Spoederfelijkheidsonderzoek bij kanker

advertisement
3
Oncologische observatie
Spoederfelijkheidsonderzoek bij
kanker
Rapid genetic counseling and testing for cancer patients
M.R. Wevers, E. van Riel, A. Baars, R.B. van der Luijt, R. van Hillegersberg en M.G.E.M. Ausems
Samenvatting
Summary
Een deel van de patiënten met kanker komt in aanmerking voor erfelijkheidsonderzoek vanwege hun
jonge leeftijd bij diagnose en/of hun familiegeschiedenis. Verwijzing naar een klinisch geneticus vindt
doorgaans plaats na de primaire behandeling. Soms
wordt erfelijkheidsonderzoek echter voor de primaire
chirurgische behandeling gevraagd om de resultaten
daarvan te betrekken bij beslissingen over de chirurgische behandeling en eventuele preventieve chirurgie.
In dit artikel worden een 37-jarige vrouw met coloncarcinoom en twee vrouwen jonger dan 50 jaar met
borstkanker beschreven die kort na de diagnose
spoederfelijkheidsonderzoek kregen. Deze casus
laten zien op welke manier uitslagen van DNA-onderzoek voor de chirurgische behandeling kunnen worden
gegenereerd voor zowel patiënten met als zonder
een bekende mutatie in de familie, en voor borstkankerpatiënten die met neoadjuvante chemotherapie
worden behandeld. Daarnaast laten deze casus zien
op welke manier de uitslag van erfelijkheidsonderzoek
van invloed kan zijn op preventieve maatregelen.
(Ned Tijdschr Oncol 2011;8:116-22)
Some cancer patients have an indication for genetic
counseling and testing because of their young age
at diagnosis and/or their family history. Referral to
a clinical geneticist is usually offered after primary
treatment. However, genetic counseling and testing
is sometimes requested before primary surgery in
order to make a better informed decision about the
extent of the surgery necessary and possible preventive surgery. We describe a 37-year-old woman
with colorectal cancer and two women younger
than 50 years old with breast cancer, who received
rapid genetic counseling and testing shortly after
their diagnoses were made. These cases illustrate
how DNA test results can be made available before
surgery for patients who come from a family with, or
without a known mutation and especially for breast
cancer patients who receive neo-adjuvant chemotherapy. These cases also demonstrate how genetic
counseling and testing can influence decisions on
preventive measures.
Inleiding
Afhankelijk van de leeftijd ten tijde van diagnose en
familiegeschiedenis is bij een deel van de kankerpatiënten klinisch genetisch onderzoek (counseling
en DNA-onderzoek) geïndiceerd.1 Dit kan duidelijkheid geven over de oorzaak van kanker en het risico
op een tweede primaire tumor (in hetzelfde orgaan
of een geassocieerde maligniteit). Indien een aanleg
voor erfelijke kanker wordt aangetoond, worden
preventieve maatregelen, zoals periodieke screening
en/of profylactische operatieve verwijdering van risicoorganen geadviseerd. In Nederland wordt klinisch
Auteurs: mw. drs. M.R. Wevers, arts in opleiding tot klinisch geneticus, afdeling Medische Genetica, mw. dr. E. van Riel, genetisch consulent,
afdeling Medische Genetica, dhr. dr. A. Baars, internist-oncoloog, afdeling Medische Oncologie, dhr. dr. R.B. van der Luijt, klinisch moleculair
geneticus, afdeling Medische Genetica, dhr. prof. dr. R. van Hillegersberg, chirurg, afdeling Heelkunde, mw. dr. M.G.E.M. Ausems, klinisch geneticus, afdeling Medische Genetica, Universitair Medisch Centrum Utrecht. Correspondentie graag richten aan dhr. dr. M.G.E.M. Ausems, klinisch
geneticus, afdeling Medische Genetica, Huispostnummer KC04.084.2, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Postbus 85090, 3508 AB Utrecht,
tel.: 088 755 38 10, e-mailadres: [email protected]
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Trefwoorden: BRCA, coloncarcinoom, lynchsyndroom, mammacarcinoom, spoedconsult klinische genetica, (spoed)erfelijkheidsonderzoek
Key words: breast cancer, BRCA, colorectal cancer, Lynch syndrome, rapid counseling and testing, rapid counseling clinical genetics
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
Jaargang 8 - nr. 3 - 2011
116
Oncologische observatie
Figuur 1. Stamboom van patiënte A. MSH6=mutatie in
MSH6-gen vastgesteld, Co=colon- of rectumcarcinoom.
