Schematisch overzicht – inhoudstabel

advertisement
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
1. Wat is sociale psychologie?
1.1. Uitgangspunten van de sociale psychologie
1.2. De relatie tussen sociale psychologie en mensenkennis
1.3. De rol van waarden in de sociale psychologie
2. Doelstellingen en inhoud van deze cursustekst
2.1. Doelstellingen
2.2. Implicaties voor de inhoud: een diepgaande bespreking van fundamentele thema’s
2.3. Implicaties voor de klemtoon: onderzoekstradities en baanbrekend onderzoek
HOOFDSTUK 2: METHODES VAN SOCIAALPSYCHOLOGISCH ONDERZOEK
1. Observatie
- wijze
- voordelen
- nadelen
2 . Zelfbeschrijvingen
- wanneer?
- praktische voordelen (3)
2.1. Doelstellingen
- 3 veronderstellingen + kritische analyse
 kunnen
o geheugeneffecten
o situationele determinanten
 gelegenheid
o vraageffecten (vraagstelling + antwoordalternatieven)
o sociale norm van te moeten antwoorden
 willen
o gedragsdeterminanten
o sociale wenselijkheid (! sociale normen)
- 3 centrale waarden in menselijke interactie
1) anderen geen schade
2) anderen in nood helpen
3) fysieke integriteit > financieel gewin
- discrepantie geclaimd vs. feitelijk moreel gedrag
 FeldmanHall et al.
o geld inzetten en elektroshocks
- vragenlijstonderzoek
- meting
o eigen financieel gewin <-> fysieke integriteit ander
o vragenlijst vertekende resultaten t.o.v. realiteit (meting)
o niet bewust van discrepantie
 eigenbelang vs. groepsbelang
o Trolley dilemma
o Footbridge dilemma
- nadelen (2) + zie ‘veronderstellingen’
2.2 Zelfbeschrijvingen niet altijd nutteloos
- voordelen
 hypothesen genereren



zelfbeschrijving = bestudeerd gedrag
sociale wenselijkheid ~ gedragsdomein
invloed soc. normen & geheugenproblemen omzeilen door strategische
vraagstelling (bevragingsttrategie)
o Schwarz et al.
- met wie breng je het liefst tijd door?
 vragenlijst
 alternatieve methodes:
1) event sampling
2) day reconstruction method
- discrepantie geclaimd vs. feitelijk gedrag
 verklaringen (2)
3. Correlationeel onderzoek
- werkwijze
- voordelen (3)
- nadeel
- Kogut
 donatie ~ verantwoordelijkheid aids-zieken
o meting
 negatieve correlatie
- interpretatie van correlaties
 3 mogelijkheden
 probleem + opl. (2)
4. Het experiment
4.1. Rationale & terminologie
- redenering
 manipulatie van onafhankelijke variabele
o tussen-proefpersoons-manipulatie
- nadeel: individuele variabiliteit
o binnen-proefpersoons-manipulatie
- nadelen (zie HB)
1) vraageffecten + soc. wenselijkheid
2) volgorde-effecten
bvb. anchoring
 contrabalanceren
 meting van afhankelijke variabele
- statistische analyse: significantie
- voordelen (3)
- voorwaarden (3) (zie HB p. 37)
4.4. De macrosituatie onder controle houden
4.5. De beperkingen van experimenten
- niet geschikt voor studie frequenties
- ecologische validiteit
 alledaags realisme (geen probleem)
 experimenteel realisme
- juiste manipulatie/meting
 manipulatiechecks
o zie Kogut
 pretest
 kritische dialoog vakkennis/vakgenoten
- praktisch/ethisch problematisch
 ethische commissie
- vraageffecten
- proefleidereffecten
- experiment vs. quasi-experiment
4.6. Experiment met meerdere O.V. en A.V.
- 2 types effecten
 hoofdeffect
o Zagefka et al.
- donatie ~ verantwoordelijkheid & zelfhulp
 zelfverklaarde bereidheid
= hoofdeffect verantwoordelijkheid + zelfhulp
= hoofdeffect verantwoordelijkheid
 volgorde-effecten
 interactie-effect
o tussen-proefpersoons-manipulatie
5. De empirische cirkel
- stappen
 theorie
 hypothese
 predictie
 gegevens
 methodologische kritiek
 evaluatie theorie/observatie
- 3 soorten discrepanties met theorie
1) abstractie
2) analyse
3) mechanisme
HOOFDSTUK 3: MACHT EN ONMACHT
-
-
definitie
soorten
1) sociale macht
2) macht omgevingsfactoren over persoon
3) autosociale macht
wisselwerking sociale en autosociale macht
1. Beheersen en beheerst worden: instrumenteel leren (= macht als middel)
- instrumentele conditionering
= parameters gedrag veranderen door waargenomen relatie tussen
concreet operant gedrag en gedragsuitkomsten
 instrumenteel/operant gedrag
 soorten gedragsuitkomsten (= gevolgen)
o neutraal
o appetitief = versterker
o aversief = straf
1.1. Soorten versterkers en straffen
- 4 soorten
 positieve versterker
 negatieve versterker
 positieve straf
 negatieve straf
- primaire vs. secundaire versterkers en straffen
 primair
o deprivatiespecifiek
 secundair
o niet deprivatiespecifiek
o leerprocessen:
1) propositioneel leren
2) evaluatief leren
3) contactconditionering
o kracht secundaire versterkers
- Insko
 interview feestweek
 instrumentele conditionering op korte termijn
1.2. De rol van contingentie en contiguïteit (met beloning of straf)
- instrumentele conditionering ~ sterkte contingentie
 perfecte contingentie  continu bestraffings- of beloningsschema
 niet-perfecte contingentie  partieel “
 geen contingentie  3 mogelijkheden
 alternatief: propositioneel leren
- instrumentele conditionering ~ contiguïteit gedrag en situatieverandering
- rol contiguïteit bij perceptie contingentie
- commerciële toepassingen (!!!)
1.3. Versterkers vs. straffen
- sociale straf > sociale versterking (bij wetten & normen)
= injunctieve/prescriptieve > descriptieve norm
 Mulder (experiment)
o individueel vs. collectief belang
 hoe coöperatief gedrag bevorderen?
o beslissingstaak met geld inzetten
- manipulatie: mededeling
- meting: ingelegd geld, ZB morele plicht, ZB reden beslissing
- mediatie
- kritiek (2)
- sociale versterking > sociale straf
= negatieve emotionele reacties problematisch
= sneller + meer contingentie
= ‘straf’ niet gelijk voor bestraffer en gestrafte
1.4. Strategisch leren of afleren
- uitdoving
- manieren om kortdurend effect te vermijden
1) gewoonte/eigen versterkers
2) versterkers toevoegen/straffen toevoegen + versterkers wegnemen van
concurrerend gedrag
3) versterkingscontingentie beïnvloeden van incompatibel gedrag
1.5. Valkuilen bij toepassing instrumentele leerprincipes
1) onbedoelde versterkingscontingenties
2) onbedoelde discriminatieve prikkels (SD’s) en S-delta’s
3) ondermijning intrinsieke motivatie
4) sociale implicaties
5) effectiviteit leerproces ~ geldigheid overt = covert
2. Macht als middel en doel-op-zich: een lastig te onderzoeken kwestie
2.1. Hoe belang van macht bestuderen?
- ZB problematisch
 sociale macht als middel (sociale norm doel)
 asymmetrisch belang autosociale macht
 groepsspecifieke normen over macht
o Okimoto & Brescoll (experiment 2)
- manipulatie: gender & info machtsstreven
- meting: stembereidheid & morele verontwaardiging
- conclusie: differentiële normen over streven naar sociale macht
door M en V
- kritiek
o Okimoto & Brescoll (experiment 1)
- manipulatie: gender & info machtsstreven
- meting: stembereidheid & mate verlangen macht en status
- zie vorig
- alternatieven voor ZB
 macht of onmacht?
o keuzegedrag
 versterker of straf?
