‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 1 INLEIDING Van Vaticanum II tot aan het Algemeen Directorium voor de Catechese Het Tweede Vaticaanse Concilie had op de opdracht gegeven tot het schrijven van een ‘Directorium voor het catechetisch onderricht van het christenvolk’1. Op 11 april 1971 publiceerde de Kerk het ‘Algemeen Directorium voor Katechese’ (ADK). Het is de verdienste van paus Paulus VI dat er veel ruimte werd gegeven voor vernieuwing van de catechese. Dertig jaar lang is dit document de leidraad geweest voor particuliere kerken op de lange weg naar vernieuwde catechese. In deze tijd herwon de kerk doorheen de evangelieverkondiging de vitaliteit uit haar begintijd. Er groeide een nieuwe belangstelling voor het onderricht van de kerkvaders. Het oude catechumenaat werd terug onder de aandacht gebracht. Het ADK bood al die tijd een referentiekader zowel voor de inhoud als de pedagogie als de methoden van de catechese. In oktober 1974 was er de Algemene Bisschoppensynode over de ‘evangelisatie in de moderne wereld’. Op basis van de voorstellen vanuit de synode aan de Paus overhandigd, publiceerde hij eind ’74 ‘Evangelii Nuntiandi’ (EN). Volgens het Algemeen Directorium voor de Catechese uit 1997 wordt in dit schrijven van paus Paulus VI ,,een belangrijk beginsel uitgesproken, dat namelijk de catechese een evangelisatiegebeuren is binnen het ruime kader van de zending der kerk. Voortaan moet catechese beschouwd worden als een van de punten die in de missionaire opdracht van de kerk voor onze tijd voortdurende zorg en aandacht vereisen’’ (nr. 4)2. ,,Voortaan’’ staat er: daarmee kunnen we bijna de aanvang, of minstens een doorstart van de Kerk als catechetische gemeenschap, waartoe het Tweede Vaticaanse Concilie had opgeroepen, situeren in 1975: niet langer dan een dertigtal jaren geleden! In 1977 zou een synode over de catechese volgen, in aansluiting waarbij de nieuwe paus Johannes-Paulus II in 1979 een schrijven Over de catechese in onze tijd (CT) publiceerde. In 1992 verscheen de lang aangekondigde Katechismus van de Katholieke Kerk (KKK)3, in 1997 het vernieuwde directorium voor de catechese (ADC)4. Het aandachtspunt van de volwassenencatechese ,,Volwassen worden in het geloof’’5 (VG) dat de Belgische bisschoppen in 2006 aanreiken 1 Zie Christus Dominus, nr. 44. We putten graag uit de bijdrage van Stijn Vandenbossche, Catechese: het ontkiemende geloof telkens weer tot groei laten komen, in Kerkplein, het bisdomblad van het bisdom Gent, september 2007; in Oriëntaties voor de Parochiepastoraal, Roeselare, september 2007 verscheen een lichtjes herwerkte versie van dit artikel, nu onder de titel Volwassen worden in geloof. 3 Paus Paulus VI was de mening toegedaan dat een nieuwe universele catechismus voor de Kerk niet nodig was. De grote teksten van Vat II beschouwde hij als een voldoende volledige bundel ter ondersteuning van de catechese. Het is pas tijdens het pontificaat van Johannes-Paulus II dat er beslist werd een universele catechismus te publiceren. 4 Zie CONGREGATIE VOOR DE CLERUS, Algemeen Directorium voor de catechese, in 121 Kerkelijke Documentatie: 26(1998)7, 108 blz. 5 DE BISSCHOPPEN VAN BELGIË, Volwassen worden in geloof. Catechese in het leven van de Kerk, in de nieuwe reeks Verklaringen van de bisschoppen van België nr. 33, Brussel, Licap, september 2006, 78 blz. 2 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 2 voor de komende jaren, schrijft zich dus in in een veel ruimere en relatief recente beweging van kerkvernieuwing. De Bisschoppen benadrukken dat deze nieuwe visie op catechese één van de vruchten is van postconciliaire vernieuwing6. Vanwaar deze merkwaardige productie van kerkelijke beleidsteksten inzake catechese sinds het Tweede Vaticaanse Concilie? A. Fossion noteert7: ‘Die merkwaardige creativiteit8 van de catechese is evenwel geenszins zelfbewust of triomfalistisch. Zij is immers wezenlijk verbonden met de diepe crisis die heden ten dage de geloofsoverdracht treft. Het is inderdaad tegen de achtergrond van een globale crisis van de christelijke initiatie dat de catechese zich verplicht ziet vindingrijk te zijn. We maken de crisis mee van het catechetisch systeem dat we overgeërfd hebben van het Concilie van Trente, zoals dat in onze landen vorm heeft gekregen sinds Pius X (Quam singulari, 1910) met de invoering van de eerste communie ‘vanaf de jaren van verstand’.’ Dit korte historische overzicht kan ons leren dat de catechese sinds het Tweede Vaticaanse Concilie aan ‘heropbouw’ toe is. Een catechetisch model verdwijnt en een ander verschijnt. Dit alles is (nog) niet zo duidelijk; het theoretisch kader moet nog verder uitgeklaard worden. De pastorale richtlijnen mogen we stilaan verwachten. In dit dossier willen we in een eerste hoofdstuk ingaan op de ‘catechetische’ wending die de Kerk sinds Vaticanum II heeft gemaakt (en nog aan het maken is). We maken de overgang mee van cultuurchristendom naar keuzechristendom. Dat heeft grote gevolgen voor de catechese: wanneer geloven een zaak wordt van zelfstandig en vrij kiezen, verwacht de geloofsleerling geïnitieerd te worden. Zo hoopt hij meteen ook op een blijvende catechetische ondersteuning om permanent te groeien in geloof. Het tweede hoofdstuk focust op het ‘waartoe’ van deze ‘catechetische wending. Het is de bedoeling dat wie zich bekeert tot het christelijk geloof, leerling wordt van Jezus Christus en Hem navolgt. De christen wordt geroepen door het spreken van God, door het woord van Christus. Catechese wil mensen initiëren in deze nieuwe manier van leven, als leerling van Christus. Het derde hoofdstuk focust op enkele kernwoorden die in het Algemeen Directorium voor de Catechese voorkomen en die hernomen worden in Volwassen worden in het geloof van de 6 Zie VG, Vragen rond de catechese, nr. 1-6. FOSSION, Gemeenschap en catechese, in Collationes 34(2004)3, 265. 9 Tijdens de studieweek te Chimay heeft prof. J. Bulckens een interessante inleiding gebracht waarin hij de evoluties binnen de volwassenencatechese in de tweede helft van de XXste eeuw schetst. Hij onderscheidt een aantal evoluties: - ten eerste de evolutie van de kindercatechismus naar volwassenencatechese; - dan de evolutie naar godsdienstige opvoeding in het gezin; - ten derde de evolutie van schoolcatechese naar godsdienstonderricht; - er is de evolutie dat parochiecatechese uitgroeit tot een ‘duizendpoot’; - ten vijfde is er de herontdekking van de catechumenale weg; en tot slot wijst hij erop dat catechese niet alleen naar ‘binnen’ gericht is, maar ook naar ‘buiten’. Zie p.m. nota’s van Chimay 6-9.2.2006, 3 blz. 7 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 3 Belgische Bisschoppen. Catechese is een onderdeel van de evangelisatie-opdracht van de Kerk. Catechese is geënt op het herontdekte catechumenaat. Het parcours dat de catechumeen doorloopt, staat model voor alle (volwassen) catechese. Wat bedoelen we met initiatie? Met mystagogische catechese? Er wordt in de genoemde documenten niet gepleit voor nieuwe activiteiten maar voor een catechetische pastoraal. Of met andere woorden: alle pastorale handelen van de Kerk is noodzakelijkerwijs catechetisch gekleurd. In het vierde deel verkennen we de aard, het doel en de taken van de catechese. We ontdekken hoe het catechumenaat het model aanlevert voor alle catechese: het gaat om een initiatieproces hoe dan ook. We verkennen de stappen die gezet zijn zowel tijdens als na het tweede Vaticaanse Concilie w.b. de heroriëntering van de catechese. Het vijfde hoofdstuk probeert enkele elementen samen te brengen over catechese met volwassenen. Volwassenencatechese is het uitgangspunt van alle catechese maar hoe ziet de parochie haar verantwoordelijkheid naar catechese toe? We verkennen een aantal ‘overgangsprocessen’ binnen de catechese. Het slot probeert de grote accenten te schetsen vanuit een recent schrijven van de Belgische Bisschoppen. Onze Kerk mikt op voortdurende initiatie. Ze maakt werk van eerste verkondiging. Ze ziet een aantal concrete wegen met catechetische kansen. Vanaf nu spreken we van een catechetische pastoraal. Na de beknopte bibliografie vindt u drie bijlagen. De eerste schetst de perioden en de stappen in de christelijke initiatie van volwassenen; de tweede bevat het nieuwe plan catechumenaat van het bisdom Brugge en het derde vertelt vanuit de Gentse situatie over het WeG-project. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 4 1. De Kerk maakt een catechetische wending: herontdekking van de nood aan christelijke initiatie. Vanwaar komt deze catechetische wending? Het verhaal over het cultuurchristendom dat verschuift naar een keuzechristendom zullen we hier niet opnieuw vertellen, aldus Stijn Vandenbossche. Maar dit verhaal heeft wel belangrijke implicaties in verband met de catechese, vooral rond de initiatiesacramenten. In een cultuurkerk bestaat in feite nauwelijks eerste verkondiging, want het geloof is er een voorgegeven maatschappelijke keuze, veeleer dan een zaak van persoonlijke bekering. Geloof en leven vallen er verregaand samen. De overgangsrituelen vooral bij geboorte, volwassenwording, huwelijk en overlijden, die wereldwijd in elke cultuur voorkomen, krijgen er een vanzelfsprekende christelijke kleur. Dit systeem om kinderen te initiëren ‘werkt’ niet meer in een tijd van keuzechristendom. Deze vorm van initiatiecatechese werkt niet meer omwille van interne beperkingen en vooral omdat ze niet aangepast is aan de socioculturele ontwikkeling van de maatschappij. Probleemanalyse schematisch9: “cultuurchristendom”: *mensen werden christenen door culturele symbiose, vergelijkbaar met de manier waarop men de moedertaal leert; *het proces van christen worden verloopt relatief onopgemerkt, eigenlijk ‘gewoon’; *catechese en godsdienstonderwijs functioneren als b.v. het vak moedertaal op school; *de enige echt geïnitieerden zijn de ambtsdragers en mensen in religieuze ordes; zij hebben het daarom ook voor het zeggen; "Entscheidungschristentum" (i.e. keuzechristendom): *mensen leven niet meer in een christelijke cultuur en worden daarom niet meer "automatisch" christen; *alleen door een bewuste keuze beginnen mensen aan initiatie; *catechese en godsdienstonderwijs functioneren zoals een "vreemde" taal leren op school; *de echt geïnitieerden zullen de leiders zijn; 1. De initiatie in het cultuurchristendom en in het keuzechristendom: - In het cultuurchristendom sluiten de initiatiesacramenten op de levenslijn aan bij de ,,levensinitiatie’’. In onze streken ging dat als volgt. Het doopsel dat de poort tot het nieuwe leven in Christus is, sloot aan bij het begin van het leven. De eucharistie als voedsel voor onderweg sloot aan bij het kind worden op 7 jaar. Het vormsel dat sterkt tot getuigenis, sloot aan bij de beginnende volwassenwording rond 12 jaar. - Maar minstens even belangrijk is de inhoudelijke accentverschuiving die hiermee gepaard gaat: de initiatiesacramenten gaan meer over het leven dan over het geloof, ze kunnen in We putten hier uit de nota’s die prof. Bieringer maakte n.a.v. de ‘studieweek’ van de faculteit godgeleerdheid van de K.U.L. in februari 2006; p.m. 8 blz. 9 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 5 het cultuurchristendom in zekere mate worden ,,ontkerkelijkt’’, omdat de cultuur en het leven er in feite één grote Kerk vormen. Het doopsel gaat dan over het onthalen van het nieuwe leven (en meteen het onthalen van de nieuwe christen), de eerste communie over de eigen plaats die het kind verwerft aan de tafel van het leven (en van de Heer), het vormsel over volwassen worden (als christen). Hoe wordt men vandaag in de meeste gevallen nog altijd christen? Bieringer vergelijkt het christen worden met het leren van de moedertaal: ondergedompeld zijn in de taal van voor de geboorte geleidelijke assimilatie op school: Nederlands (moedertaal) als vak om bij te schaven en te vervolledigen wat men onsystematisch door assimilatie heeft geleerd kinderdoopsel opgevoed worden in een christelijke cultuur en kerkgemeenschap catechese en godsdienstonderwijs Wanneer echter cultuur en geloof opnieuw uit elkaar groeien zoals we vandaag meemaken, groeit de spanning tussen ,,service’’ aan de levensrituelen en initiatie in het christelijke geloof. We mogen hier weliswaar niet overdrijven: deze spanning was er altijd al. Hoe zal men morgen wellicht christen worden? De traditionele kanalen van de christelijke initiatie als culturele en religieuze symbiose werken niet meer zoals vroeger want ze veronderstellen een (gesloten?) christelijke cultuur en gemeenschap als context voor de opvoeding van kinderen. We vergelijken het christen worden met het leren van een "vreemde" taal: men begint pas op latere leeftijd volwassenendoopsel het leren van de taal via cursussen gebeurt meestal in een omgeving waar men een andere taal spreekt gevaar: het blijft schools en men leert niet wat men bij het gebruik van de taal nodig heeft geloofsinitiatie in aparte groepen in een cultuur die meestal niet christelijk is gevaar: de initiatie voldoet niet aan de uitdagingen van een christelijk leven Natuurlijk zullen we nog enige tijd leven in een ‘dubbele’ tijd: die van het cultuurchristendom én die van het keuzechristendom. We pleiten ervoor deze situatie te ‘aanvaarden’, van harte en in de spanning te gaan staan. Op vandaag stelt zich daarom niet zozeer de vraag hoe die spanning op te lossen, maar veeleer hoe we die spanning volhouden. Daartoe moet de eigenheid van de christelijke initiatie aan belang winnen tegenover de levensinitiatie die een ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 6 bedding zoekt in elke cultuur. ,,Voortaan’’ moet de Kerk permanent catechetisch bezig zijn… 2. Groeien naar een volwassen geloof In een cultuurchristendom is geloven eerder een voorgegeven maatschappelijke keuze dan een zaak van persoonlijke bekering. Vandaag ligt dit veeleer omgekeerd. Bovendien leven we in een cultuur waarin sowieso bijna niets nog maatschappelijk voorgegeven is en alles individuele keuze vergt. Aan een op het individuele kiezen gerichte samenleving beantwoordt noodzakelijkerwijze een sterkere personalisering van het geloof: enkel door een persoonlijke keuze word of blijf je op vandaag nog gelovig. En de diepste, zij het vaak niet helemaal heldere grond voor die keuze, is dat christenen willen leven vanuit God die zich aan hen meedeelt in zijn zoon Jezus Christus. Theologisch uitgedrukt, zo vervolgt Vandenbossche, staan we vandaag voor de dringende uitnodiging het gemeenschappelijke priesterschap van de gelovigen, dat resulteert uit de initiatiesacramenten, (eindelijk…) meer ernstig te nemen. Dit betekent dat elke gelovige zich gaat realiseren dat hij of zij, op basis van de ontvangen initiatie, in Christus priester of ,,middelaar’’ is: dat hij bemiddelenderwijs God aanwezig stelt in deze wereld. Dat priesterschap van elke gelovige als middelaarschap is geen halvering of verdunning van het ambtelijke priesterschap waaraan de dienst van de leiding toekomt: het betekent net niét de clericalisering van de lekengelovigen. Het schrijft zich wel in in de ontdekking van de leek áls leek in de Kerk. De KKK drukt dat bvb. sterk uit, wanneer hij het heeft over de vruchten van het vormselsacrament: ‘Het merkteken vervolmaakt het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen dat zij in het doopsel ontvangen hebben’ en ‘de vormeling krijgt de macht om in het openbaar het geloof in Christus te belijden, als het ware krachtens een ambt’ (nr. 1305). In het cultuurchristendom hoefden de lekengelovigen nauwelijks hun geloof persoonlijk te beleven. Tegelijk met het ontwaken van de leek groeide in de Kerk een divers vormingsaanbod voor allerlei ‘actieve’ leken: pastorale medewerk(st)ers - van leden van de Katholieke Actie toen, tot parochieassistenten en andere pastorale werk(st)ers vandaag. Maar vandaag zien we beter dat ook de ,,gewone’’ gelovige, die zich om allerlei redenen niet wil of kan engageren in het pastorale domein, nood heeft aan vorming en verdieping, precies om zijn10 geloven te midden van een volstrekt seculiere samenleving in leven en levendig te houden als een geroepen en gezonden zijn of apostolaat. Zijn geloof dient gedragen door een persoonlijke godsrelatie, en hij heeft nood aan een levendige kerkgemeenschap die hem stevig voedsel aanreikt, voor zijn christen zijn. Dat gaat vooraf aan wat hij vanuit dat christen zijn doet. Vandenbossche stelt: In zekere zin moeten we na de gelovige als medewerker, nu ook de gelovige gewoon als gelovige ontdekken, wiens geloof volwassen wil worden, met al wat dat behelst aan ingroeien in het Mysterie, inzichten verdiepen, meer evangelisch leven. Daarom verbreedt de notie vorming zich ook tot catechetische toerusting in het christen zijn11. De lezer zal zelf het nodige vertaalwerk doen. Waar we schrijven, ‘hij’ of ‘zijn’, bedoelen we net zo goed ook ‘zij’ en ‘haar. 11 Vandenbossche noteert: “Zo werd ook in ons bisdom (Gent – gm) niet toevallig de ,,Opleiding Pastorale Medewerkers’’ (OPM) omgevormd tot ,,School voor Geloofsverdieping’’ (SVG). 