genetisch onderzoek bij kankerpatiënten doorgaans,
wanneer daarvoor een indicatie bestaat, na afloop
van de primaire behandeling verricht. Het komt echter
in toenemende mate voor dat patiënten of verwijzers,
alvorens met de behandeling te beginnen, erfelijkheidsonderzoek willen laten verrichten. Een belangrijke motivatie daarvoor is de invloed die dit kan
hebben op het beleid. Soms is er de wens om gelijktijdig preventieve operaties te verrichten of beïnvloedt
het de keuze voor een meer of minder radicale operatie.
Dit artikel beschrijft 3 patiënten bij wie met spoed
counseling en DNA-onderzoek zijn verricht, nadat
bij hen kanker werd geconstateerd. Onder spoederfelijkheidsonderzoek wordt verstaan: het op indicatie
met spoed verwijzen naar een klinisch geneticus,
waarbij intakegesprek en genetische counseling zo
snel mogelijk worden verricht en DNA-onderzoek
zo nodig met spoed wordt uitgevoerd.
Drie patiëntencasus
Patiënte A
Een 37-jarige vrouw had sinds een halfjaar diarree
met bloedverlies en slijmbijmenging, en pijn bij
defecatie. Deze klachten waren ontstaan tijdens haar
zwangerschap en bleken terug te voeren op een
resectabel slecht gedifferentieerd adenocarcinoom in
117
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
het rectum. Het was bekend dat in haar familie lynchsyndroom voorkwam op basis van een MSH6-genmutatie, met verhoogde kans op colon-, endometrium- en ovariumcarcinoom (zie Figuur 1). Patiënte
had presymptomatisch DNA-onderzoek uitgesteld
vanwege de zwangerschap van haar inmiddels geboren tweede kind. Nu bij haar rectumcarcinoom
was vastgesteld, wilde zij tijdens de operatie tegelijk
een preventieve uterus- en adnexextirpatie laten verrichten, indien zij draagster zou zijn van de in haar
familie aangetoonde mutatie. Haar gynaecoloog zocht
daarop contact met de afdeling Klinische Genetica.
In overleg werd dezelfde dag (een vrijdag) bloed
afgenomen voor DNA-onderzoek. De maandag daarop vond het intakegesprek plaats op de afdeling Klinische Genetica en 3 werkdagen na bloedafname
het uitslaggesprek. In het DNA van patiënte werd de
familiaire MSH6-genmutatie aangetoond. Na voorbestraling werd vervolgens tijdens de oncologische
operatie (een rectumamputatie) een preventieve verwijdering van uterus en ovaria verricht. Het ging om
een pT2N0G2v1-rectumcarcinoom.
Patiënte B
Een 47-jarige vrouw werd gediagnosticeerd met een
cT3-adenocarcinoom in de rechterborst. Anamnestisch
hadden haar moeder en oudtante kanker in de buik.