o effect (on)machtservaring op gedrag
o emotionele reacties op onmacht
- expressief gedrag
- fysiologische metingen: elektromyografie
2.2. Bij wie voorkeur macht bestuderen?
= dns met weinig/geen ervaring instrumentele functie
3. Het fijne van macht
3.1. Macht als primaire versterker?
- Singh (experiment 1)
 ratten & voedselkooien
 manipulatie: hoeveel meer voedsel in gratis-eten-kooi
 meting: % gegeten uit voedsel-voor-werk-kooi
 conclusie: primaire voorkeur voor machtssituatie
o Voss & Homzie: pad naar eten (1 met splitsing)
- Singh (experiment 4)
 5-jarigen & knikkers
 manipulatie: macht- en onmachtconditie
 meting: waar meeste knikkers gehaald
 conclusie: zie vorige
3.2. Machtsgenoegen
- prikkels geassocieerd met macht worden aantrekkelijker
 Leotti & Delgado
o volwassenen, punten & visuele symbolen
- manipulatie: keuzevrijheid
- meting: beoordeling symbool
- betekenis symbolen gecontrabalanceerd
- significant verschil
o kritiek + weerlegging (MRI-scan)
- gedrag dat machtservaring geeft, neemt toe
 Watson & Ramey
o baby & wiegmobiel
- (tussenproefpersoons)manipulatie: beweging mobiel ~ hfdbwgng
- meting: hoofdbeweging
- betekenis symbolen gecontrabalanceerd
- conclusie: waargenomen contingentie + macht als versterker
- evolutionaire verklaring (Leotti et al.)
3.3. Macht als bescherming t.g.v. aversieve prikkels
= subjectieve macht  aversieve prikkel minder effect
- gedrag dat machtservaring geeft, neemt toe
 Glass et al. (experiment)
o lawaai & volhardings- & concentratietaak
- manipulatie: subjectieve macht over einde lawaai
- meting
 volhardingstaak: figuren overtrekken
 concentratietaak: tikfouten in tekst zoeken
- significant verschil
 Sherrod et al.
o lawaai & volhardings- & concentratietaak
- manipulatie: subjectieve macht over begin en einde lawaai
+ controleconditie ! (5 condities)
- meting (zie vorige)
- resultaten:
 hoofeffect macht einde bij volhardingstaak
 hoofdeffect macht (begin en einde) bij concentratietaak
 interactie tussen soorten macht
- conclusie: hoe meer macht, hoe beter
 Rose et al.
o cold pressure task & pijnstillers
- manipulatie: keuze over olie-achtige stof + controleconditie
- meting: pijn
+ manipulatiecheck
- vrije keuze over pijnstiller  pijnstillend effect = gerapporteerde
pijn nam minder toe
- kritiek: effect macht of onmacht?
4. De gevolgen van onmacht
4.1. Lijden onder machtsverlies
= ervaring onmacht primaire straf?
= straf door acute ervaring machtsverlies of door onmachtstoestand
- negatief affect na ervaring machtsverlies
 DeCasper & Carstens
o baby’s & hoofdtelefoon met slaapliedjes
o (binnenproefpersoons)manipulatie: macht of onmacht over liedjes
(zuigen) + (tussenproefpersoons)manipulatie: volgorde macht en
onmachtconditie
o paarsgewijs gejukt
o meting 1: intervals zuiggedrag (basislijn & minimumcriterium)
- conclusie: aangeleerde machteloosheid
o meting 2: huil- en onrustig gedrag = negatief affect (hypotheseblind)
- conclusie: ongenoegen door ervaring machtsverlies
 Crombez et al.
o sorteerregel & elektroshocks
o aselect gejukt
o (tussenproefpersoons)manipulatie: (on)macht over aversieve prikkel
o meting: angst- en pijnscores
o conclusie: machtsverlies > onmacht
4.2. Reactantie
= machtshonger
- definitie
- oorzaken (3)
- gevolgen (zie DIA)
4.3. Aangeleerde machteloosheid
= syndroom door toestand/ervaring onmacht
- Seligman & Maier
 hond & shocks
 manipulatie: (on)macht over shocks (in hangmat)
 meting (in pendelbox): indicatoren leren
 resultaat: leerproces verstoord als lijden door toestand onmacht
- Aangeleerde machteloosheidstheorie
 stappen
1) blootstelling aan afwezigheid contingentie
2) perceptie van “
3) veralgemening van perceptie
4) verwachting van afwezigheid contingentie
5) aangeleerde machteloosheid
o motivationeel probleem = geen moeite voor vermijden
o cognitief probleem = geen waarneming contingentie
o emotioneel probleem = fysiologische stressreacties
- Discrepantie empirische basis - theorie
 abstraheren
 hypothetisch-deductieve toetsing
= algemeen over soorten, prikkels (+ of - & controle of niet)
o Hiroto & Seligman
- lawaai & anagrammentaak
- manipulatie: blootstelling + controle lawaai
- meting: mislukkingen + gem. responslatentie
- significant verschil tussen basislijn/macht en onmachtconditie
- toestand van onmacht  cognitief probleem
 implicaties ‘volharding’
o opvattingen
o wenselijkheid
- gevolgen ervaring onmacht
- gevolgen ervaring macht
5. Autosociale en sociale macht als communicerende vaten
- gelijkenissen
 positief affect
 volharding
- onderlinge beïnvloeding
= sociale machtsbehoefte bevredigd door ervaring autosociale macht en omgekeerd

Inesi et al. (experiment 1)
o keuze productassortiment & herinnering (on)macht
o manipulatie: grootte assortiment
o significant verschil macht & onmacht
o conclusie: confrontatie sociale onmacht  waardering autosociale
macht
 Inesi et al. (experiment 2)
o productassortiment & samenwerken
o manipulatie: keuzevrijheid (grootte)
o meting: voorkeur leidinggevende rol + taakaspecten droombaan
o conclusie: zie vorige
6. Macht en onmacht in het ‘ware leven’
6.1. Machteloosheid door verwenning
= appetitieve prikkels stellen reactantie uit
6.2. Reactantie bij opgelegde regels
~ zwaarte sanctie
~ gevoeligheid voor bedreiging macht
- oplossing: controlerend taalgebruik + keuzevrijheid waar mogelijk
- relevantie gezondheidszorg
6.3. Werkstress, generatie-armoede en langdurig werklozen
= aangeleerde machteloosheid
6.4. Macht in het woon- en zorgcentrum en in het ziekenhuis
- Langer & Rodin
 subjectieve macht & gunstige effecten gezondheid
 manipulatie: verantwoordelijkheid welbevinden & macht omgeving,
tijdsbesteding
 meting: welbevinden & activiteit
 resultaat: hogere tevredenheid in machtsconditie
- vervolgonderzoek (“)
 zie vorige
 resultaat: minder achteruitgang in machtsconditie
6.5. Kiest u maar … en niet tevreden, geld terug!
- 3 toepassingen in de marketing
 cognitieve dissonantietheorie
- illusie van controle en kansspelen
HOOFDSTUK 4: SOCIALE INVLOED
1. De invloed van de aanwezigheid van anderen (mere presence)
1.1. Tegenstrijdige bevindingen
- Ader & Tatum
 elektrische shocken uitstellen met drukknop
 (tussenproefpersoons)manipulatie: sociale situatie
 meting: leertijd
 resultaten: minder vaak en minder snel ontdekt in sociale situatie + leertraject en
aangepastheid reddend gedrag verschilt
 conclusie: sociale inhibitie
- Pessin
 lijst met drieletterwoorden vanbuiten leren
 (tussenproefpersoons)manipulatie: sociale situatie (met proefleider)
 contrabalancering volgorde condities
 zie vorige
- Allport
 vrije associatietaak (ook in gedachten)
 binnenproefpersoonsmanipulatie: sociale situatie
 contrabalancering volgorde condities
 meting: aantal woorden binnen tijdslimiet
 significant verschil
 conclusie: sociale facilitatie (voor associaties vinden)
1.2. Wanneer sociale inhibatie en sociale facilitatie?
- Foute oorzaken (4)
- Chen
 mieren en zand verplaatsen
 meting: tijd voor start + hoeveelheid zand
 conclusie: sociale facilitatie
- Zajonc (verklaring door inductie)
 leergedrag  inhibitie
performantie  facilitatie
 hypothetisch-deductieve toetsing
o Zajonc et al.