10 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 7 3. ‘Volwassen’ catechese Precies in dit groeien naar een volwassen geloof schrijft de catechetische wending van de Kerk zich (voortaan…) in. Wanneer geloof niet langer voor-gegeven is, moet je leren kennen wat je daar ,,gegeven’’, aangeboden wordt. Je moet je keuze telkens weer maken, bijna iedere dag opnieuw beginnen met gelovig zijn. Je blijft constant leerling (van Jezus: wat geen falen maar net heel Bijbels is…), omdat je je telkens opnieuw vanuit deze cultuur tot dat leerling zijn dient te bekeren (lees: ervoor moet kiezen), en omdat het nooit helemaal verworven is. Daarom biedt van nu af aan het catechumenaat het model aan voor alle catechese. De catechumeen is degene die (1) vanuit een ,,andere’’ cultuur (2) ,,onderweg naar’’ het christen zijn is. De zogenaamde nieuwe bewegingen in de Kerk hebben dat wellicht goed begrepen. Zij herontdekken iets van de eigen identiteit van het christendom, ja zelfs van het Roomskatholicisme, middenin een cultuur van pluralisme en keuze. En ze begrijpen dat in een hedendaagse westerse cultuur christen of Rooms-katholiek worden, een lang proces vergt van inwijding, ingroei en vorming: mystagogie, initiatie en catechese zijn er sleutelwoorden. De territoriale pastoraal heeft het moeilijker om die omslag te maken dan nieuwe bewegingen. Die territoriale pastoraal is immers sterker verweven met de traditionele vraag naar levensrituelen - en moet dat overigens tot op zekere hoogte ook zijn. Naast de sacramenten die het leven in zijn overgangen inkaderen, staan ook de gewone zondagsvieringen onder de druk van de ,,service-cultuur’’. Toch worden ook de territoriale gemeenschappen uitgedaagd om deze catechetische omslag ,,voortaan’’ mee te voltrekken. Het zou daarbij een vergissing zijn te denken dat volwassenencatechese nu nog een andere vorm van catechese moet worden naast de bestaande vormen, voor nog een andere doelgroep. - Voor de catechumenen en ,,herintreders’’ die zich in de toekomst in toenemende mate ook bij ons zullen aanmelden – in Frankrijk zijn het er al jaarlijks enkele duizenden – moeten weliswaar nieuwe wegen worden gebaand. - Maar we mogen ook niet de vele gelovigen vergeten die in toenemende mate nood hebben aan een catechetisch woord ter ondersteuning bij hun gewone contacten met de Kerk, ja die zich op zowat de zelfde positie bevinden als de catechumenen die net daarom model staan voor allen die catechese behoeven. Nogmaals – Vandenbossche wordt even prozaïsch : ook en vooral bij de katholieke Jan Modaal, die nog halvelings door geboorte katholiek is, die wel, toen onderweg velen afhaakten, meer bewust en persoonlijk heeft gekozen om gelovig te blijven, die geen pastorale roeping ervaart maar zijn geloof wel ernstig wil nemen, die zich in deze cultuur wel eens afvraagt wat hem eigenlijk onderscheidt van een niet gelovige, die zoekt naar ethische oriëntatie en enig idealisme heeft bewaard, wiens gebedsleven op een vrij laag pitje staat maar die wel verlangt aan Gods hand te leven, die verwachtingen heeft van de plaatselijke geloofsgemeenschap en er op zijn manier ook wel aan meebouwt…, ook bij deze Jan Modaal wacht nog veel ,,ontkiemd geloof’’ op catechetische besprenkeling om ,,tot groei te komen’’. Ook schapen die door de goede Deur reeds in de stal zijn gekomen, hebben voedsel nodig en vragen goede verzorging van de herder(s). ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 8 Ter afronding: André Fossion noteert dat we kunnen zeggen dat ‘zowel aan de basis als op het niveau van de pastores, de catechese sinds het einde van het tweede Vaticaanse Concilie aan heropbouw toe is. Doorheen de moeilijkheden en aarzelingen zien we een nieuw systeem ontluiken. Een catechetisch model verdwijnt en een ander verschijnt, al gaat dat gepaard met onzekerheid. De theoretische referentiepunten zijn nog niet uitgeklaard en de pastorale richtlijnen zijn niet altijd even duidelijk’12. 12 A. FOSSION, Gemeenschap in catechese, art. cit. 265. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 9 2. “Ga en maak alle volkeren tot leerling” (Mt 28,19a). Wat is het doel van de catechese? Vandenbossche bezweert ons éérst te vertrekken van het “wozu” en pas dan in te gaan op het “wie” van de catechese. Waar gaat het om in het christen zijn? Hoe word je christen? Wat betekent navolging van Christus concreet? We willen op deze vragen ingaan en zo aangeven dat het de bedoeling is van de catechese mensen te winnen voor Christus en ze te leren leven als zijn volgelingen. 1. Bekering. Jezus’ woord ‘Bekeer u! Heb geloof in de Goede Boodschap’ (Mc 1,15) klinkt tot op vandaag dankzij het evangelisatiewerk van de Kerk. Het is nuttig eerst in te gaan op de vraag wat de bedoeling is van het verkondigingswerk dat de Heer Jezus aan zijn Kerk en meer in het bijzonder aan de Twaalf heeft toevertrouwd13. Het christelijk geloof is allereerst een zich bekeren tot Jezus Christus: het gaat erom zich volledig en oprecht aan zijn persoon te binden en te besluiten in zijn voetspoor te treden. Het christelijk geloof is een persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus. Iemand wordt zijn volgeling en dat betekent: gaan denken als Hij, oordelen zoals Hij, leven zoals Hij heeft geleefd. Een gelovige wordt doorheen dit kiezen voor het geloof in Christus, lid van de gemeenschap van Jezus’ leerlingen. Hij maakt het geloof tot eigen bezit. Het gaat om een ‘ja’ aan Christus, Hij die de volle openbaring van de Vader is. Dit ‘ja’ dat alleen kan in de heilige Geest, heeft twee dimensies: - het gaat om een vertrouwvolle overgave aan God; het gaat om een liefdevolle instemming met alles wat Hij heeft geopenbaard. Geloof en bekering wellen op uit het ‘hart’, het diepste innerlijk van de mens. Hij wordt met alles wat hij is, erdoor gegrepen. Door Jezus Christus te ontmoeten en zich aan Hem gewonnen te geven ziet de mens zijn diepste verwachtingen in vervulling gaan. Het geloof geeft antwoord op het menselijke verlangen om de waarheid te kennen over God, over de mens en diens bestemming. In de constitutie Dei Verbum lezen we: ‘Door de gehoorzaamheid van het geloof, vertrouwt de mens zich vrijelijk geheel aan God toe door volledige onderdanigheid van verstand en wil jegens de openbarende God te bewijzen en vrijwillig in te stemmen met de door God geschonken Openbaring.’ (DV 6) Geloven veronderstelt een bekering, een metanoia. Bedoeld wordt een ingrijpende verandering van geest en hart die leidt tot een nieuwe bestaanswijze, een nieuwe levenswijze geïnspireerd door het evangelie. Het ADC is bijzonder concreet: ‘overal in het leven van de christen wordt de verandering zichtbaar: in zijn inwendig leven waar hij God aanbidt en diens 13 Zie ADC 53-56 en VG 12-15. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 10 wil aanvaardt; in zijn deelname aan het werk van de kerk; in zijn huwelijks- en gezinsleven; in zijn beroepsleven; in het vervullen van economische en sociale verplichtingen’. 2. Bekering is een proces dat duurt. Wie Jezus aanhangt, wordt meegenomen in een bekeringsproces dat een leven lang duurt. Vanuit theologisch oogpunt kunnen we wijzen op enkele wezenlijke elementen14: - belangstelling voor het evangelie: dankzij de eerste verkondiging ontwaakt in het hart een belangstelling voor het evangelie; het gaat om een toeneigen naar het geloof, een voorbereiding op het evangelie. De kerk omschrijft deze mensen als ‘sympathisanten’. - bekering: er volgt nu een tijd van zoeken vooraleer men tot een vast besluit komt; het is de heilige Geest en het verkondigde kerygma die leiden tot de bekering, d.i. men geeft zich gewonnen aan Jezus Christus. ‘Heel het christelijk leven van een volgeling van de Heer berust op deze fundamentele keuze’. - de geloofsbelijdenis: de catechese leidt iemand binnen in de kennis van het geloof en de praktijk van het christelijk leven; de catechese bevordert een geestelijke groei, gekoppeld aan een nieuwe gezindheid en levenswandel; dit veronderstelt loslaten van jezelf maar het schenkt ook vreugde van Godswege. De christen is klaar om een levende geloofsbelijdenis af te leggen. - de weg naar de volmaaktheid: de geloofsbelijdenis bij het doopsel is de grondslag voor een geestelijk ‘bouwwerk’: bewogen door de Geest, gevoed door sacramenten, gebed en beoefening van de naastenliefde, gevoed door geloofsvorming en –opvoeding, streeft de gedoopte mens ernaar om in eigen leven waar te maken wat Christus verlangde: ‘Wees dus volmaakt zoals uw Vader in de hemel volmaakt is’ (Mt 5,48). 3. Leerling van Christus. Geloven als het beleven van een persoonlijke band met Jezus Christus, zet een durend bekeringsproces in gang. Iemand die tot het geloof toetreedt, is als een pasgeboren kind dat heel geleidelijk groeit en volwassen wordt en zo komt tot de gehele omvang van de volheid van Christus, ‘de volmaakte Man’. Wie tot geloof komt, wordt voor de rest van zijn leven, leerling van Jezus. Christen zijn is leerling worden. Het vergt heel wat tijd thuis te komen in de Jezuslogica (wie is de grootste? Wat is een arme van geest? Wat betekent het je kruis op te nemen? …). Het ADC schrijft: ‘De catechese moet aan de leerlingen leren om hun Meester in zijn doen en laten te volgen. Ze zullen een proces van inwendige verandering doormaken, waardoor ze door hun deelname aan het paasmysterie van de Heer van de oude mens overgaan naar de nieuwe mens die in Christus tot volmaaktheid is gekomen. Voor de vandaag zo noodzakelijke morele vorming zal men steeds moeten teruggaan naar de Bergrede, waarin Jezus de Tien Geboden herneemt en er de stempel op drukt van de geest der zaligsprekingen.’ 