicht vorm te geven: de voorzieningen moeten in “enige vorm en mate”
beschikbaar zijn. Dit is voor kwetsbare burgers zoals mensen met een beperking en ouderen een te
smalle basis.
Opmerkelijk is dat in het concept wetsvoorstel niet is voorzien in een voorhangprocedure voor de te
ontwikkelen AMvB’s. Arcares en VGN zijn van mening dat de Tweede Kamer hiermee onvoldoende
inspraakmogelijkheden heeft over de feitelijke invulling van de wet. De keuze voor het overhevelen
van AWBZ-functies naar de WMO en het al dan niet daaraan verbinden van een zorgplicht vraagt om
belangrijke maatschappelijke afwegingen door de Kamers.
2
VGN en Arcares stellen voor om een zware voorhangprocedure in het wetvoorstel op te nemen.
Daarnaast vinden Arcares en VGN het van wezenlijk belang om op een later tijdstip betrokken te
worden bij nadere concretiseringen van de WMO (opstellen van AmvB’s).
Arcares en VGN pleiten ervoor om gemeenten bij het formuleren van de inhoud van de verordening
een protocol te doen hanteren zoals het WVG-protocol.
2.2
Kwaliteit
Tijdens het bestuurlijk overleg op 17 januari jl. heeft u uiteengezet dat het uw bedoeling is dat de
Kwaliteitswet zorginstellingen ook van toepassing is op aanbieders die zorg en ondersteuning bieden
op grond van de WMO. Dit uitgangspunt behoeft verduidelijking in het voorliggende concept
wetsvoorstel.
Volgens het concept wetsvoorstel is de Kwaliteitswet zorginstellingen op het gemeentelijke domein
van toepassing wanneer de aanspraak ook op basis van de AWBZ bestaat (zoals bij huishoudelijke
verzorging het geval is). Op de rest van de WMO zijn slechts kwaliteitseisen “in engere” zin van
toepassing (deugdelijk en veilig).
Volgens Arcares en VGN is het zeer de vraag of de redenering dat de Kwaliteitswet zorginstellingen
ook in het gemeentelijk domein geldt, juist is. De Kwaliteitswet is gebaseerd op de aldaar
omschreven zorg, zijnde zorg die wordt gegeven op grond van de AWBZ en de Ziekenfondswet.
Bovendien bestaat de kans dat de maatregel helemaal niet gehanteerd wordt. Het is namelijk de
vraag of de aanspraken uit de AWBZ onverkort overgeheveld zullen worden en onder de WMO
materieel hetzelfde zullen zijn. Als dat niet het geval is, is de Kwaliteitswet immers ook niet van
toepassing.
Wij constateren dat de MvT op dit punt onduidelijk is. Hoe zit het bijvoorbeeld met organisaties die
alleen diensten aanbieden die onder de WMO vallen, bijvoorbeeld alleen enkelvoudige
huishoudelijke verzorging? Is de Kwaliteitswet ook op die organisaties van toepassing? Of vallen die
alleen onder het gemeentelijk regime? Als dat laatste het geval is, is er sprake van ongelijkheid
tussen aanbieders. Dit zou concurrentievervalsend zijn en het maakt een eerlijke marktwerking
onmogelijk.
Ook kunnen Arcares en VGN zich, in twee opzichten, niet vinden in de tijdelijkheid van de
maatregel. Ten eerste is de maatregel alleen van toepassing wanneer voorzieningen zowel in de
AWBZ als in de WMO zijn opgenomen. De Kwaliteitswet is echter niet (meer) van toepassing als
voorzieningen integraal van de AWBZ naar de WMO overgaan. En ten tweede is in het concept
wetsvoorstel opgenomen dat in een later stadium zal worden bezien of nadere regelgeving nog
noodzakelijk is. Het is dus onduidelijk hoe de kwaliteitsbewaking in de toekomst wordt
vormgegeven: via de Kwaliteitswet of via het gemeentelijke regime.