Hiervan was niet meer te achterhalen of het ovariumcarcinoom of een andere soort kanker was. Bij moeders
moeder was voor de leeftijd van 50 jaar mammacarcinoom geconstateerd (zie Figuur 2). Patiënte werd
behandeld met neoadjuvante chemotherapie. Tevens
werd spoederfelijkheidsonderzoek (counseling en DNAonderzoek) gestart, omdat patiënte een bilaterale
mastectomie wilde laten verrichten als zij drager zou
zijn van een BRCA-mutatie. Zes weken na bloedafname
was de uitslag van het DNA-onderzoek bekend: er werd
geen pathogene mutatie aangetoond in het BRCA1en BRCA2-gen. Omdat de tumor onvoldoende had gereageerd op de neoadjuvante chemotherapie, werd een
gemodificeerde radicale mastectomie geadviseerd;
er bleek hierna sprake van een pT2N0-mammacarcinoom. Op verzoek van patiënte werd, ondanks de
uitslag van het DNA-onderzoek, gelijktijdig een contralaterale profylactische mastectomie verricht. Zij
was intussen tot deze beslissing gekomen, omdat zij
een tweede keer borstkanker wilde vermijden.
Patiënte C
Een 47-jarige vrouw meldde zich aan bij de afdeling
Jaargang 8 - nr. 3 - 2011
3
Figuur 2. Stamboom van patiënte B. Pr=prostaatcarcinoom, Leu=leukemie, Br=mammacarcinoom, Ut=endometriumcarcinoom, Ov= ovariumcarcinoom, Br-47=mammacarcinoom, vastgesteld op 47-jarige leeftijd.
Klinische Genetica, nadat zij via een familiebrief had
vernomen dat er bij een achterneef een BRCA2-genmutatie was aangetoond. Anamnestisch was bij haar
vader rond 70-jarige leeftijd prostaatcarcinoom geconstateerd en bij haar zus op 31-jarige leeftijd
mammacarcinoom. Bij een dochter van de genoemde
achterneef was zowel mamma- als ovariumcarcinoom
vastgesteld (zie Figuur 3, pagina 119). In de periode
tussen aanmelding en intakegesprek werd bij de
patiënte unilateraal ductaal mammacarcinoom geconstateerd. Patiënte gaf in eerste instantie de voorkeur aan een borstsparende operatie, maar haar
chirurg adviseerde om een ablatio mammae te laten
verrichten, indien zij draagster zou blijken te zijn
van de BRCA2-genmutatie. Chirurg en klinisch geneticus overlegden telefonisch en een dag later vond
het intakegesprek plaats, evenals bloedafname voor
DNA-onderzoek. Acht werkdagen daarna was de
uitslag bekend: de in de familie voorkomende BRCA2genmutatie was aangetoond. Bij het uitslaggesprek
was een medisch-maatschappelijk werker aanwezig
met wie patiënte daarna nog telefonisch contact
heeft gehad. Vervolgens werd een ablatio mammae met
gelijktijdig een preventieve contralaterale mastectomie
verricht. Het ging om een pT1N0snMx-mammacarcinoom. Patiënte laat binnenkort een preventieve
bilaterale salpingo-ovariëctomie verrichten.
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
In bovenstaande casus worden 3 patiënten met kanker
beschreven bij wie met spoed erfelijkheidsonderzoek is verricht. Deze casus illustreren verschillende
omstandigheden waarin spoederfelijkheidsonderzoek
kan worden verricht, en wanneer het zinvol is: indien
het van invloed is op de primaire behandeling en
om te bepalen of gelijktijdige preventieve operaties
zullen worden uitgevoerd.2
Beschouwing
Spoederfelijkheidsonderzoek bij kanker: situatie nu
De 2 belangrijkste aandoeningen waarbij incidenteel
spoederfelijkheidsonderzoek wordt verricht, zijn het
erfelijk mamma- en ovariumcarcinoom en het lynchsyndroom. Bij erfelijk mamma- en ovariumcarcinoom,
veroorzaakt door een mutatie in het BRCA1- of
BRCA2-gen, is sprake van een verhoogd risico op
een tweede primair mammacarcinoom dat kan oplopen tot 60%. Daarnaast bestaat bij mutatiedragerschap een risico van 5-60% op ovariumcarcinoom.1
Lynchsyndroom wordt veroorzaakt door een mutatie
in 1 van de DNA-‘mismatch-repair’-genen: het MLH1-,
MSH2-, MSH6- of PMS2-gen.3 Bij dit syndroom bestaat een risico op colorectaal carcinoom en endometriumcarcinoom van 25-70%. Vrouwelijke dragers
van een MSH6-mutatie hebben een risico van maximaal 60-70% op endometriumcarcinoom. Het risico
Jaargang 8 - nr. 3 - 2011
118
Oncologische observatie
Figuur 3. Stamboom van patiënte C. Lu=bronchuscarcinoom, Pr=prostaatcarcinoom, Br=mammacarcinoom,
Ov=ovariumcarcinoom, Br-47=mammacarcinoom, vastgesteld op 47-jarige leeftijd.