- leren en performantie bij kakkerlakken
- manipulatie: moeilijk of makkelijk te vinden
- manipulatie 2: alleen of samen
 co-actieve ander (experiment 1)
 passief publiek (experiment 2)
- meting: mediaan looptijden
- resultaten
 sociale situatie significant sneller bij makkelijk
 sociale situatie significant trager bij moeilijk
o Schmitt et al.
- persoonlijke gegevens intypen
- manipulatie: sociale situatie
 alleen
 samen met niet-toekijkende persoon
 samen met toekijkende PL
- meting: gemiddeld aantal seconden
- resultaten
 sociale situatie significant 1/3e sneller bij makkelijk
 sociale situatie significant 1/3e trager bij moeilijk
1.3. Waarom inhibitatie of facilitatie?
- Sociale-activeringstheorie (zie DIA + HB p. 124 bovenaan)
1.4. Hypothetisch-deductieve toetsing van de theorie van de sociale activering
- discrepantie empirische basis - theorie
- gevaar cirkelredenering  a priori identificeren dominante respons
 3 mogelijkheden
1) responshiërarchie per deelnemer
2) leerfase
o Zajonc & Sales: Turkse-woorden-experiment
- leerfase (studie 1): woorden nazeggen
- manipulatie: frequentie

combinatie frequenties en stimuluswoorden
gecontrabalanceerd
 responshiërarchie
- testfase (studie 2): pseudoherkenningstaak
- manipulatie: sociale situatie
 alleen
 samen met 2 toekijkende studenten
- meting: frequentie woorden genoemd
- resultaten: zie DIA
3) bekende stimulus
o Thomas et al.
- zinaanvultest over leven en toekomst
- manipulaties
 vriendelijke of onvriendelijke PL
 alleen of niet-toekijkende co-actieve anderen
- meting: anonieme evaluatie PL a.d.h.v. bipolaire
beoordelingsschalen
- resultaat: verschil in beoordeling groter bij co-actieve situatie
- aanwezigheid anderen verhoogt uitbrengingskans dominante responsen
 Chapman: grappige geluidsopnames bij 8-jarigen (zie HB p.131)
- aanwezigheid anderen verhoogt fysiologische activiteit
 Martens: Palmar Sweat Index (PSI)
o motorische taak
o manipulatie: alleensituatie of toekijkend publiek
o meting: % toename PSI t.o.v. basislijn
o resultaat: sociale inhibitie + grotere toename
 Bell et al. : bloeddruk
o reactiesnelheidstaak
o manipulatie: sociale situatie
o resultaat: sociale facilitatie + gem. hogere bloeddruk in sociale situatie
 mediatie via fysiologische activiteit
- mere presence voldoende voor sociale activering, facilitatie en inhibitie?
 Cottrell: herneming Turkse-woorden-experiment
o manipulatie: sociale situatie
- alleenconditie
- samen met toekijkende anderen
- samen met niet-toekijkende/geblinddoekte anderen
o resultaat: geen verschil tussen alleenconditie en met geblinddoekte
anderen
o conclusie: enkel aanwezigheid van toekijkende anderen is voldoende
voor sociale activering MAAR sociale activering spreekt dit tegen (zie HB
p. 134)
o verklaring: ‘evaluation apprehension’
o kritiek: proefleider aanwezig in alleenconditie
1.5. Sociale-activering-theorie bewezen?
- Aiello & Douthitt: ordening verklaringen
1) drive theories (mere presence)
2) evaluatievrees centraal
3) distractietheorieën
- andere niet-gerichte groepsverschijnselen (zie DIA)
 sociale luiheid
 deindividuering
2. Impliciete sociale invloed: meerderheidsinvloed
- Inleidende bedenkingen over impliciete en expliciete sociale invloed
 Aronson: conceptuele verfijning (3)
 methodes: ‘experimenten’
2.1. Basisparadigma van Asch
- redenering
- vooronderzoek  simpele taak
- visuele-perceptie-taak
 18 proefbeurten
 welk lijnstuk even lang als de standaard?
 pseudodns 12 x unaniem fout
- meting: zie DIA
 fout in dezelde richting
 fout in tegengestelde richting
- resultaat: 36,7 % niet-autonoom
 dezelfde richting  grote fout wordt nooit gemaakt
 tegengestelde richting  juist of zelfde fout
2.2. Determinanten sociale invloed (zie DIA + HB)
3. Impliciete sociale invloed: minderheidsinvloed
- vervolgstudie Ash
= geen invloed enkeling op oordeel, wel op reacties
3.1. Hoe krijgt minderheid macht?
- innovatie via informatie weg (coverte verandering)
 cruciaal: consequente gedragsstijl
3.2. Innovatieparadigma van Moscovici (zie DIA)
3.3. Meerderheid vs. minderheid: fundamenteel verschillend?
- zie DIA
- Moscovici: consequente gedragsstijl specifieke determinant minderheidsinvloed
 <-> Ash: ook bij meerderheidsinvloed
- Weaver et al.
 lezen notulen vergadering over reserveren ruimte in New Jersey
 zie HB p.151
4. Expliciete sociale invloed: het inwilligen van verzoeken
- Milgram & Ash: geen experimenten
- wetenschappelijke achtergrond: impliciete meerderheidsinvloed
- maatschappelijke achtergrond
- persoonlijke achtergrond
- ‘voorproeven’
 proces van ‘trial and error’
 studenten Yale
 nadeel: weinig variabiliteit
 resultaten: gemiddeld verregaand foltergedrag
 methodologische beperkingen
1) geen vermelding vervanging cruciale rollen
2) dezelfde date gebruikt in meerder artikelen zonder vermelding
3) volgorde boek ≠ volgorde artikelen
4) condities  afzonderlijke experimenten
5) onjuiste informatie
4.1. Het basisparadigma van Milgram en het ‘finale vooronderzoek’
- Milgrams algemene procedure
 rol schokapparaat
- ‘Finale voorproef’
 zie DIA
 resultaat: allen tot maximum (‘vrijwel allen’)
4.2. De ‘officiële’ Milgramstudies
- 4 doelen vervolgonderzoek (zie DIA)
 toetsing determinanten
o psychologische nabijheid leerling – dn (! experiment)
 4 condities
1) minimaal contact + gebons
2) minimaal contact + auditief contact door opname (stijgend)
3) minimaal contact + opname + visueel contact (ruimte)
4) minimaal contact + opname + zien + tactiel contact
o opdracht toenemende schokken
o impliciet sociaal contract
o geslacht dns
- vervolgonderzoek: methode (4)
 oefenbeurten  voet-in-deur-effect
- vervolgonderzoek: resultaten
 zelfbeschrijving + observatie
o spanning + blaming the victim
 nooit 100 % inwilliging
 Packer: heranalyse
= weigering vaakst bij schok 10 (= 1ste verzoek) en anders door tot einde
 meer psychologische nabijheid  verschuiving relatieve macht PL naar
leerling
o bij conditie 1) en 2) gaat meerderheid nog tot einde
- mogelijke determinanten
 probleem van de autoriteit van de PL
 weinig invloed
o kwetsbaarheid leerling (hartziekte)
o geslacht dns
 vrouw: 2 tegengestelde krachten
o expliciet sociaal contract
o omgeving (prestige Yale?) + zie HB p. 170
 sterke invloed
o opdracht stijgende intensiteit i.p.v. keuze intensiteit
o kenmerken PL & leerling
 uitstraling (zacht  iets minder verregaand)
 nabijheid + hartkwaal
1) per telefoon
2) bandopname
 eensgezindheid en rolverdeling
- rol PL en leerling voor pseudodns  geen gehoor aan PL
- rol PL voor pseudodn, PL is leerling  gehoor aan PL
- 2 PL’s, 1 is leerling  ≈ basislijn
- 2 PL’s, tegenstrijdige instructies  < basislijn
- PL eist stopzetting, leerling niet  gehoor aan PL
-
dn + pseudodn: omdraaien rollen  > basislijn
verklaring: persoonlijke verantwoordelijkheid
o impliciete sociale invloed
- dn + pseudodn: 2 leraren  >> basislijn
- dn + 2 pseudodn: 3 leraren  << basislijn
4.3. Conceptuele replicaties Milgramonderzoek
- Meeus & Raaijmakers
 werkloze administratief mishandelen tijdens sollicitatieprocedure
o PL loog: zie HB p.178
 methode: ontmoedigende opmerkingen (stijgende grofheid) + stressmeter +
oefenbeurten + aansporingen
 manipulatie (experiment 1): vrijheid volgen procedure
 manipulatie (experiment 2): telefonisch aansporen of niet (+ 2 pseudodns: 3
leraren)
 resultaat: << basislijn Milgram in controlecondities, ≈ in experimentele
condities
- Brief et al.
 blanke studenten verzoeken te discrimineren o.b.v. huidskleur
 manipulatie: brief president bedrijf (“geen minderheden”)
 resultaat: in briefconditie gemiddeld minder zwarte kandidaten
- Brief et al. (2)
 inleven in selectieprocedure met verzoek discrimineren
 manipulatie: discrimineren of niet (+ conditie extra brief hoge manager)
 resultaten: geen verzoek </= brief hoge manager < verzoek
 ! leidinggevende niet nabij, toch inwilligen van verzoek
- Beauvois et al.