Gezien het belang van kwaliteit, pleiten VGN en Arcares ervoor om de Kwaliteitswet
zorginstellingen van toepassing te laten zijn op alle organisaties die zorg en ondersteuning
aanbieden in het kader van de WMO. Hiermee wordt eveneens bevorderd dat gemeenten en
aanbieders voor verschillende voorzieningen met hetzelfde kwaliteitsregime te maken krijgen.
2.3
Budget voor de WMO
Tot op heden is door de staatssecretaris benadrukt dat de WMO geen bezuinigingsoperatie is. De
middelen uit de AWBZ worden “schoon aan de haak” en zonder efficiencykorting overgebracht. Het
begrip “schoon aan de haak” wordt echter niet uitgelegd, waardoor het onduidelijk is om welke
posten het gaat. Worden de beheerskosten bijvoorbeeld ook overgedragen? Een ander punt is dat de
VNG aangeeft dat gemeenten 20% overheadkosten nodig hebben. Wordt dat bedrag in mindering
gebracht op het overgehevelde budget? Tot slot vragen wij u specifieke aandacht voor de
verdeelsystematiek van het budget over de diverse gemeenten vanwege de onevenredige verdeling
van mensen met een beperking en ouderen over de gemeenten van Nederland.
VGN en Arcares pleiten voor nadere definiëring van het begrip “schoon aan de haak”, waarbij
bovenstaande punten worden meegenomen. Uitgangspunt moet zijn dat geld dat besteed wordt aan
3
zorg aan zorg besteed blijft worden. De uitvoeringskosten van gemeenten dienen daar bovenop
vergoed te worden.
In het concept wetsvoorstel is geregeld (artikel 18) dat de minister tot 4 jaar na inwerkingtreding
van de wet aan gemeenten een specifieke uitkering kan verstrekken ter tegemoetkoming in de
kosten van bij AMvB aangewezen voorzieningen. De specifieke uitkering is vooral bedoeld om de
gemeente de kans te geven om ervaring op te doen met voorzieningen zonder dat dit direct grote
financiële gevolgen heeft.
Arcares en VGN vinden een specifieke uitkering een goede zaak. De regel geldt echter voor een (te)
korte periode. Bovendien moet zo’n maatregel niet gelden voor 4 jaar na inwerkingtreding van de
wet, maar ook voor 4 jaar na overheveling van of toevoeging van andere voorzieningen. Bovendien
moet helder zijn welke criteria gehanteerd worden voor het kunnen laten vervallen van de
specifieke uitkering.
2.4
Vraagverkenning en –signalering
In het concept wetsvoorstel is de vraagverkenning beperkt tot advisering bij de ontwikkeling van de
ondersteuning (artikel 11 en 12). Om passende ondersteuning te kunnen bieden, zouden gemeenten
de vraag moeten verkennen en de hulpbehoefte actief in beeld moeten brengen. In het concept
wetsvoorstel ontbreekt een dergelijke bepaling echter.
In aansluiting op uw suggestie om een nulmeting uit te voeren (tijdens het bestuurlijk overleg op 17
januari jl.), stellen Arcares en VGN voor aan artikel 1, onderdeel b, onder 5, toe te voegen: “actief
onderzoek doen naar de behoefte van kwetsbare burgers”.
2.5
Administratieve lasten
In de MvT van het concept wetsvoorstel wordt op pagina 15 gesteld dat de administratieve lasten
(“voor het bedrijfsleven”?) nihil zijn. Onder de WMO krijgen zorgaanbieders met heel veel
gemeenten van doen. Soms met meer dan 20 gemeenten. Voor landelijke aanbieders zijn dat 467
gemeenten. Met al deze gemeenten moeten afspraken gemaakt worden en contracten worden
afgesloten: gemeenten met ieder hun eigen beleid, kwaliteitseisen, verantwoordingen, eigen
bijdragen, toezicht etc. Dit leidt zeker tot grotere administratieve lasten. Bij bepaalde
voorzieningen kan het Europese aanbestedingsregime aan de orde zijn. Ook dit brengt extra
administratieve lasten met zich mee voor beide partijen.