op ovariumcarcinoom is tevens verhoogd en bedraagt
bij draagsters van een MSH6-genmutatie 10-28%.4
In veel gevallen waarin om spoederfelijkheidsonderzoek wordt verzocht, is al een aanleg voor erfelijke
kanker bekend in de familie van de patiënt. Patiënte
A en patiënte C illustreren dat de uitslag van het
DNA-onderzoek dan snel bekend kan zijn. Dit betekent dat de operatieve behandeling niet hoeft te
worden uitgesteld.
Wanneer geen mutatie in de familie bekend is, wordt
DNA-onderzoek verricht van alle bij het kankersyndroom betrokken genen. In de reguliere setting
duurt analyse van de BRCA-genen 3 maanden. In
uitzonderingsgevallen kan de uitslagtermijn worden
teruggebracht naar ongeveer 4 weken. Behandeling
met neoadjuvante chemotherapie, zoals bij patiënte B,
levert extra tijd op om DNA-onderzoek te verrichten.
Zo kan de uitslag voor de operatie bekend zijn. De
reguliere uitslagtermijn van de bij lynchsyndroom
betrokken ‘mismatch-repair’-genen is 6 maanden.
Voor spoed-DNA-diagnostiek van deze genen kan
vooralsnog geen uitslagtermijn worden gegarandeerd.
Wel kan binnen een paar weken microsatellietinstabiliteit- en immuunhistochemieonderzoek worden
verricht om te bepalen of de tumor is geassocieerd
met lynchsyndroom.5
Bij de realisatie van een sterk verkorte uitslagtermijn
119
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
spelen meerdere factoren een rol: logistieke aanpassingen in de procesgang op het laboratorium,
uitbreiding van personele bezetting en voortdurende
technologische innovatie. Ondanks dat de benodigde
financiële middelen hiervoor niet beschikbaar zijn,
wordt in verschillende academische centra voor
DNA-diagnostiek gewerkt aan het verder terugbrengen
van uitslagtermijnen. De toenemende vraag naar spoeddiagnostiek, waarbij de resultaten van genetisch onderzoek kunnen worden toegepast in het behandeltraject, speelt hierbij een belangrijke rol.
Consequenties van spoederfelijkheidsonderzoek
Allereerst kan spoederfelijkheidsonderzoek van invloed zijn op de primaire behandeling.6-8 Een pathogene mutatie in het BRCA1- of BRCA2-gen is geen
absolute contra-indicatie voor een borstsparende
operatie.9,10 Vanwege het sterk verhoogde risico op
een tweede primair mammacarcinoom kan een aangetoonde BRCA-mutatie echter doorslaggevend zijn
bij de keuze tussen een borstsparende operatie of
ablatio, zoals bij patiënte C. Bij deze keuze kan de
eventuele wens voor een reconstructie worden meegewogen, omdat reconstructie zonder voorafgaande
radiotherapie betere resultaten geeft.11,12
Daarnaast is spoederfelijkheidsonderzoek soms van
belang om te bepalen of tegelijk met de primaire
Jaargang 8 - nr. 3 - 2011
3
Tabel 1. Voor- en nadelen van additionele preventieve chirurgie bij vrouwen met een BRCA1/2-geassocieerd
mammacarcinoom, danwel een tumor in het kader van lynchsyndroom.
