A_ Toelichting bij de Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Wat is intergemeentelijke samenwerking? Intergemeentelijke samenwerking is de samenwerking op vrijwillige basis tussen twee of meer gemeenten. Dit met het oog op het realiseren van een gemeenschappelijke doelstelling van twee of meer gemeenten. Welke wetgeving is van toepassing? Voor de samenwerkingsverbanden die nu opgericht worden is het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking van toepassing. De bestaande verenigingen kregen twee jaar de tijd om hun statuten aan te passen aan de bepalingen van het nieuwe decreet. Voor wat betreft de bepalingen over de provinciale deelneming en het gemengd stelsel is een ruimere overgangsperiode voorzien. Vormen van intergemeentelijke samenwerking 1. Interlokale vereniging: samenwerkingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid en zonder beheersoverdracht. Een overeenkomst tussen de partners, die tezelfdertijd de statuten omvat, vormt de basis. De interlokale vereniging dient vooral voor de realisatie van in omvang beperkte projecten. 2. Projectvereniging: samenwerkingsvorm met rechtspersoonlijkheid met een sterk vereenvoudigde structuur. Ook hier is er geen beheersoverdracht; de statuten bepalen de werking en worden goedgekeurd door de partners. De projectvereniging is opnieuw bedoeld voor kleinschalige projecten, maar kan wel optreden als afzonderlijke rechtspersoon, met alle implicaties er aan verbonden (bvb de mogelijkheid eigen personeel te hebben). 3. Dienstverlenende vereniging: samenwerkingsvorm met rechtspersoonlijkheid, zonder beheersoverdracht en met door alle partners goedgekeurde statuten. De dienstverlenende vereniging wil voornamelijk activiteiten ontwikkelen voor de aangesloten gemeenten, op domeinen waarvoor deze geen overdracht van hun beheersbevoegdheid kunnen of willen toestaan. 4. Opdrachthoudende vereniging: samenwerkingsvorm met rechtspersoonlijkheid en met een beheersoverdracht die statutair vastgelegd is. Daardoor doen de gemeenten afstand van het recht om zelfstandig de opdrachten uit te voeren waarvan de realisatie op grond van hun eigen beslissing toevertrouwd is aan het samenwerkingsverband. (Gewest)grensoverschrijdende samenwerking Verenigingen en gemeenten kunnen deelnemen in rechtspersonen van publiekrecht met grensoverschrijdende werking. Dit kan zowel voor gebieden aan de Nederlandse als aan de Franse grens. De juridische basis uit het decreet van 6 juli 2001 moet dan wel ondersteund worden door de Conventie van Madrid en de aanvullende protocollen. Voor de verenigingen die gewestgrenzen overschrijden blijven de bepalingen van de wet van 22 december 1986 van toepassing. Toezicht Op de interlokale verenigingen en de projectverenigingen is geen apart administratief toezicht voorzien. Het toezicht verloopt hier indirect via het algemeen administratief toezicht op de beslissingen van de gemeenten in verband met die verenigingen. Voor de dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen is wel een apart administratief toezicht voorzien. Naast de oprichting zijn ook de statutenwijzigingen aan bijzonder administratief toezicht onderworpen, meer concreet aan de goedkeuring van de Vlaamse regering (met delegatie aan de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden). Daarnaast zijn alle andere beslissingen van die verenigingen onderworpen aan het algemeen administratief toezicht, met een mogelijkheid van schorsing door de regeringscommissaris, en een mogelijkheid van vernietiging door de Vlaamse Regering. Dat betekent dat alle beslissingen moeten voorgelegd worden aan de diensten van de regeringscommissaris. © Vlaamse overheid - Agentschap voor Binnenlands Bestuur - Boudewijnlaan 30, bus 70, 1000 Brussel Het intergemeentelijk samenwerkingsverband en de oprichting van de interlokale vereniging I. Inleiding Op 6 juli 2001 keurde het Vlaamse Parlement het Decreet houdende de Intergemeentelijke Samenwerking goed.1 Dit Decreet vervangt de oude wetgeving op de intercommunales en tekent een geheel nieuw kader uit waarbinnen intergemeentelijke samenwerking toegelaten is. Nog geen week later, op 13 juli 2001, zag het Decreet houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid het levenslicht.2 Dit Decreet erkent het belang van intergemeentelijk samenwerken in het lokaal cultuurbeleid en stimuleert zulke samenwerking zelfs door subsidies. Beide decreten hebben het kader waarbinnen intergemeentelijke samenwerking in het lokaal cultuurbeleid mogelijk is, volledig veranderd. Deze tekst poogt een overzicht te geven van de juridische mogelijkheden die beide decreten geschapen hebben voor het lokaal cultuurbeleid. II. Het intergemeentelijk samenwerkingsverband 1 Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, B.S. 31 oktober 2001, hierna afgekort als het Decreet Intergemeentelijke Samenwerking. 