Begrippen lijstje voor Biologie. Basisstof 3 Zuurstof – Dat neem je op uit de lucht. Koolstofdioxide – Dat geef je af aan de lucht. Water en energie – Raak je ook kwijt bij het uitademen. Verbranding – Vindt plaats in elke cel van je lichaam. Zonder verbranding gaat een cel dood. Er ontstaat energie bij de verbranding = nodig voor de organen om te kunnen werken + lichaamstemperatuur handhaven. Brandstof – De meest gebruikte is glucose. Glucose – De meest gebruikte brandstof. Warmbloedige dieren – hebben een constante lichaamstemperatuur. Koudbloedige dieren – passen hun lichaamstemperatuur aan, aan de omgeving. Glucose + zuurstof water + koolstofdioxide + energie Basisstof 4 De lucht wordt ingeademd via de neus of mond De lucht komt in de neus- of mondholte terecht. (De neus holte is bekleed met neusslijmvlies. Het neusslijmvlies bevat slijmproducerende cellen en trilhaarcellen. Boven de neusholte bevind zich het reukzintuig. Het is beter om door je neus te ademen dan door je mond want dat zit dat alles niet. Vooraan de neusholte groeien neusharen.) Via de keelholte en het strottenhoofd (In het strottenhoofd liggen de stembanden.) komt de lucht in de luchtpijp. (Soms komt er eten in de luchtpijp dan heeft het strotklepje de luchtpijp niet goed afgesloten. De luchtpijp bevat hoefijzervormige kraakbeenringen. De binnenwand van de luchtwegen is bekleed met slijmproducerende cellen en trilhaarcellen.) De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën: een naar de linkerlong en een naar de rechterlong en een naar de rechterlong. De bronchiën vertakken zich in steeds fijnere buisjes, de luchtpijptakjes. Elk luchtpijptakje eindigt in een trosje kleine longblaasjes. (Om de longblaasjes lopen longhaarvaten. Tussen de longblaasjes en de longhaarvaten vindt gaswisseling plaats. Zuurstof wordt opgenomen, koolstofdioxide wordt afgegeven aan de lucht. Door het grote oppervlak vindt de stofwisseling heel snel plaats.) Basisstof 5 Ribademhaling (borstademhaling) Bij de ribademhaling bewegen de ribben en het borstbeen. Als je inademt, bewegen je ribben en je borstbeen omhoog. Als je uitademt, bewegen je ribben en je borstbeen omlaag. Middenrifademhaling (buikademhaling) Bij de middenrifademhaling bewegen het middenrif en de buikwand. Als je inademt, beweegt je je middenrif omlaag. Als je uitademt, beweegt je middenrif omhoog. Basisstof 6 Door verschillende oorzaken kunnen je longen en luchtwegen minder goed functioneren. Bijvoorbeeld door: Astma, hooikoorts, sommige allergieën of door roken. Cara (= de verzamelnaam voor: astma, chronische bronchitis en longemfyseem) is een afkorting van chronische (= langdurige) aspecifieke (= zonder speciale kenmerken) respiratoire (= ademhaling) aandoeningen. Het verschil tussen de 3 ziektes is de oorzaak van de ontstekingen. Astma: erfelijke aanleg. Wat gebeurt er bij een aanval? In de wand van de fijne vertakkingen van de bronchiën (luchtpijptakjes) bevinden zich spiertjes. Zo’n aanval wordt veroorzaakt door dat de spiertjes zich samentrekken en daardoor worden de luchtwegen smaller. CB en longemfyseem: roken. CB + longemfyseem = COPD. Wat is er aan de hand bij COPD? De binnenkant van de luchtwegen is bekleed met slijmvlies. Tabaksrook veroorzaakt ontstekingen waarbij het slijmvlies opzwelt en meer slijm gaat vormen. Vooral de fijnste luchtpijptakjes raken vertopt. Astmapatiënten en COPD-patiënten zijn vaak erg gevoelig voor bepaalde stofdeeltjes in de lucht. Stuifmeel is de oorzaak van hooikoorts. Hooikoorts is een vorm van allergie. Iemand is dan overgevoelig voor bepaalde soorten stuifmeel van grassen, planten of bomen. U kunt ook allergisch zijn voor andere dingen, zoals katten of huisstofmijt. Elk mens vormt antistoffen tegen stuifmeel in zijn lichaam. Bij iemand met hooikoorts reageert het lichaam erg heftig zodra de slijmvliezen met het stuifmeel in aanraking komen. Er ontstaat een ‘overdreven’ afweerreactie, waardoor de slijmvliezen zwellen en meer slijm gaan produceren. Basisstof 7 Rook van tabat = verschillende gassen & teerdruppeltjes. De 3 belangrijkste schadelijke stoffen zijn teer, nicotine en koolstofmono-oxide. Teer Teer blijft aan de binnenkant van je longen en luchtwegen plakken. Naar een tijdje vorm het een laagje teer en daardoor kunnen de trilhaarcellen hun werk niet meer doen. Daardoor moeten rokers ook zo veel hoesten. Nicotine Deze stof zorgt ervoor dat mensen verslaaft aan roken raken. Als mensen te weinig nicotine in hun lichaam hebben, hebben ze weer behoeft aan een sigaret. Koolstofmono-oxide (ook wel kolendamp genoemd) Door deze stof kan je bloed minder goed zuurstof vervoeren. Je kunt ook deze stoffen binnenkrijgen als je niet rookt. Dit heet passief roken. Als rokers willen stoppen met roken lukt dat vaak niet omdat ze verslaafd zijn en omdat ze na dat ze gestopt zijn ontwenningsverschijnselen krijgen. Basisstof 8 & 9 Zie je boek.