 3 verschillen met Milgramstudies (zie HB p. 181)
 ≈ PL + auditief contact
 resultaat: 80% tot maximumschok
4.4. Naar een verklaring?
- Milgrams ‘agentic shift’ theorie
 zie DIA
 kritiek
o post-hoc
o afleiding toetsbare hypothesen (agentic shift niet altijd compleet)
- Reicher & Haslam: speculatieve verklaring i.t.v. sociale identiteit (zie DIA)
5. Impliciete en expliciete invloed: fundamenteel verschillend?
- zie DIA
- Pronin et al.
 waarom studenten iPod gekocht?
 meting: hoezeer beslissing uit conformisme?
 resultaten: denken minder onderhevig te zijn aan sociale invloed of sociale
wenselijkheid
4 . Coda: een opmerking over de zin en het nut van sociale invloed (ook + effecten)
HOOFDSTUK 5: ATTITUDES
0. Inleiding
= evaluatieve houding t.o.v. attitude-object
 cognitief aspect
 affectief aspect
 leerproces
- inter-individuele verschilen
- intra-individuele stabiliteit
1. De (voorspellende waarde van) metingen en attitudes
1.1. De meting van attitudes door zelfbeschrijvingen
- nadelen
 covert gedrag
 zelfbeschrijving
o
verbaal gedrag
o ~ attitude?
- 3 deelveronderstellingen
1) kunnen
 controle: 3 problemen
2) willen
 controle: 3 problemen
 verschillen attitudeverschil en - verandering
3) geen situatie-invloeden
1.2. Attitudes en gedrag
- Relatie zelfbeschrijving en niet-verbaal gedrag
 Wicker
o meta-analyse
o lage correlatie beschreven attitude – overt, non-verbaal gedrag
- sociale straffen en versterkers
- indirecte meting
- ‘oplossingen’ (3)
1.3. Indirecte metingen (aspecten van) attitudes
- leugenschaal/sociale wenselijkheidsschaal
- bogus pipeline
 fysiologische meetapparatuur (nep)
- impliciete metingen
 impliciete attitudes
o fysiologische processen
o cognitieve processen
- Affective Priming Test
 oorspronkelijk 4 fasen
 nu: fase 4
- manipulatie: combinatie AO - valentie
1.4. Indirecte metingen (aspecten van) attitudes: enkele bevindingen
- gedrag voorspellen
 niet-verbaal: indirect
 verbaal: zelfbeschrijving
2. De vorming van attitudes
2.1. Evaluatief leren
- klassieke conditionering
 signaalleren
o occasion setting
 evaluatief leren
o hogere-orde-conditionering
o secundaire versterkers en straffen
o
algemene determinant van attitudes
- t.a.v. zintuiglijke prikkels
- vorming en verandering attitudes
 Baeyens et al. : neutrale houding wordt (on)gunstig
- bogus pipeline (meting elektrodomale activiteit)
- voorbereidingsfase: eerste beoordeling gezichten
- leerfase: gezichten in paren
1) N  A
2) N  O
3) N  N
- meting: aantrekkelijkheid gezichten + opvolging
- resultaat: aantrekkelijkheid ~ opvolging
 Olson & Fazio: ongunstige houding verdwijnt
- schermafbeeldingen + target (experiment 1)
- APT van attitude zwart + blank (experiment 2)
- resultaat: klassieke conditionering doet racisme
verdwijnen
- conclusie: prikkelveralgemening
- robuuste attitude
 link met contiguïteit en contingentie (zie HB p. 205-206)
o geen contingentie nodig voor evaluatief leren
 functie van klassieke conditionering (zie DIA)
2.2. Vorming van attitudes: contactconditionering
- Zajoncs inductieve hypothese: mere exposure
 definitie
 voorwaarden (2)
 experiment 1
o Turkse-woorden-experiment
o leerfase: uitspraak
o (binnenproefpersoons)manipulatie: frequentie
- woorden gecontrabalanceerd
o meting: gunstigheid betekenis
o resultaten: zie DIA
 experiment 2
o Chinese karakters
o leerfase: bekijken
o (binnenproefpersoons)manipulatie: frequentie
- karakters gecontrabalanceerd
o meting: gunstigheid betekenis
o resultaten: zie DIA
- Weerlegging ‘mere exposure is een artefact’
1) niet alleen bij mensen
2) niet alleen bij binnenproefpersoonsmanipulatie
3) niet alleen bij frequentiemanipulatie waarvan men zich bewust is
o Moreland & Beach
- vrouwen bezoeken onopgemerkt college
- (binnenproefpersoons)manipulatie: frequentie
- metingen
 subjectieve vertrouwdheid
 10 bipolaire dimensies
 kans vriendschap
resultaten
 nauwelijks vertrouwd
 hoe hoger frequentie, hoe sympathieker
- conclusie: subjectieve vertrouwdheid niet nodig voor affectieve
gevolgen van ‘mere exposure’
4) niet alleen bij attitudes gemeten a.d.h.v. bewust controleerbare gedragingen (+
ook via ZB)
o Harmon-Jones & Allen
- vrouwen kijken twee keer zeer kort naar foto’s jonge vrouwen
 foto’s gecontrabalanceerd
- meting: sympathie + gunstigheid attitude (via elektromyografie)
- resultaat: meer sympathie + verhoging positieve reacties voor
vrouwen die 2 keer getoond werden
 ! geen afname negatieve reacties
5) geen beperkte relevantie in dagelijkse leven
o Cutting (experiment
- studenten & impressionistische schilderijen uit kunstboeken
- meting: mooiste schilderij
- niet bij kinderen
o Meskin et al.
- lelijke schilderijen herhaaldelijk tonen
- resultaat: nog lelijker bevonden
o Schaffner et al.
- fictieve verkiezing hoofdredacteur
- zie DIA
Monahan et al. : prikkelveralgemening
 subliminale aanbieding achthoeken of Chinese karakters
 zie DIA
Mita et al. : prikkeldiscriminatie
 close-up foto’s studenten (gewoon & spiegelbeeld)
 manipulatie: lief of vriend(in) meebrengen
 meting: mooiste foto
 resultaat: dns verkiezen gewoon, gezelschap spiegelfoto
Zilva et al. : subtiele verandering context attitude-objecten doet mere exposureeffect verdwijnen
 leerfase: 24 zwart-wit foto’s studenten + zinledig woord (‘namen’)
 testfase: 36 foto’s beoordelen op aantrekkelijkheid
 zie DIA
Verklaring van contactconditionering
 Saegert et al. : ≠ evaluatief leren
o proefparcours met ontmoetingen
o manipulatie: frequentie ontmoetingen
o resultaat: ook bij aversieve smaken gold mere exposure-effect
o implicatie: + affect leren bevorderd door mere exposure, maar bemoeilijkt
 Harrison: responscompetitiehypothese (zie HB p.221)
o uitleg
o 5 beweringen
 Reber et al. : ‘processing fluency’ verklaring (zie DIA)
-
-
-
-

Bijzonder geval van contactconditionering: het waarheidseffect
o uitleg
o ongeacht
- soort bewering
- mondeling of schriftelijk
- tijdsverloop tussen aanbiedingen
- ja of nee beoordeling waarheidsgehalte eerste aanbieding
o verklaringen
- cognitive fluency
- waargenomen consensus over bewering
o Begg & Armour
- geloofwaardigheid beweringen
- zie DIA
- praktische implicaties
3. Attitudeverandering via gedragsverandering
- cognitieve-consistentietheorieën (zie HB p.225)
3.1. Cognitieve dissonantietheorie
 totale dissonantie/consonantie ~
o cluster van consonante en dissonante relaties
 dissonantie verzachten respectievelijk verergeren a.d.h.v.
