tekst - WordPress.com

advertisement
10] filosofie en haar geschiedenis
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
§ 11.2
geschiedenis van de filosofie: de voorgeschiedenis
anders dan veel andere vakgebieden drijft de filosofie op haar eigen geschiedenis
filosofie lijkt daardoor soms synoniem met ideeën-geschiedenis, of een dialoog met denkers uit het verleden
het reageren op ideeën, inzichten en posities van voorgangers binnen de filosofie bestaat al sinds Aristoteles,
deze ideeën-historische benadering heet doxografie (doxa = opvatting, publieke opinie, dogma)
verlichtings-filosofen zagen de geschiedenis van de filosofie als dogmatisch: reagerend op elkaars speculaties
Descartes meende dat de filosofie een mengsel was van bijgeloof, mythen, meningen en anecdotes
de filosofie heeft zo, door de eeuwen heen, nog geen enkele zekerheid opgeleverd: een fundament ontbreekt
voor verlichtings-filosofen als Diderot, Voltaire en Kant gold dat vooruitgang begint met: "durf zelf te denken"
het historicisme is een stroming die ontstaat in de 18e / 19e eeuw (Vico, Herder, Hegel)
tussen 1742-1767 verschijnt de 1e geschiedenis van de filosofie: Historia Critica Philosophiae (Jacob Brucker)
deze was vooral inventariserend (doxografisch) en bevatte weinig eigen / nieuwe / originele ideeën
Hegel zag in de geschiedenis van de filosofie een dialectische evolutie van ideeën die vooruitgang boekt
met de tijd ontplooit de menselijke geest zich in cultuur en wetenschap, en bereikt zo steeds grotere hoogten
Russel daarentegen zag de geschiedenis van de filosofie als een eindeloos debat over dezelfde thema's
deze thema's zijn de tijdloze problemen van de filosofie, en er is daarin weinig vooruitgang geboekt
Russell's collega Alfred North Whitehead is het daarmee eens en stelt:
"the safest general characterization of the European philosophical tradition is that
it consists of a series of footnotes to Plato"
Process and Reality (1929)
§ 11.3.1
geschiedenis van de filosofie als archief van concepten
vanaf Socrates houdt de filosofie zich bezig met het expliciteren van intuïties, aannames en ideeën
zo vormt de geschiedenis van de filosofie een afspiegeling van het denken in diverse historische periodes
het doel is dan ook niet zozeer om vooruitgang te boeken, maar om ons denken te expliciteren / verhelderen
(anders dan bij empirische wetenschap, waar hypothesen worden getoetst en vooruitgang wordt geboekt;
waar filosofie nu nog grenst aan de empirische wetenschappen is grongslagen-onderzoek)
geschiedenis van de filosofie is geen kerkhof, maar een archief met waardevolle ideeën uit het verleden
geschiedenis van de filosofie biedt inspiratie voor nu, vanwege (schijnbaar) gelijkende vragen en ideeën
daarbij moeten we ons realiseren dat vragen en ideeën uit andere tijden ook uit een andere context stammen
en daarmee veelal dus eigenlijk andere vragen en ideeën zijn; we moeten oppassen voor anachronisme
deze waarschuwing geldt vooral t.a.v. de (anti-historische en anti-holistische) analytische filosofie
§ 11.3.2
de therapeutische benadering
geschiedenis van de filosofie zet de vragen en problemen van onze tijd in perspectief en verruimt onze blik
wat vandaag vanzelfsprekend of noodzakelijk lijkt, kan blijken te berusten op toeval, gewoonte, macht, etc.
