S.O.S de winter is in aantocht!

advertisement
S.O.S
De winter is in aantocht!
Concept
Doelgroep:
3de graad
Periode:
najaar
Duur van de activiteit: 2u à 2u30
Leerstof en doelstellingen
-
-
-
Inzicht krijgen in het ontstaan van de seizoenen door de baan van de aarde om de
zon en de stand van de aardas te illustreren.
Het ontstaan van dag en nacht begrijpen.
Kunnen samenstellen van een voedselweb met bosbewoners en planten: mos, blad
van een eik, blad van een esdoorn, gras, een muis, een kever, een koolmees, een
mol, een oorworm, een torenvalk, een rups, een kraai, een sperwer, een bladluis, een
uil, een miljoenpoot.
Inzien dat een voedselketting steeds begint met een plant en eindigt met een roofdier
of de mens.
Inzien dat bosdieren het niet gemakkelijk hebben om tijdens de winter te overleven.
Kennis maken met de verschillende winterstrategieën:
- het verschil kennen tussen winterrust en winterslaap en dit kunnen illustreren
voorbeelden
- weten dat dieren die een winterrust houden een voedselvoorraad aanleggen
- inzien dat trekvogels enorme afstanden moeten overbruggen en daarbij heel wat
gevaren moeten trotseren.
- begrippen : trekvogels, standvogels of jaarvogels, wintergasten
weten dat trekvogels meestal insecteneters zijn.
weten dat er ook vlinders en vleermuizen zijn die trekken.
weten dat veel wilde dieren een wintervacht ontwikkelen en veel soorten een extra
vetlaag hebben als bescherming tegen de kou.
begrippen : loofbomen en naaldbomen.
begrijpen waarom loofbomen hun bladeren verliezen tijdens de winter.
weten dat de meeste naaldbomen steeds ‘in blad’ blijven door het waslaagje en het
kleine bladoppervlak.
weten dat de lork en de lariks hierop een uitzondering vormen.
kunnen hanteren van het ‘naaldbomenspoor’.
De bouw van een boom kunnen beschrijven.
Begrippen : kernhout, spinthout, cambium, bastvaten, schors, wortels.
De functie van de verschillende lagen kunnen beschrijven.
De activiteit van de boom in de verschillende seizoenen kunnen illustreren.
Inhouden - algemeen
Wat is jouw lievelingsseizoen? Hoe ontstaan de seizoenen ?
We kruipen in de huid van een bosbewoner en maken een heus voedselweb.
We vragen ons af wat er gebeurt met het bos in de winter. Wie valt weg in de voedselketen
tijdens de winter en hoe lost ieder dier zelf dat probleem op?
De verschillende winterstrategieën worden besproken. Ken je dieren die een winterslaap
houden? Ook al gehoord van winterrust?
Dat een voedselvoorraad aanleggen niet zo eenvoudig is, kan je zelf ondervinden!
Leef je helemaal uit tijdens het trekspel!
2
We beelden met de hele klas een boomfabriek uit: tijdens dit inleefmoment worden de bouw
en de werking van een boom in alle seizoenen geïllustreerd .
Welke bomen hebben een extra bescherming tegen uitdroging?
Hebben de dieren het dan niet koud ? Ze krijgen een wintervacht of extra vetlaag.
Tot slot kunnen we onze winterverwondering in een stukje poëzie gieten!
Eindtermen
1 Wereldoriëntatie - Natuur
Levende natuur
De leerlingen
1.1
1.2
1.3
1.5
kunnen in een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen
ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en
verantwoorden.
kennen in hun omgeving een paar biotopen en kunnen erin enkele veel voorkomende dieren en
planten herkennen en benoemen.
kunnen bij organismen kenmerken aangeven waaruit hun aangepastheid blijkt aan hun voeding, aan
bescherming tegen vijanden en aan omgevingsinvloeden.
kunnen de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van de voedselketen.
Niet-levende natuur
1.10
De leerlingen
kunnen tonen hoe de aarde om zichzelf en de aarde, de zon en de maan ten opzichte van elkaar
bewegen.
