Samenvatting van en uittreksels uit het evaluatierapport, opgesteld door de Facultés Notre Dame de la Paix de Namur, over de opleidingen “Savoir-être à l’école” georganiseerd tussen september 2008 en juni 2009 in het kader van het pilootproject van de Stichting M “Ik krijg weer vat op de dingen… Men gaat verder dan gewoon vaststellen, men kan handelen…” (een leerkracht) De Stichting M dankt alle deelnemers aan het pilootproject “Savoir-être à l’école” die er hun competentie, hun tijd en hun goede wil aan besteed hebben. De Stichting M dankt tevens de 5 partnerscholen, hun directies en hun teams dank zij wie dit project heeft kunnen ontstaan. Ten slotte danken wij de dames Catherine Canivet, auteur van het rapport en onderzoeker aan de Facultés Notre Dame de la Paix te Namen, en Valérie Terlinden voor hun beslissende bijdrage aan de realisatie en de uitstraling van het project. November 2009 1 Het evaluatierapport werd opgesteld door Mevrouw Canivet, onderzoeker aan de Fakulteit voor Pedagogie, en handelt over het pilootproject “Savoir être à l’école”, zijn opvolging en zijn impact op de klaswerking. Het analyseert het nut voor de onderwijswereld van opleidingen in de Neurocognitieve Gedragsmatige Methode. We geven hierna een samenvatting van het rapport waarbij we bepaalde deelbesluiten in extenso weergeven (in schuinschrift hierna). Het project « Savoir-être à l’école » Context en oorsprong van het project De neurowetenschap en de gedragswetenschappen komen weinig aan bod in het onderwijs. In de praktijk leeft nochtans bij heel wat leerkrachten de vraag naar diagnosetools die het gedrag van de leerlingen beter doen begrijpen en naar actiemiddelen om tegemoet te komen aan de moeilijkheden van de leerlingen. De Stichting M heeft van bij het begin ingezet op de positieve impact van een betere zelfkennis en van de hersenwerking op het onderwijs De Stichting M stelt dat zelfkennis en het leren beheersen van onze hersenmechanismen voorlopen op het verwerven van andere kennis. De Stichting M, stichting van openbaar nut, oordeelde het nuttig iedereen te laten genieten van de meest recente verworvenheden van de neurowetenschap en de gedragswetenschappen, opgedaan in het IME-onderzoekscentrum, waarmee ze geassocieerd is. Het pilootproject “Savoir-être à l’école” stelde aan 5 scholen van de Franstalige Gemeenschap voor mee te werken aan de invoering van de toepassing van de neurowetenschap in het onderwijs. De stichting stelt dat het hoofddoel van het project is het bereiken van een goede en serene sfeer in de klassen zowel in hoofde van de leerlingen als van de volwassenen. Doel van de opleiding “Savoir-être à l’école” streeft naar de ontplooiing van de leerlingen door de leerkrachten de kennis bij te brengen van het menselijk gedrag en meer speciaal de verschillende modi van de hersenwerking. Het sluit aan bij de doelstellingen van de opvoedkundige missie van de school waartoe o.a. de overdracht van kennis behoort. De pedagogische en didactische competentie van de leerkrachten staan buiten kijf maar ze staan vaak machteloos tegenover de emotionele – en gedragsproblemen van hun leerlingen. “Savoir-être à l’école” heeft dus een drievoudig doel: - de stress van leerkrachten èn leerlingen begrijpen en leren hoe ermee omgaan, - omgaan met gespannen relaties in de klas, - de motivatie van de leerlingen bevorderen. De opleiding heeft een ambitieus humanistisch en maatschappelijk doel: het algemeen welzijn door respect voor jong en oud en dit alles in een meer serene samenleving. Structuur van de opleiding “Savoir-être à l’école” De opleiding valt uiteen in drie modules gespreid over vier dagen: Module 1: Omgaan met eigen stress en die van de leerlingen (twee opleidingsdagen). Het mechanische en de oorzaken van stress begrijpen. Attitudes en werkwijzen aanleren die bevorderlijk zijn voor de dialoog en de sereniteit nodig voor een leerproces. Experimenteren met tools om rust te brengen in de klas. Module 2: Omgaan met agressiviteit en geweld (één opleidingsdag). Identificeren van de verschillende vormen van agressiviteit en van hun verband met de beslissingscentra in de hersenen. Op een gepaste manier communiceren tijdens problematische situaties. 