inzicht in andere manieren van denken kan dan bevrijdend, inspirerend of vertroostend werken
88
bijv: zoals Nietzsche en Nussbaum inspiratie voor een andere ethiek halen uit de Griekse tragedie
en zoals Nietzsche en Heidegger teruggrijpen op de pre-socraten voor een andere metafysica
"Ik heb een afkeer van alles wat slechts mijn kennis vergroot zonder meteen ook
mijn handelen te stimuleren of te inspireren"
(Johan Wolfgang von Goethe) 1
§ 11.3.3
kritische reflectie als motor achter de geschiedenis
als filosofie de zeitgeist weerspiegelt, dan is kritische reflectie op ideeën van voorgangers aanzet tot verandering
filosofie is dan indirect een kritische analyse van aannames over bijv. de mens, rationaliteit en werkelijkheid
de historische dialectiek van Hegel (1770-1831) gaat uit van dit beeld:
op de 'Waarheid' van een periode / cultuur (these), wordt wordt kritiek geuit, wat leidt tot een anti-these
de nieuwe waarheid (synthese) die ontstaat bouwt voort op de vorige, met daarin de kritiek verdisconteerd
m.a.w: kritische reflectie op ideeën uit het verleden leidt tot aanpassing ervan, hetgeen leidt tot vooruitgang
de mensheid krijgt in de loop van haar geschiedenis een steeds beter begrip van zichzelf en de wereld
zo kan filosofie gezien wordt als de historische zelf-verwerklijking van 'de Geest' (lees: de Rede / rationaliteit)
Hegel zag dit als een noodzakelijk proces, wat als vanzelf naar de ultieme waarheid / vrijheid leidt
(deze was naar zijn idee bereikt in zijn eigen filosofie)
dit is een vorm van whig-history, waarin geen oog is voor zijsprongen, doodlopende wegen, toeval, etc.
ook het post-modernisme (deconstructivisme) gaat uit van het beeld van filosofie als kritische reflectie
maar deze kritische analyse toont historische 'waarheden' als tijd- en cultuur-gebonden constructen
de filosofische teksten waarin deze waarheden zijn uitgewerkt en gefundeerd worden gedeconstrueerd
Hegel's geloof in de Rede, vooruitgang en emancipatie maakt zo plaats voor subversieve ontmaskering,
zonder de ambitie om er nieuwe waarheden en zekerheden voor in de plaats te stellen
i.p.v. de geschiedenis te zien als een proces van doel-gerichte vooruitgang richting een absoluut idee,
lijkt de geschiedenis door de ogen van de deconstructivist eerder op een doelloze en willekeurige machtstrijd
§ 11.4
soorten geschied-schrijving
de analytische filosofie (voornamelijk angelsaksisch) is gefocust op taal, logica en bewustzijn (mind)
de enige geschiedenis die eventueel interessant is, is de evolutionaire geschiedenis van het brein
de continentale filosofie ziet in de geschiedenis van de filosofie een intellectuele horizon-verbreding
geschiedenis van de filosofie maakt ons reflexief, en dwingt ons onze impliciete aanames te expliciteren
doxografie (doxa = opvatting, opinie, dogma... grafein = schrijven, tekenen)
gaat zelden in op historische context, maar alleen op de filosofie / theorie (doxa) als op-zichzelf-staand
daarbij worden filosof(ie)en vaak gerubriceerd onder scholen / stromingen
deze benadering resulteert vaak in een opsomming van uit hun context gelichte theorieën
doxografie leidt vaak tot anachronismen en is vanuit historisch oogpunt vaak inadequaat
bijv. de tegenstelling tussen rationalisme en empirisme, of het beeld van de middeleeuwen als achterlijk