Erfelijk tumorsyndroom
Preventieve chirurgie
Voordelen
Nadelen
hereditair mamma- en contralaterale profylac-
reductie van risico op contralateraal
ovariumcarcinoom
tische mastectomie
mammacarcinoom >90%
verwijderen van op dat moment gezond
weefsel, terwijl nooit zeker zal zijn of
9,10
hierin daadwerkelijk een contralateraal
mammacarcinoom zou zijn ontstaan
voorkomen oncologische behande-
risico’s behorend bij anesthesie en
ling voor nieuwe primaire tumor
chirurgie
behoud van cosmetisch acceptabele
mamma bij directe reconstructie
hereditair mamma- en
bilaterale salpingo-
restrisico op coeloomcarcinoom
ovariumcarcinoom ovariëctomie1-4% patiënte wordt postmenopauzaal, terwijl
hormonale substitutie gecontra-indiceerd is
1
effectieve screening voor ovarium-
carcinoom is momenteel niet mogelijk
voorkomen oncologische behandeling risico’s behorend bij anesthesie en chirurgie
voor nieuwe primaire tumor
lynchsyndroom
afhankelijk van betrokken ‘mismatch-
hysterectomie
repair’-gen meer of minder reductie
van het risico op endometrium-
verlies fertiliteit
verlies fertiliteit
carcinoom
voorkomen oncologische behandeling risico’s behorend bij anesthesie en chirurgie
voor nieuwe primaire tumor
lynchsyndroom
bilaterale salpingo-
minimaal restrisico op coeloom-
ovariëctomie
carcinoom patiënte wordt postmenopauzaal
effectieve screening voor ovarium-
carcinoom is momenteel niet mogelijk
voorkomen oncologische behandeling risico’s behorend bij anesthesie en chirurgie
voor nieuwe primaire tumor
operatie een preventieve ingreep zal plaatsvinden.
Een gelijktijdige ingreep bespaart de patiënt een extra
operatie en narcose. Bij erfelijk mamma- en ovariumcarcinoom gaat het dan om een contralaterale profylactische mastectomie en/of een bilaterale salpingoovariëctomie. Bij lynchsyndroom kan het gaan om
een preventieve uterus- en/of adnexextirpatie. Prognose en leeftijd spelen hierbij een rol: additionele
preventieve chirurgie wordt niet zinvol geacht bij een
slechte prognose of hoge leeftijd, waarbij het restrisico op een tweede primaire tumor is afgenomen.13
Bij beslissingen rond spoederfelijkheidsonderzoek is
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
verlies fertiliteit
een multidisciplinaire benadering, waarbij zowel een
klinisch geneticus, oncologisch chirurg als medisch
oncoloog zijn betrokken, van belang. Daarnaast staat
centraal welke consequenties de patiënt wil verbinden
aan de uitslag. Zie Tabel 1 voor een overzicht van de
voor- en nadelen.