2 Situaties ontkrachten die zouden kunnen leiden tot geweld in de klas. Module 3: Persoonlijkheid en (de)motivatie (één opleidingsdag). Ontdekken van het IME-persoonlijkhedenmodel ontwikkeld uit de neuro- en gedragswetenschappen . Identificeren van de impulsen en de remmingen eigen aan ieder persoonlijkheidstype. Praktische tools aanleren om remmingen weg te werken en de diepste motivaties naar boven te brengen. Twee opvolgingsdagen werden georganiseerd om de praktijk van dit alles op te volgen. Deelnemers aan het project « Savoir-être à l’école » : Een honderdtal actoren uit het middelbaar onderwijs van de Franstalige Gemeenschap namen deel, hierbij waren leerkrachten, opvoeders, coördinatrices, PMS-agenten en een vrouwelijke schoolbemiddelaar. De deelnemende scholen waren sterk verschillend: hetzij door het deelnemend personeel, hetzij door de praktische organisatie van de opleidingen, of nog door behoeften en verwachtingen vanwege de verschillende pedagogische teams die werkten in verschillende socio-psycho-pedagogische contexten. Evaluatie van de opleiding Gevolgde methodologie De auteur van het rapport heeft gekozen voor een kwalitatieve benadering gebaseerd op de indrukken van de deelnemende leerkrachten, verzameld door voorafgaande vragenlijsten, dagelijkse rondetafelgesprekken, meer diepgaande interviews, enz. Zij wijst van bij het begin op de homogeniteit van de gegeven antwoorden. De weerhouden methodologie probeerde kort bij de werkelijkheid op het terrein te blijven evenals bij de wijze waarop eenieder die dagelijks beleeft. Verzamelen van de informatie Dit gebeurde als volgt : - gesprekken met de directies, - vragenlijst voor de deelnemers in de loop van het project, - rondetafelgesprekken bij het einde van iedere opleidingsdag, - evaluatievragenlijsten ingevuld door de deelnemers bij het einde van de vier dagen, - een vijftiental diepgaande interviews bij het einde van de opleiding, - veelvuldige waarnemingen verzameld in de loop van het project. Een eerste groep gegevens had betrekking op de opleiding zelf, te weten : - de motivatie van de leerkrachten om deel te nemen aan de voorgestelde opleiding, - bestond er bij de deelnemers een cultuur van continue opleiding, om een beter zicht te krijgen op het “substraat” waarop de nieuwe kennis zou geënt worden, - welke dingen werden aangeleerd tijdens de opleiding, - waarover waren de deelnemers al of niet tevreden. Een tweede groep gegevens handelde over het eventueel aan de opleiding te geven gevolg : - hoe zou ze in de toekomst moeten opgevat worden, - testen en proefnemingen op het terrein, - in welke context is ze mogelijk te gebruiken, - de werkelijk ontmoete dan wel aangevoelde moeilijkheden, - de benodigde middelen om de kennisoverdracht te vergemakkelijken, - de toepassingen en hun bereikt effect in de dagelijkse praktijk van hun arbeidssfeer (of van hun privé leven), de gevolgen van de opleiding op korte of middellange termijn, - vragen en suggesties vanwege de deelnemers. Verwerking van de informatie 3 De schrijfster van het rapport heeft zich laten inspireren door de matrix van Kirkpatrick (1994) die vier evaluatieniveaus onderscheidt: 1) reacties van de deelnemers (motivatie, indrukken), 2) de aangeleerde technieken, 3) de impact op gebied van gedragsveranderingen, 4) de impact op de praktijk. Zij voegde hieraan toe 5) de sterke punten van de opleiding, 6) de punten waarvoor waakzaamheid vereist is, 7) de linken met de wetenschappelijke literatuur die handelt over transfert van technieken en over elementen die deze overdracht vergemakkelijken. Wat zette de leerkrachten ertoe aan deze opleiding te volgen? “Sommige leerkrachten