Samenvattingen / Résumés / Summaries ANNELEEN ARNOUT ARCHIMEDES ACHTERNA De Belgische musea tijdens de Eerste Wereldoorlog I n dit artikel wordt het Belgische museumwezen tijdens de Eerste Wereldoorlog bestudeerd. Daarbij is enerzijds aandacht voor de werking van musea, hun conservatie en onderzoeksactiviteiten en de publiekswerking. Anderzijds wordt nagegaan hoe negentiende-eeuwse discours over de functie van musea tijdens de oorlog bleven bestaan. Na het begin van de oorlog werden musea gesloten om de collecties tegen oorlogsgevaren te beschermen. Vanaf eind 1914 werd echter door de bezettende overheid de heropening van musea geëist, omwille van de functie die de musea konden vervullen in het onderricht van het volk en de Duitse soldaten. Deze beslissing kaderde in de ruimere Duitse cultuurpolitiek, waarmee de Duitsers hun reputatie als Kulturnation wilden herstellen en de Vlaamse bevolking voor zich probeerden te winnen. De Duitse focus op de publieksgerichte functie vervulde aldus hun propagandistische doeleinden. Hoewel Belgische museumbestuurders hun musea liever gesloten hielden, waren ze niet ongeïnteresseerd in hun bezoekers of hun publieksfunctie. De Duitse soldaten en wetenschappers waren er vermoedelijk echter minder welkom dan de Belgische bezoekers. In de musea werd vooral gefocust op de bescherming, conservatie en het onderzoek van de collecties. De publieksgerichte activiteiten waren beperkt, maar niet onbestaande. Op dit vlak werd in musea naar een Duitsvrije toekomst gewerkt. Hoewel in de literatuur vaak sprake is van een verstoorde werking, valt op hoe musea hun werk zo veel mogelijk doorzetten. Museumbestuurders stelden hun musea voor als wetenschappelijke instellingen, waarbij ze gebruik maakten van de taal van de discussies die aan het eind van de negentiende eeuw waren gevoerd over de democratisering van de musea. Voorstanders van deze democratisering kwamen toen tegenover tegenstanders te staan, die ervan overtuigd waren dat musea in de eerste plaats wetenschappelijk instellingen waren. Het debat was aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog nog niet afgerond. Tijdens de oorlog maakten zowel de Belgische museumbestuurders als de Duitse overheid gebruik van de argumenten uit het debat die het best pasten bij hun verborgen agenda s. De Belgische museumbestuurders presenteerden hun musea als wetenschappelijke instituten om niet te veel op het maatschappelijk forum te moeten treden, terwijl dat forum door Duitsers werd bevolkt. De Duitsers dachten trokken de kaart van het democratische museum omdat dat beter paste in hun propaganda en culturele politiek.