Hoofdstuk 6 Inrichting van het lokaal

advertisement
Leercontract
Literatuuronderzoek n.a.v. het 12-stappenplan
‘ Klassenmanagement ‘
Naam: Pietsje Postema
Docent: Linda Holt
Datum:
Inhoud
Voorwoord
3
Hoofdstuk 1
Definitie klassenmanagement
4
Hoofdstuk 2
Context van klassenmanagement; pedagogisch klimaat
5
Hoofdstuk 3
Effectief klassenmanagement
8
Hoofdstuk 4
Didactische vaardigheden
9
Hoofdstuk 5
Regels en routines
11
Hoofdstuk 6
Inrichting van het lokaal
13
Hoofdstuk 7
Omgaan met verschillen
15
Nawoord
17
Bronvermelding
18
Reflectie
19
Leercontract
2
Voorwoord
Voor mijn praktijkonderzoek wil ik het woordenschatonderwijs en het rekenonderwijs in de
onderwijspraktijk verbeteren. Voor het onderzoek zal ik de stappen van het 12-stappenplan
doorlopen. In het literatuuronderzoek wil ik mij gaan verdiepen klassenmanagement, omdat het
handelen van de leerkracht van belang is. Het gaat om de handelingen van de leerkracht die te
maken hebben met het plannen, voorbereiden, organiseren en begeleiden en evalueren van
onderwijsleersituaties. Met deze onderwijspraktijk heb ik de volgende leerdoelen geformuleerd:
Leerdoel 1: Ik kan beschrijven wat klassenmanagement is.
Leerdoel 2: Ik kan beschrijven wat de plek van het pedagogisch klimaat in het klassenmanagement is.
Leerdoel 3: Ik kan beschrijven welke aspecten het positief klasklimaat bevorderen.
Leerdoel 4: Ik kan beschrijven welke rol effectief onderwijs binnen het klassenmanagement speelt.
Leerdoel 5: Ik kan beschrijven welke didactische vaardigheden belangrijk zijn binnen een goed
klassenmanagement.
Leerdoel 6: Ik kan beschrijven hoe ik regels en routines kan invoeren en handhaven in de klas.
Leerdoel 7: Ik kan beschrijven waarom de inrichting van het lokaal belangrijk is.
Leerdoel 8: Ik kan beschrijven hoe je omgaat met verschillen binnen de klas.
3
Hoofdstuk 1 Definitie klassenmanagement
Leerdoel 1: Ik kan beschrijven wat klassenmanagement is.
Onder klassenmanagement verstaan we het handelen van de leerkracht. Het gaat om de handelingen
van de leerkracht die te maken hebben met het plannen, voorbereiden, organiseren en begeleiden
en evalueren van onderwijsleersituaties. Van belang is dat de leerkracht alles zo organiseert, dat het
allemaal ‘goed loopt’. Uit studies en onderzoeken is gebleken dat het klassenmanagement van de
leerkracht invloed heeft op de leerprestaties van de leerling. Uit een van de onderzoeken kwam
klassenmanagement op de eerste plaats van een lijst van 228 factoren die effect hebben op de
schoolprestaties (Wang e.a, 1993).
Onderwijswetenschapper Robert Marzano (2003) benadrukt ook het belang van klassenmanagement. Hij stelt dat een effectieve leerkracht de volgende drie rollen vervult:
-
-
Instructeur; de leerkracht geeft gevarieerde en adequate instructie, afgestemd op het doel van
de les en de behoeften van de leerling
Ontwerper van het curriculum; de leerkracht volgt niet blindelings de methode, maar stemt de
leerinhoud af op het niveau van de leerlingen (als groep en individueel). Tevens gebruikt de