en opvoeders waren bij het begin gedreven door nieuwsgierigheid naar deze originele aanpak, gebaseerd op een wetenschappelijke basis. Velen werden aangetrokken door het concrete aspect en de mogelijke toepassing in hun klas, om op die manier meer te kunnen doen dan de moeilijkheden gewoon vaststellen en om de leerlingen met problemen te kunnen helpen. Deze opleiding bood ook de mogelijkheid binnen de school opnieuw een team te vormen rond een gezamenlijk project. Nog anderen grepen het aan als een kans om zich te ontwikkelen, op professioneel vlak gericht op hun opvoedende taak, en op persoonlijk vlak om te leren omgaan met eigen stress.” Wat zeggen de deelnemers bijgeleerd te hebben? “Volgens de deelnemers hebben zij bijgeleerd op drie niveaus: op professioneel vlak hebben ze mogelijkheden ontdekt om het relationele aspect van hun beroep beter te begrijpen, met observatie-, analyse- en actietools om meer vat te krijgen op hun pedagogisch werk. Als persoon hebben zij geleerd stress beter te begrijpen en vertrekkend daarvan zichzelf beter te observeren teneinde zich te beheersen, een andere geestesgesteldheid aan te nemen, leren afstand te nemen, te nuanceren en te relativeren. Op menselijk vlak in het algemeen beweren ze een betere kijk op de anderen ontwikkeld te hebben, minder snel te oordelen maar eerder begrip te tonen en zich tolerant op te stellen.” Wat werd door de deelnemers geapprecieerd? “De deelnemers apprecieerden vooral de samenhorigheid die gekweekt werd tijdens dit groepswerk. De competentie en de menselijke kwaliteit van de lesgevers droegen bij tot de goede sfeer. Bovendien creëerde het actief en interactief aspect van de opleiding banden tussen de deelnemers. De wetenschappelijke, vernieuwende en niet schoolse inhoud van de opleiding werd ook sterk geapprecieerd.” Wat werd minder geapprecieerd? “Over het algemeen waren de reacties eerder positief en enthousiast. Sommige deelnemers betreuren weliswaar dat er geen rekening gehouden werd met de complexiteit van het collectieve aspect van hun beroep. Bovendien komen zij in de klas voor situaties te staan waarin men snel moet reageren. Het zal dus nodig zijn de aangeleerde benadering grondig te beheersen wat tijd zal vragen.” De toepassing in de praktijk en wat de leerkrachten echt willen activeren “ Verschillende deelnemers willen de aangeleerde tools in praktijk gebruiken. Sommigen willen eerst de in de opleiding opgedane kennis verdiepen door lectuur of meer opleiding. Anderen vinden dat zij klaar zijn om ze te gebruiken om voor zichzelf meer kalmte en sereniteit te verwerven. Nog anderen zijn van plan sommige tools concreet te gebruiken met hun leerlingen, in groep of individueel, of met de ouders of tijdens klassenraden. Dat alles vraagt tijd en besprekingen maar ook gewenning, opvolging en dagelijkse inspanningen.” 4 Wat de deelnemers beweren reeds uitgetest te hebben “Veel leerkrachten en opvoeders beweren verschillende stressbeheersingsmethodes, voorgesteld tijdens de opleiding, uitgetest te hebben hetzij in hun privé leven, hetzij met de leerlingen of met de ouders. Anderen gebruiken de opgedane kennis op een meer algemeen vlak om een andere geestesgesteldheid aan te nemen en beweren op die manier meer kalmte en efficiëntie in hun beroep te bereiken, zich erin meer comfortabel te voelen en vooral meer plezier te beleven bij het lesgeven.” In welke context kan men de aangereikte tools gebruiken? “Iedere situatie die te maken heeft met menselijke relaties wordt door de deelnemers aangehaald als mogelijke toepassing, waarbij men bij het begin het eerder zal aandurven ermee te experimenteren in privé of familiale sfeer. Niettemin wijst men ook op het nut ervan in de beroepssfeer en in klassituaties, met leerlingen in moeilijkheden, hetzij individueel of in groep, bij de overhandiging van rapporten, bij ouderbijeenkomsten of bij klassenraden.” Wat lijkt moeilijk bij het in praktijk brengen? “De