Uit diverse retrospectieve studies blijkt dat bij borstkankerpatiënten met een BRCA-genmutatie een contralaterale profylactische mastectomie het risico op een
contralateraal mammacarcinoom met meer dan 90%
reduceert.14,15 De kans op mammacarcinoom neemt
ook af na een preventieve salpingo-ovariëctomie.16,17
Jaargang 8 - nr. 3 - 2011
120
Oncologische observatie
Ondanks dat tot nu toe geen significant langere
overleving is aangetoond, prefereert een deel van de
borstkankerpatiënten met een BRCA-mutatie operatieve preventie boven screening.2,18 Ook wanneer geen
BRCA-mutatie wordt aangetoond, kan er sprake zijn van
een verhoogd risico op een tweede primair mammacarcinoom, afhankelijk van haar (familie)-anamnese.8
Er zijn aanwijzingen dat jaarlijkse transvaginale
echoscopie met endometriumbiopsie vrouwen met
een aanleg voor lynchsyndroom een mogelijkheid
biedt om endometriumlaesies in een premaligne
stadium op te sporen. Voor de effectiviteit hiervan
bestaan vooralsnog onvoldoende gegevens.4 Voor de
preventie van ovariumcarcinoom zijn geen bewezen
effectieve screeningsmogelijkheden. Een preventieve
verwijdering van adnexen bij BRCA-genmutatiedraagsters en van zowel uterus als adnexen bij vrouwen
met een aanleg voor lynchsyndroom leidt tot een
belangrijke risicoreductie en is daarom het overwegen waard voor vrouwen vanaf een leeftijd rond
40 jaar zonder (resterende) kinderwens.3,16 Bij BRCAgenmutatiedraagsters staat een dergelijke operatie
doorgaans op zichzelf, terwijl bij vrouwen met lynchsyndroom deze operatie vaker wordt verricht wanneer
om een andere reden al een laparotomie plaatsvindt.19
De verlaging van het risico op endometrium- en ovariumcarcinoom was reden voor patiënte A om, op het
moment dat dragerschap van de MSH6-mutatie werd
aangetoond, tegelijk met de oncologische operatie
uterus en adnexen te laten verwijderen. Het bewezen
dragerschap betekende voor haar gynaecoloog een
belangrijke steun voor dit beleid.
Ook indien geen mutatie wordt aangetoond, zoals bij
patiënte B, wordt soms besloten tot een preventieve
operatieve ingreep. Hierin speelt de familieanamnese
vaak een belangrijke rol. Ondanks dat de huidige
richtlijnen dergelijke beslissingen niet steunen, kiest
een deel van de patiënten met een non-informatieve
uitslag hiervoor.2,18
Psychosociale zorg
Klinisch genetisch onderzoek betekent veelal een
meer of minder zware psychosociale belasting.20
Patiënten worden geconfronteerd met eigen risico’s
op kanker en de zorgen die daardoor worden veroorzaakt. Daarnaast heeft het onderzoek gevolgen voor
familieleden. De uitkomst van erfelijkheidsonderzoek
kan voor familieleden een verhoogd risico op kanker
inhouden met bijbehorende screeningsadviezen, en
121
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
in geval van een aangetoonde mutatie wordt presymptomatisch DNA-onderzoek mogelijk. Gespecialiseerde psychosociale zorg is beschikbaar bij elke
afdeling Klinische Genetica. Een belangrijk aspect
bij regulier erfelijkheidsonderzoek is dat er tijd beschikbaar is om alle aspecten omtrent DNA-onderzoek te overdenken en zo tot een weloverwogen keuze
te komen. In geval van spoederfelijkheidsonderzoek
is hiervoor minder tijd beschikbaar. Het is de vraag
in hoeverre dit een grotere psychosociale belasting
betekent.21 Daarom wordt gewoonlijk een gesprek
met een psycholoog of maatschappelijk werker aangeboden. Als er een mutatie bekend is in de familie,
zoals bij patiënten A en C, heeft de patiënte vaak al
kunnen nadenken over erfelijkheidsonderzoek. Wellicht is dit de reden dat patiënte A niet op het aanbod
van psychosociale hulp is ingegaan. Patiënte B, in
wiens familie geen mutatie bekend was, had wel een
gesprek met een medisch-maatschappelijk werker.