gewogen proportie
 dissonantie = aversief
o dissonantiereductie: 3 manieren
o verandering cognitie ~
- veranderbaarheid cognitie
- ruimte voor interpretatie
o relatieve veranderbaarheid: 2 implicaties
 5 afgeleide hypothesen
1) attitude bijstellen  meer conform met vooropgesteld gedrag
2) meer bijstelling naarmate minder beloond
3) keuze tussen gelijke objecten  niet gekozen devalueren
4) sterkere bijstelling naarmate moeilijkere keuze
5) minder attitudeverandering na wegvallen straf bij kleine strafdreiging
 4 oorzaken attitudeverandering
3.2. Onderzoek geïnspireerd door cognitieve-dissonantietheorie
 tegenattitudinaal gedrag  attitudeverandering?
o Festinger & Carlsmith: tegenattitudinaal gedrag
- attitudevormingsfase: 30 minuten saaie houten-cilindertaak
- manipulatie: beloning voor uitleg (1$, 20$ of controleconditie)
= uitlokking tegenattitudinaal gedrag
- meting: attitudeverandering
- resultaten
 controleconditie: nogal saai (! sociale wenselijkheid)
 20$-conditie: ≈ controleconditie
 1$-conditie: positieve attitude
o Cohen: politie-optreden campusrellen
- manipulatie: argumentatie (pro of contra) + grootte beloning bij
pro
- meting: attituderespons tegen politie
- resultaat: grootst bij kleinste beloning
-
conclusie: inverse relatie beloning & attitudeverandering
 verklaring (zie DIA)
 postdecisierevaluatie (zie DIA)
o Brehm: ‘consumentenonderzoek’
- 8 voorwerpen aantrekkelijkheid beoordelen, 1 als dank
- manipulaties: keuze uit 2 (moeilijk of makkelijk) of geen keuze
- meting: aantrekkelijkheid
- resultaten
 niet-gekozen gedevalueerd
 meer devaluatie bij moeilijke keuze
o Gawronski et al. : kunstfoto’s met kamelen
- manipulatie: foto gevolgd door + of – woord (APT)
- keuze maken  APT met vergelijkbare woorden
- resultaten: gunstigere attitudescores t.a.v. gekozen foto en
minder gunstig voor niet-gekozen
- conclusie: ‘associatieve verankering van het zelf’
o Schultz et al. : keuze onaantrekkelijke alternatieven
- beoordeling posters door kinderen, keuze, 2e beoordeling
- manipulaties: moeilijke (2 mooi of 2 lelijk) of makkelijke keuze
- resultaten: bij elke keuze postdecisierevaluatie, maar devaluatie
niet-gekozen bij 2 mooi en opwaardering gekozen bij 2 lelijk
o Coppin et al. : deodoranten beoordelen
- 3 paren: lekker, verschillend, rest
- meting: lekkerst in ieder paar
- meting 2: beoordeling, intensiteit, herkenning (& verworpen?)
- manipulaties: keuze uit 2 (moeilijk of makkelijk) of geen keuze
- resultaten
 herkenning maar niet vaak juist gekozen/verworpen
 postdecisierevaluatie
- conclusie: postdecisierevaluatie NIET ~ bewuste herinnering keuze
o Egan et al. : ook bij kindjes en aapjes (zie DIA)
3.3. Zelfperceptie, zelfaffirmatie en evaluatieve gedragsaansteking (zie DIA)
 Steele: zelfaffirmatietheorie
o persoonlijke integriteit
 Bem: zelfperceptietheorie
o attituderelevant gedrag
 zelfperceptie vs. cognitieve dissonantie
 zelfaffirmatie vs. cognitieve dissonantie
o Festinger & Carlsmith: tegenattitudinaal gedrag
- attitudevormingsfase: 30 minuten saaie houten-cilindertaak
4. Conclusie
HOOFDSTUK 6: STEREOTYPES
1. Wat zijn stereotypes
- definitie stereotype
 opvallende groepen (3)
 individueel
 zelfstereotypering
- informatie (zie DIA)
 cognitief aspect
 affectieve reacties
 normatieve verwachtingen
- verwerking sociale informatie
- stereotypes, vooroordelen en discriminatie
 zie DIA
2. Meting (aspecten van) stereotypes: ≈ attitudes
- manieren (zie DIA)
 Implicit association test
o principe (zie DIA)
o Hein et al.
- houding studenten orthopedagogie over mentaal gehandicapten
- zie DIA
3. Waar komen stereotypes vandaan? (zie DIA)
- informatieverwerking
- opbouwen zelfbeeld
 sociale identiteit
o ingroep favoritisme
- instandhouding maatschappelijk status-quo
4 . Stereotypes en de verwerking van informatie over personen
4.1. Identificatie van gedrag
- naïef realisme
- Plant et al. : genderstereotypes
 digitale morphs beoordelen op emotie verdriet - boos
 zie DIA
- Duncan: etnische stereotypes
 video op racistische agressie beoordelen
 zie DIA
 conclusie: we identificeren actie als betekenisvol i.p.v. fysiek
4.2. Aanvulling van gedragsinformatie
- Dunning & Sherman: valse herkenning
 fase 1: dubbelzinnige beschrijvingen van gestereotypeerde groepen
 (binnenproefpersoons)manipulatie: stereotyperelevant of –irrelevant
o groepen gecontrabalanceerd over dns
 fase 2: nieuwe of aangevulde beschrijvingen
 (tussenproefpersoons)manipulatie: consistent of inconsistent
 meting: welke kwamen ook voor in fase 1? (= % valse herkenningen)
 resultaat: zie DIA
4.3. Stereotypes & causale attributie
- Feldman et al. : correspondentievertekening bij genderstereotypes
 fase 1: close-ups mannen en vrouwen met toelichting emotie
 manipulatie: geslacht + emotie
 fase 2: close-ups zonder toelichting
 meting: aantal dispositionele (i.p.v. situationele) verklaringen
 resultaat: bij vrouwen vaker i.t.v. dispositie verklaard
5. Stereotypes bepalen mee hoe we mensen beoordelen
- invloed bij interpretatie van informatie
 Arbuckle & Williams: assimilatie van professorstereotype
o audiotape androgyne vrouwelijke professor
o manipulatie: leeftijd professor (oud of jong)