moeilijkheden bij het in praktijk brengen, resulteren meestal uit de gebruikelijke lasten eigen aan het beroep: de werklast, de tijd die ontbreekt om deze complexe materie te beheersen en zich eigen te maken, de druk vanwege collega’s die de vorming niet gevolgd hebben, het isolement eens ze opnieuw voor de klas staan, de urgentie waarmee ze vaak moeten optreden. Daar bovenop komen nog de rigiditeit van de onderwijsstructuur en het gebrek aan tijd voor een geïndividualiseerde aanpak van de leerlingen evenals het algemeen voorkomend probleem van het te groot aantal leerlingen per klas.” Wat zou het in praktijk brengen kunnen vergemakkelijken? “Als element om de toepassing op het terrein te vergemakkelijken, halen de deelnemers voor alles de noodzaak aan in team te kunnen werken met de steun enerzijds van de Stichting M als expertisecentrum en anderzijds van de school die voldoende tijd zou moeten ter beschikking stellen om zich gezamenlijk de technieken eigen te kunnen maken. Verschillende deelnemers spreken ook over de noodzaak voldoende tijd en plaats te krijgen om op meer individuele basis met de jongeren te kunnen werken. In het kader van een verdere begeleiding wensen zij voldoende te kunnen oefenen met veel concrete oefeningen en rolspellen. Ten slotte denken zij dat omwille van de coherentie het beter zou zijn steeds het volledige pedagogische team van de school op te leiden.” Wat is de mogelijke…of reële impact? “Als men de deelnemers ondervraagt naar de mogelijke impact van deze opleiding op min of meer korte termijn, worden een reeks elementen geciteerd in de richting van veranderend gedrag en wijzigingen in het functioneren. Treffend is dat de meeste ondervraagde personen meteen spreken van reële en niet slechts van mogelijke gevolgen. Na slechts vier dagen vorming zijn de gevolgen voldoende voelbaar voor de deelnemers om reeds te kunnen spreken van reëel vastgestelde feiten.” “Als reële of mogelijke gevolgen van de opleiding op min of meer korte termijn worden vernoemd: afstand nemen tegenover bepaalde situaties, sereniteit, meer geduld, verhoogd aanpassingsvermogen, openheid van geest en tolerantie. Maar ook verhoogde levenskwaliteit, comfort, welzijn en efficiëntie. Voor de leerlingen levert ze een meer sereen klasklimaat op, beter geschikt tot aanleren, evenals meer zelfvertrouwen en autonomie bij het leerproces en ten slotte een meer overwogen en positieve opstelling. Ook de instelling profiteert van een meer sereen klimaat met een oprechte en vlotte communicatie waarbij minder vaak overhaastig geoordeeld wordt. Ten slotte creëert het project een dynamiek gericht op veranderingen en op een collectief nadenken over het beroep, zijn missie, zijn inzet en zijn praktijk.” Sterke punten van het project “Voortgaande op de reacties van een aantal deelnemers zijn er binnen het project “Savoir-être à l’école” verscheidene elementen die direct verband houden met de bekommernissen en actuele noden van het onderwijzend personeel. Volgens de deelnemers ligt de originaliteit van deze opleiding in het feit ze het kader van de schoolopleiding overstijgt om over te gaan naar het menselijke in het algemeen. Op die manier werpt 5 ze een nieuw licht op de werkelijkheid, op de deelnemers zelf en op de jongeren. Door de relationele en affectieve aspecten van het beroep te behandelen maar bovendien aandacht te besteden aan het welzijn op de school, geeft zij een meerwaarde aan de beroepsvorming. Door andere zaken te behandelen dan diegene die meestal voorgesteld worden tijdens vormingen, zaken die bovendien gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke bevindingen, reikt deze opleiding tools aan die het falen en het afhaken op school kunnen voorkomen. Daardoor krijgen sommige deelnemers het gevoel veel efficiënter te werken.” Op te volgen aandachtspunten De specifieke eigenschappen van deze opleiding en van het project “Savoir-être à l’école” zijn hun