Algemene vaardigheden natuur
1.12
1.13
De leerlingen
kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische
wijze noteren.
kunnen minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoekje
toetsen aan een hypothese.
1 Nederlands - Luisteren
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie op een persoonlijke en
overzichtelijke wijze ordenen bij
1.6 een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie.
3 Muzische vorming - Drama
De leerlingen kunnen
3.2 spelvormen waarnemen en inzien dat de juiste verhouding tussen woord en beweging de expressie
kan vergroten.
3.3 geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,
schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven.
3.5
ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën uiten in spel.
4 Muzische vorming - Beweging
4.1*
4.2
De leerlingen kunnen
genieten van lichaamstaal, beweging en dans.
een eenvoudig bewegingsverhaal opbouwen met als vertrekpunt iets wat gehoord, gezien, gelezen,
gevoeld of meegemaakt wordt.
3
6 Muzische vorming - Attitudes
6.1*
De leerlingen kunnen
blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken.
6.3*
genieten van het muzisch handelen waardoor hun expressiemogelijkheden verruimen.
6.4*
vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen.
* De attitudes werden met een asterisk (*) in de kantlijn aangeduid.
Inhoudstabel
SOS de winter is in aantocht ............................................. Error! Bookmark not defined.
Concept ............................................................................................................................. 2
Inhouden - algemeen ......................................................................................................... 2
Eindtermen ........................................................................................................................ 3
Inhoudstabel ...................................................................................................................... 4
De seizoenen: hoe ontstaan ze? ........................................................................................ 5
Stopplaats 1: voedselweb .................................................................................................. 7
Stopplaats 2: winterstrategie rust of slaap .........................................................................10
en stopplaats 3: winterstrategie ‘voedselvoorraad aanleggen’ ..........................................10
Stopplaats 4: winterstrategie trek ......................................................................................14
Stopplaats 5: Winterstrategie: extra bescherming tegen uitdroging, kou, gebrek
schuilplaatsen ...................................................................................................................18
Stopplaats 6: herfstverwondering ......................................................................................19
Materiaallijst ......................................................................................................................20
4
De seizoenen: hoe ontstaan ze?
Werkvorm:
Monoloog en demonstratie
De hoeveelheid zonlicht dat op een deel van de aarde valt, is bepalend voor het
jaargetijde en het klimaat.
Seizoenen ontstaan dus door de Zon, de baan van de Aarde om de Zon en de
aardas.
De baan van de Aarde
De Aarde is één van de negen planeten in het zonnestelsel en staat op 150 miljoen
kilometer van de Zon. Een jaar op de Aarde duurt iets meer dan 365 dagen, dit is
gelijk aan één omloop rond de zon. De baan van de Aarde is niet rond maar eerder
eivormig (ovaal noemen we dat). De zon staat dus soms wat dichter bij de Zon, en
soms staat ze wat verder weg. Dit is niet de oorzaak van de seizoenen.
Dag en nacht
Ken jij de Aardas? Vast wel. Dit is een
denkbeeldige as die loopt van de noord naar de
zuidpool. Op het plaatje hiernaast kun je de
aardas zien!
De Aarde draait om die as, en zo ontstaan dag en
nacht.
Zo'n omwenteling duurt:
23 uur 56 minuten en 4 seconden.
Dus net geen 24 uur.
De seizoenen
De aardas staat niet recht, maar iets scheef!
De hoek die hij maakt is ongeveer 23,5 graden. De scheve stand van de aardas is de
oorzaak van de seizoenen.
Op het noordelijk halfrond is de noordpool (het bovenste stukje van de Aarde) in
december het verst van de Zon. De noordpool ontvangt dan minder zonlicht waardoor
de temperatuur lager is en de dagen korter zijn: het is winter.
De Aarde draait verder om de Zon, en de noordpool komt meer richting de Zon te
liggen, de Zon komt dan hoger aan de hemel te staan; het is lente op de noordpool.