VGN en Arcares stellen voor om de gevolgen voor de administratieve lasten eerst nader te
inventariseren alvorens er uitspraken over te doen en aan deze inventarisatie verdere conclusies te
verbinden.
2.6
Persoonsgebonden budget
In het concept wetsvoorstel is de keuze om (bij individuele voorzieningen) al dan niet een
persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming te hanteren bij de gemeenten gelegd
(artikel 5). Wij kunnen ons hier niet in vinden. De keuzevrijheid voor natura dan wel een
persoonsgebonden budget bij gemeenten leggen, gaat in tegen de eigen verantwoordelijkheid van
burgers waarop de WMO is gestoeld. Vraagsturing, eigen verantwoordelijkheid en een evenwichtige
relatie tussen cliënten en aanbieders wordt bevorderd wanneer cliënten zelf hun budget kunnen
beheren.
Arcares en VGN pleiten ervoor om in de WMO op te nemen, dat gemeenten verplicht zijn de
cliënten de keuze te geven tussen zorg in natura of een persoonsgebonden budget dan wel een
financiële tegemoetkoming.
2.7
Primaat van uitvoering
Tijdens het Algemeen Overleg van 9 december jl. en tijdens het bestuurlijk overleg op 17 januari jl.
heeft de staatssecretaris toegezegd dat zij in de wet laat opnemen dat het primaat van de
4
uitvoering bij private organisaties ligt. Daarbij stelde zij: als gemeenten de uitvoering zelf ter hand
nemen, moeten zij uitleggen waarom zij dat doen.
In het concept wetsvoorstel (artikel 10) is ervoor gekozen om de gemeentelijke verplichting om
werkzaamheden uit te besteden dan wel zaken van derden te betrekken, te beperken tot
werkzaamheden en zaken waarvoor gemeenten een zorgplicht hebben. Dit betekent dat de
verplichting tot uitvoering door derden alleen geldt voor individuele voorzieningen waarvoor geen
substituut op gemeentelijk niveau mogelijk is. Ook is de toegezegde bewijslast niet opgenomen. In
onze ogen zijn dit ongewenste beperkingen.
Arcares en VGN pleiten er sterk voor om het primaat van de uitvoering door private organisaties te
laten gelden voor alle voorzieningen in de WMO en bij de gemeenten de bewijslast te leggen
wanneer dit niet tot de mogelijkheden behoort.
2.8
Systeemverantwoordelijkheid
Het concept wetsvoorstel richt zich vooral op horizontale relaties en verantwoording. Wij vragen
ons af hoe de staatssecretaris haar rol als systeemverantwoordelijke wil uitoefenen. Gemeenten
moeten verslag leggen en deelnemen aan de benchmark (artikel 9). Maar hoe houdt de
staatssecretaris in de gaten of de werking van de WMO in de praktijk voldoende is en op welke
manier zij hen kan sturen als dat niet zo blijkt te zijn?
Arcares en VGN pleiten voor opname van een evaluatiemoment in de WMO.
2.9
Zorginfrastructuur
Zolang er geen duurzame regeling voor de zorginfrastructuur is, blijven de mogelijkheden van het
veld om te investeren in de zorginfrastructuur beperkt. In dit verband is ook het ontbreken van
goede financiering van 24-uurs beschikbaarheid bij zelfstandig wonende cliënten een probleem. Het
is onduidelijk of het de bedoeling is deze collectieve voorzieningen in de WMO onder te brengen. In
een wet zoals de WMO zijn collectieve voorzieningen kwetsbaar, zeker waar het om bouwkundige
investeringen in de zorginfrastructuur gaat. Die belemmeren immers de begrotingsvrijheid.