o
o
meting: evaluatie i.f.v. leeftijd/geslacht
resultaat: studenten noemden college beter als ze dachten dat het
van jonge/mannelijke professor kwam
- groep bepaalt vergelijkingsstandaard bij oordeel
 contrast  tegen-intuïtieve verwachtingen
 Biernat et al. : genderstereotype als norm
o financiële succes geportretteerden schatten
o zie DIA
o conclusie: verschillende standaarden
6. Stereotypes bepalen mee overt gedrag
- invloed affectieve reacties
- sociale norm van individualisme
- Gabriel & Banse: discriminatie o.b.v. geaardheid
 wrong number technique
 zie DIA + HB p.267
- Heble et al. : informele discriminatie o.b.v. geaardheid
 zie DIA
 resultaat: geen formele discriminatie, maar negatievere houding en korter
gesprek tegen/met openlijk homoseksuele sollicitant
7. Wanneer bepalen stereotypes informatieverwerking, oordelen en gedrag?
- cruciale voorwaarde: geactiveerd stereotype (~ (3))
- als …
1) stereotype = waar & toepasselijk
o Goff et al. : minder kinderlijk stereotype afrikaans-amerikaanse
pubers
- manipulatie: leeftijdscategorie + huidskleur
- kinderlijke eigenschappen
- resultaat: zelfde niveau kinderlijkheid ligt bij zwarten 1
leeftijdscategorie lager
2) data-driven onmogelijk (3)
3) bescherming zelfbeeld
o Sinclair & Kunda
- oordeel manager over sociale vaardigheden
- manipulatie: valentie oordeel + geslacht manager
- meting: tevredenheid beoordeling + beoordeling manager
- resultaten
 – feedback vrouw gaf minder slechte tevredenheid
dan – feedback man
 bij – feedback vrouw  minder competent
- conclusie: kritiek neutraliseren door gebruik stereotype om
zelfwaarde te beschermen
o Sinclair & Kunda (2)
- stereotiepe beeld van professor als man  examencijfers
i.v.m. beoordelingen
- resultaat: zie vorig
4) onderdrukking niet langer mogelijk
o Macrae et al. : terugslageffect
- 2 foto’s skinhead
- manipulatie: waarschuwing stereotypering (ja/nee)
- meting: stereotiepe inhoud beoordeling
- resultaten: zie HB p.276
Macrae et al. (2): terugslageffect
- spullen skinhead op stoel wachtzaal
- manipulatie: waarschuwing stereotypering (ja/nee)
- meting: afstand van zitplaats
- resultaten: zie HB p.276
- Macrae et al. : terugslageffect
- 2 foto’s skinhead
o verklaring: moreel krediet
5) neiging onderdrukken opgeheven
o Darley & Gross: opheffing door ‘aanwezigheid’ informatie
- stereotype ‘kinderen hoge klasse beter op school’
- videopresentatie over kind
- manipulatie: groepslidmaatschap (hoog/laag) +
individuerende informatie (ja/nee)
- meting: 3 vaardigheden + prestatie (bij ind.info.)
 gemiddeld ingeschat niveau
- resultaat: bij aanwezigheid ind.info. veel stereotiepere
beoordeling niveau
- verklaring: perceptie van individu  confirmatie van
verwachting
 weinig informatie, grote invloed
 ambigue informatie geïnterpreteerd volgens
stereotype
o Monin & Miller: ‘moral credentials’
- taak 1: keuze tussen 5 solicitanten
- manipulatie: topkandidaat
 seksismeconditie: vrouw
 racismeconditie: zwarte man
 controleconditie: blanke man
 rest altijd blanke mannen
 moreel krediet
- taak 2: welke best geschikt voor functie?
- manipulatie: mannenberoep/politie in blanke wijk/keuze
- meting: voorkeur blanke man
- resultaten
 bij afwezigheid moreel krediet minder discriminatie
t.v.v. blanke man, maar binnen categorie wel meer
discriminatie o.g.v. gender
8. Stereotypes houden zichzelf in stand
1) effecten informatieverwerking
2) effecten informatieselectie – & verwerving
o Zuckerman et al. : confirmatorische zoekstrategie
- experiment (zie DIA)
- kritiek (3)
o illusoire correlatie (zie DIA)
3) Robinson et al. : zelfstereotypering
o taalquiz en stereotiepe emoties
o manipulaties
- echt winnen/verliezen of zich voorstellen (fictief)
o
- bevraging (na spel/na week)
meting: vrouwelijke emoties (+ of -)
resultaten
- in fictieve conditie en 1 week-conditie rapporteerden
vrouwen meer dan mannen typisch vrouwelijke gevoelens,
terwijl er in na spel-conditie geen significant verschil was
4) zichzelf waarmaken door …
o zelfvervullende voorspelling (zie HB p.279)
- stereotype threat
o instrumentele conditionering
= beloning/straf voor stereotiep/niet-stereotiep gedrag
- Castelli et al. : iemand die stereotiepe dingen zegt meer
nadien dan niet-stereotiepe spreker?
 student interviewen over ouderen in SL
 zie DIA
9. Hoe/wanneer kunnen stereotypes veranderen?
- contacthypothese
 nadelen (4)
- stereotype inconsistentie
 nadelen
1) effecten informatieverwerking
2) individuatie
3) subtypering
 verandering als … (zie DIA)
10. … Tracteren! (Een slotwoord)
o
o
HOOFDSTUK 7: SOCIALE VERGELIJKING
1. De sociale-vergelijkingstheorie, geformuleerd door Festinger
- behoefte aan evaluatie meningen/vaardigheden
 aan objectieve norm
 aan vergelijkbare anderen
o waarde vergelijking (zie DIA)
o wens affiliatie
- mening  uniformiteit
- vaardigheid  (lichte) superioriteit
o verschillen reduceren
- strategie ~ eigen positie
- druk uniformiteit ~ (2)
2. Kritische evaluatie van de theorie van de sociale vergelijking
2.1. Conceptuele bedenkingen
- problematiek coverte beschrijving
- combinatie nastreven evaluatie & uniformiteit niet coherent (3)
- tegenstrijdige verklaring voor innovatie
- problematiek objectieve standaard
2.2. Empirische basis (zie DIA)
2.3. Hypothetisch-deductieve toetsing
- behoefte?
 naïef realisme
 hiërarchie vereist (bij meningen)
 geen verklaring
- vergelijkend?
 ‘grote vis in een kleine vijver’-effect
 Alicke et al.
o leugendetectietaak: video’s
o manipulatie: feedback rangorde
- binnen totale groep
- binnen subgroep
o conclusie: positie binnen subgroep sterke invloed op evaluatie eigen
vaardigheid
- vergelijkbare ander?
 Gilbert et al.
o detectietaak: schizofrenie
o manipulaties
- succes dn op instructievideo (+ reden)
- cognitieve belasting (hoog of laag)
o meting: zie DIA
o resultaten: zie DIA
o conclusie: bij cognitieve belasting treed er ook sociale vergelijking
met niet-vergelijkbare ander op
 Gilbert et al. (2)
o detectietaak: (on)oprechte emoties
o manipulaties
- succes dn op instructievideo (+ reden)
- vergelijkbaarheid taak
o meting: zelfgerapporteerde vaardigheid & emoties (2)
o resultaten: zie DIA
o conclusie: sociale vergelijking met onvergelijkbare ander blijkt uit
affectieve reacties, niet uit gerapporteerde vaardigheid (+ zie DIA)
3. Een rekbare theorie?
- Schachter: toepassing sociale vergelijkingstheorie op emoties
 uitleg
 Schachter & Springer
o blootstelling euforische of woedende pseudodn na inspuiting
o manipulatie: epinefrine (objectieve verklaring) of placebo
o meting: overt gedrag en zelfrapportering emoties
o resultaten
- euforie: Schachters theorie bevestigd
- woede: geen bevestiging w.b. zelfrapportering woede
o kritiek: (*) slechts na post hoc verschuivingen met dns
 Marshall & Zimbardo: vervolgonderzoek
o blootstelling blije dn
o manipulatie: epinefrine (+ 2 condities hogere dosis, waarvan 1 ook
activiteiten ter verhoging arousal) of placebo
o meting: overt blij gedrag en zelfrapportering emoties
o resultaat: geen sociale vergelijking, enkel meer negatieve emoties
indien geen objectieve verklaring arousal
o conclusie: geen steun Schachter & Springer
 vervolgonderzoek: arousal overbodig voor emoties  Schachters theorie
achterhaald
- Sociale vergelijking niet alleen ter zelfevaluatie (zie DIA)
- Sociale vergelijking bij diersoorten
 Range et al. : honden (zie DIA)
 onderzoek bij apensoorten (zie HB p.318)
- Maakt geld gelukkig?
 Easterlinparadox
o Boyce et al. : ‘life satisfaction’ voorspeld door koopkracht?
- resultaat: rangorde in koopkrachthiërarchie voorspelt geluk,
absolute koopkracht en afwijking t.o.v. referentie niet
 asymmetrisch verband
- conclusie: verklaring voor Easterlinparadox
4. Naar een theorie van sociale competitie en sociale integratie
- schema
 relevante attributen voor sociale competitie & integratie
o vaardigheden
o karaktertrekken
o inspanning
o externe omstandigheden
o succes sociale competitie & integratie
o verwerving schaarse goederen
 rol sociale vergelijking
 vergelijking is iteratief proces (zie DIA)
 voordelen theorie (3)
HOOFDSTUK 8: AGRESSIEF GEDRAG
Inleiding: Wat is agressie?