Rond 21 maart duren dag en nacht dan ook even lang.
Tot 21 juni neemt de hoeveelheid zonlicht toe. Op 21 juni bereikt de Zon haar hoogste
punt aan de hemel, en staat dan boven de kreeftskeerkring (zoek dat eens op in de
5
Atlas).In gebieden boven de poolcirkel staat de Zon zelfs 24 uur boven de horizon! Het
is dus steeds licht.
De Aarde gaat verder in haar rondje om de Zon, en de noordpool beweegt van de Zon
af, het wordt herfst op 21 september. De dagen worden korter, en op 21 december is
het winter. Het is dan 24 uur donker!
Als echter op het noordelijk halfrond de zomer begint, begint op het zuidelijk halfrond
de winter en is het zuidelijk van de zuidpoolcirkel donker. Als op 21 december in het
noorden de winter begint, begint op het zuidelijk halfrond de zomer.
Dan beweegt de zon op de steenbokskeerkring door het zenit(het hoogste punt aan de
hemel), en staat dan pal boven je aan de hemel. De schaduw zit dan eigenlijk onder je
voeten. Op het zuidelijk halfrond begint in maart de herfst en in september de lente.
Materiaal:
Wereldbol
zon
6
Stopplaats 1: voedselweb
Welke dieren merk je rond je?
Kan je sporen vinden van dieren die je nu niet kan zien, maar waarvan je vermoedt
dat ze hier voorkomen?
Doelstelling:
Kinderen kunnen illustreren dat er verschillende soorten relaties bestaan tussen
mens, dier en plant.
Werkvorm: opdracht/spel
Je hebt kaartjes met een organisme op.
Op de achterkant staat wat dat organisme eet en door wie het wordt gegeten.
De groep staat in een kring.
Er wordt een touw gesmeten van de ene naar de andere om zo een web te vormen.
Het touw wordt gegeven van ‘’wie eet wie en wie wordt door wie gegeten’’. Het maakt
niet uit in welke richting.
De herfst komt in het spel. Voorbereidingen voor de winter worden getroffen.
De insecten laten hun eind van het touw vallen. De bladeren laten hun touw vallen.
Zo komen ook anderen in de problemen. Wie is zijn eten kwijt? Hoe gaan ze dit
oplossen. We gaan op zoek!
Materiaal
Kaartjes met organismen
Touw
7
Mos
Een blad van een esdoorn
… wordt gegeten door een miljoenpoot.
… wordt gegeten door een rups.
… wordt gegeten door een kever.
…wordt gegeten door een rups.
…wordt gegeten door een bladluis.
…wordt gegeten door een miljoenpoot.
Een muis
Een rups
…eet een rups.
…eet een miljoenpoot.
…eet een oorworm.
…eet een kever.
…wordt gegeten door een torenvalk.
…wordt gegeten door een uil.
…wordt gegeten door een sperwer.
…eet het blad van een esdoorn.
…eet het blad van een eik.
…eet gras.
…wordt gegeten door een kraai.
…wordt gegeten door een koolmees.
…wordt gegeten door een oorworm.
…wordt gegeten door een muis.
…wordt gegeten door een uil.
Een kever
Een kraai
…eet bladluizen.
…eet mos.
…eet gras.
…wordt gegeten door een mol.
…wordt gegeten door een uil.
…wordt gegeten door een koolmees.
…wordt gegeten door een muis.
…eet een oorworm.
…eet een kever.
…eet een miljoenpoot.
…eet een koolmees.
Een koolmees
Een sperwer
…eet een rups.
…eet bladluizen.
…eet een kever.
…wordt gegeten door een sperwer.
…wordt gegeten door een uil.
…eet een koolmees.
…eet jonge kraaien.
…eet muizen.
Een mol
Een bladluis
…eet een miljoenpoot.
…eet een oorworm.
…eet een kever.
…wordt gegeten door een torenvalk.
…wordt gegeten door een sperwer.
…wordt gegeten door een uil.
…eet het blad van een esdoorn.