Conclusie
Zodra bij een patiënt met kanker het vermoeden bestaat dat het gaat om een erfelijke kanker, is klinisch
genetisch onderzoek geïndiceerd. Dit kan na de primaire behandeling worden verricht, maar patiënt en
behandelend arts kunnen ook in overleg met een
klinisch geneticus overwegen dit met spoed, voor
de primaire chirurgische behandeling, te laten verrichten. Redenen hiervoor zijn wanneer in de familie
al een aanleg voor erfelijke kanker bekend is en/of
wanneer de uitslag van het erfelijkheidsonderzoek
van invloed zal zijn op het beleid omtrent behandeling
van de primaire kanker en preventieve maatregelen.
De uitslagtermijn, de invloed van de onderzoeksuitslag
op de geplande behandeling en de wens van de patiënt
en behandelend arts zijn daarin richtinggevend.
Dankwoord
Drs. Willem A. Schöls, gynaecoloog in het Meander
Medisch Centrum in Amersfoort, verwees patiënte A.
Dr. Harry de Vries, chirurg in het Deventer Ziekenhuis, was betrokken bij de oncologische zorg voor
patiënte C. Titia Brouwer, medisch-maatschappelijk
werker bij de afdeling Medische Genetica in het
UMC Utrecht, is betrokken bij de psychosociale begeleiding van patiënten bij wie spoederfelijkheidsonderzoek wordt verricht. Nanny van den Boogaard,
medisch-maatschappelijk werker bij de afdeling Me-
Jaargang 8 - nr. 3 - 2011
3
Aanwijzingen voor de praktijk
1.
Erfelijkheidsonderzoek bij kanker wordt doorgaans na de primaire behandeling verricht.
2.
In sommige gevallen zijn er redenen om erfelijkheidsonderzoek met spoed na de diagnose kanker
te verrichten, dus voor de primaire chirurgische behandeling, bijvoorbeeld wanneer bij een patiënt
met kanker in de familie reeds een aanleg voor erfelijke kanker bekend is of bij patiënten die
neoadjuvante chemotherapie krijgen.
3.
Het al dan niet aantonen van een aanleg voor erfelijke kanker kan gevolgen hebben voor het
chirurgisch beleid, de keuze voor radiotherapie en eventueel gelijktijdig te verrichten preventieve
ingrepen.
dische Genetica in het UMC Utrecht, was betrokken
bij de psychosociale begeleiding van patiënte C.
10. Vereniging Integrale Kankercentra. Richtlijn Mammacarcinoom, 2008.
Te raadplegen via: www.oncoline.nl (bekeken op 7 april 2011).
11. Reavey P, McCarthy CM. Update on breast reconstruction in breast cancer.
Curr Opin Obstet Gynecol 2008;20:61-7.
Referenties
12. Meijers-Heijboer H, Brekelmans CT, Menke-Pluymers M, Seynaeve C,
1. Stichting Opsporing Erfelijke Tumoren en de Vereniging Klinische Genetica
Baalbergen A, Burger C, et al. Use of genetic testing and prophylactic mas-
Nederland, Werkgroep Klinische Oncogenetica. Erfelijke tumoren: richtlijnen
tectomy and oophorectomy in women with breast or ovarian cancer from
voor diagnostiek en preventie. 2010. p. 1-114. Te raadplegen via: www.stoet.nl
families with a BRCA1 or BRCA2 mutation. J Clin Oncol 2003;21:1675-81.
(bekeken op 7 april 2011).
13. Richtlijn mammacarcinoom 1.1. / Erfelijkheidsonderzoek / Indicaties voor spoed
2. Schwartz MD, Lerman C, Brogan B, Peshkin BN, Halbert CH, DeMarco T,
DNA diagnostiek. Te raadplegen via: www.oncoline.nl (bekeken op 26 april 2011).
et al. Impact of BRCA1/BRCA2 counseling and testing on newly diagnosed
14. Herrinton LJ, Barlom WE, Yu O, Geiger AM, Elmore JG, Barton MB, et al.
breast cancer patients. J Clin Oncol 2004;22:1823-9.