rationele reconstructie
analyseert een filosofie om deze op waarde te kunnen schatten, door:
- vertaling in eigen terminologie en problematiek (uit historische context gelicht)
- reconstructie van argumentatie (met verontachtzaming van 'achterhaalde' ideeën)
- evaluatie van de argumentatie door toetsing aan logische consistentie en andere 'rationele' eisen
het gaat in de rationele reconstructie vooral om de filosofie; niet om de filosoof en zijn tijd / samenleving
dit is vooral de analytische / angelsaksische insteek (veel gebruik van gedachte-expeimenten)

89
bij historische reconstructie gaat het vooral om de context waarin een filosofie moet worden begrepen
het gaat dan niet zozeer om de interne logica; de inhoud wordt bepaald door externe factoren (context)
de hermeneutiek (interpretatie van een tekst in sociaal-historische context) is daarbij de aangewezen methode

ideeën-geschiedenis
is de studie naar concepten die door de geschiedenis heen steeds een nieuwe invulling krijgen
bijv: het idee 'great chain of being', beschreven door Arthur Lovejoy (1873-1962)
daardoor lijkt het soms alsof ideeën een eigen leven leiden (zoals genen in de evolutie-theorie)
Richard Dawkins introduceerde het begrip memen (samenvoegsel van genen en mime)  memetica
ideeën lijken echter in veel opzichten niet op memen; ideeën bestaan bij de gratie van andere ideeën
m.a.w: ideeën zijn geen discrete entiteiten, ze bestaan alleen in clusters; of uit clusters (connotaties)
de ideeën-historicus is geïnteresseerd in de invloed van ideeën op de cultuur en de geschiedenis
of ideeën nu door één of vele filosofen zijn geformuleerd, en of de argumentatie klopt of niet, is niet interessant
het gaat er om hoe ideeën hun weg vinden in de cultuur en de geschiedenis, en hoeveel invloed ze uitoefenen

intellectuele geschiedenis
lijkt veel op ideeën-geschiedenis, maar concentreert zich op intellectuele geschiedenis
(filosofen, schrijvers, dichters, wetenschappers, kunstenaars)

mentaliteits-geschiedenis
is breder: omvat opvattingen, normen en waarden in een periode, ook buiten de elite
lijkt dus meer op culturele antropologie, maar dan in historisch i.p.v. geografisch perspectief

§ 11.5
rationele versus historische reconstructie
kunnen we een filosoof 'vanuit zijn eigen tijd' begrijpen?
- hermeneutici doen hiervoor hun best door tekst en context voortdurend op elkaar te betrekken
op die manier kunnen we aansluiting vinden bij het perspectief van de filosoof (horizon-versmelting)
noties als eigenheid en authenticiteit spelen hierbij een belangrijke rol (meer dan logische steekhoudendheid)
het 'vreemde', verrassende, unieke, is hetgeen we naar op zoek (zouden moeten) zijn
- post-modernisten menen dat deze reconstructie altijd be-tekend wordt door de interpretatie
de interpretatie is onlosmakelijk verbonden met het eigen perspectief: kennen = herkennen
- analytische filosofie volgt de pragmatiek van de post-modernisten, zonder hun uitgangspunten te erkennen
leidt de 2e en 3e benadering niet tot historische doofheid? bevestigen die niet hun eigen visie? (anachronisme)
de analytische filosofie m.i. wel, het post-modernisme niet, want die is alleen maar uit op deconstructie
een belangrijke notie: interpretatie = confrontatie (van het eigene, vertrouwde, met het vreemde, andere)
het vreemde zal nooit eigen worden, maar als we het andere niet als anders erkennen zien we alleen onszelf
wat voor ons vanzelf-sprekend is (logische wetten, natuur-wetten) heeft een ontstaans-geschiedenis
als we dat niet erkennen, zullen we altijd anachronistisch te werk gaan
uit een bewering of theorie kunnen talloze conclusies worden getrokken, maar dat is een historisch proces
wat vandaag vanzelfsprekend is, was dat 1000 jaar geleden niet, en is dat over 1000 jaar ook niet
de historisch invloed van een theorie bepaald de betekenis ervan, maar dit is niet persé de inhoud ervan
Nietzsche wordt geassocieerd met nazisme, Plato & Rousseau met totalitarisme; dat is hun historisch lot
maar dat zegt meer over de historische interpretatie dan over Nietzsche, Plato en Rousseau zelf
betekenis: we moeten de betekenis van begrippen vatten zoals ze in de historische context golden
betekenis-holisme: we moeten citaten / beweringen begrijpen in de context van de gehele filosofie / theorie
1
geciteerd door Nietzsche in de inleiding tot Vom Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben (1874)
90
Download