Extra informatie voor Kamerleden Bij brief aan minister van VWS met gezamenlijke reactie veldpartijen GGZ op advies Zorginstituut inzake DSM-5 en het verzekerd pakket • Wat is een zogenaamde ‘andere gespecificeerde …stoornis’ DSM-5 is een internationaal classificatiesysteem waarin op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten afspraken zijn gemaakt over de criteria die van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis. Het is nadrukkelijk geen diagnose-handboek. Volgens DSM-5 is een psychische stoornis een “syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon. Het is een uiting is van een disfunctie in de psychologische, biologische, of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren. Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante lijdensdruk en/of beperkingen in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke bezigheden.” Classificeren is het toewijzen van een psychische stoornis aan een beschreven categorie. DSM-5 geeft categorieën en criteria voor toewijzing aan die categorieën. Het is echter onmogelijk om alle variaties van psychopathologie te vangen in de categorale classificatiecriteria die de DSM-5 gebruikt. Daarom is er bij alle hoofdstoornissen de noodzakelijke optie toegevoegd van een 'andere gespecificeerde' op te nemen voor beelden die niet precies binnen de grenzen van de classificaties passen. Alle ‘andere gespecificeerde stoornissen’ moeten wel voldoen aan de algemene definitie van een psychische stoornis, waarbij het generieke classificatiecriterium van lijdensduk en/of disfunctioneren geldt voor het vaststellen van een psychische stoornis. Zo kan er dus sprake zijn van een ‘andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’ of ‘andere gespecificeerde dissociatieve stoornis’. De andere gespecificeerde stoornissen zijn geen nieuwe stoornissen, maar er is sprake van een andere formulering van de classificatie. In DSM IV stonden deze stoornissen genoemd als ‘NAO’ (Niet anders omschreven). Van de andere gespecificeerde stoornis kan sprake zijn als in de problematiek van de patiënt criteria herkenbaar zijn die onder meerdere classificaties vallen. Ook kan er sprake zijn van een andere gespecificeerde stoornis als de patiënt specifieke symptomen laat zien die passen bij de algemene criteria van de stoornis (bijvoorbeeld angststoornis), maar waar op basis van de specifieke criteria in DSM-5 geen aparte classificatie is opgenomen. • Om hoeveel patiënten gaat het? Cijfers van de instellingen die lid zijn van GGZ Nederland laten zien dat bij een aantal stoornisgroepen het percentage NAO classificaties erg hoog is: Stoornissen in de kindertijd 35%; Delirium/dementie/cognitieve stoornissen 52%; Dissociatieve stoornissen 56%; eetstoornissen 61%; stoornissen in de impulsbeheersing 63%; persoonlijkheidsstoornissen 47%. 1 Het gaat hier om ruim 100.000 patiënten De werkelijke groep patiënten die behandeling krijgt op basis van een NAO classificatie, nu een ‘andere gespecificeerde stoornis’ genoemd is veel groter, omdat deze cijfers niet de gehele gespecialiseerde ggz betreffen. De patiënten die in behandeling zijn bij bijvoorbeeld een vrijgevestigde psychiater of psychotherapeut moeten hierbij nog worden opgeteld. • Het rapport Het Zorginstituut Nederland heeft het rapport opgesteld op verzoek van de minister, naar aanleiding van het verschijnen van de DSM-5 (2013, in NL vertaling in 2014) Veldpartijen (patiënten, professionals en zorgaanbieders) zijn in dit traject geconsulteerd: in bilateraal overleg met medewerkers van het Zorginstituut, via een invitational conference waar het concept rapport is besproken en er is gelegenheid geweest om 1 Op basis van DBC’s afgesloten in 2013 schriftelijk te reageren. Alle partijen hebben hier gebruik van gemaakt. Nadat het conceptrapport is besproken in de Advies Commissie Pakket van het Zorginstituut is het rapport in definitieve vorm naar de minister gezonden. Veldpartijen zijn vooraf niet op de hoogte gebracht van het definitieve rapport. Vanwege de uitgebreide consultaties bevreemdt het de veldpartijen des te meer het besluit van het Zorginstituut over de ‘andere gespecificeerde stoornis’ te lezen in het rapport. Dit besluit staat lijnrecht op het advies van alle veldpartijen. • - - Vragen Veldpartijen vragen zich af of de minister ervan op de hoogte is dat het advies van het Zorginstituut om de ‘andere gespecificeerde stoornis’ niet meer tot de verzekerde zorg te rekenen meer dan 100.000 patiënten treft. Veldpartijen vragen zich af hoe het advies van het Zorginstituut zich verhoudt tot de algemeen geldende en geaccepteerde pakketcriteria, zoals noodzakelijkheid en effectiviteit. Veldpartijen vragen zich af hoe de minister en het Zorginstituut de inbreng van patiënten, professionals en zorgaanbieders waardeert in de totstandkoming van dit advies. Veldpartijen vragen de minister om met hen in gesprek te gaan en om deze ingreep in het pakket te herzien. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Janneke van Gog, senior beleidsmedewerker NVvP ([email protected], tel. 0630395028) en/of Bas Wijffels, senior beleidsmedewerker NIP ([email protected], tel. 0308201500)