leerkracht ook verschillende manieren om de kennis op haar leerlingen over te brengen.
Klassenmanager; de leerkracht plant en organiseert het onderwijs efficiënt en doeltreffend.
De drie rollen zijn met elkaar verweven en beïnvloeden elkaar. Marzano stelt dat een effectief
klassenmanagement het fundament vormt voor de andere twee rollen. Klassenmanagement is de
basis voor een effectieve instructie en het ontwerp van het curriculum en is daarmee een cruciaal
onderdeel van effectief onderwijs. Het doel van klassenmanagement is een omgeving te creëren
waarin alle leerlingen actief en betrokken leren, zich optimaal kunnen ontwikkelen en goede
leerprestaties behalen.
Bron: Klassenmanagement in de basisschool
4
Hoofdstuk 2 Context van klassenmanagement; pedagogisch klimaat
Leerdoel 2: Ik kan beschrijven wat de plek van het pedagogisch klimaat in het klassenmanagement is
Leerdoel 3: Ik kan beschrijven welke aspecten het positief klasklimaat bevorderen.
Het pedagogisch klimaat is de context van het klassenmanagement. Het pedagogisch klimaat wordt
bepaald door de manier waarop de leerkracht en de leerlingen met elkaar omgaan. Bij het ontstaan
van een pedagogsich klasklimaat spelen verschillende factoren een rol. Van belang zijn de
pedagogische behoeften van de leerlingen en de pedagogisch vakmanschap van de leerkracht.
Pedagogische behoeften
De relatie tussen leerkracht en leerlingen is een belangrijk element van klassenmanagement
(Marzano). De manier waarop de leerkracht omgaat met haar leerlingen, is bepalend voor het
pedagogische klimaat is de klas. In feite is het pedagogische klimaat de context waarin het
klassenmanagement plaats vindt. Om een klimaat te realiseren waarin leerlingen actief en betrokken
en met plezier leren en optimaal ontwikkelen is het belangrijk dat leerlingen zich veilig en prettig
voelen in de klas. De leerkracht moet tegemoet komen aan de pedagogische behoeften van de
leerlingen.
Gevoel van welbevinden
Het welbevinden verwijst naar de gevoelens en emoties. Leerlingen met een hoge mate van
welbevinden zitten lekker in hun vel en stellen zich soepel en ontvankelijk op tegenover anderen. De
leerkracht heeft oog voor het welbevinden van leerlingen en gaat in op de signalen die aangeven hoe
leerlingen zich voelen. De leerkracht kan o.a. aan de volgende elementen zien dat een leerling goed
in zijn vel zit:
-
Openheid en ontvankelijkheid
Flexibiliteit
Zelfvertrouwen
Weerbaarheid
Vitaliteit
Genieten
Voorwaarden voor het welbevinden zijn: competentie, relatie en autonomie. Een pedagogisch
klimaat dat tegemoet komt aan deze drie basisbehoeften, bevordert het zelfvertrouwen en het
welbevinden van de leerlingen.
Drie basisbehoeften
Castelijns en Stevens (1996) onderscheiden drie voorwaarden voor het welbevinden van leerlingen:
competentie, relatie en autonomie. Wanneer het klimaat in de klas aan deze behoeften
tegemoetkomt, ontwikkelen leerlingen een actieve, gemotiveerde leerhouding.
5

