H 3.3+4 Opkomst van het nationaalsocialisme in Nazi Duitsland. 1. Uitslagen Rijksdagverkiezingen van een viertal partijen in procenten. Partij NSDAP SPD DDP Zentrum 1919 0 39 18 18 1920 0 22 14 18 1924 7 26 8 17 1928 3 31 5 16 1930 18 25 4 15 1932 33 20 4 15 1933 44 18 4 14 a. Bovenstaande bron laat zien dat Duitsland na de 1e Wereldoorlog een parlementaire democratie werd. Wat is een parlementaire democratie? b. Hoe kun je aan deze bron zien dat Duitsland een parlementaire democratie was? c. Hoeveel procent van de stemmen moet een regering hebben om te kunnen regeren? d. In 1919 werd de regering van Weimar gevormd door de SPD, DDP en het Zentrum. Hoeveel procent van de stemmen hadden deze partijen? e. Hoe kun je zien dat de mensen niet zo tevreden waren over deze regering? f. 2. Waar staat de afkorting NSDAP voor en wat wordt bedoeld met de Rijksdag? Op 8 november 1923 zag Adolf Hitler zijn kans schoon, en deed zijn intrede in de Duitse geschiedenis met de Bierkellerputsch. De militie van zijn NSDAP, de SA, nam een aantal hoogwaardigheidsbekleders in München gevangen, bezette een aantal strategische punten, en trachtte zo de macht in Beieren te grijpen. Hitler had de medewerking van de legendarische generaal Ludendorff weten te verkrijgen. Het leger gehoorzaamde echter niet de bevelen van Hitler, maar die van Berlijn, en sloeg samen met de politie de opstand neer. Hitler werd uiteindelijk tot een vrij lichte gevangenisstraf veroordeeld, terwijl het daarop volgende verbod op de NSDAP in de jaren daarop geleidelijk werd opgeheven. a. Lees de tekst hierboven. Ken je een ander (Nederlands) woord voor putsch? b. Wat was de SA voor een soort organisatie? c. Wat gebeurde er met de leider van deze putsch? d. Zou je kunnen uitleggen waarom hij juist 1923 een goed jaar vond om een staatsgreep te plegen? 3. Bekijk nogmaals de uitslagen van de rijksdagverkiezingen uit paragraaf 1. a. Welke partij werd in 1933 het grootst? b. Kies de juiste woorden. Toen het aantal werklozen vanaf 1929 toenam / afnam, stemden steeds meer mensen op de NSDAP. Zij deden dit omdat ze veel / weinig vertrouwen hadden in de regering en de aanpak van de andere partijen. c. De nationaal-socialisten (afgekort de ) waren tegen het communisme, de d en tegen de joden (anti). d. Lees blz 51 in je boek. Wat is een dictatuur? e. Hoe werd Duitsland uiteindelijk een dictatuur? 4. Om zoveel mogelijk mensen achter zijn ideeën te krijgen maakte Hitler propaganda. a. Wat is propaganda? b. Veel mensen vinden dat Hitler ook de Olympische spelen in Berlijn heeft gebruikt als propaganda. Wat wilde Hitler tijdens de spelen laten zien (blz. 50 boek)? c. Welke gedachtegoed van Hitler wordt in de propagandaposter hiernaast getoond, en wat bedoelde hij hiermee? Eed van gehoorzaamheid van Duitse onderwijzers “Adolf Hitler, wij zweren dat wij de jeugd van Duitsland in uw geest zullen opvoeden zodat zij u zal volgen waarheen gij wilt.” d. Lees bovenstaande bron. Waarom zou Hitler het zo belangrijk hebben gevonden dat de onderwijzers hem gehoorzaamden. e. In Duitsland probeerden Hitler en zijn partij het leven van de mensen volledig te controleren en beheersen. Hoe noemen we zo’n staat? f. Welk woord past bij het beleid dat iedereen in Duitsland hetzelfde moest denken? g. Wat was het grote verschil tussen het Nationaal-Socialisme en het Fascisme? 5. Gebruik de bron hieronder. Iemand beweert dat Hitler op basis van de verkiezingsuitslag van 5 maart 1933 een sterke politieke positie heeft gekregen, maar niet alle macht heeft. Leg met behulp van de bron uit dat deze bewering juist is. Doe het zo: sterke politieke positie van Hitler, want; maar Hitler heeft niet alle macht, want … . 6. Het Duitse nationaalsocialisme en het Italiaanse fascisme hebben veel overeenkomsten. Vóór 1938 is er echter ook een belangrijk verschil tussen beide politieke stromingen. Welk belangrijk verschil is er tussen beide politieke stromingen vóór 1938? A. Het Duitse nationaalsocialisme is antisemitisch; het Italiaanse fascisme niet. B. Het Duitse nationaalsocialisme is discriminerend; het Italiaanse fascisme niet. C. Het Italiaanse fascisme is totalitair; het Duitse nationaalsocialisme niet. D. Het Italiaanse fascisme is voor afschaffing van de democratie; het Duitse nationaalsocialisme niet. 7. Tijdens de Olympische Spelen in Berlijn (1936) was Adolf Hitler bijna iedere dag aanwezig in het Olympisch stadion. Hij liet zich graag fotograferen met Duitse medaillewinnaars. Maar vóór de huldiging van de zwarte Amerikaanse atleet Jesse Owens, die vier gouden medailles won, verliet Hitler het stadion. Leg uit waarom Hitler op basis van zijn politieke ideeën niet bij de huldiging van Owens wilde zijn. Doe het zo: Hitler wilde niet bij de huldiging zijn, omdat Owens …. (geef een reden). Dat paste niet bij de politieke ideeën van de nazi’s, omdat … (geef een verklaring). 8. Is deze foto gemaakt vóór of tijdens de Duitse bezetting van Nederland? Verklaar je antwoord met behulp van de bron. Doe het zo: De foto is gemaakt … (kies uit: voor / tijdens) de Duitse bezetting van Nederland, want….. (geef een verklaring).