85) 14 Zie ADC 56. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 11 Wat betekent het ‘geroepen zijn om leerling te worden’?15 Volgens de evangelies kan men alleen leerling worden, wanneer men door Jezus zelf daartoe geroepen wordt. Dit wordt dan aangegeven met de klassieke formules als ‘Kom, volg Mij’ en ‘Kom achter Mij aan’. Jezus roept niet iedereen tot navolging. Er bestaat, aldus Lohfink, geen Jezuswoord waarmee Hij het gehele volk oproept om zijn leerling te worden. Leerling zijn is nergens een voorwaarde om deel te hebben aan Gods heerschappij. Het aantal leerlingen is inderdaad eerder beperkt: we lezen over de Twaalf en naast en rond hen worden een aantal andere leerlingen genoemd (o.m. enkele vrouwen). Lucas gaat ervan uit dat er naast de 12 nog 70 andere leerlingen waren. Lohfink vermoedt dat beide cijfers waarschijnlijk overeenstemmen met de feitelijke grootte van de groep Jezusleerlingen. Jezus roept niet geheel Israël om leerling te worden. Soms verbiedt Hij iemand om zich aan te sluiten maar stuurt hij hem terug. Soms heeft Hij een sterke ontmoeting met iemand maar blijft het daarbij. Naast de leerlingen is er een breed gamma van mensen die zich voor het evangelie van Jezus openstellen en zijn oproep tot bekering ernstig nemen, maar Hem ook niet onmiddellijk volgen. Zo ontstaan als vanzelf drie groepen: de kring van de twaalf (gewoonlijk ‘apostelen’ genoemd in de evangelies); de kring van de leerlingen, die aanzienlijk groter is maar Hem ook onmiddellijk volgt; en ten slotte het volk in zoverre het de boodschap van Jezus positief opneemt en zich op de nieuwe manier onder Gods heerschappij stelt. ‘Apostel, leerling, volk – deze structuur die door heel de evangelies loopt, is geen toeval. Zij drukt iets uit dat voor het eindtijdelijke volk van God, zoals Jezus het ziet, wezenlijk is en daarom door de kerk niet mag opgegeven worden.’ - - - 15 de Twaalf: ze zijn eerst en vooral teken, door Jezus aangesteld om de wil van God, m.n. de eindtijdelijke vernieuwing van het twaalfstammenvolk, zichtbaar te maken. Tegelijk worden ze naar Israël uitgezonden; zij zijn dus dragers van een eindtijdelijk ambt dat dan in de kerk doorgegeven wordt. Ze worden in de evangelies terecht, aldus Lohfink, ‘apostelen’ genoemd. De leerlingen: leerling zijn veronderstelt een bijzondere roeping door Jezus en hangt niet af van de wil van de persoon. Leerlingen worden geroepen om Hem onmiddellijk te volgen en om bij Hem te zijn. Het kan dat iemand Jezus wil volgen, maar niet door Hem geroepen is tot navolging (de man uit het gebied van de Gerasenen in Mc 5,18 wordt naar zijn familie teruggestuurd). Het ethos van de navolging is een radicaal ethos (Lc 9,60: laat de doden hun doden begraven; u moet het koninkrijk van God gaan verkondigen). Toch kan zo iemand belangrijk zijn voor de Jezusbeweging. Ieder die de Jezusboodschap van de basilea aanneemt, heeft zijn eigen roeping. Niemand is tweederangs. Het ethos van de bergrede – van toepassing voor iedereen uit het eindtijdelijke volk van God – even radicaal. De concrete levensvorm, zij het nu het huwelijk, zij het nu de navolging in de verkondiging, wordt door Jezus door en door serieus genomen. Beide levensvormen zijn in hun radicale gestalte alleen mogelijk met het oog op de glans en de fascinatie die van Gods heerschappij uitgaan. Beide levensvormen hebben mekaar nodig. De leerlingen leven niet echt voor zichzelf, maar voor het volk van God, en de plaatsgebonden volgelingen leven nu niet meer voor zichzelf en hun kinderen. Er bestaat geen ethos met twee niveaus: een volmaakt voor We volgen hier de gedachtegang van G. Lohfink, in Heeft God de Kerk nodig?, Carmelitana, Gent, 2001, blz. 218-233. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 12 de apostelen en de leerlingen en een minder volmaakt ethos voor het overige volk van God. Mc 10,21 e.v. (‘aan één ding ontbreekt het u nog’) suggereert toch het tegendeel? En Mt 19,21 (‘als u onverdeeld goed wil zijn’) heeft toch geleid tot de voorstelling dat er in de kerk twee standen zijn: de stand van de volmaakten die in navolging leven, en de stand van de minder volmaakten voor wie enkel de tien geboden gelden? Maar deze lectuur doet geen recht aan de tekst. Marcus noch Matteüs formuleren hier algemene normen voor het volk van God. Het gaat om de concrete vraag van iemand die zoekend en vol onrust naar Jezus toekomt. Jezus roept deze man tot navolging. Lohfink benadrukt andermaal dat het hier gaat om een concrete roeping tot leerling worden, steeds gedaan aan een concrete persoon, nooit een wet voor allen. - Hoe nauwkeuriger men de evangelies leest, des te duidelijker blijkt dat de driedeling apostel – leerling – volk niet toevallig is maar voor de evangelies wezenlijk is: tenslotte is het onderscheid apostel – leerling – volk voorwaarde voor de vrijheid van het individu in het volk van God. Elke mens heeft zijn eigen geschiedenis en de roeping vindt haar oorsprong in die eigen geschiedenis. Alleen wie ziet, is geroepen. Niemand wordt geroepen tot iets wat niet binnen het handbereik van zijn mogelijkheden ligt. Niet iedereen kan tot alles geroepen worden. Maar de verschillende roepingen kunnen samenwerken aan het geheel, aldus Lohfink. - Dat in de kerk sinds de derde eeuw gemeenschappen van monniken als plaatsen van navolging en evangelisch leven (evangelische raden) ontstonden, was een haast noodzakelijk gevolg van de tot massakerk geworden Jezusbeweging: nu dreigden de contouren van het evangelie te vervagen. Kloosters en abdijen hebben de leerlingengedachte levend gehouden door de eeuwen heen. Maar dit was slechts een noodoplossing. Op deze wijze evolueerde het leerling zijn in de kerk tot een bijzondere vorm, tot een eigen kerkelijke stand. Voor de overige gedoopten was er nauwelijks nog de mogelijkheid om Jezus na te volgen. Jezus navolgen en leerling zijn zijn alleen maar in overeenstemming met de evangelies wanneer zij in een nauwe relatie, zelfs in een verband van apostelen, leerlingen en volk beleefd kunnen worden. Pas dan krijgt het eindtijdelijke volk van God zijn kracht. - De Twaalf worden gezonden door de Heer Jezus. Zij ontvangen een missio apostolica. Uit deze groep van 12 groeit het apostolische ambt. In deze zending wordt doorgegeven wat alleen van God voortkomt en niet uit het menselijk kunnen. Het kerkelijke ambt betekent verder dat de Messiaanse volmacht van Jezus in de kerk verder bemiddeld wordt. Het tweede kenmerk van de Twaalf, dat ze Hem zouden vergezellen (vita apostolica) verloor in de loop van de kerkgeschiedenis aan gewicht en belang. Het apostolisch leven werd feitelijk alleen door de orden en de communiteiten doorgegeven. Dat de kerk op de dag van vandaag nog leeft, heeft zij te danken aan het apostolisch ambt. Dat ze levend voortsukkelt, vindt zijn oorzaak in het verdwijnen van het apostolisch leven. Wat bedoelt de Schrift met ‘Jezus vergezellen’? het betekent, aldus Lohfink niet een voorlopig samenzijn dat door de definitieve zending vervangen zou worden. Het gaat niet om een leertijd, een oefentijd, een basiscursus, gevolgd door de eigenlijke zending. Marcus schrijft in een heel andere richting: Jezus zendt de Twaalf twee aan twee uit (Mc 6,7) maar ze keren al vlug weer terug (Mc 6,30) en dan pas begint de ervaring van hun samenzijn met Jezus, een leerproces dat heel hun leven zal ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 13 omkeren en waarbij het om leven of dood gaat. Het apostolische leven en de apostolische zending zijn bij Marcus geen twee van elkaar los te maken periodes, maar twee in elkaar gevlochten zijnswijzen van de kring van de Twaalf, en waarvan de tweede de eerste veronderstelt. 4. Christenen zijn geroepen om Jezus als leerling na te volgen. Lohfink stelt dat niet het hele volk van Israël geroepen is om leerling te worden. Het volk van Israël (en bij uitbreiding alle mensen) zijn wel geroepen om lid te worden van het eindtijdelijke volk van God, en daarbinnen zijn apostel – leerling – volk de drie kringen rond Jezus. Toch zijn er andere Nieuwtestamentische teksten die toch in de richting van “iedereen leerling” gaan. In de Handelingen betekent ‘leerlingen’ de gehele gemeente. Leerling staat daar gewoon voor ‘christen’ of ‘lid van de gemeente’, en de ‘leerlingen’ betekent vaak niets anders dan de gemeente in Jeruzalem of een andere gemeente. Het ligt terecht voor de hand, aldus Lohfink, in het leerling zijn een wezenskenmerk van de kerk te zien. Wij gaan weliswaar akkoord met het voorbehoud van G. Lohfink om elke christen zomaar ‘leerling’ te noemen, maar pleiten er toch voor om in het verkondigingswerk en in het nadenken erover, christenen gemeenzaam als ‘leerlingen’ te omschrijven. Christenen beleven een persoonlijke band met de Heer Jezus, zoals zowel het ADC als het VG zo sterk benadrukken. Ze zijn geroepen om met Hem te zijn en de vita apostolica16 te beleven, zoals S. Vandenbossche recent in Roeselare onderstreepte. 