ademen slikken verslikken

advertisement
Het ademhalingsstelsel
paragraaf 4
Het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel
neusholte
mondholte
keelholte
strottenhoofd
luchtpijp
bronchie
long
longblaasjes
neusholte
of mondholte
keelholte
strottenhoofd
luchtpijp
bronchiën
longblaasjes
De weg die lucht aflegt door je ademhalingsstelsel.
Neusholte
• De neusholte is vanbinnen bekleed met
neusslijmvlies.
• Het neusslijmvies produceert slijm.
• Wanneer je te veel slijm produceert ga je
snotteren.
• Boven in de neusholte bevindt zich het
reukorgaan.
Voordelen van neusademhaling
• De lucht wordt gekeurd door het
reukzintuig.
• De grove stofdeeltjes worden
tegengehouden door neusharen.
• De lucht wordt verwarmd door bloed uit
vele bloedvaatjes in het neusslijmvlies.
• De lucht wordt vochtig door vocht uit het
neusslijmvlies.
• De stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven
plakken aan slijm van het neusslijmvlies.
Mondholte
• Bij ademhaling via de mondholte blijft de
buitenlucht “onbehandeld”.
• Als er erg droge en koude lucht in de
longblaasjes terechtkomt kan dat een
longontsteking veroorzaken.
neusholte
huig
mondholte
strotklep
Keelholte
• De keelholte is een kruispunt.
• Voedsel kruist in de keelholte de weg die
lucht aflegt.
• Het strotklepje sluit de luchtpijp af.
• De huig sluit de neusholte af.
Strottenhoofd
• Het strottenhoofd kun je aan de buitenkant
van je keel voelen als je “adamsappel”.
• In het strottenhoofd liggen de stembanden
(die je gebruikt als je praat).
• Het strotklepje sluit de luchtpijp af.
Ademen, slikken en verslikken
• De stand van de huig en het strotklepje
bepalen samen welke weg voedsel of
lucht aflegt.
• Wanneer huig en strotklepje open staan
als je eten doorslikt, dan verslik je je
(voedsel of drank komt in luchtpijp en
neusholte terecht).
• Door te hoesten wordt voedsel weer uit de
luchtpijp verwijderd.
Ademen
ademen
Slikken en verslikken
slikken
verslikken
Stand van strotklepje en huig
Strotklep
Huig
Ademhalen
open
open
Slikken
dicht
dicht
Verslikken
open
open
Luchtpijp
• De luchtpijp loopt van het strottenhoofd
naar de bronchiën.
• De luchtpijp is een holle buis (te
vergelijken met een stofzuigerslang).
• De wand van de luchtpijp bevat
hoefijzervormige kraakbeenringen die
zorgen voor stevigheid.
• De luchtpijp is altijd open.
Bronchiën
• Bronchiën zijn vertakkingen van de
luchtpijp.
• Wand van bronchiën bevat
kraakbeenringen.
• Bronchiën vertakken zich in steeds kleinere
buisjes.
• Fijne vertakkingen bevatten geen
kraakbeenringen maar spiertjes.
• Aan de uiteinden zitten de longblaasjes.
kraakbeenringen
De luchtpijp en de bronchiën zijn opgebouwd
uit kraakbeenringen.
Binnenwand van luchtwegen
• De binnenwand is bekleed met
slijmproducerende cellen en trilhaarcellen.
• Stof en ziekteverwekkers blijven aan het
slijm plakken.
• Trilharen verplaatsen slijm naar keelholte,
waar het wordt doorgeslikt.
• Wanneer je te veel slijm produceert ga je
hoesten.
 Luchtwegen worden schoongehouden.
slijm
trilharen
slijmcel
trilhaarcel
De binnenwand van de luchtwegen is bekleed
met slijmproducerende cellen en trilhaarcellen.
Download