dragende elementen en sterke punten. Toch komen ook meerdere risicofactoren naar voren: “Dreigen de praktische aangereikte tools niet voorbij te gaan enerzijds aan de complexiteit van de school onderworpen aan talloze structurele beperkingen, en anderzijds aan de complexiteit van de mens die niet te rijmen valt met kant en klare oplossingen? Sommige deelnemers vrezen ook deontologische en anderen ethische problemen die zouden kunnen voortspruiten uit deze nieuwe werkwijzen. Er bestaat immers steeds een risico op leerling-tovenaar-toestanden. Anderen betreuren het feit dat ze niet eerder als partners bij het proefproject betrokken werden.” Impact van de opleiding en kennisoverdracht bevorderende factoren. Steunend op de huidige gezaghebbende wetenschappelijke auteurs (Roussel, Ford, Weissbein, enz.) heeft de schrijfster van het rapport drie categorieën van kennisoverdracht bevorderende factoren geïdentificeerd die bij de opleiding “Savoir-être à l’école” aan bod komen. Factoren vastgesteld bij de deelnemers : - De betrokkenheid van de lesvolgers op alle niveaus van hun persoonlijk en beroepsleven. - Het volgen van de opleiding uit vrije wil. - Het feit dat leerkrachten het gewoon zijn alle mogelijke zeer diverse opleidingen te volgen. Het is voor hen een genot dingen aan te leren, hun geest open te stellen en nieuwsgierig te zijn en dat alles zonder bang te zijn zichzelf in vraag te stellen. - Hun wil om persoonlijk efficiënt te zijn. - Het gepercipieerde nut van de opleiding. - Het feit dat men snel de positieve gevolgen van de opleiding ondervindt (vooral op de eigen stress). - De bewustwording van het feit dat de motivatie en het welzijn van de leerkrachten op school dringend moeten bevorderd worden en dit in een steeds moeilijkere context. - De bewustwording van het belang van het beeld dat men heeft van zichzelf en van de anderen en van de beslissende impact van de capaciteit van leerkrachten tot afstand nemen, tot relativeren en tot het aannemen van aangepaste handelswijzen. Het blijkt dat veranderingen in perceptie zich beetje bij beetje installeren en leiden tot een grotere openheid, tot gemakkelijker afstand nemen en relativeren en dus tot sereniteit. - De kracht van de dingen in team in vraag te stellen. De kennisoverdracht bevorderende factoren aangebracht door de lesgevers van de Stichting M: - De kwaliteit van de gegeven opleiding. - De professionele en menselijke competentie van de lesgevers. - De actieve en interactieve pedagogiek: de afwisseling theorie-praktijk, het concrete karakter van de opleiding, de snel toepasbare tools, de veelvuldige herkenbare situaties. - De rondetafelgesprekken bij begin en einde van de opleiding. - De wetenschappelijk geloofwaardige inhoud bevorderen een uniforme cultuur en taalgebruik bij de lesgevers. 6 Het feit als team binnen een school de opleiding te volgen creëert een positief en motiverend klimaat. - De opvolgingssessies met bespreking van concrete gevallen aangebracht door de deelnemers, helpen hen bij het finetunen van hun kennis en steunen hen bij het uittesten hiervan. Tenslotte waren er de kennisoverdracht bevorderende factoren aangebracht door de werksfeer en door de steun vanwege de school zelf : - De actieve steun van de directies. - De dynamiek die uitgaat van een kennis bevorderende organisatie binnen de school. - Het gemeenschappelijk project smeedt banden tussen de deelnemers. - Het feit dat de directies tijd vrijgaven voor de opleidingen. - De aanwezigheid van de directies binnen het project en de persoonlijke betrokkenheid van de leden van de directieploegen. - Verworvenheden en perspectieven De leerkrachten vermelden de volgende verworvenheden van de opleiding “Savoir-être à l’école” : - Ze beantwoordt aan de noden van het werkveld. - Zelfkennis, motivatie en het begrijpen van de zin van de school komen duidelijk naar voor als noodzakelijke factoren om de jongeren toe te laten een persoonlijke of