5. Hoe komt men tot geloof? VG17 onderstreept dat geloof niet groeit uit diep nadenken of uit de menselijke ervaring. Geloven groeit uit het luisteren: ‘Maar hoe kunnen zij iemand aanroepen in wie zij niet geloven? Hoe kunnen ze in iemand geloven zonder van hem te hebben gehoord? Hoe kunnen ze over iemand horen, als niemand hem verkondigt? … Maar niet allen hebben aan het goede nieuws gehoor gegeven.’ (Rom 10,14.16a) Het geloof groeit doorheen contact met het Woord en het Sacrament. Het Woord raakt het hart (via de eerste verkondiging). Dit gebeurt via mensenwoorden maar altijd is het God zelf die zich laat kennen. Het doopsel schenkt het geloof, als een gave die ontvangen wordt. Geloven is meer en anders dan komen tot een innerlijke overtuiging. Geloven ontstaat in een heel persoonlijk gebeuren tussen Christus en de leerling, tussen God en Zijn schepsel. ‘Toen hebt Gij geroepen en geschreeuwd en mijn doofheid doorbroken. Geschitterd en gestraald hebt Gij en mijn blindheid verjaagd. Een heerlijke geur hebt Gij verspreid; en diep ademde ik die in en nu snak ik naar U. Ik heb geproefd en sindsdien dorst en honger ik naar U. 16 17 Zie ook VG 13-15. Zie VG 16-21. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 14 Gij hebt mijn hart geraakt, en het is ontvlamd in verlangen naar Uw vrede.’ (Belijdenissen, X, 27, 38) Leerlingen of ‘discipelen’, daar heeft D. Bonhoeffer het zo vaak over gehad; wat wij verloren hebben en dringend moeten herontdekken, aldus Bonhoeffer, is de 'eenvoudige gehoorzaamheid'18. 'Wij verschillen echter helemaal van de Bijbelse hoorders van Jezus' woord door onze wijze van redeneren. Wanneer Jezus tot hem (de rijke jongeling) zegt: Laat alles achter en volg mij, ga uit uw beroep, uit uw familie, uit uw volk en uw vaderlijk huis!, dan heeft zo iemand geweten: tegenover deze oproep bestaat uitsluitend het antwoord van het eenvoudige gehoorzamen en wel daarom, dat juist aan deze gehoorzaamheid de belofte van de gemeenschap met Jezus geschonken is. Wij echter zouden zeggen: De roep van Jezus moet wel 'onvoorwaardelijk ernstig genomen worden', maar de waarachtige gehoorzaamheid bestaat daarin, dat ik nu juist in mijn beroep, in mijn familie blijf en Hem daar dien en wel in werkelijke, innerlijke vrijheid. Zou Jezus ons toeroepen: 'Kom eruit...!’ dan begrijpen wij Hem echter, zoals Hij het eigenlijk bedoelt: 'Blijf binnen!', maar weliswaar als een die innerlijk eruit is gegaan. Of zou Jezus zeggen: 'Wees niet bezorgd', dan zouden wij dat opvatten als: natuurlijk moeten wij zorgen en werken voor de onzen en voor onszelf. Al het andere zou immers onverantwoordelijk zijn. Maar innerlijk moeten we zeker vrij zijn van een dergelijke bezorgdheid. Zou Jezus zeggen: 'Als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe', dan zouden wij dat opvatten als: Juist in de strijd, juist in het terugslaan moet de ware liefde tot de broeder haar ware grootheid tonen. Zou Jezus zeggen: 'Zoek eerst het koninkrijk Gods', dan zouden wij dat zo opvatten: Natuurlijk moeten wij eerst naar allerlei andere dingen zoeken. Hoe moeten wij anders leven? Bedoeld is alleen maar de laatste innerlijke bereidheid alles in te zetten voor het Koninkrijk Gods. Het is overal hetzelfde, namelijk het bewuste opzeggen van de eenvoudige, letterlijke gehoorzaamheid. Hoe is zo'n verdraaiing mogelijk? Wat is er gebeurd, dat het woord van Jezus zich dit spel moet laten welgevallen, dat het zo aan de spot van de wereld wordt prijsgegeven? Waar ook maar elders ter wereld bevelen worden uitgevaardigd, zijn de verhoudingen duidelijk. Een vader zegt tot zijn kind: Ga naar bed! en dan weet het kind zeer goed waar het aan toe is. Een pseudo-theologisch gedresseerd kind zou dan als volgt moeten argumenteren: Vader zegt: Ga naar bed. Hij bedoelt: Je bent moe. Hij wil niet, dat ik moe ben. Ik kan mijn moeheid ook te boven komen, als ik ga spelen. Dus vader zegt weliswaar: Ga naar bed!, maar eigenlijk bedoelt hij: Ga maar spelen. Alleen ten opzichte van het bevel van Jezus zal dat anders zijn. Hier zal eenvoudig gehoorzamen verkeerd, ja, ongehoorzaamheid zijn. Hoe is dat mogelijk? (...) De concrete oproep van Jezus en de eenvoudige gehoorzaamheid heeft zijn onherroepelijke betekenis. Jezus roept daarmee in de concrete situatie, waarin men Hem kan geloven; daarom roept Hij zo concreet en wil ook zo begrepen worden, omdat Hij weet, dat alleen in de concrete gehoorzaamheid de mens vrij wordt om te geloven.' 18 D. BONHOEFFER, Navolging, Amsterdam, Ten Have, 1966², blz. 56-60 partim. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 15 6. Christen worden doorheen een leerproces. Je bent je leven lang leerling van Jezus Christus. Het is o.m. dankzij de catechese dat je ingewijd wordt in dit geheim. Maar ook via engagement en liturgie en sacramenten groei je in de kennis van de Heer Jezus en zijn Paasgeheim. Je maakt met Hem telkens weer de overtocht mee doorheen sterven naar verrijzen. Dat iedere gedoopte ‘op een eigen wijze’ geroepen is om na te volgen, staat buiten kijf. Het is van het allergrootste belang dat de Kerk de gelovigen vertrouwd maakt met wat Jezus navolgen betekent. De leerling in de school van Het Woord van God neemt ‘met de jaren toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen’ (Lc 2,52). Hij wordt in staat gesteld om zich in de goddelijke opvoeding te laten rijpen. Het ADC19 verwijst in dit verband naar de goddelijke opvoeding doorheen de catechese en wetenschap en ervaring. ‘Zo zal hij door een steeds grotere kennis van het heilsmysterie, door te leren hoe hij God de Vader moet aanbidden, en door te leven in de waarheid volgens de liefde, trachten toe te groeien naar Christus. “Hij is het hoofd” (Ef 4,15).’ De Belgische Bisschoppen: ‘Je wordt geen christen door louter en alleen een leer te aanvaarden. Je wordt het door leerling van Jezus te worden en aan te sluiten bij zijn gemeenschap. En gaandeweg ontdek je wat dat betekent’20. Dit is het goede moment om te verwijzen naar een belangrijk werk uit de christelijke traditie dat de navolging tot thema gemaakt heeft en de lezer meeneemt in een proces, een haalbaar parcours van concrete navolging. De volgeling is en wordt leerling van de Heer Jezus. De Navolging van Christus 21. Korte kennismaking: historische situering en even proeven… De Navolging van Christus van de in 1379 of 1380 in Kempen (Nl) geboren Thomas Hemerken is, na de Bijbel, het meest vertaalde, verspreide en misschien ook wel gelezen geschrift in de christelijke wereld. Thomas van Kempen trad in 1400 binnen in het klooster Sint-Agnietenberg (bij Zwolle) dat tot het kapittel van Windesheim, de kloosterlijke tak van de beweging van de Moderne Devotie, behoorde. In 1424 werd hij er subprior en novicenmeester. Hij stierf in 1471. hij heeft ruim 20 jaar aan de Navolging gewerkt (14201441). De Moderne Devotie kende een aanvang met de stichting van de Zusters en Broeders van het Gemene Leven22 door Geert Grote (+ 1384), die ook de inspirator was van de Reguliere 19 Zie ADC 143. VG 14-15. 21 Zie K. WAAIJMAN e.a., Nuchtere mystiek. Navolging van Christus, Kampen, Ten Have, 2006234 p. De citaten uit de Navolging zijn genomen uit de ‘werkvertaling’ van R. van Dijk, gemaakt in 2001. In §1 putten we uit de gekende vertaling van G. Wijdeveld (1957). 