VGN en Arcares willen graag weten of het de bedoeling is om de zorginfrastructuur en de 24-uurs
beschikbaarheid van zorg in de WMO onder te brengen. Zo ja, waarom komt dat nergens in het
concept wetsvoorstel terug? Welke garanties worden ingebouwd om te zorgen dat gemeenten in de
infrastructuur voorzien?
2.10
Specifieke deskundigheid
Artikel 17 van het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om een specifieke uitkering te verstrekken
aan gemeenten die bij AMvB zijn aangewezen.
Sommige instellingen voor gehandicaptenzorg en ouderenzorg bieden zeer specifieke zorg die zich
bovenregionaal dan wel over heel Nederland uitstrekt. Arcares en VGN stellen voor om in dit artikel
een bepaling toe te voegen op grond waarvan een dergelijke uitkering ook kan worden verstrekt aan
gemeenten waar instellingen zijn gevestigd voor specifieke doelgroepen dan wel met specifieke
deskundigheden die alleen op bovenregionaal of landelijk niveau te krijgen zijn.
Een relevant voorbeeld binnen de gehandicaptenzorg betreft de zorg aan mensen die doof en/of
blind zijn. Op dit moment zijn er landelijk opererende centra voor zintuiglijk en communicatief
gehandicapten met zeer specialistische expertise. Andere voorbeelden hebben betrekking op de
specialistische zorg aan kinderen met autisme, mensen met verstandelijke beperkingen in
combinatie met ernstige gedragsstoornissen of aan mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
Binnen de ouderenzorg gaat het bijvoorbeeld om de zorg aan oudere religieuzen of bepaalde
groepen allochtone ouderen. Deze expertise dreigt verloren te gaan wanneer elke gemeente apart
voorzieningen gaat treffen en niet of onvoldoende bekend is of gebruik maakt van deze
gespecialiseerde centra. Afspraken op landelijk of regionaal niveau kunnen een verlies van kwaliteit
voorkomen.
2.11
Werkgelegenheid
5
Arcares en VGN vinden het noodzakelijk dat wordt onderzocht welke mogelijke gevolgen de WMO
kan hebben voor de werkgelegenheid en de continuïteit daarvan. Het gaat hierbij om onzekerheid in
de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld ten gevolge van de Europese aanbesteding (reservevorming,
afspraken over het meenemen van personeel, flexibiliteit rond afbouw personeel). Daarnaast
bestaat de kans op verlies in kennis bij het personeel (expertise, opleidingsmogelijkheden), omdat
contracten niet voor lange termijn gegarandeerd kunnen worden.
Daarnaast vragen Arcares en VGN aandacht voor indexatie van de WMO-budgetten voor de
loonkostenontwikkeling. Teneinde druk op de kwantiteit en kwaliteit van de diensten te voorkomen
is, zeker met het vooruitzicht van een krapper wordende arbeidsmarkt, een adequate indexatie van
de WMO-budgetten noodzakelijk.
2.12
BTW-vrijstelling
De staatssecretaris heeft gezegd dat zij de BTW-vrijstelling voor geïndiceerde zorg onder de WMO
wil handhaven en dat hiertoe overleg gaande is met het Ministerie van Financiën. De uitkomst
hiervan is nog niet bekend.
VGN en Arcares vinden het belangrijk dat het budget besteed kan worden aan waarvoor het is
bedoeld. Daarom vinden we het noodzakelijk dat de BTW-vrijstelling ook geldt voor de zorg die
onder de WMO valt of dat het budget evenredig met de BTW-tarieven wordt opgehoogd.
3.
Specifieke opmerkingen bij artikelen van het concept wetsvoorstel
Hierna volgen nog enkele aanvullende opmerkingen bij artikelen van het concept wetsvoorstel.
Artikel 1
Artikel 1, onderdeel B, onder 6: het gaat niet alleen om het “behoud” van hun zelfstandig
functioneren maar ook om het “bevorderen” ervan.
