Reünie van ontaarde kunst Geert Sels Vanaf 1937 besloot Adolf

advertisement
Reünie van ontaarde kunst
Geert Sels
Vanaf 1937 besloot Adolf Hitler de Duitse musea te ontluizen van kunst die in strijd was met ‘het
Duits gevoel’. In Luzern veilden de nazi’s een pakket van die ontaarde kunst. Dertig van die werken
worden nu in Luik geëxposeerd.
’De ruiter op het strand’ van Max Liebermann. Musée des Beaux-Arts Luik
Vorige afbeelding Volgende afbeelding
Vorige groep afbeeldingen in deze set
’De ruiter op het strand’ van Max Liebermann.
’Paarden in de wei’ van Franz Marc.
’Het ontbijt’ van Jules Pascin.
’De tovenaar van Hiva-Oa van Paul Gauguin.
Volgende groep afbeeldingen in deze set
Met gevoel voor systematiek stuurde Hitler eind jaren 30 een team uit dat de Duitse musea screende
op verderfelijke kunst. Er waren drie grondige zuiveringsacties. Ruim honderd instellingen kregen
bezoek, van Altenburg tot Zwickau.
Het grote publiek kent pas sinds kort de ware omvang van die zuivering. Dit voorjaar zette het
Victoria and Albert Museum de enige resterende catalogus ‘Entartete Kunst’ online. Het origineel
beslaat twee boekdelen van samen 482 pagina’s vol kunstwerken die niet door de beugel konden: in
totaal 16.000.
Kunst die de focus op de Arische kwaliteiten verloor, ging in de ban. Vijanden van het regime, zoals
joden of bolsjewieken, werden sowieso uit de musea gehaald. Taferelen die afweken van een
gezonde viriliteit of de gezinswaarden konden evenmin door de beugel. Onrealistische voorstellingen
werden als achterlijk of ziekelijk beschouwd. Waarom moest iemand nu blauwe paarden schilderen?
Of een groene lucht? Gras is toch groen?
Vooral van de abstracte kunstenaars, zoals Johannes Itten en Fernand Léger, zijn er stukken zonder
pardon vernield. Maar het merendeel van de inbeslagnames werd geruild of te koop aangeboden. In
1939 besloten de nazi’s bij wijze van experiment een pakket ontaarde kunst te veilen. Zo kon het geld
voor al die onzin nog gebruikt worden voor iets nuttigs, vonden ze. Oorlog, of zo.
Veiling
Bijgevolg werden bij het veilinghuis Fischer in Luzern 108 schilderijen en zeventien
beeldhouwwerken aangeboden. Reclame werd er niet voor gemaakt. Niettemin vonden 350
belangstellenden de weg naar het venduhuis: een internationaal gezelschap van kunsthandelaars,
verzamelaars en vertegenwoordigers van musea met een flinke cheque op zak.
De veilingcatalogus bevatte het kruim van de toenmalige kunstwereld. De Luikse criticus Jules
Bosmant had het belang snel ingeschat, en haalde op een maand tijd vijf miljoen frank op (nu zou dat
3,3 miljoen euro zijn).
Luik kocht negen werken, waarvan onbetwistbaar enkele topwerken. Gauguins Tovenaar van Hiva-Oa
en Ensors De maskers en de dood hebben een internationale uitstraling. De familie Soler van Pablo
Picasso is een realistisch familieportret op groot formaat, en ook de doeken van Marc Chagall, Oscar
Kokoschka en Franz Marc (jawel, blauwe paarden) behoren tot het kruim van de collectie.
Die negen stukken zijn nu voor een expositie aangevuld met 21 bruiklenen, die na Luzern
internationaal verspreid raakten. Ze komen uit het niet overdreven verre buitenland, zoals Linz,
Mannheim, Halle, Ulm of Davos. Nochtans heeft Luzern een kunstdiaspora teweeggebracht. Van daar
vond sommige kunst haar weg naar het Moma in New York, het Thyssen-Bornemisza in Madrid en
musea in Pasadena, Cincinatti en Cambridge, Massachusetts.
Twee apen
Kijkend naar deze schilderijen van een bleek meisje (Marie Laurencin), weelderige bloementuilen
(Emil Nolde, Erich Heckel, Karl Schmidt-Rottluff) of een stadszicht (Oskar Kokoschka) vraagt een mens
zich af waar het aanstootgevend karakter zit. Het beeld Das Wiedersehen van Ernst Barlach ziet er
gestileerd uit, maar de nazi’s bespotten het als ‘twee apen met nachtjassen’.
‘Alles in die periode was troebel en dubbelzinnig’, zegt curator Jean-Patrick Duchesne. ‘De
kunstexperten van Hitler haalden kunst uit de musea, maar soms liepen ze er daarna mee naar
galeries of hielden ze in hun eigen collecties. Organisaties van nazistudenten promootten de “zuivere
Duitse kunst” van Nolde, Barlach en Kirchner. Goebbels had Van Gogh in zijn collectie en Hitler liet
enkele van de bravere stukken van Corinth en Liebermann toe in zijn Linzmuseum. De Luikse
delegatie die naar Luzern trok, kreeg de zegen van vijf Rexisten uit de raad van bestuur om ontaarde
kunst gaan te kopen.’
In het begin van de expositie hangt de volledige catalogus, met alle 125 stukken die in Luzern te koop
waren. Het is leerrijk om naar de huidige locatie te kijken. Soms zijn die werken nog steeds zoek,
zoals Tod und Mädchen van Lovis Corinth of Schwebender Gottvater van Wilhelm Lehmbruck.
Niet zelden zitten ze opnieuw in Duitse musea, een enkele keer zelfs in hetzelfde als waar ze eind
jaren 30 werden uitgehaald. De Liegender Hund van Franz Marc hangt opnieuw in Frankfurt en een
zelfportret van Max Beckmann in de Staatsgalerie van Stuttgart.
Het bewijst hoe verveeld de Duitse kunstwereld zelf met de nazistische dwaling zat. Na de oorlog
hebben velen doelgericht ‘ontaarde kunst’ opgekocht, om recht te doen aan de kunstgeschiedenis en
deze onverkwikkelijke bladzijde zo snel mogelijk om te draaien.
De veiling van Luzern 1939, nog tot 29 maart in La Cité Miroir (Luik).
Download