2 Decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, B.S. 29 september 2001, hierna afgekort als het Decreet Lokaal Cultuurbeleid. II.1. Definitie Intergemeentelijke samenwerking wordt gedefinieerd als de samenwerking op vrijwillige basis tussen twee of meer gemeenten, met het oog op het realiseren van een gemeenschappelijke doelstelling. Intergemeentelijke samenwerking is echter bijlange niet vrij. De gemeenten kunnen zich maar verenigen volgens de vormen en voorwaarden van het Decreet Intergemeentelijke Samenwerking. Ieder samenwerkingsverband dat niet aan deze vormen en voorwaarden voldoet, is onwettig. Dit Decreet laat vier vormen van samenwerkingsverbanden toe: de interlokale vereniging, de projectvereniging, de dienstverlenende en de opdrachthoudende vereniging. Zij worden hierna geschetst met hun belangrijkste kenmerken. II.2. De interlokale vereniging II.2.a) Definitie De interlokale vereniging is een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid en zonder beheersoverdracht, met als doel een welbepaald project van gemeentelijk belang te verwezenlijken. Dit samenwerkingsverband is zowel qua oprichting als qua functioneren aan het minst formaliteiten onderworpen. (Het wordt in slechts 4 decreetartikelen geregeld.) Daartegenover staat dat het de rechtsvorm is die het minst geschikt is voor een verregaande structurele samenwerking. II.2.b) Samenstelling: veel mogelijkheden De interlokale vereniging bestaat minstens uit twee gemeenten. Maar naast gemeenten kunnen ook alle andere rechtspersonen van publiek- en privaatrecht deelnemen. De interlokale vereniging is in dit opzicht uniek. Het is de enige vorm van intergemeentelijke samenwerking waaraan private rechtspersonen (vb. industrie, banken, vzw’s…) als volwaardige partner kunnen deelnemen. Geen enkele andere vorm van intergemeentelijke samenwerking laat een inbreng van private partners toe.3 Als een private rechtspersoon deelneemt in de vereniging, betekent dit ook automatisch dat deze partner vertegenwoordigd zal worden in het beheerscomité. Dit kan aantrekkelijk zijn om bijvoorbeeld sponsors aan te trekken voor een intergemeentelijk project. De private partner hoeft niet enkel meer een loutere geldschieter te zijn, maar kan mee het project beheren vanuit het beheerscomité. 4 3 Als redenen waarom de decreetgever weigerachtig staat tegen de deelname van private rechtspersonen aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden wordt gewezen op de betrachting een vrijere concurrentie tussen de publieke en private sector te realiseren en de keuzevrijheid (autonomie) van de besturen te garanderen. (J. Debièvre, “De eerste steen van het nieuwe gemeentehuis. Het Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking”, T.Gem. 2002, afl. 2, p. 98) 4 Ook in de opdrachthoudende en dienstverlenende vereniging kunnen geen private partners deelnemen. Deze verenigingen kunnen onder bepaalde voorwaarden wel zelf participeren in private rechtspersonen, althans in theorie (zie verder). Anderzijds betekent de deelname van private partners ook steeds een mogelijk gevaar voor de gemeentelijke autonomie. De interlokale vereniging is ook het enige samenwerkingsverband waarin alle publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen participeren. In de andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden is dit niet het geval. Daar kunnen enkel welbepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen participeren (zie hierna). II.2.c) Oprichting: via overeenkomst De interlokale vereniging wordt opgericht met een overeenkomst. Er zijn geen andere formaliteiten. Die overeenkomst is wel van het grootste belang, want zij geldt tevens als de statuten van de vereniging. In die overeenkomst moeten verplicht een aantal regelingen worden uitgewerkt, o.m. betreffende de duurtijd van het samenwerkingsverband, de interne organisatie, de financiële repercussie voor de deelnemers, de financiële controle, enz.5 Het Decreet bepaalt enkel dat de gemeenten een regeling moeten treffen. Wat die regeling concreet moet inhouden, is een zaak van de gemeenten. De gemeenten hebben met andere woorden een grote vrijheid om hun samenwerkingsverband te organiseren op de manier die zij willen. II.2.d) Beheer: Beheerscomité Ook de decretale regeling in verband met het