22 K. BLIJLEVENS in Leven, 2006, blz. 10: ‘Het woordje “gemeen” in de zin waarin Ruusbroec het gebruikt, kennen wij nog in de uitdrukking: “zij hebben iets gemeen”, waarmee wij dan bedoelen: iets 20 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 16 Kanunniken van de Congregatie van Windesheim. De wortels van de beweging reiken echter tot in de late Middeleeuwen, een periode waarin het kerkelijk leven gekenmerkt werd door het verval van de clerus en een verstard godsdienstig leven dat beheerst werd door uiterlijke observantie. Buiten het institutioneel kader en voornamelijk onder impuls van vrouwelijke leken, ontstond een ‘beweging naar binnen’, een herontdekking van het gebed als de beleving van de intimiteit met God. Als “onbetwiste grootmeester van de inleiding tot het innerlijke gebed” (Deblaere) is Thomas een eminent vertegenwoordiger van de Moderne Devotie. De Navolging bestaat eigenlijk uit vier delen die de lezer inwijden in de persoonlijke, geestelijke vriendschap met Christus. Het is een meditatieboek, dat de vrucht is van een persoonlijke verwerking van Thomas’ rapiarium: een verzameling van geniale, puntige aforismen of zinspreuken, van gebeden en uitspraken, die elke Windesheimer diende aan te leggen, en waarin men voedsel vond voor het eigen geestelijk leven. De Navolging is niet zomaar een boek dat men doorleest; men overweegt, bemediteert, rumineert (van het latijnse ‘ruminare’, herkauwen) de korte, gebalde uitspraken die erin opgetekend staan. Onderstaand fragment – “De vertrouwelijke vriendschap met Jezus” - komt uit het tweede boek, dat als titel draagt: “Wenken die tot het innerlijk leven leiden”. Het zal niemand verwonderen dat het onder meer dit thema van de vriendschap met Jezus was die de Navolging tot het meest geliefde boek van Ignatius van Loyola maakte. De ietwat archaïsche vertaling uit 1957 is van de dichter en vertaler Gerard Wijdeveld. Als Jezus bij u is, dan is alles goed en lijkt geen enkel ding moeilijk. Maar als Jezus er niet is, valt alles hard. Als Jezus van binnen niet spreekt, is iedere troost waardeloos. Maar als Jezus ook maar één woord spreekt, voelen wij een diepe vertroosting. Stond Maria Magdalena niet meteen op van de plaats waar zij zat te schreien, toen Martha zei: ‘De Meester is er en Hij roept u’ (Joh 11,28)? Gelukkig het uur, waarop Jezus u van uw tranen wegroept naar de vreugde van de geest. Wat zijt ge dor en hard zonder Jezus! Wat zijt gij onwijs en ijdel, als gij iets begeert buiten Jezus! Is dat soms geen erger schade dan wanneer gij de hele wereld zoudt verliezen? Wat heeft u de wereld te bieden zonder Jezus? Zonder Jezus zijn is een zware hel, met Jezus zijn een verrukkelijk paradijs. Als Jezus maar bij u is, kan geen enkele vijand u schaden. Wie Jezus vindt, die vindt een waardevolle schat, ja zelfs een schat waarvan de waarde alle waarde te boven gaat. En wie Jezus verliest, verliest ontzettend veel, meer dan de hele wereld. Doodarm is hij die zonder Jezus leeft, schatrijk hij die met Hem vriendschap heeft gesloten. gemeenschappelijks. (…) Met deze visie over het “ghemeyne” karakter van God doorbreekt Ruusbroec de vermeende tegenstelling tussen actief en contemplatief. Want wie God heeft “gezien” (d.w.z. geschouwd in een contemplatieve blik) leeft als God: “werkzaam” het goede tot stand brengen. En wie “werkt” brengt “liefde die zich geeft” in praktijk. Tevens legde Ruusbroec met deze visie de grondslag voor de lekenspiritualiteit die rond 1380 onder impuls van Geert Grote in de Ijsselstreek in Nederland ontstond en zich noemde “De Broeders en Zusters van het gemene leven”, beter bekend als de Moderne Devotie.’ ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 17 Het is een grote kunst met Jezus te kunnen omgaan; en Jezus weten te behouden is een grote wijsheid. Wees nederig en vreedzaam, en Jezus zal bij u zijn. Wees vroom en rustig, en Jezus zal bij u blijven. Gij kunt Jezus gauw verjagen en zijn genade verliezen, wanneer gij wilt afdwalen naar de uiterlijke dingen. En wanneer gij Hem eenmaal verjaagd hebt en verloren, naar wie zult gij dan vluchten en wie zult gij als vriend gaan zoeken? Zonder een vriend kunt gij niet goed leven, en als Jezus niet bovenal uw vriend is, zult gij er diep droevig en verlaten aan toe zijn. Gij doet dus dwaas, wanneer gij in iemand anders vertrouwen stelt of uw vreugde vindt. Het is verkieslijker de hele wereld tegen zich te krijgen dan Jezus te krenken. Van allen die u dierbaar zijn moet Jezus dus alleen uw Geliefde bij uitstek zijn. Uw liefde moet allen gelden omwille van Jezus, maar Jezus omwille van Hemzelf. Jezus Christus alleen moet uitzonderlijk bemind worden, omdat Hij alleen boven alle vrienden goed en trouw bevonden wordt. Omwille van Hem en in Hem moeten zowel vrienden als vijanden u lief zijn, en voor hen allen moet uw gebed tot Hem gaan, opdat zij allen Hem mogen kennen en liefhebben. (…)23 De opbouw van de Navolging De volgorde van de boeken van de Navolging Het is merkwaardig te constateren dat eeuwenlang boek IV voor boek III gelezen werd. In deze optiek is de Navolging gericht op de eucharistie en wordt boek IV ‘verminderd’ tot een reeks mooie aansporingen in het verlengde van I en II. Codicologisch onderzoek heeft nu onomstotelijk aangetoond dat Thomas zelf de volgorde anders heeft gemaakt. IV komt nà III. Van waar die afwijkende lezing die eeuwenlang zo dominant is geweest? Er is twintig jaar gewerkt aan dit werk. Er waren al wat kopieën in omloop van de verschillende boekjes en wellicht is een meer moraliserende tijd gaan kiezen voor één van de bestaande volgordes… Bovendien werd er vrij kort na Thomas’ overlijden door de Kerk meer nadruk gelegd op de noodzaak regelmatig te communiceren, en zo was deel III een passend ‘slot’. Nochtans zit er een oorspronkelijk concept in de door Thomas gewilde ordening, aldus Rudolf van Dijk. De Navolging is een hoogtepunt in de vergemeenschappelijking van de mystiek, zoals de vaders van de Moderne Devotie die beoogden. Het perspectief is gericht op de mystieke vereniging van de mens met God: de ultieme innerlijke vertroosting. De titel van de Navolging. Literaire vorm. Thematische ordening. ‘Wie Mij volgt, gaat zijn weg niet in duisternis (Joh 8,12), zegt de Heer. Dit zijn woorden van Christus, waardoor wij worden gewenkt zo ver zijn leven en gedrag uit te beelden als wij waarachtig verlicht willen worden en van alle blindheid van hart bevrijd. Onze hoogste toeleg moet dus zijn: in het leven van Jezus Christus te mediteren’ (I,1,1-3). Jezus roept zondige mensen op om Hem te volgen. Navolgen is géén na-apen maar wel uitbeelden: we worden 23 Thomas a Kempis, De navolging van Christus, vert. Gerard Wijdeveld, 1957, 1985, p. 80-81.Bron: www.oudeabdij.be/oude%20abdij/html/citaat.html - geraadpleegd op 5 feb 2006. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 18 gewenkt om te worden wat Hij is: ‘beeld van God’. Daarom zullen we ‘in het leven van Christus mediteren’. Niet vrijblijvend nadenken over Jezus maar een betrokken, contemplatief en persoonlijk gaan staan in Zijn leven. De Navolging is een boek, verzadigd van de heilige Schrift, dat vraagt om lectio divina en dat tot doel heeft de schouwing: zo wordt de mens omgevormd in God. De Navolging is een thematisch geordende verzameling spreuken, gezegden, aforismen in een samenhangende reeks van vier boeken. Elk boek bevat een aantal hoofdstukken die thematisch geordend zijn. In deze zin is de Navolging een handboek dat de geestelijke groei van de christen beschrijft in etappes. Thomas schrijft voor ‘zondige’, concrete mensen die alle godbetrokken zijn. Gaandeweg wordt deze godbetrokkenheid blootgelegd. Handboek voor de geestelijke weg: de weg van de ‘vernieuwde innigheid’. Boek I: wie zijn leven oriënteert op de materiële werkelijkheid, gaat zijn weg in duisternis. Wie Jezus Christus volgt, richt zich op de geestelijke werkelijkheid die door de materiële werkelijkheid heen straalt. Hij gaat zijn weg naar het licht. Wie Christus volgt, maakt slechts voortgang naar de mate waarin hij zichzelf inzet. De geestelijke weg vergt dus, bij alle genade, ook eigen inzet. ‘Waak over jezelf, wek jezelf op, vermaan jezelf. En hoe het met anderen ook staat, verwaarloos niet jezelf. Je zult slechts voortgang maken naarmate je er jezelf toe zet. Amen’ (I,25,54-55). Boek II gaat ervan uit dat de lezer kiest voor een geestelijke weg in het licht van Christus en stelt de vraag: is mijn geestelijke weg een weg naar binnen of blijf ik steken in uiterlijkheid en hoor ik bij hen die niet echt liefhebben, die hun godbetrokkenheid miskennen? ‘Het koninkrijk van God is binnen in jullie (Lc 17,21), zegt de Heer. Bekeer je met heel je hart tot de Heer en laat deze armzalige wereld achter je. Dan zal je ziel rust vinden. Leer de uiterlijke dingen gering achten en je aan de innerlijke dingen te geven. Dan zul je het koninkrijk van God in jou zien komen. Want het koninkrijk van God is vrede en vreugde door de heilige Geest; aan wie niet liefhebben wordt het niet gegeven. (II,1,1-4). Het komt erop aan te onderscheiden waar God aan het werk is en waar zelfbehoud hindernissen opwerpt. De liefde tot Jezus gaat alles te boven. Ze stelt de minnende ziel in staat alle troost te ontberen en dankbaar te zijn jegens Gods genade. De koninklijke weg van het kruis: ‘Want zowel de leerlingen die Hem volgen als allen die Hem verlangen te volgen, spoort Hij openlijk aan het kruis te dragen, waar Hij zegt: “Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis nemen en Mij volgen.” Als wij dus alles goed doorgelezen en onderzocht hebben, moet dit de slotconclusie zijn: dat wij pas na veel beproevingen het koninkrijk van God kunnen binnengaan’ (II,12,65-68). Samen articuleren boek I en II een spiritueel omvormingsproces dat zich in het ‘zelf’ van de mens voltrekt. Boek III opent met 5 bijbelcitaten, gesproken door de ‘stem van Christus’ tot de leerling. De relatie, voorbereid in de solidariteit van het kruis dragen, wordt