…eet het blad van een eik.
…eet gras.
…wordt gegeten door een koolmees.
…wordt gegeten door een kever.
…wordt gegeten door een oorworm.
Een oorworm
Een uil
…eet een bladluis.
…eet een rups.
… eet een miljoenpoot.
…wordt gegeten door een kraai.
…wordt gegeten door een mol.
…wordt gegeten door een muis.
…eet een mol.
…eet een muis.
… een rups
…eet een kever.
Het blad van een eik
Gras
…wordt gegeten door een rups.
…wordt gegeten door een miljoenpoot.
…wordt gegeten door een kever.
…wordt gegeten door een rups.
…wordt gegeten door een bladluis.
…wordt gegeten door een miljoenpoot.
…wordt gegeten door een kever
Een torenvalk
Miljoenpoot
…eet een muis.
…eet een mol.
…eet mos.
…eet het blad van een eik.
…eet het blad van een esdoorn.
…eet gras.
…wordt gegeten door een muis.
…wordt gegeten door een mol.
…wordt gegeten door een oorworm.
…wordt gegeten door een kraai.
8
Winterstrategieën
Mos
laag bij de grond, vormt sporendoosjes en groeit
bij voldoende water.
Mos heeft geen winterstrategie nodig.
Muis
Overwintert op ‘warme plaatsen’.
Kan ook camouflagekleur ontwikkelen.
Sommige muizen leggen een wintervoorraad
aan.
winterrust
Kever
overwinteren in humuslaag, onder schors, in
verlaten holen of in bodem.
Waterbewonende kevers overwinteren in de
modderlaag.
Koolmees
Voedertafels en schakelen over op ander
voedsel dat voorhanden is. (bessen, zaden,
knopen, …)
Beperkte vriestrek is mogelijk.
Mol
houdt geen winterslaap, wel winterrust. Legt
voedselvoorraad aan van bv. regenwormen.
Oorworm
Overwintert in humuslaag, onder schors of in
bodem. Eet ander voedsel dat voorhanden is bij
wakkere momenten(mos, algen,…)
winterrust
Blad van een eik
verdwijnt tijdens winter. Bomen houden
winterslaap, blad sterft af tijdens de herfst.
Torenvalk
ziet af, maar blijft zoeken naar voedsel.
Zal verder moeten vliegen om voedsel te vinden
– meer energie nodig – afzien!
Blad van een esdoorn
verdwijnt tijdens winter. Bomen houden
winterslaap, blad sterft af tijdens de herfst.
Rups
Vlinder trekt weg, of houdt winterslaap. Rups kan
overwinteren onder schors, in het gras, onder
een stapel bladeren of in de grond.
Vlinder overwintert meestal in stadium van rups,
pop of eitjes.
Kraai
trekt zijn plan met allerlei ander voedsel, o.a.
doodgereden dieren.
omnivoor
Sperwer
jonge vogels zijn trekvogels, volwassen
Sperwers blijven, en voeden zich met o.a.
voedselzoekende zangvogeltjes (voedertafel)
ander voedsel en beperkte trek
Bladluis
verdwijnt of overwintert op houtige gewassen.
Overwintert ook in stadium eitjes
Uil
zoekt schuilplaatsen. Ransuil zoekt zijn
soortgenoten op. Uilen hebben het in de winter
heel moeilijk om voedsel te vinden. Ze zwerven
vaak op zoek naar voedsel.
Bij de meeste uilen is het ieder voor zich.
Gras
groei valt stil.
Miljoenpoot
kruipt diep onder de grond. Overwintert.
9
Stopplaats 2: winterstrategie rust of slaap
+ Stopplaats 3: winterstrategie ‘voedselvoorraad
aanleggen’
Inleiding
Voor sommige dieren is de winterslaap een middel om de koude winter te overleven.