beheer van de interlokale vereniging getuigt van een grote soepelheid. Het IGS-Decreet voorziet in de oprichting van een beheerscomité, waarin elke deelnemer minstens over één afgevaardigde moet beschikken. Voor de deelnemende gemeenten dient die afgevaardigde gekozen uit de gemeenteraadsleden, de burgemeester of de schepenen. De deelnemers kunnen zelf beslissen of een aantal van hen meer mandaten krijgen in het beheerscomité. De overeenkomst kan bepalen dat een van de gemeenten wordt aangesteld als beherende gemeente. In dat geval herbergt deze gemeente de zetel van de vereniging en vertegenwoordigt zij de vereniging. Het beheerscomité heeft als taak overleg te voeren over de wijze waarop de overeenkomst wordt uitgevoerd, advies te verlenen ten behoeve van de beherende gemeente, de rekeningen vast te stellen en de rekeningen voor te leggen aan de raden van de deelnemende gemeenten. De wijze waarop het beheerscomité functioneert en zijn taken uitoefent wordt niet in het Decreet geregeld: dit is een zaak van het comité zelf. Het comité kan in een huishoudelijk reglement bepalen hoe het zijn werkzaamheden organiseert en hoe het zijn bevoegdheden uitoefent. 5 Omtrent volgende zaken moet een regeling voorzien worden: de duurtijd en de eventuele verlenging van het samenwerkingsverband, de opzegmogelijkheid voor de deelnemers, de eventuele inbreng van de deelnemers en de wijze waarop deze inbreng wordt beheerd, de interne organisatie, de wederzijdse rechten en plichten van de deelnemers, de financiële repercussies, de informatieverstrekking aan de deelnemers, de jaarlijkse evaluatie door de gemeenteraden, de opmaak van de rekeningen en de bestemming van het resultaat, de financiële controle en de vereffening. De interlokale vereniging heeft geen rechtspersoonlijkheid en kan dus ook geen rechtshandelingen stellen (vb. contracten sluiten). De beslissingsbevoegdheid betreffende het stellen van rechtshandelingen ligt steeds bij de gemeenten en partners zelf. II.2.e) Personeel De interlokale vereniging kan niet optreden als werkgever, om de eenvoudige reden dat zij niet over rechtspersoonlijkheid beschikt. Bij de vereniging zelf kunnen dus geen personeelsleden tewerkgesteld worden. Indien een gemeente als beherende gemeente werd aangeduid, kan deze wel eigen personeel inzetten ten behoeve van het samenwerkingsverband. Het Decreet laat uitschijnen dat enkel de beherende gemeente personeel kan inzetten. II.2.f. Aanbevolen bij? Volgens de Memorie van Toelichting bij het IGS-Decreet is de interlokale vereniging geschikt voor het uitvoeren van een heel concreet, in omvang beperkt project, zoals de levering van een goed of een dienst, of de uitvoering van een werk.6 Het Decreet zelf laat de interlokale vereniging toe voor de verwezenlijking van een “welbepaald project van gemeentelijk belang”. In tegenstelling tot de Memorie van Toelichting bepaalt het Decreet dus niet dat het noodzakelijk om een in omvang beperkt project moet gaan. Het is wel zo dat de realisatie van omvangrijke en structurele projecten vaak een meer stabiele en uitgewerkte structuur zullen vergen. Het ontbreken van rechtspersoonlijkheid, het niet kunnen tewerkstellen van eigen personeel en eventueel het gebrek aan beheersoverdracht maken de interlokale vereniging ongeschikt voor grotere projecten. Een ander nuttig gebruik van de interlokale vereniging is de dienstverlening van één gemeente aan andere, omliggende gemeenten. Een centrumgemeente richt bijvoorbeeld een sportinfrastructuur op waar ook de omliggende gemeenten gebruik van kunnen maken op voorwaarde dat ze een deel van de kosten helpen dragen.7 Nog enkele andere concrete voorbeelden waarvoor de interlokale vereniging kan dienen zijn: de organisatie van eenmalige evenementen, de uitgave van specifieke publicaties, de organisatie van een speelpleinwerking gedurende de zomervakantie, … De interlokale vereniging kan ook dienen om een gezamenlijk cultuurbeleidsplan op te stellen. In bepaalde omstandigheden is de interlokale vereniging niet alleen de aanbevolen rechtsvorm, maar ook de enige mogelijke vorm van intergemeentelijke samenwerking. Dit zal het geval zijn wanneer een private partner wil deelnemen in het intergemeentelijk samenwerkingsverband. 6 Memorie van Toelichting, Parl. St. Vl. Parl. 2000-2001, nr. 565/1, 12 F. Vandendriessche , “Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en private partners”, C.D.P.K. 2002, 336; J. Debièvre idem , “De eerste steen van het nieuwe gemeentehuis. Het Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking”, T.Gem. 2002, afl. 2, p. 118 7