professionele toekomst op te bouwen of zelfs gewoon de juiste studieoriëntering te kiezen. - De originaliteit en het vernieuwende aspect van de opleiding stimuleren de behoefte en de wil om verdere opleiding te volgen. - Volgens leerkrachten is het een analysetool en een werktuig bij de pedagogische actie en dus bij hun professionele ontwikkeling dat in alle schoolinstellingen zou moeten verspreid worden. - Zij voorvoelen een groot aantal toepassingen in verband met het omgaan met stress van de leerlingen of de leerkrachten, omgang met de groep, omgaan met moeilijk gedrag, relatie met de ouders, omgaan met de heterogeniteit van de klassen, installatie van differentiatietechnieken, individuele opvolging van kwetsbare leerlingen, realiseren van het persoonlijk project van de jongere door hulp bij studieoriëntering of bij de keuze van geschikte opties of leerpaden. Volgens de leerkrachten zijn er nog andere zaken waaraan in de toekomst meer aandacht zou moeten besteed worden: - Het beroep van leerkracht is een collectief beroep: bij de opleiding moet ook gesproken worden over de complexiteit en de beperkingen van de schoolwereld. - De in de opleiding behandelde materie is complex. - Om de integratie van de aangeleerde stof te bevorderen zijn opvolging en begeleiding belangrijk. - De leerkrachten hopen dat na de opleiding er een andere wind zou waaien in de school, vandaar hun wens om van “Savoir-être à l’école” een project voor de hele school te maken. Mogelijke te volgen pistes voor de toekomst Voortgaande op de informatie verzameld gedurende het eerste jaar van het project, laat het rapport de volgende pistes voor de toekomst uitschijnen: Voor de Stichting M in samenwerking met de pilootteams: - Aanstelling in iedere partnerinstelling van een contactpersoon die het project verder draagt. 7 - Ontwikkeling van de samenwerking op het gebied van onderzoek en daaruit volgende actie. - Opzetten met ieder pilootteam van een opvolgingsproject voor het schooljaar 2009-2010. - In iedere school installatie van een werkgroep die de behandelde gevallen analyseert. - Verder uitdiepen van de inhoud van de opleiding. - Naargelang de vraag, met de teams een project starten rond de benadering volgens de Neurocognitieve Gedragsmatige Methode. Voor de scholen: - In iedere pilootschool de rest van het onderwijzende team maximaal informeren of liefst zelfs integreren in het project. - Nadenken over mogelijke toepassingen op het niveau van de klassenraden, de bemiddeling bij problemen, de klasvoogd of de klastitularis. - Tools ontwikkelen om te helpen bij het persoonlijk project van de jongere en bij zijn oriëntering. - De principes van de opleiding toepassen bij individuele leerprogramma’s. - Samen met het hele team pedagogische tools en steunmiddelen ontwikkelen. - Workshops opstarten met de leerlingen. Voor de vorming van de leerkrachten: - Op interscolair niveau uitwisseling, van “good practices” ten einde de gezamenlijke professionele ontwikkeling te bevorderen. - Opzetten van continue opleidingsmodules voor leerkrachten gespecialiseerd in de bemiddeling bij problemen. - De mogelijkheid onderzoeken om reeds bij de lerarenopleiding (hogescholen, aggregaten,…) de studenten voor deze problematiek te sensibiliseren. - De mogelijkheid onderzoeken tot uitbreiding van deze opleiding tot het basisonderwijs, de PMS-centra, de schoolbemiddelaars … “Het blijkt dus dat, zij het met ieder hun eigen niveau en intensiteit, de pilootteams van plan zijn het project “Savoir-être à l’école” verder door te voeren in hun instelling.” ___________________________________________________________________________ Uit dit evaluatierapport, opgesteld door de Facultés de Namur, blijkt bij monde van de leerkrachten het concrete en tastbare nut van de opleiding “Savoir-être à l’école”. De leden van de Stichting M voelen zich dus aangesproken dit initiatief verder te zetten en de kwaliteit van de opleiding