Een gevaar van de definitie van een “gezamenlijke huishouding” kan zijn dat bij het bepalen van de
“eigen bijdrage” de inkomens van cliënten die samen een woning delen worden opgeteld. Dit kan
niet de bedoeling van de wet zijn.
MvT blz 20 AFBZ-subsidie Diensten Bij Wonen Met Zorg: Ook de tijdelijke subsidieregeling Diensten
bij Wonen met Zorg (DBWMZ) zal bij inwerkingtreding van de WMO aan het Gemeentefonds worden
toegevoegd. Voor de hand liggend is dat dit geschiedt onder de bepaling dat de gelden die worden
overgeheveld, worden besteed aan de doeleinden waarvoor de betrokken subsidieregeling is
ingesteld. Deze bepaling is echter noch in de wetstekst noch in de MvT van het concept
wetsvoorstel opgenomen. De VNG meent in haar reactie de gelden die met het overhevelen van
deze (en andere) subsidieregeling gemoeid zijn, in te kunnen zetten als budget voor de
uitvoeringskosten van de gemeenten. Dit druist in tegen de bedoeling van de subsidieregelingen en
de WMO en moet derhalve uitgesloten worden.
Overigens dient met het oog op de overheveling van de subsidieregeling DBWMZ naar de WMO in de
MvT ook aandacht besteed te worden aan de tenuitvoerlegging hiervan. Vooral het feit dat de
subsidieregeling bedoeld is voor cliënten met een verblijfsindicatie, maakt de regeling ontvankelijk
voor beleidsmatige onduidelijkheden en afstemmingsproblemen met bijvoorbeeld het zorgkantoor.
Ook speelt mee dat zorgaanbieders in verschillende gemeenten in verschillende mate gebruik
maken van de subsidieregeling. Wordt bij de overheveling van de subsidieregeling DBWMZ een
verdeelsleutel gehanteerd die met de huidige situatie rekening houdt?
MvT blz 20 AFBZ-subsidie OGGZ graag voluit schrijven.
Definitie van de vrager naar maatschappelijke ondersteuning ontbreekt.
Het inkomensbegrip is niet gedefinieerd.
Artikel 2
6
Voor zover rechten kunnen worden ontleend aan andere wetten, geldt deze wet niet. Dezelfde
zinsnede is ook opgenomen in de AWBZ. Kunnen hierdoor bepaalde cliënten tussen de wal en het
schip vallen? Oftewel worden ze van het kastje naar de muur gestuurd? Geldt de WMO uitsluitend
als vangnet?
Artikel 3
De gemeenteraad stelt een of meer plannen op die richting geven aan de beslissingen betreffende
maatschappelijke ondersteuning. Het plan kan tussentijds gewijzigd worden. Moet de
adviescommissie niet bij deze wijzigingen worden betrokken? Deze verplichting is niet opgenomen
in het concept wetsvoorstel.
Artikel 6
Betreft het een eenmalige financiële tegemoetkoming of kan het ook een structurele
tegemoetkoming zijn? Wordt de financiële voorziening gevrijwaard van beslag (in het geval dat de
vrager eigenaar is)? Indien de vrager in een slechte positie verkeert, is immers denkbaar dat
schuldeisers beslag zullen leggen. Het incassorisico komt hierdoor bij de aanbieder te liggen.
Volgens artikel 6 wordt een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische
ingreep in of aan een woonruimte verleend aan de eigenaar van de woonruimte. Betreft dit alleen
harde en nagelvaste aanpassingen? De vergoeding van bijvoorbeeld een traplift kan ook aan de
vrager worden verstrekt (zodat de traplift eventueel kan meeverhuizen naar een andere woning).
Bestaat er een risico voor de vrager dat de (particuliere) eigenaar die het geld ontvangt het voor
andere doeleinden gebruikt?
Artikel 9
Hoe kan de gemeente worden gehouden aan de verplichting om jaarlijks gegevens te verstrekken?