Competentie
Competentie heeft te maken met ‘vertrouwen en plezier in het eigen kunnen’. Leerlingen willen
ervaren dat ze door gericht te handelen iets voor elkaar kunnen krijgen, ze willen dingen begrijpen of
iets kunnen veranderen. Leerlingen willen graag laten zien wat ze kunnen, tonen dat ze competent
zijn. Dit versterkt weer het zelfvertrouwen van de leerling.

Relatie
De behoefte aan relatie heeft te maken met de ervaring dat mensen je waarderen zoals je bent,
graag met je om willen gaan en je helpen als dat nodig is. Leerlingen hebben de behoefte aan een
omgeving waarin anderen beschikbaar zijn als dat nodig is. Het maakt de omgeving veilig en
vertrouwd. Leerlingen durven dan een beroep te doen op anderen om ondersteuning te vragen. Het
is de behoefte jezelf te kunnen zijn, zonder het risico dat je wordt uitgelachen of veroordeeld.

Autonomie
Het is een natuurlijke behoefte van leerlingen (mensen) om zoveel mogelijk zelfstandig te handelen,
zelf te sturen en zelf beslissingen te nemen. Zelfstandig taken uitvoeren geven leerlingen veel
voldoening en vertrouwen in het eigen kunnen.
Pedagogisch vakmanschap
De leerkracht speelt een belangrijke rol in het scheppen van een goed pedagogisch klimaat in de klas.
Aan het tegemoet komen aan de genoemde basisbehoeften van de leerlingen, moet de leerkracht
haar pedagogische kwaliteiten inzetten. De leerkracht bevordert hierdoor het gevoel van
welbevinden en creëer een omgeving die leerlingen stimuleert zich te ontwikkelen.
Kenmerkend voor de relatie tussen leerkracht en leerlingen is dat de leerkracht de leerlingen iets
moet leren. Het doel is dat de leerkracht de leerlingen zoveel mogelijk bijbrengt en zorgt dat ze
leerdoelen behalen. Een goede relaties met de leerlingen is essentieel om dit te realiseren. Het
leraarschap heeft dus een ‘harde kant’ (doelen halen) en een ‘zachte kant’ (een veilig pedagogisch
klimaat creëren).
Pedagogische vakmanschap:
-
-
Balans vinden tussen dominantie en medewerking
Afstemming en responsiviteit:
Belangstelling voor de taakbeleving van de leerling
Ruimte bieden om te reageren
Uitzicht bieden op succes
Productieve attributies benoemen
Uitdagende ondersteuning bieden
Bron: Klassenmanagement in de basisschool
6
Opvoedingsstijl
Het pedagogisch klimaat wordt bepaald door de manier waarop de leerkracht en de leerlingen met
elkaar omgaan. De opvoedingsstijl is een factor die van belang is. Er kan onderscheid worden
gemaakt tussen de autoritaire en de sociaal geïntegreerde opvoedingsstijl.

Autoritaire opvoedingsstijl
Bij deze opvoedingsstijl gaan alle initiatieven uit van de leerkracht. De leerkracht bepaalt wat er moet
gebeuren en hoe dat moet. De regels worden aan de leerlingen uitgelegd en daaraan dienen de
leerlingen zich te houden. De relatie tussen de leerkracht en leerlingen is afstandelijk. Een gevolg van
deze opvoedingsstijl is dat leerlingen het zelf initiatief nemen afneemt/afleert. De leerlingen leren
niet zelfverantwoordelijk te zijn voor hun gedrag.