Er zijn soorten die heel de winter blijven slapen. Zij zorgen tijdens de zomer en de
herfst voor een vetvoorraad. Egels, vleermuizen, eikelmuizen, hazelmuizen zijn
voorbeelden van warmbloedige dieren die een winterslaap houden. Van de
koudbloedige dieren zijn er een pak meer: alle amfibieën (salamanders, kikkers en
padden) en reptielen. Ook enkele soorten insecten (dagpauwoog, citroenvlinder,
mug, lieveheersbeestje, ...)houden een winterslaap.
Tijdens de winterslaap nemen de lichaamstemperatuur en de hartslag sterk af.
Hierdoor verbruiken de dieren een pak minder energie dan normaal. Eten is dan niet
meer echt nodig. Het dier teert volledig op het lichaamsvet. Als het terug lente wordt,
zijn ze sterk vermagerd. Er is dan echter genoeg voedsel te vinden om weer op
krachten te komen.
De egel ligt vanaf de eerste vorst ineengerold in zijn
ondergrondse nest. Zijn lichaamstemperatuur daalt van 35°C
tot 5°C !!
Hij ademt per minuut een keer of 5, z'n hart klopt 10 in plaats
van 200 keer.
De vleermuis houdt in onze streken een winterslaap van
oktober tot maart. De hele winter hangt hij met zijn kop
naar beneden in een donkere plaats.
Andere dieren zoals bosmuizen, hamsters en eekhoorns
houden een winterrust. Ze slapen heel veel maar de
vetvoorraad is niet genoeg om maanden aan een stuk te
slapen. Af en toe worden ze wakker om te eten.
Deze dieren leggen een voedselvoorraad aan: ze hamsteren. Tijdens de herfst
verzamelen ze zoveel voedsel als ze nodig hebben om de hele winter door te komen
(sparrenkegels, denappels, eikels, beukennootjes, paddestoelen...) Die slaan ze
zorgvuldig op in meerdere nesten, boomholtes of kuilen. Alles wordt zorgvuldig
toegedekt met bladeren. Daarna zoeken de dieren een vorstvrije slaapplaats, maar
ze worden wel regelmatig wakker om te eten.
Spijtig genoeg gebeurt het wel eens dat de dieren hun voedselvoorraad niet
terugvinden omdat ze zijn ingesneeuwd of geplunderd door andere dieren. Er zijn
ook soorten die voorraden aanleggen zonder dat ze meer gaan slapen in de winter.
Voedsel is in de herfst gemakkelijker te vinden dan in de winter. Zo verstopt de gaai
een flinke hoeveelheid eikels die hij dan in de winter kan opeten. Soms vergeet hij
een voorraadje. Die eikels kunnen dan kiemen en bomen worden.
10
Actie voorraden aanleggen
Werkvorm: spel
Probeer in een afgebakend terrein enkele eikels weg te stoppen zonder dat de
andere die kan vinden. Denk goed na over de strategie. Gewoon achter een
boom leggen is niet voldoende. Zelfs een mens kan er dan mee weg lopen.
Materiaal
Gekleurde eikels
Ook bomen houden een rustperiode. Ze werpen hun bladeren af om geen water
meer te verdampen aangezien ze geen water meer kunnen opnemen.
Laten we de werking van een boom eens van dichterbij bekijken en dan de
seizoenen nabootsen.
Deze oefening laat je best doorgaan bij een afgezaagde boomstam of een plaats
waar je de doorsnede van een boom/tak kan bekijken.
Actie rust/slaap
Werkvorm: inleefoefening - De Boomfabriek
In dit inleefmoment wordt de opbouw van een boom geïllustreerd. Rondom het hart
wordt de boom steeds verder uitgebouwd met personen die de diverse
boomonderdelen uitbeelden. Uiteindelijk komt de boom tot leven door 'Moeder Aarde'
die de vier seizoenen aangeeft.
Personen: totaal 24 kinderen – indien er meer of minder zijn moet je met de aantallen
variëren. (eventueel twee harten)
moeder aarde: één kind
Zogauw als de boom gevormd is, brengt deze persoon de boom tot leven, iedereen
voert dan de juiste actie en geluiden uit.