- definitie 1: gedrag met intentie tot schaden (instrumentele agressie)
 <-> vijandige agressie
 covert gedrag: 3 wetenschappelijke risico’s
 meting intentie
1) onderzoeker
2) zelfbeschrijving
3) anderbeschrijving
- definitie 2: gedrag met toename aversiviteit situatie ander
 vermijdings- en ontvluchtingsgedrag
 niet louter reactief (= dwingende context)
1. Hoe valt agressief gedrag te bestuderen?
- 3 problemen i.v.m. agressie-onderzoek
1.1. De meting van agressie
- 4 ‘oplossingen’
- methoden
 Reactietijdcompetitie
 Lieberman et. al : ‘hot sauce’ methode
 systematische fouten bij beoordeling andermans prestatie
o score
o aversieve prikkels
o appetititieve prikkels
1.2. De manipulatie van ervaren agressie
- 2 technieken (zie kopie)
1.3. Agressie uitlokken
 toevoeging bekende determinant: provocatie
o risico: oververalgemening
 dekmantel: onderzoek over stress
1.4. Agressie door instrumentele conditionering
- Berkowitz & Frodi
 fase 1: elke 5s lawaaistoot toedienen aan essay-schrijvende
o keuze intensiteit
o manipulatie: reactie onderzoeker
 versterking
 straf
 basislijn
 fase 2: essay beoordelen met lawaaistoten
o vaste intensiteit
o manipulatie: herinnering versterkings- of bestraffingscontingentie
 discriminatieve prikkel
o resultaten: zie kopie
2. De Freudiaanse visie op agressie: agressie door doodsdrift
- Thanatos = doodsdrift
- Eros = levensdrift
- driften niet onbeperkt te onderdrukken  uitleven
 sublimatie
 genot agressie/ellende anderen
 actieve agressie
o catharsis
- 2 kritieken
 5 weerleggingen
o Bushman: tegenbewijs catharsis
 pleidooi pro/contra abortus  negatieve feedback
 manipulatie: boksbal
- wraakconditie
- afleidingconditie
- controleconditie
 metingen (gecontrabalanceerd)
- emoties (ZB)
- agressie (reactietijdcompetitie)
 resultaat: meer - emoties, agressie in wraakconditie
3. De frustratie-agressie hypothese
= frustratie  agressie?
- Dill & Anderson: dwarsboming bereiken doel  agressie
 instructiefase: origami leren vouwen
o verzoek pseudo-dn
 manipulatie: reactie proefleider
o ongerechtvaardigde frustratie
o gerechtvaardigde frustratie
o geen frustratie
 metingen
o emoties (frustratie & agressie)
o evaluatie proefleider
 vriendelijkheidsscore
 competentiescore
 globaal
 resultaten: zie HB p.345
-
Muller et al.
 fase 1: waarnemingscompetitie (dollarteken)
o manipulatie: winst of verlies
 fase 2: reactiesnelheid-competitie
o lawaaistoten (= meting agressie)
 keuze intensiteit en duur
 agressiviteitsscore
o resultaten: frustratie  meer agressie
o ! geen contoleconditie, dus niet ‘winst  meer agressie’
4. Provocatie en agressie
= provocatie  agressie?
- Zechmeister et. al: excuus  agressie
 intelligentietest  - feedback  vergissing  - feedback begeleidster
 manipulatie: terugname - feedback + excuses PL
 meting: evaluatie PL
 resultaat: excuus  negatievere beoordeling
 verklaring: meer schuld indien excuus
- Ames & Fiske: invloed provocatie ~ intentie
 daling winstuitkering door slechte investering CEO
 manipulatie: oorzaak
o opzet-conditie
o ongeluk-conditie
 meting: geleden schade
 resultaat: schade groter bij opzet-conditie (intentioneel)
 verklaring: meer schuld indien excuus
- Ames & Fiske (2): invloed provocatie ~ intentie
 opdroging rivier
 manipulatie: oorzaak
o opzet-conditie
o ongeluk-conditie
 metingen: schatting totale schade
o prijs beste schatters
o boetebedrag
 resultaat: significante overschatting totale schade
- Pedersen et al. : provocatie  agressie tegen derden (triggered displaced agression)
 ‘probleemoplossend vermogen’
 studie 1: anagrammentaak
o manipulatie: muziek + beoordeling
 studie 2: meerkeuzevragen
o manipulatie: leessnelheid, vergissingen, beoordeling
o meting: evaluatie andere PL
o resultaten: provocatie PL1 (+ lichte provocatie PL2)  slechte
evaluatie PL2
- Marcus-Newhall et al. : meta-analyse
 verplaatste agressie sterker naarmate slachtoffer op provocateur lijkt
o hoe erger oorspronkelijke provocatie, hoe kleiner verplaatste
agressie
- Doob & Gross: provocatie  agressie is ~ provocator
 verkeersagressie en sociale status
 manipulatie: auto (uitstraling sociale status)


meting: toeteren + ondervraging studenten
resultaten
o vaker en sneller bij kleine, oude auto
o mannelijke studenten beweren omgekeerde
o significant verschil tussen mannen en vrouwen
o mannelijke studenten beweren omgekeerde
- Deaux: provocatie  agressie is ~ provocator
 verkeersagressie en geslacht
 manipulatie: geslacht bestuurder
 meting: toeteren
 resultaten
o vaker en sneller bij vrouwelijke bestuurder
o mannen toeterden vaker dan vrouw
- Carlsmith et al. : agressie geeft niet verwachte voldoening
 inleggen in pot (zie ook Mulder)
o 2 PC’s: volledige inzet, daarna tit-for-tat
o 3e PC: freerider/profiteur
 schending sociale norm
 manipulatie: mogelijkheid tot straffen
o 2 strafcondities
 bestrafferconditie
 getuige-conditie
o controlecondtie: geen vermelding straf
o 2 ingebeelde strafcondities
 ingebeelde bestrafferconditie
 ingebeelde getuige-conditie
 metingen
o bestraffing ja/nee
o (ervaren en verwachte) emoties
o zelfgerapporteerde gedachten aan profiteur
 resultaten
o straf uitdelen  negatieve emoties
 tegengestelde resultaten bij ‘verwachte emoties’
 significant negatievere emoties bij straf- dan bij
getuigencondities
o meer gerapporteerde gedachten in bestraffercondities
 tegengestelde resultaten bij ‘verwachte gedachten’
 effect straf uitdelen op emoties gemedieerd door gedachten
aan profiteur/dader
5. Agressie, macht en onmacht
= provocatie  agressie?
- Nuttin et. al: agressief gedrag als gevolg van machtsverlies
5.1. Oncontoleerbare aversieve prikkels doen agressie toenemen
- Donnerstein & Wilson
 tekst over Watergateschandaal schrijven
o pseudodeelnemer evalueert verbaal en met elektrische schokken
 manipulatie (fase 1)
o lawaaistoten of geen lawaai
o subjectieve macht over einde lawaai
 manipulatie (fase 2)
o provocatie a.d.h.v. schokken en commentaar



pseudodeelnemer woordassociaties
meting: gemiddelde schokintensiteit
resultaten:
o hoger bij geprovoceerde deelnemers en versterking door lawaai bij
afwezigheid subjectieve macht
 verklaring: aversieve prikkels versterken de door provocatie uitgelokte
agressie ALLEEN als het individu geen controle had over die aversieve prikkels
5.2. Subjectieve macht over aversieve prikkel reduceert door uitsluiting veroorzaakte
agressie
- Warburton et al.
 spel met bal in wachtzaal
 manipulatie (fase 1): sociale uitsluiting
o uitsluitingsconditie
o niet-uitsluitingsconditie
 manipulatie (fase 2): controle over lawaai
 meting: ‘hot sauce procedure’
 resultaten: ervaring macht elimineert door uitsluiting veroorzaakte agressie
- Gerber & Wheeler: meta-analyse
 agressie als machtsherstel
o ook prosociaal gedrag mogelijk
- De vicieuze cirkel van sociale uitsluiting van de machteloze en agressie
5.2. Onmacht maakt vijandige humor leuk
- Weinstein et al.