Sociaal geïntegreerde opvoedingsstijl
Bij deze opvoedingsstijl worden leerlingen betrokken bij het besluitvormingsproces, maar is
uiteindelijk wel de leerkracht die de beslissingen neemt. Initiatieven van de leerlingen worden
serieus genomen. De zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid stimuleert de leerkracht.
Hierdoor ontstaat een positief en op leren gericht klimaat. De band tussen leerkracht en leerlingen is
persoonlijker. De band tussen leerlingen wordt ook gestimuleerd en het aantal ruzies tussen de
leerlingen zal daardoor afnemen.
De sociaal geïntegreerde opvoedingsstijl heeft de voorkeur boven de autoritaire opvoedingsstijl.
Bron: Compendium
7
Hoofdstuk 3 Effectief klassenmanagement
Leerdoel 4: Ik kan beschrijven welke rol effectief onderwijs binnen het klassenmanagement speelt.
Uit analyses blijkt dat effectief klassenmanagement is gericht op de volgende vier aspecten:
1.
2.
3.
4.
Regels en routines opstellen en erop toezien dat deze worden nageleefd
Maatregelen nemen als leerlingen orde verstorend gedrag vertonen
Een effectieve relatie tussen leerkracht en leerlingen
De juiste mentale houding van de leerkracht
1. Regels en routines
Regels en routines zijn afspraken over de manier waarop leerlingen zich in de klas, in de school maar
daar ook buiten, horen (moeten) te gedragen. Zonder regels en routines weten leerlingen niet waar
ze aan toe zijn en ontstaat en onrust in de groep. Belangrijk is dat de leerkracht regels en routines
opstelt en erop toe ziet dat de leerlingen deze naleven. Regels en routines zorgen niet alleen voor
structuur, maar bieden leerlingen ook veiligheid en bevorderen een goed pedagogisch klimaat.
2. Maatregelen bij orde verstorend gedrag
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het vooral effectief is als leerkracht verschillende
manieren gebruiken om ongewenst gedrag aan te pakken. Leerkrachten moeten een gezonde balans
weten te vinden tussen straffen en belonen.
3. Een effectieve relatie tussen leerkracht en leerlingen
Als een leerkracht een goede relatie heeft met de leerlingen, zullen zij haar regels en opdrachten
gemakkelijker accepteren. Om een goede relatie tot stand te brengen, houdt de leerkracht rekening
met de verschillen tussen leerlingen en zet zij al haar pedagogische kwaliteiten in.
4. De juiste mentale houding
Het is van belang dat de leerkracht zeer alert is op wat er in de klas gebeurt, ook wanneer ze bezig is
met een individuele leerling of een groepje. Ongewenst gedrag kan snel opgemerkt worden en er kan
direct op worden gereageerd. Verder wordt de mentale houding van effectieve klassenmanagers
gekenmerkt door ‘emotionele objectiviteit’ (Nelson, 1998). Dat wil zeggen dat de leerkracht op een
professionele, enigszins ‘zakelijke’ manier omgaat met haar leerlingen. De leerkracht houdt een
zekere psychologische afstand en laat haar gedrag niet sturen door emoties.
Bron: Klassenmanagement in de basisschool
8
Hoofdstuk 4 Didactische vaardigheden
Leerdoel 5: Ik kan beschrijven welke didactische vaardigheden belangrijk zijn binnen een goed
klassenmanagement.
Er zijn vier basale didactische vaardigheden, die van groot belang zijn voor goed klassenmanagement.
De vaardigheden vormen de basis voor een goede organisatie van het onderwijs:
1.
2.
3.
4.
Duidelijk zijn
Alert zijn en aandacht spreiden
De betrokkenheid van leerlingen versterken
Leerlingen verantwoordelijkheid geven
1. Duidelijk zijn
Duidelijkheid bevordert het welbevinden van leerlingen. Het geeft leerlingen houvast als zij precies
weten wat de leerkracht van hen verwacht. Uitgangspunten van duidelijk zijn:





Formuleer aanwijzingen en opdrachten concreet en expliciet
Ga na of de leerlingen de aanwijzingen en opdrachten hebben begrepen
Schrijf aanwijzingen en opdrachten op het bord
Formuleer opdrachten en aanwijzingen vanuit een positieve verwachting
Laat in je houding en woorden blijken dat je de leerlingen ziet en hen zult helpen als dat nodig is.
2. Alert zijn en aandacht verspreiden
Alert zijn is een didactische vaardigheid die hoort bij effectief klassenmanagement. Een leerkracht
die alert is, neemt alles waar wat er in de klas gebeurt. Wanneer een leerkracht bezig is met een
individuele leerling of met een groepje leerlingen, houdt zij goed in de gaten wat er in de groep
gaande is. Ze is in staat haar aandacht te spreiden over de leerlingen. Een alerte leerkracht is
opmerkzaam en signaleert het meteen wanneer er iets niet naar wens gaat of als een leerling hulp of
aandacht nodig heeft. Uitgangspunten van alert zijn en aandacht spreiden:




Houd in de gangen wat er in de groep gebeurt, ook als je met een individuele leerling of met een
groepje leerlingen bezig bent
Reageer direct als je iets opmerkt
Houd (oog)contact met de leerlingen
Loop rond en kies regelmatig een andere plaats in het lokaal
3. Betrokkenheid versterken
De leerkracht is gericht om de betrokkenheid van de leerlingen te versterken. Daarom zet de
leerkracht zich in om ervoor te zorgen dat de leerlingen betrokken en actief met de les meedoen.
9
Betrokkenheid versterken





Geef zelf blijk van betrokkenheid, enthousiasme en interesse
Ga bewust en gevarieerd om met het vragen stellen en beurten geven
Pas regelmatig coöperatieve werkvormen toe
Zorg voor passende, uitdagende opdrachten
Houd rekening met de taakbeleving van de leerling
4. Leerlingen verantwoordelijkheid geven
Leerlingen zelf verantwoordelijkheid geven, bevordert de betrokkenheid. Het bevordert de leerlingen
de taak goed uit willen voeren. De zelfstandigheid en het verantwoordelijkheidsbesef moet de
leerkracht bij de leerlingen bevorderen. De verantwoordelijkheid bouwt zich geleidelijk op. De
leerkracht geeft de leerlingen stap voor stap steeds meer zelf verantwoordelijkheid.