Een boom heeft volgende lagen
11
Het Kernhout-het hart
Vaak dood hout, zorgt voor de stevigheid van de boom.
Actie: twee kinderen gaat in het midden staan, planten hun voeten stevig in de
grond houden elkaar vast.
Houtvaten - spinthout
Transporteren water en zouten van de wortels naar de rest van de boom.
Actie: drie kinderen vormen een cirkel rond het hart en houden elkaars handen
vast. Ze bewegen van beneden naar boven en maken daarbij een geluid dat
laag en hoog gaat: 'oooeps'.
Zij houden bladeren vast.
Cambium
Deze laag maakt nieuwe cellen aan.
Actie: Vier kinderen vormen een ring om de houtvaten. Zij swingen met hun
heupen - levendig onderdeel - en roepen 'nieuwe cellen, nieuwe cellen, …'
Bastvaten
Deze laag transporteert suikers die door fotosynthese in groene bladeren
worden aangemaakt voor de rest van de boom. Dit is een naar beneden
gerichte sapstroom.
Actie: Vijf kinderen vormen een ring om het cambium en doen het
tegenovergestelde van de houtvaten.
Ze bewegen van boven naar beneden en maken daarbij een geluid dat van
hoog naar laag gaat, bijvoorbeeld 'lekker, lekker, …' Zij houden bladeren vast.
Schors
Bescherming van de boom tegen uitdroging en schadelijke indringers.
Actie: Zes kinderen gaan in een verdedigende houding staan rondom de boom
met gebalde vuisten. Ze maken daarbij blaffende geluiden: 'weg!, weg!,…'.
Wortels
Zuigen water aan en houden de boom verankerd in de grond.
Actie: Vier kinderen gaan op hun rug liggen en pakken de enkels van de
houtvaten vast. Met hun benen bewegen ze op en neer en maken daarbij
slurpende bewegingen.
12
Beeld de vier seizoenen uit! Moeder Aarde dirigeert de seizoenen en kan enkele
jaren na mekaar laten lopen.
Lente
De boom komt langzaam tot leven.
Elk onderdeel speelt zachtjes zijn rol. De knoppen springen open en vormen
bladeren.
Zomer
De boom is volop in leven. Elk onderdeel werkt op z'n hardst. Hij vormt ook al
knoppen.
Herfst
De boom gaat langzamer werken. Elk onderdeel functioneert steeds minder. De
bladeren worden afgestoten.
Winter
Alle activiteit is gestopt. Maar de boom is niet dood. Zachtjes hoor je het hart
kloppen. De knoppen zitten klaar wachtend op een nieuwe lente.
Bekijk de knoppen eens. vergelijk enkele knoppen van bomen, …
Materiaal
bladeren
13
Stopplaats 4: winterstrategie trek
Inleiding
Elk jaar overbruggen de trekvogels enorme afstanden. Deze reizen zijn vermoeiend
en gevaarlijk. Na een heen - en terugreis hebben de grasmussen tot 30% van hun
gewicht verloren.
Ze moeten ongunstige winden, roofvogels, stropers,... trotseren en zeeën en bergen
overvliegen. Hun doel is altijd om te overleven.
Er zijn twee hoofdredenen om te trekken:
. De noodzaak om voedselbronnen te vinden in de loop van het jaar.
. Genieten van het beste klimaat.
Hoe meer je naar het Noorden gaat, hoe meer trekvogels je aantreft.
De standvogels of jaarvogels:
Zij blijven heel het jaar in de streek waar ze hun nest hebben gebouwd.
Ze passen zich ieder seizoen aan en veranderen hun voedingsgewoontes.
De pimpelmees is een insecteneter in de lente en een zaadeter in de winter.