 definitie vijandige humor
 confrontatie (on)macht via priming procedure: thema woorden scrambled
sentences
o autonomie
o externe controle
o controleconditie (enkel bij (a)!)
 manipulatie: vijandigheid humor van grappen (a) of 8 videoclips (b)
o vijandig
o niet-vijandig
 meting: beoordeling amusementswaarde
 resultaten
o (a) niet-vijandige grappen ‘leuker’, tenzij ervaring onmacht
o (b) interactie humor met priming
= autonomie  n-vijandig leuker, externe controle  vijandig leuker
 verklaring: vijandige humor vooral ‘leuk’ bij ervaring onmacht
6. General Agression Model
6.1. Mechanismen
= 3 routes invloed op spontane agressieve reactie
 toename agressie
 van nature of via leerproces
 beïnvloeden elkaar
1) toegankelijkheid agressieve gedachten
2) agressieve gevoelens opwekken/versterken
3) fysiologische arousal
- primary appraisal
- secundary appraisal
- zie HB P. 365-366
6.2. Debat over computerspellen
(zie HB p.367-370)
- effect aantonen houdt geen conclusie in
- effect aantonen houdt geen advies in
6.3. Toetsing van het G.A.M.: gewelddadige spelen lokken agressie uit
- Anderson & Dill
 effecten van agressieve computerspellen op agressieve gedachten, gevoelens
en gedragingen
 sessie 1: 15 min. spelen  affectmeting (vragenlijst)  15 min.  meting
agressieve gedachten (woorden lezen)
 meting 1: verschilscore leessnelheid niet- en agressieve woorden
 sessie 2: 15 min.
 meting 2: reactiesnelheidscompetitie
o keuze duur en intensiteit
 resultaten + conclusie: zie HB p.371
- Hasan et al.
 verhaal afmaken met gevoelens hoofdpersoon na spelen spel
 manipulatie: gewelddadig spel of niet
 meting: reactietijdcompetitie
 resultaten: zie HB p. 372
 verklaring: agressieve gedachten  verwachten agressie van anderen 
anticiperen door zelf agressief gedrag te vertonen
- vervolgonderzoek
6.4. Maar ik voel me helemaal niet agressief!
- contrast met alledaagse vormen agressie  lijken onschuldig/minder agressief
(mediatie)  meer vertonen zonder zichzelf agressiever te voelen
- Greitemeyer
 verbale en fysieke agressieve gedragingen na spelen spel
 manipulatie
o gewelddadig spel of niet
o inbeelden zelf of ander
 meting: agressiescores
 conclusie: minder agressief vinden van gedrag o.i.v. agressief spel beperkt tot
eigen gedrag
 toevoeging 3e fase: ‘hot sauce procedure’
HOOFDSTUK 9: ALTRUÏSTISCH GEDRAG
1. De definitie van altruïstisch gedrag
2. Methodologie van onderzoek over altruïsme
3. De ‘altruïstische intentie’ en de beoordeling van gedrag (= perceptie van altruïsme)
- sociale versterker (< sociale norm)
- sterke afkeuring ‘schijnbaar’ altruïsme
- Newman & Cain
 vrijwilligerswerk om hart vrouw te winnen
 (tusssenproefpersoons)manipulatie: tehuis daklozen of koffiebar
 metingen  moraliteitsschaal
o ethisch vlak
o moreel vlak
o goed- of afkeuring
o bijdrage aan betere wereld
 resultaten: zie HB p.381
- vervolgonderzoek: fundraiser (zie HB p. 382)
- Newman & Cain (2)
 HIV & malariacampagne kledingketen GAP
 manipulatie: informatie
o controleconditie
o altruïsmeconditie
o besmet altruïsmeconditie 1
o besmet altruïsmeconditie 2 (nadruk persoonlijk voordeel)
 metingen
o zelfbeschreven attitude t.o.v. GAP
o moraliteit GAP
 resultaten: zie HB p. 383
o minder gunstige attitude voor besmette condities
o minder moraliteit voor controle en besmet 2
4. Waarom helpen mensen?
4.1. De meting van agressie
= besef helpen/delen werkt als versterker
 sociaal  kostenbaten-analyse
 niet-sociaal methoden
- Aknin, Hamlin & Dunn (1)
 geld uitgeven voor zelf of anderen
 manipulatie: 5 of 20 dollar
 meting: geluk
o voor uitgave
o na uitgave
 resultaat: bedrag geen invloed, geven aan anderen maakt gelukkiger
- Aknin, Hamlin & Dunn (2)
 2-jarige, Aapje en 8 snoepjes
 manipulatie: gebeurtenis (gecontrabalanceerd)
o extra snoepje  Aapje
o extra snoepje  Aapje via kind
o snoepje kind  Aapje
 meting: gelaatsuitdrukking
 resultaat: iets geven (en vooral van zichzelf) maakt blij
 conclusie: genot altruïsme geen gevolg van instrumentele conditionering
4.2. Model Darley & Latané o.b.v. onderzoek bystander-effect
- Persoon in levensgevaar (1)
 onderzoek privéproblemen via intercom
 manipulatie: aantal aanwezigen (+ voorstelconditie)
 meting: latentie van hulpverlening + zelfbeschrijvingen
 resultaten: zie DIA
 conclusie: diffusie van verantwoordelijkheid (zie DIA)
- Rookexperiment (2)
 manipulatie: aantal aanwezigen
o 1 dn
o 3 dns
o 1 dn + 2 psdns
 meting: snelheid, verbaal gedrag, niet-verbaal gedrag
o latentie opmerken
o latentie melding
o proportie meldingen
 resultaten: zie DIA
 conclusie: impliciete sociale invloed bij interpretatie ambigue noodsituatie 
bystander-effect
- Latané & Rodin: gevallen-vrouwenexperiment
 PL valt van ladder tijdens invullen vragenlijst
 manipulatie: aantal aanwezigen
o 1 dn
o dn + psdn
o 2 dns (onbekenden)
o 2 dns (vrienden)
 meting: latentie van hulpverlening
o proportie
o mediaan latentietijd
 resultaten: zie DIA
- Hypothetische kans op hulp bij meerdere aanwezigen
= 1 - (1 - kans dn alleen helpt)²
- Blair et al.
 fictieve student URL bezorgen
 manipulatie: adressatie
o alleen dn
o dn + fictieve dn
o dn + 14 fictieve dns
o dn + 49 fictieve dns
 meting: percentage antwoorden van totaal aangeschrevenen
 resultaten: zie HB p.397
 conclusie: bystander-effect ook bij virtueel aanwezigen
- Chekroun & Brauer
 overtreding en persoonlijke benadeling
 manipulatie: graffiti lift of flessen park
 meting: reacties
 resultaten: proportie reactie hoger bij meer getuigen
 conclusie: persoonlijke benadeling elimineert bystander-effect
- Ross: rook- en gevallen-medewerker-experiment
 manipulatie: pseudodns volwassenen of kinderen
 meting: latentie van hulpverlening
 resultaten: verschil tussen condities met kinderen en alleensituatie was ook
significant
 conclusie: toch bystander-effect zonder diffusie van verantwoordelijkheid
- Garcia, Darley et al.
 inbeelding etentje met vrienden
 manipulatie: 1 of 10 vriendinnen (+ controlegroep)
 meting: duur meewerken ander onderzoek met te weinig dns
 conclusie: inbeelding samenzijn met veel mensen doet altruïstisch gedrag
afnemen (≠ diffusie van verantwoordelijkheid)
4.3. General Learning Model
- gewelddadige computerspellen  minder altruïsme
- vredelievende
“
 prosociale effecten
 uitgelokte altruïstische gedachten
4.4. Altruïsme als uitoefenen van macht
- verzoek om hulp kan bedreiging sociale macht zijn
 extreme/dwingende verzoeken  minder altruïstisch gedrag
- voorkeur altruïstisch gedrag bij identificeerbare enkeling/hulpmiddelen
 waarnemen effect  gevoel macht ALS eigen keuze
Download