Durf leerlingen verantwoordelijkheid te geven voor hun eigen werk
Geef leerlingen stap voor stap meer verantwoordelijkheid
Bron: Klassenmanagement in de basisschool
10
Hoofdstuk 5 Regels en routines
Leerdoel 6: Ik kan beschrijven hoe ik regels en routines kan invoeren en handhaven in de klas.

Regels
Regels hebben betrekking op normen. Met regels wordt aan de leerlingen duidelijk gemaakt hoe
het eigenlijk hoort. Kenmerkend van de regels is dat ze niet alleen in de klas gelden, maar een
algemene betekenis hebben. De regels dienen op in de school en buiten school.

Routines
Routines hebben meestal betrekking op veel voorkomende gedragingen, die volgens een vast
patroon moeten worden uitgevoerd. Hierbij gaat het om gedragingen die typerend zijn voor de
schoolsituatie. Routines hebben daardoor meestal geen bredere toepassing dan in de klas of in
de school.
Regels en routines zijn afspraken over de manier waarop leerlingen en leerkrachten zich gedragen en
over de wijze waarop bepaalde activiteiten verlopen. Regels en routines werken niet vanzelf. De
leerkracht besteedt aandacht aan de invoering ervan. Bij de start van het schooljaar besteed te
leerkracht in ieder geval tijd aan de algemene schoolregels en de belangrijkste algemene
gedragsregels die in de groep gelden. De afspraken en regels worden genoteerd en bijvoorbeeld
opgehangen in het lokaal.
Uit ervaringen leert dat regels en routines het beste worden nageleefd als ze in samenspraak met de
leerlingen zijn vastgesteld. Leerlingen zijn er dan medeverantwoordelijk voor. Een routine kan het
beste worden ingevoerd op het moment dat de situatie daartoe aanleiding geeft, omdat de routine
dan betekenisvol is voor de leerlingen. Het is vaak effectief om een nieuwe routine met de leerlingen
te oefenen. De leerkracht kan het oefenen aantrekkelijk maken door bijvoorbeeld met een
stopwatch te laten zien dat de leerlingen steeds sneller kunnen. Als regels en routines duidelijk zijn
en voldoende is geoefend, is het de taak van de leerkracht om ervoor te zorgen dat ze goed worden
nageleefd. De afspraken gelden ook voor de leerkracht, deze dient zich hier ook aan te houden.
Voor de leerkracht is het een uitdaging om flexibel om te gaan met regels en routines. Flexibel
omgaan met regels en routines betekent dat de leerkracht deze in principe consequent handhaaft,
maar ook bereid is om af en toe afspraken aan te passen aan de groep of een individuele leerling. Als
een leerkracht dit doet betrekt zij hierbij alle leerlingen en legt uit waarom zij uitzonderingen maakt.
Het flexibel omgaan betekent ook dat je je afvraagt of een regel nog wel nodig is of dat een routine
kan worden aangepast (Beets, 2008). Regels en routines staan namelijk van belang van een goed
verloop van het onderwijs.
Regels en routines invoeren en handhaven:




Maak tijd vrij om regels en routines met leerlingen te bespreken. Doe dit (zeker met de jongste)
leerlingen op speelse wijze
Omschrijf zo concreet mogelijk welk gedrag van de leerlingen wordt verwacht
Geef zelf het goede voorbeeld
Handhaaf de regels en routines vanuit een positieve houding: ik weet dat jullie het kunnen
11