Efficacy of prophylactic mastectomy in women with unilateral breast cancer:
3. Lindor NM, Petersen GM, Hadley DW, Kinney AY, Miesfeldt S, Lu KH, et al.
a cancer research network project. J Clin Oncol 2005;23:4275-86.
Recommendations for the care of individuals with an inherited predisposition
15. Van Sprundel TC, Schmidt MK, Rookus MA, Brohet R, Van Asperen CJ,
to Lynch syndrome: a systematic review. JAMA 2006;296:1507-17.
Rutgers EJ, et al. Risk reduction of contralateral breast cancer and survival
4. Vereniging Klinische Genetica Nederland. Richtlijn Erfelijke darmkanker,
after contralateral prophylactic mastectomy in BRCA1 or BRCA2 mutation
2008. Te raadplegen via: www.oncoline.nl (bekeken op 7 april 2011).
carriers. Br J Cancer 2005;93:287-92.
5. De Bruin JH, Hoogerbrugge N, Kievit W, Adang EM, Sijmons RH, Kleibeuker JH,
16. Kauff ND, Barakat RR. Risk-reducing salpingo-oophorectomy in patients
et al. Meer opsporing van erfelijke darmkanker met onderzoek op microsatelliet-
with germline mutations in BRCA1 or BRCA2. J Clin Oncol 2007;25:2921-7.
instabiliteit bij door de patholoog geselecteerde patiënten met een colon-
17. Domchek SM, Friebel TM, Singer CF, Evans DG, Lynch HT, Isaacs C, et al.
rectumcarcinoom. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1792-8.
Association of risk-reducing surgery in BRCA1 or BRCA2 mutation carriers
6. Schwartz MD, Lerman C, Brogan B, Peshkin BN, Isaacs C, DeMarco T, et al.
with cancer risk and mortality. JAMA 2010;304:967-75.
Utilization of BRCA1/BRCA2 mutation testing in newly diagnosed breast cancer
18. Litton JK, Westin SN, Ready K, Sun CC, Peterson SK, Meric-Bernstam F,
patients. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2005;14:1003-7.
et al. Perception of screening and risk reduction surgery in patients tested for
7. Lobb EA, Barlow-Stewart K, Suthers G, Hallowell N. Treatment-focused
a BRCA deleterious mutation. Cancer 2009;115:1598-1604.
DNA testing for newly diagnosed breast cancer patients: some implications
19. Richtlijn erfelijke darmkanker 1.0 / Surveillance / Lynchsyndroom / Gynae-
for clinical practice. Clin Genet 2010;77:350-4.
cologische surveillance / Aanbevelingen. Te raadplegen via: www.oncoline.nl
8. Meiser B, Tucker K, Friedlander M, Barlow-Stewart K, Lobb E, Saunders C,
(bekeken op 26 april 2011).
et al. Genetic counselling and testing for inherited gene mutations in newly
20. Menko FH, Ligtenberg MJ, Brouwer T, Hahn DE, Ausems MG. DNA-diagnos-
diagnosed patients with breast cancer: a review of the existing literature and
tiek naar erfelijke aanleg voor tumoren. Ned Tijdschr Geneeskd 2007;151:295-8.
a proposed research agenda. Breast Cancer Res 2008;10:216.
21. Landsbergen KM, Prins JB, Brunner HG, Hoogerbrugge N. Genetic testing
9. Robson M, Svahn T, McCormick B, Borgen P, Hudis CA, Norton L, et al.
offered directly after the diagnosis of colorectal cancer: a pilot study on the
Appropriateness of breast-conserving treatment of breast carcinoma in
reactions of patients. Genet Couns 2009;20:317-25.
women with germline mutations in BRCA1 or BRCA2: a clinic-based series.
Cancer 2005;103:44-51.
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
Ontvangen 20 juli 2010, geaccepteerd 10 februari 2011.
Jaargang 8 - nr. 3 - 2011
122
Download