Prestaties van gemeenten moeten inzichtelijk worden gemaakt. Echter hoe worden de verschillende
indicatoren met elkaar vergeleken? Het gaat niet alleen om kwantitatieve gegevens (aanwezigheid
van voorzieningen) maar vooral ook om kwalitatieve gegevens (kwaliteit, voldoet het aan de wensen
van de cliënt, tevredenheid).
Artikel 10
Tussen aanbieder en vrager bestaat vaak een langdurige vertrouwensrelatie. Hoe voorziet de WMO
in het kunnen behouden van de zorgrelatie tussen vrager en aanbieder na afloop van een contract?
Dit is niet geregeld. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat een vrager na bijvoorbeeld drie jaar,
naar een andere aanbieder moet die de gemeente dan contracteert. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur moeten toch regels gesteld kunnen worden over het mogen voortzetten van
de ondersteuning bij dezelfde aanbieder.
Bij aanbesteding is het heel goed mogelijk dat een “onbekende” aanbieder het contract gegund
moet worden. Er wordt dan voorbijgegaan aan de gewenste mogelijkheid om de zorgvrager zelf een
aanbieder te laten kiezen en hem rechtstreeks met de aanbieder zaken te laten doen (keuzevrijheid
voor de cliënt). Daarnaast is het de vraag wat het niet voortzetten van een contract betekent voor
investeringen van de aanbieder? Continuïteit van zorg vraagt van de aanbieder immers langlopende
investeringen. Dit betekent onzekerheid bij zorginstellingen waarover niets in het concept
wetsvoorstel is opgenomen.
Artikel 11
Hoe verhouden de cliënteninspraak en de adviesraad in de WMO zich tot de Wet medezeggenschap
cliënten zorginstellingen (WMCZ)? De WMCZ is van toepassing op instellingen die zijn toegelaten dan
wel gefinancierd op basis van de AWBZ, Ziekenfondswet en Welzijnswet. Welke wettelijke basis
krijgen cliëntenraden, maar ook adviesraden, in de WMO?
Artikel 12
Onduidelijk is wie inspraakmogelijkheden heeft. Het gaat in dit artikel om “representatieve
organisaties aan de vraagkant”. Daarnaast beperkt de inspraak zich tot advies. Worden deze
instanties ook betrokken bij tussentijdse wijziging van beleidsplannen? Wat is de rol van de
regionale consumenten- en patiëntenplatforms, gehandicaptenplatforms en ouderenbonden?
Artikel 14
7
In dit artikel wordt de provincie als ondersteunende instantie opgevoerd. De rol van de provincie is
echter niet duidelijk. Wat houdt de ondersteunende rol in? Wat zijn de bevoegdheden en/of
instrumenten van de provincies? Welke bureaucratie wordt hiermee geschapen? Het Rijk wil toch
alles aan de gemeenten overlaten?
Artikel 16
Het inkomensbegrip dient in artikel 1 gedefinieerd te worden. Gemeentes die een ”hoog” eigen
bijdragebeleid voeren kunnen hierdoor mensen die behoefte hebben aan ondersteuning weren. Hoe
wordt dit tegengegaan? Wordt dit geregeld bij AMvB?
Artikel 22
De Welzijnswet komt te vervallen, met uitzondering van artikel 9 die het mogelijk maakt dat de
minister subsidies kan verstrekken ten behoeve van activiteiten op het terrein van het
welzijnsbeleid. In de MvT is vermeld dat de minister subsidie kan verstrekken voor
bejaardenpensions. Deze uitwerking is momenteel niet in de welzijnswet te vinden. Vraag is wat
onder bejaardenpensions wordt verstaan.
Artikel 27
Na inwerkingtreding van de WMO moeten gemeenten bepalen of zij mensen voorzieningen
toekennen. Als gemeenten er voor kiezen de betreffende voorzieningen via indicatiestelling te
verstrekken, zullen zij zo’n systeem moeten inrichten. Het is de vraag of één jaar voldoende is om
het systeem operationeel te maken én de betreffende indicaties af te geven.
8
Download