Prijs leerlingen regelmatig als ze zich goed aan regels/routines houden
Reageer direct en consequent op overtredingen
Ga flexibel om met de regels en routines
Evalueer regels en routines regelmatig: zijn ze nog wel functioneel?
Bron: Klassenmanagement in de basisschool
12
Hoofdstuk 6 Inrichting van het lokaal
Leerdoel 7: Ik kan beschrijven waarom de inrichting van het lokaal belangrijk is.
Een essentieel onderdeel van klassenmanagement is de inrichting van het lokaal. Het lokaal biedt
letterlijk en figuurlijk ruimte en biedt de leerkracht mogelijkheden om te gaan met verschillen tussen
leerlingen. Door het creëren van een goede inrichting, creëer je een leeromgeving waarin alle
leerlingen actief, betrokken, met plezier en et succes kunnen leren en zich kunnen ontwikkelen.
Voor de inrichting van het lokaal gelden de volgende uitgangspunten:
1. De leerlingen voelen zich veilig en prettig in de ruimte
De manier waarop een ruimte is ingericht en aangekleed is medebepalend voor het pedagogisch
klimaat in de klas en heeft invloed op het gevoel van welbevinden van leerlingen. Van belang is dat zij
graag in het lokaal zijn, er een gezellige sfeer hangt en dat de ruimte met zorg en overzichtelijk is
ingericht. Bij het inrichten van het lokaal kunnen inbrengen van leerlingen worden toegepast. Zo
wordt de ruimte hen eigen en ervaren zij het echt als ‘ons eigen lokaal’.
2. De ruimte daagt leerlingen uit
Het lokaal geeft leerlingen de gelegenheid dingen te ontdekken en te leren en daagt hen uit zich te
ontwikkelen. Materialen zijn uitnodigend en zijn gemakkelijk te bereiken. De ruimte kan, eventueel
met eenvoudige verplaatsingen, voor verschillende activiteiten worden gebruikt. Ook ziet het lokaal
er niet altijd hetzelfde uit. De aankleding van het lokaal wordt bijvoorbeeld aangepast aan thema’s,
seizoenen e.d. Hierdoor nodigt de ruimte steeds weer uit tot andere vragen en activiteiten.
3. De ruimte opgeruimd en overzichtelijk
Een opgeruimd lokaal biedt duidelijkheid en structuur. Het is van belang dat materialen op een vaste
plaats liggen en dat er geen onnodige spullen in het lokaal zijn. Ook moet het duidelijk zijn dat er
vaste plaatsen zijn voor activiteiten. Een ruimte waar je alleen werkt, een plaats waar je samen kunt
spelen, praten en werken en er in een plek waar je achter de computer kunt werken. Wanneer het
duidelijk is waar een bepaalde ruimte voor is bedoeld, zullen leerlingen zich houden aan de regels die
daarvoor gelden. Regels en routines spelen een belangrijke rol in het creëren van plaatsen voor
activiteiten.
4. Leerlingen een plaats geven
Een plaats die goed bij een leerling past is erg belangrijk voor de leerlingen. De leerkracht moet de
leerlingen eerst leren kennen, voordat zij weet wat een goede zitplaats voor een leerling is. Het is van
belang dat de leerkracht zich regelmatig afvraagt of alle leerlingen op de juiste plek zitten.
5. De leerkracht in de ruimte
De manier waarop een leerkracht zich in de ruimte beweegt, heeft te maken met de persoonlijke
stijl, maar ook afhankelijk van de rol die zij wil vervullen in bepaalde situaties. De leerkracht moet
zich wel bewust zijn op de manier waarop zij beweegt.
13
6. De ruimte inrichten
Het lokaal wordt gebruikt voor verschillende soorten activiteiten en allerlei werkvormen. De klas
moet zo worden ingericht dat alle activiteiten mogelijk zijn en dat de ruimte efficiënt en doelmatig
kan worden gebruikt.
7. Hoeken inrichten
In de groepen 1 en 2 zijn veel verschillende hoeken. Hoeken moeten uitdagend zijn ingericht en