constant te verbeteren ten einde nog beter te beantwoorden aan de noden van en de vragen gesteld door de leerkrachten van de scholen. Laat ons hopen dat deze vraag ook gehoord wordt door de diverse bevoegde instanties en actief zal ondersteund worden zowel door de politiek als door diegenen die de mogelijkheid hebben de kwaliteit van het onderwijs te beïnvloeden. Pierre Moorkens Voorzitter 8 TESTIMONIALS : Cfr website en capsules, 1) Testimonials overnemen : website en capsules Sébastien 2) 1 directeur ,1 leerkracht, 1 PMS-agent, 1 opvoeder, enz… 9 Voor het rapport geconsulteerde bibliografie André, J., Eduquer à la motivation, cette force qui fait réussir. L’Harmattan, Paris, 2005. Antoine, J., Les neurosciences au secours des sciences de l’éducation. Luxembourg, 2006. Biémar, S., Boucenna, S., Godet, D., François, N., (2003), Etude de la nature et de la mise en place d’un dispositif d’objectivation de la démarche d’orientation à l’école. Rapport aangevraagd door de Franstalige Gemeenschap en opgesteld onder de leiding van Jacqueline Beckers (ULG) en Jean Donnay (DET-FUNDP). Blin, J.F., Gallais-Deulofeu, C., Travailler sur soi pour enseigner, in Classes difficiles. Des outils pour prévenir et gérer les perturbations scolaires. Degrave. Parsi, 2001. Boiron, C., La source du bonheur. Albin Michel. Espaces libres. Paris, 2000. Canivet, C., Cuche, C., Lombart, A.F., (2007), Pourquoi certains élèves décrochent-ils au secondaire alors qu’ils ont bien réussi dans l’enseignement primaire ? Comprendre les processus et les mécanismes des différentes formes de décrochage scolaire et construire des solutions avec les acteurs de terrain. Août 2007. Onderzoeksrapport onder de leiding van Jean Donnay (DET-FUNDP) en aangevraagd door de Franstalige Gemeenschap. Canivet, C., Cuche, C., Donnay, J., Les enjeux de la cocréation de savoirs accompagnateurchercheur-praticiens. REF, Nantes, juin 2009. Charlier, E., Donnay, J., Apprendre par l’analyse de pratiques. Initiation au compagnonnage réflexif. Presses universitaires de Namur, 2006. Chneiweiss, H., Neurosciences et neuroéthique. Des cerveaux libres et heureux. Alvik éditions. Paris, 2006. Damasio, A., L’erreur de Descartes : la raison des émotions. Odile Jacob, Paris, 1995. Damasio, A., Le sentiment même de soi : corps, émotions, conscience. Odile Jacob, Paris, 1999. Didou-Manent, M., Tran-Ky, F., Drouard, R., Réussir avec la neurobiologie. Ed. Chronique sociale, Lyon, 1994. Fradin, J., L’intelligence du stress. Eyrolles, Paris, 2008. Fradin, J., Le Moullec, F., Manager selon les personnalités. Les neurosciences au secours de la motivation. Ed. D’organisation. Paris, 2006. Fradin, J., C. Lefrançois, Dominant ou dominé. In Cerveau & Psycho, Paris, 2007. Fradin, J., Lefrançois, C., Mieux comprendre le stress pour le vaincre. In Cerveau & Psycho, Paris, 2006. Fradin, J., Le Moullec, F., Paradoxes de la violence contemporaine. IME, Paris, 2004 Goleman, D., Surmonter les émotions destructrices : Un dialogue avec le Dalaï-Lama. Laffont, Paris, 2003. Goleman, D., L’intelligence émotionnelle. Accepter ses émotions pour développer une intelligence nouvelle. Laffont. Paris, 1998. Morin, E., Les sept savoirs nécessaires à l’éducation du futur. Seuil. Paris, 2000. Roussel, J.F., Etude de l’impact de pratiques pédagogiques et de facteurs environnementaux sur le transfert éloigné des apprentissages dans un contexte de formation en entreprise. Doctoraatsthesis verdedigd voor de Faculteit Opvoeding van de Sherbrooke Universiteit. Februari 2007. Tarpinian, A., Hervé, G., Baranski, L., Mattéi, B., Ecole : changer de cap. Contribution à une éducation humanisante. Chronique sociale. Lyon, 2007. Varela, F., Autonomie et connaissance. Essai sur le vivant. Seuil, Paris, 1989. Yassine, F., Le stress des enseignants. Revue Sciences humaines N° 202, mars 2009. Sites Internet www.fondationm.org , www.mindandlife.org, www.casel.org , http://cecafoc.segec.be 10