De trekvogels: leven in functie van de insecten
Deze zomergasten zijn over het algemeen insecteneters. Ze zijn afhankelijk van de
aanwezigheid van insecten. Ze vangen in grote hoeveelheden insecten om er hun
jongen mee te kunnen voeden. Daarna keren ze terug naar hun winterverblijf in
Afrika. (bvb de koekoek, de nachtegaal, de zwaluwen, de fitis)
De wintergasten broeden hier niet. Ze komen naar hier om de strenge winters in het
Noorden te ontvluchten. Bij vriesweer en in periodes van strenge koude, vinden de
eenden en de waadvogels geen eten. De koperwieken die ons een bezoek brengen,
genieten hier van onze zachte winters.
Bij bepaalde vogelsoorten vat slechts een deel van de populatie de trektocht aan. De
roodborstjes die we in de winter zien, zijn dus niet dezelfde als degene die je in de
lente hoort zingen.
Ook andere dieren kunnen trekken, zoals vlinders en vleermuizen.
14
Werkvorm 1: Verhaal
Wintergasten
Lang, heel lang gelden leefde er in het hoge Noorden een heel arm volk. Het volk
was best gelukkig hoor, in de zomermaanden, maar al heel vroeg in het jaar,
omstreeks deze tijd, viel daar de winter al in… De ijzige poolwind joeg over het land;
dikke sneeuwvlokken bedekten iedere tak. Meren en rivieren veranderden in ijs en
niemand kon de deur uit om eten te halen.
Het hart van de koning van het poolvolk brak in de wetenschap dat zijn onderdanen
het zo koud en niks te eten hadden. Hij wist niet wat hij moest doen om ze te helpen
en ten einde raad en tegen beter weten in, vroeg hij hulp aan de IJzige Tovenares
Noorderwinde.
Help mijn onderdanen, oh IJzige Tovenares, zo smeekte de Koning. Zorg dat zij de
winter doorkomen en weer eten hebben. Ik heb er alles voor over!
En, oh, oh, kinderen, had de koning dat maar niet gezegd, want hij had zijn laatste
woorden nog niet uitgesproken of … een vreemd gesnater bereikte het koninklijk
paleis. De koning keek uit het raam en zag overal in de zijn land duizenden ganzen
opstijgen. En toen de koning zijn oude wijze hoofd schudde, voelde hij in plaats van
zijn onderkinnen een lange dunne nek. En zijn handen … waren vleugels geworden!
Noorderwinde had de koning en al zijn onderdanen betoverd …
Koning Gans, weergalmde haar stem over de poolvlakte, hahahaha … U had er toch
alles voor over om de winter te overleven en genoeg te eten te hebben. Nou, vooruit,
vlieg dan. Vlieg zuidwaarts Koning Gans en leidt uw volk naar grazige weiden. Dit
land is van nu af aan van MIJ!
En de Koning vloog, dapper voorop, naar de plaats waar genoeg eten zou zijn voor
zijn volk. Hij vloog over Lapland en over Zweden. Over Denemarken en Duitsland en
landde tenslotte in België waar de winter niet zo koud is en waar genoeg te eten is.
Maar ieder voorjaar vliegt Koning Gans terug naar zijn eigen land waar hij probeert
Noorderwinde te verslaan en de toverspreuk te verbreken …
Kijken jullie maar eens goed in de lucht en in de weilanden. Dikke kans dat de
betovering nog steeds niet is verbroken en het ganzenvolk opnieuw bij ons komt
overwinteren.
Materiaal: geen
15
Werkvorm 2: Spel
Het Trekspel
Doelstellingen
. Het leren kennen van de trekcyclus van vogels en het ontdekken van de gevaren
die ze op hun weg tegenkomen.
. Het evalueren van de broosheid van zo’n evenwicht.
Plaats
Een behoorlijk open plaats, brede strook aanduiden als ‘zee’
Materiaal
Kaarten van gezonde en zieke insecten
Tel ongeveer 2 keer meer kaarten dan er kinderen zijn.
Voorbereiding
De zwaluwen zijn trekvogels.
Op het einde van de zomer maken ze een lange gevaarlijke reis tot in Afrika.
Ze moeten opletten voor roofvogels, onweer en elektriciteitskabels en moeten
verplicht de zee oversteken.