aanleiding geven voor een zinvolle activiteit. Er zijn een aantal hoeken permanent, bijvoorbeeld de
computerhoek, en anderen zijn tijdelijk en worden in thema gevarieerd. Vanaf groep 3 zijn er op veel
scholen geen hoeken meer.
8. Er zijn vrije looproutes en druk bezochte plaatsen zijn goed toegankelijk
Iedereen verplaats zich in het lokaal, zowel leerlingen als de leerkracht. Het is van belang om na te
denken over die verplaatsingen. Leerlingen moeten gemakkelijk bij hun tafel kunnen komen. Als
leerlingen zich moeten verplaatsen moeten ze zo weinig mogelijk obstakels tegenkomen en andere
leerlingen niet hoeven storen. Door het creëren van vrije looproutes zijn belangrijke plaatsen zowel
voor de leerlingen en leerkracht goed toegankelijk.
9. De leerkracht kan alle leerlingen goed zien
De leerkracht moet vanaf haar eigen plaats alle leerlingen goed kunnen zien. De tafels en kasten zijn
zo geordend dat de leerkracht overzicht heeft over alle leerlingen.
10. Er is een instructietafel, waar de leerkracht met een klein groepje kan werken
In het lokaal moet een instructietafel aanwezig zijn. Aan de instructietafel kunnen meerdere
leerlingen zitten, zodat de leerkracht met een klein groepje kan werken.
11. Materialen zijn gemakkelijk beschikbaar
De leermiddelen en materialen zijn vaak opgeborgen in kasten. Als kasten niet te hoog zijn, zijn ze
toegankelijk voor leerlingen. Leerlingen kunnen dan zelf spullen uit de kasten halen en weer
terugbrengen. Als leerlingen zelfstandig materialen kunnen pakken, is het systematisch inrichten van
kasten belangrijk. Kasten e.d. zijn daardoor geordend en overzichtelijk voor de leerlingen.
12. Alle leerlingen kunnen het digitale bord of andere presentatiemiddelen goed zien
Vanaf de plaats waar leerlingen zitten moeten zij het digitaal schoolbord goed kunnen zien. De
leerlingen moeten zich niet eerst helemaal hoeven omdraaien om het digitaal bord goed te kunnen
zien. Dit geldt tevens voor andere presentatiemiddelen.
13. De opstelling van de meubels is snel te veranderen
Wanneer de opstelling moet worden veranderd, moet het snel en efficiënt gebeuren. Het
veranderen van de opstelling moet niet onnodig veel tijd in beslag nemen. Door meubels efficiënt in
de ruimte te plaatsen kan door middel van een kleine verandering meubels functioneel functioneren.
Bron: Klassenmanagement in de basisschool
14
Hoofdstuk 8 Omgaan met verschillen
Leerdoel 9: Ik kan beschrijven hoe je omgaat met verschillen binnen de klas.
Elke groep heeft leerlingen met verschillende behoeften en mogelijkheden. Er zijn leerlingen die
moeizaam leren en veel tijd nodig hebben. Deze leerlingen hebben behoefte aan extra instructie en
oefeningen. Maar er zijn ook leerlingen die snel en gemakkelijk leren en juist extra uitdaging nodig
hebben.
Onderzoek heeft aangetoond dat zwakke leerlingen meer instructie, tijd en oefening nodig hebben
om de doelen te behalen dan goede leerlingen (Marzano, 2003). Dat maakt het klassenmanagement
tot een gecompliceerde aangelegenheid. Het stelt eisen aan de manier waarop een leerkracht het
onderwijs organiseert. De leerkracht moet ervoor zorgen dat de groep voldoende aandacht krijgt en
moet aan de zwakke leerlingen extra instructie en extra tijd geven om te oefenen. Goed
klassenmanagement kan de leerkracht helpen effectief om te gaan met verschillen tussen leerlingen
en kan eraan bijdragen dat alle leerlingen de doelen behalen. Met goed klassenmanagement schept
de leerkracht letterlijk en figuurlijk ruimte om tegemoet te komen aan de verschillende behoeften
van leerlingen.
Omgaan met verschillen:





Alle leerlingen behalen de vastgestelde doelen
Variëren in leertijd
Variëren in instructie en begeleiding
Een actieve en zelfstandige leerhouding bevorderen
Een veilig pedagogisch klimaat
Om ervoor te zorgen dat alle leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen en de vastgestelde doelen
behalen, moet een leerkracht differentiëren. Differentiëren is van groot belang voor de ontwikkeling
van de basisvaardigheden taal en rekenen. Differentiëren kan op verschillende manieren. Er wordt
onderscheid gemaakt in divergente differentiatie en convergente differentiatie.
Divergente differentiatie
Nadelen divergente differentiatie





Elke leerling werkt op zijn eigen niveau en in
zijn eigen werktempo
Alle leerlingen besteden evenveel tijd aan
alle vakken
Er is weinig klassikale instructie en veel
individuele en groepsinstructie
Er wordt veel zelfstandig gewerkt





Convergente differentiatie
Verschillen tussen leerlingen worden steeds
groter
Nadelig voor zwakke leerlingen:
Zij missen het voorbeeld en de
ondersteuning van goede leerlingen
Aanslag op het zelfbeeld en vertrouwen
Gebrek aan interactie met leerkracht en
medeleerlingen
Weinig aandacht voor sociale aspecten
Nadelen convergente differentiatie
15







Er zijn doelen geformuleerd die alle
leerlingen moeten behalen
Alle leerlingen doorlopen de leerstof tegelijk
De leerkracht geeft klassikale instructie
De leerkracht differentieert in de
verwerkingsfase
Zwakke leerlingen krijgen meer instructie en
meer tijd voor (begeleide) oefening
Het onderwijs aan zwakke leerlingen wordt
geïntensiveerd
Wisselende groepering: homogeen en
heterogeen
Bron: Klassenmanagement in de basisschool
16
Nawoord
Onder klassenmanagement verstaan we het handelen van de leerkracht. Het gaat om de handelingen
van de leerkracht die te maken hebben met het plannen, voorbereiden, organiseren en begeleiden
en evalueren van onderwijsleersituaties. Bij goed klassenmanagement houdt de leerkracht rekening
houden met de verschillen tussen leerlingen. Essentiele onderdelen van klassenmanagement zijn:
didactische vaardigheden, regels en routines en de inrichting van de klas. Het pedagogisch klimaat is
de context van het klassenmanagement. Het pedagogisch klimaat wordt bepaald door de manier
waarop de leerkracht en de leerlingen met elkaar omgaan.
17
Bronvermelding
M. Forrer en E. Schouten, Klassenmanagement in de basisschool. Fundament voor effectief
onderwijs, CPS Onderwijsontwikkeling en advies Amersfoort, 2009, ISBN: 978-90-608-609-9
18
Reflectie
Wat heb ik geleerd?
Mijn leervragen zijn allemaal beantwoorden. Ik heb goed beeld gekregen van klassenmanagement en
factoren die daarbij een belangrijke rol spelen. Uit studies en onderzoeken is gebleken dat het
klassenmanagement van de leerkracht invloed heeft op de leerprestaties van de leerling. Uit een van
de onderzoeken kwam klassenmanagement op de eerste plaats van een lijst van 228 factoren die
effect hebben op de schoolprestaties (Wang e.a, 1993). Deze studies en onderzoeken geven de
essentie aan van ‘goed’ klassenmanagement. De bestudeerde literatuur kan in de praktijk uitvoeren.
Hoe kan ik het geleerde gebruiken in mijn thema?
De bestudeerde literatuur heeft mij veel inzicht en kennis opgeleverd over klassenmanagement. Ik
kan gericht kijken naar mijn eigen klassenmanagement. In de vervolg stappen van het 12stappenplan kan ik gericht gaan onderzoeken in de praktijk en aan de hand van de literatuur en
praktijkgegevens conclusies trekken. Tijdens het literatuuronderzoek was de informatie heel
herkenbaar vanuit de praktijk. Het literatuuronderzoek heeft mij tevens inspiratie gegeven waar ik
rekening mee moeten houden voor het ontwerpen van mijn ontwerp (stap 10) en het uitvoeren
daarvan.
In het voorwoord staat beschreven dat ik dit onderwerp heb gekozen, omdat dit in de praktijksituatie
erg vaak naar voren komt. Deze mening heb ik nog steeds. Daarom heb ik het gevoel dat ik er goed
aan gedaan heb om dit verslag te maken en heb ik ook het idee dat ik mijn ontwikkeling heb
bevorderd doordat ik de kennis in de praktijk kan toepassen.
19
Download