Om zo’n reis aan te vatten, moeten ze eerst voldoende te eten vinden (insecten)
Het spel
Enkele kinderen stellen de roofvogel (vb de boomvalk), het onweer, de
elektriciteitkabels, de stropers, … voor.
Alle andere leerlingen zijn de zwaluwen.
16
Gesetteld in Vlaanderen willen ze nu terugkeren naar Afrika. Om in deze reis te
slagen, moeten ze:
. De gevaren vermijden (voorgesteld door de kinderen die hen proberen te vangen.)
. Verplicht over de zee vliegen
. En bovendien ten minste één insect vangen (kaarten van insecten die op de grond
verspreid liggen).
Wanneer ze in Afrika aankomen, zijn de “zwaluwen” die geen insecten hebben
gevonden, uitgeschakeld.
De leerkracht of gids meldt dat bepaalde insecten vergiftigd zijn door de mens. De
“zwaluwen” die zo’n insect hebben gevangen, sterven aan vergiftiging.
De overige “zwaluwen” vatten de terugreis aan in dezelfde situatie. Let erop de
insecten te verplaatsen op het traject.
Bemerk op het einde het verlies en besluit met de leerlingen.
17
Stopplaats 5: Winterstrategie: extra bescherming tegen
uitdroging, kou, gebrek schuilplaatsen
Camouflage, wintervacht, vetlaag en waslaagje
Inleiding
Veel wilde dieren ontwikkelen een dichte wintervacht of een warme dons. De
luchtlaag daartussen isoleert hen tegen de koude. Bovendien krijgen veel soorten
(vos, ree, wilde kat, zangvogels, eenden, ...) een extra vetlaag. Die kan als
voedselreserve dienen en isoleert bovendien nog eens extra. De meeste dieren die
in de winter actief blijven, vertonen deze aanpassingen.
Er zijn ook planten die een waslaagje hebben die hen beschermd. Denk maar aan de
naaldbomen of de hulst. Dit waslaagje beschermt de boom of struik vooral tegen
uitdroging.
‘s Winters kunnen bomen door de lage temperatuur geen water opnemen langs hun
wortels en gezien de boom veel water verdampt via zijn bladeren, laten heel wat
bomen hun bladeren vallen tijdens de herfst om uitdroging te voorkomen.
Door het kleine bladoppervlak en de aanwezigheid van een waslaagje verdampen
naalden maar weinig water. Daardoor kunnen de meeste naaldbomen ook 's winters
'in blad' blijven staan. Er is één uitzondering: de lork.
Werkvorm: opdracht
zie boskoffer: bijlage
Voel, ruik en kijk goed naar de naaldbomen op deze plaats. Zijn het dennen of
sparren?
Voor het vierde leerjaar en de derde graad oefen je met het naaldbomenspoor.
Materiaal:
Spar/den fiches
naaldbomenspoor
18
Stopplaats 6: herfstverwondering
Werkvorm: belevingsmoment
Plaats: inspirerende plaats
De kinderen staan of zitten in een kring. De leerkracht/gids brengt gedicht over de
herfst om in stemming te komen. één minuut stilte + gedicht maken
Voel eens aan de boom. Wat voel je?
……………………………….. voel ik
Als je naar de boom kijkt. Welk wezen zie
je in de boom?
Voel eens zachtjes aan het grond. Wat
voel je?
max. 3 woorden
Hoe zou je de kleuren rondom je
omschrijven?
max. 4 woorden
Wat is je favoriete buitenbezigheid tijdens
de herfst?
max. 3 woorden
Wil je nog wat toevoegen aan je gedicht?
Je kiest enkele kinderen uit om hun gedicht voor te dragen.
Materiaal
Herfstgedichtboekjes + Potloden
19
Materiaallijst
Zorgt gids zelf voor
touw
bladeren
gekleurde eikels
Zorgen wij voor
wereldbol
zon
Kaartjes met organismen
Kaartjes met gezonde en zieke insecten
Spar/den fiches
naaldbomenspoor
herfstgedichtenboekjes
potloden
20
Download