nu voltrokken in de eucharistie waar geest en leven worden ontvangen. De leerling antwoordt: ‘dit zijn jouw woorden, Christus, eeuwige Waarheid, al zijn ze niet op één moment uitgesproken en niet op één plaats opgeschreven. Omdat ze dus van Jou zijn en waar zijn, moet ik ze allemaal ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 19 dankbaar en gelovig aanvaarden. Van Jou zijn ze en Jij hebt ze uitgesproken. Maar van mij zijn ze ook, want omwille van mijn heil heb Jij ze geuit’ (III,1,1-3). Wie Christus volgt, maakt slechts voortgang naar de mate waarin hij zichzelf inzet (I); in zichzelf vindt hij het koninkrijk van God, maar hij kan er slechts binnengaan langs beproevingen (II); Christus dringt de mens aan, om Hem in zichzelf een blijvende woonstede te bieden (III). Boek IV is ongeveer even lang als de drie eerdere samen. Hier heeft Christus als middelaar zijn zending volbracht. De mens die zich voor het geestelijk leven gewonnen geeft (I), in zichzelf gekeerd is (II) en op de uitnodiging van Christus is ingegaan (III), is nu zelf zo vervuld van het vleesgeworden Woord van God, dat hem nog slechts één verlangen rest: te horen ‘wat de Heer God in mij spreekt’ (IV,1,1), de volheid van het Woord te smaken. III vertelt over de samenspraak van de Beminde met de leerling; IV opent het perspectief van het innerlijk gesprek van God met de zoon! De leerling wordt betrokken in het godmenselijk innerlijk spreken van de Vader met de mens die in de Christusontmoeting (III) tot kindschap begenadigd is. Het leerlingschap is verdiept tot het kindschap. De lezer deelt in de relatie van de Vader met de Zoon. Wat Jezus was van nature – Zoon van God – wordt de mens door genade. Het einddoel van de geestelijke weg is deze omvorming: ‘Zoon, laat jezelf los, en je zult Mij vinden’ (IV,37,1). Het werkdoel om dààr te komen is de uitbeelding van Christus, de weg (Joh 14,6). De mystieke omvorming van de mens in God ontsnapt echter nergens aan de grenzen van zijn geschapenheid. De (eventueel) ervaren eenheid is niet voltooid hier op aarde. ‘Zie naar mij om overeenkomstig de grootte van je goedheid en de veelheid van je erbarming, en verhoor het gebed van je arme dienaar, die ver van Jou verbannen leeft in het gebied van de doodsschaduw. Bescherm en bewaar de ziel van je knechtje te midden van zoveel gevaren van het bederfelijke leven, en richt haar, van jouw genade vergezeld, langs de weg van de vrede op het vaderland van de eeuwige klaarte. Amen’ (IV,59,20-21). Hiermee is de Navolging terug bij het begin: in de arme dienaar die leeft te midden van zoveel gevaren van het bederfelijke leven, afhankelijk van ‘jouw’ genade, herkennen we de ‘nederige boer die God dient’ (I,2,2), en maar één opdracht heeft: ‘zichzelf overwinnen, elke dag zichzelf meer in de greep krijgen en een beetje voortgang maken ten goede’ (I,3,19). De Navolging is een vierluik en in elk van de vier luiken wenkt het mystieke perspectief van de geestelijke weg. Je kan elke spreuk lezen binnen het boek waarin ze staat, maar haar diepste betekenis ontleent ze aan het mystieke perspectief waar de mens zich opent ‘in het horen wat de Heer God in mij spreekt’ (IV,1,1). Dan pas vindt het eerste gebed in de Navolging echt verhoring: ‘O waarheid, God, maak mij één met Jou in altijddurende liefde. Veel lezen en horen staat mij vaak tegen. In Jou is alles wat ik wil en verlang. Laat alle geleerden zwijgen, laat alle schepselen stil zijn voor jouw Aangezicht. Spreek Jij tot mij, Jij alleen’ (I,3,10-123). ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 20 Tot slot ‘De langste reis is de reis naar binnen’ weet Dag Hammarsköld. Eerst als lezer of toehoorder, dan als leerling, tenslotte als zoon wordt de mens steeds dieper betrokken in het intieme godmenselijk spreken van God. Het gaat om een spirituele weg naar het ‘zelf’ als ruimte van de goddelijke Inwoning. Wat is het ‘doel’ van de catechese? Het gaat erom te leren leven in diepe verbondenheid met Hem. We zijn in dit tweede deel vanuit deze vraag vertrokken en maakten een verkenning van wat het betekent ‘leerling van Christus’ te zijn. Catechese zal derhalve leren leven als christen en is zodoende méér dan onderricht: ‘ze is leren hoe als christen te leven, “een volledige christelijke initiatie” waardoor men als een echte volgeling van Christus een leven gaat leiden waarin Hij centraal staat… Zo zal de leerling van Christus geholpen worden om de oude mens af te leggen, de doopbeloften te aanvaarden en het geloof te belijden vanuit zijn “hart”.24 24 ADC 67 en 80-82. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 21 3. De plaats en de betekenis van de catechese in de evangelisatieopdracht van de Kerk25. 1. Het is de evangelisatie die de openbaring van Gods plan met de wereld bekend maakt. Dit gebeurt door woorden en werken, door getuigenis en verkondiging, door sacrament en woord, door onderricht en opdracht. Gods plan is helemaal duidelijk geworden in Jezus Christus. Hij realiseert het definitieve Verbond. Alle catechese zal christocentrisch zijn omdat Christus de volheid is van de openbaring. Christus heeft de Kerk gesticht op het getuigenis van de apostelen. Hij heeft de Geest geschonken om overal het evangelie te verkondigen. Het is de Kerk die de apostolische overlevering bewaart en overlevert. In de inspiratie van de Geest wordt deze overlevering telkens weer beschouwd, beleefd, verkondigd. Zo wordt het evangelie telkens weer ‘nieuw’ verstaan. Schrift en overlevering (beide dragen het zegel van de oorspronkelijkheid) worden overgedragen en authentiek uitgelegd, in de kracht van dezelfde Geest, door het leraarsambt. De kerk draagt de openbaring over door de evangelisatie: het goede nieuws wordt verkondigd en in de sacramenten worden de ‘goddelijke gaven’ meegedeeld. Deze verkondiging nodigt uit tot geloofsgehoorzaamheid. In geloof (vrij, verstandig, willend) ontvangen de mensen de gave om de God van liefde die Zich laat kennen in Jezus, te beschouwen en te genieten. De kerk bestaat om het evangelie te verkondigen en de eindtjidelijke gemeenschap voor te bereiden. Dit omvat: verkondigen – leerlingen maken – leren – getuigen van christen zijn – dopen – doe dit tot Mijn gedachtenis – elkaar liefhebben. “Evangelisatie moet zich in haar volheid ontplooien en de twee polen waaruit ze bestaat beide tot gelding brengen: getuigenis en verkondiging, woord en sacrament, innerlijke verandering en omvorming van de samenleving. Zij die zich aan de evangelisatiearbeid wijden, moeten met een algemene visie op de evangelisatie weten te handelen, en haar gelijkstellen met de alomvattende opdracht van de kerk.’ (ADC 46) 2. Hoe verloopt de evangelisatie? De Kerk verkondigt en verspreidt het evangelie onder impuls van de Geest, over de hele wereld: - - ze is door liefde bezield (het tijdelijke wordt omgevormd en vernieuwd); ze legt getuigenis af (van de nieuwe manier van leven van de christenen); ze verzorgt de eerste verkondiging van het evangelie (en nodigt uit tot bekering); door de catechese en de sacramenten van de christelijke initiatie worden zij die zich verbinden met Jezus Christus, of opnieuw met Hem op weg willen gaan, binnengeleid in het geloof en het christelijke leven; ze doet permanent aan gemeenschapsopbouw door geloofsvorming, opvoeding (homilie, andere woordbedieningen), sacramenteel leven en actieve naastenliefde; Wij volgen van nabij het eerste deel ‘De catechese binnen de evangelisatieoproep van de Kerk’, ADC 34-76. zie verder ook ADC 60-76 en VG 22-25. 25 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 22 - ze moedigt de missie aan door christenen uit te zenden om met woord en daad te verkondigen. In de evangelisatie is de Dienst van het Woord een wezenlijk element: het gaat erom uitdrukkelijk Christus te verkondigen. ‘Bij de evangelisatie draagt de dienst van het Woord de Openbaring over door de kerk en maakt daarbij gebruik van mensenwoorden. Maar deze woorden hebben altijd betrekking op ‘werken’ die God deed en nog altijd doet, vooral in de liturgie, in het levensgetuigenis van christenen, in het werk van omvorming dat zij met zovele mensen van goede wil in deze wereld tot stand brengen. Van dat mensenwoord van de Kerk bedient de heilige Geest zich als middel om het gesprek met de wereld voort te zetten. De Geest is de voornaamste bedienaar van het Woord, Degene door wie de levende stem van het evangelie in de kerk en door haar in de wereld weerklinkt.’ (ADC 50) 3. De voornaamste functies van de dienst van het Woord - het bijeenroepen en uitnodigen tot geloof als antwoord op de oproep van Jezus zelf; dit gebeurt door de eerste verkondiging bij o de ongelovigen o zij die voor ongeloof gekozen hebben o de gedoopten met een marginaal christelijk leven o de aanhangers van andere godsdiensten o kinderen in christelijke gezinnen een godsdienstig besef opwekken. - initiatie: dit gebeurt vooral in de catechese in samenhang met de initiatiesacramenten o de catechese van gedoopte volwassenen tijdens het catechumenaat o de catechese van gedoopte volwassenen die willen ‘terugkeren’ of hun initiatie willen afronden o de catechese van kinderen en jongeren (eerste initiatie in het geloof) o de christelijke opvoeding in het gezin o godsdienstonderwijs op school. - voortgaande geloofsvorming en –opvoeding (permanente catechese) o voor wie christen is, maar zijn geloof wil verdiepen en voeden o gebeurt systematisch, bij gelegenheden, individueel en gemeenschappelijk, georganiseerd en spontaan.. - de liturgische functie: o de dienst van het Woord heeft ook een liturgische functie en is een integrerend bestanddeel van de liturgie; o de hoogste vorm ervan is de homilie o woorden en vermaningen in Woorddiensten o de directe voorbereiding op de sacramenten, op sacramentele vieringen en op het vieren van de eucharistie. - de theologische functie: o het geloofsinzicht ontwikkelen (cf. fides quaerens intellectum) o de theologie houdt contact met de filosofische stromingen, met vormen van humanisme die de cultuur beïnvloeden, met de menswetenschappen; ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 23 o doel is altijd: de systematische behandeling en het wetenschappelijk onderzoeken van de geloofswaarheden. Om pastorale redenen moeten bepaalde van deze vormen soms meer dan één taak vervullen: - catechese is én initiatie én missionair soms; de homilie nodigt uit tot geloof maar wijdt soms systematisch in het geloof in. 4. De catechese in het evangelisatieproces. ‘Theoretisch’ gezien is het duidelijk: er is eerst de eerste verkondiging, dan is er de catechese en eenmaal deze afgerond, is er de pastorale zorg van de Kerk voor de gelovige(n). In de courante kerkpraktijk is dit alles evenwel niet altijd zo klaar te onderscheiden. Hierboven wezen we er al op dat sommige catechese de functie vervult van eerste verkondiging. We willen daarom even nadenken over de plaats en de betekenis van de catechese in het totale traject van de evangelisatie, m.n. het verband van catechese met de eerste verkondiging, de initiatiesacramenten, de permanente geloofsvorming en –opvoeding en het schoolse godsdienstonderricht. Het is te eenvoudig gewoon te stellen dat catechese die fase is die zich bevindt tussen de eerste verkondiging en de tijd van de pastoraal. Deze toestand kan wel bestaan maar dan eerder in een laboratorium. In de concrete situatie van de kerk vandaag in onze streken is er meer dubbelzinnigheid. Bedoeld wordt dat catechese ook soms eerste verkondiging is en dat trouwe kerkgangers ook regelmatig behoefte hebben aan verdere catechese. Daarom gaan we nu na wat de relatie kan zijn tussen catechese enerzijds en de klassieke fasen in de geloofsoverdracht. 4.1. Eerste verkondiging en catechese Eerste verkondiging is gericht tot ongelovigen en onverschilligen; het geloof wordt verkondigd en er wordt opgeroepen tot bekering – catechese geeft verdere vorm aan de prille bekering en doet ze rijpen door inwijding en opname in een christelijke gemeenschap. Beide vormen zijn onderscheiden en aanvullend. Eerste verkondiging is het antwoord van de christen aan Jezus’ oproep ‘Ga en verkondig’, terwijl catechese vertrekt van de voorwaarde van het geloof. Eerste verkondiging is de allereerste opdracht van de Kerk. Het is nuttig dit onderscheid klaar te zien en aan te houden, aldus ADC. Maar in de praktijk zijn de grenzen tussen beide soms onduidelijk. Vaak komen mensen naar de catechese die eigenlijk nog een bekering nodig hebben. Het kan jaren duren vooraleer iemands hart geraakt wordt, schrijven onze bisschoppen. In deze tijd van eerste verkondiging zal de catechese erop gericht zijn de bekering te bewerken. Het ADC schetst vrij concreet hoe te handelen: - in de missio ad gentes gebeurt dit in het pre-catechumenaat; waar nieuwe evangelisatie nodig is, gebeurt het door kerygmatische catechese (soms ook pre-catechese genoemd) ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 24 De catechese tijdens deze eerste fase vervult zodoende eerder een missionaire taak. De plaatselijke kerk zal daarom toch maar beter zorgen voor een heuse eerste verkondiging. Catechetische vernieuwing moet gebaseerd zijn op deze voorafgaande missionaire evangelisatie. Aan de catechisten een goede raad: veel catechese is in feite eerste verkondiging. We denken aan sacramentencatechese aan kinderen of volwassenen die (nog) niet geraakt werden door het evangelie en zich nog niet bekeerd hebben. Zo’n catechese kan wel, aldus de bisschoppen maar besef dat dit in feite eerste verkondiging is en verwacht niets van deze catechese wat ze niet kan geven! Vergeten we niet dat catechese maar echt zichzelf kan zijn wanneer de catechisant de innerlijke ommekeer gemaakt heeft en gelooft. Het ‘moment’ van de catechese is wanneer de bekering tot Christus vaste vorm krijgt in een persoonlijk beleefde relatie met Hem. De evangelisatie is een rijk en ingewikkeld gebeuren, samengesteld uit van elkaar onderscheiden momenten. Sommige ervan bereiden voor op de catechese – andere vloeien eruit voort. 4.2. Catechese en initiatie26 De catechese is dat deel van de dienst van het Woord, dat initieert en de fundamenten legt van het geloof. Initiatiecatechese is de schakel tussen het missionair werk van de eerste verkondiging en het pastorale werk dat het leven van de christelijke gemeenschap voedt en inspireert. Catechese is nauw verbonden met de initiatiesacramenten (doopsel, vormsel, eucharistie). De catechese opent de inhoud van de geloofsbelijdenis voor de doopkandidaat: hij wordt ‘ordelijk’ en ‘systematisch’ binnengeleid in de openbaring van de Vader in Christus. Catechese leert ‘leerling van Jezus’ te worden – gaandeweg. Het gaat niet alleen om een verkenning van de inhoud van het geloof; het betreft ook het deelnemen aan het leven van de Kerk. Samengevat: initiatiecatechese bezit volgende kenmerken: - - Ze is een systematische geloofsvorming en –opvoeding: het eigene van catechese is dat ze diep ingaat op het Christusgeheim. Deze alomvattende vorming is méér dan leren; het gaat eerder over hoe te leven als christen, hoe Christus na te volgen. Leren en leven zo dat het Woord van God de diepste lagen van de mens raakt en merkt. ‘Zo zal de leerling van Christus geholpen worden om de oude mens af te leggen, de doopbeloften te aanvaarden en het geloof te belijden vanuit zijn “hart”.’ Door Christus wordt de leerling binnengeleid in de levensgemeenschap met de Vader – hij wordt leerling van Jezus – hij groeit uit tot een woonplaats van de Geest. Ze is een belangrijke basisvorming (het leven als christen; de zekerheden van het geloof; de voornaamste evangelische waarden) voor de gelovige. Er worden fundamenten gelegd van gelovig leven zo dat de gelovige nu deel kan nemen aan het leven van de christelijke gemeenschap27. We gaan dieper in – vanuit hedendaagse literatuur – op catechese als initiatie en initiatie an sich in de vijfde paragraaf. 27 Heel deze rijkdom, zo typisch voor het catechumenaat van niet-gedoopte volwassenen is de permanente inspiratiebron voor de andere vormen van catechese: zie verder. 26 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 25 4.3. Catechese in dienst van permanente geloofsvorming en –opvoeding. De permanente geloofsvorming komt na de basisvorming en veronderstelt ze. Er is nood aan een christelijke gemeenschap die de catechumeen opvangt en vormt in het geloof. Christenen worden aan een dubbele tafel gevoed: de tafel van het Woord van God en die van het Lichaam van Christus. Evangelie en eucharistie zijn het voedsel ‘voor onderweg’. Permanente geloofsvorming begeleidt de individuele gelovige naar heiligheid, maar vormt ook de gemeenschap: haar innerlijke leven van liefde voor God en de naasten; haar missionaire gerichtheid op de wereld. Dit alles gebeurt onder inspiratie van de heilige Geest. De homilie is belangrijk aan de tafel van het Woord: ‘ze vat de geloofsweg zoals die door de catechese is voorgesteld, samen en legt die verder af tot aan zijn natuurlijke voltooiing; tegelijkertijd zet zij de leerlingen van de Heer aan om dagelijks hun geestelijke weg te hervatten in de waarheid, de aanbidding en de dankzegging’. Permanente catechetische geloofsvorming: - - Studie van de Schrift: de bijbel lezen in en met de Kerk; zo lezen dat er een geloofsantwoord groeit; wordt aanbevolen de lectio divina. De christelijke duiding van de dingen die gebeuren: daarom is de studie van de sociale leer van de kerk nodig. De liturgische catechese: ze bereidt voor op de sacramenten en op een dieper verstaan van de liturgie; uitleg over gebeden, tekenen, gebaren; ze leert actieve deelname, overweging, stilte. Gelegenheidscatechese helpt om bepaalde gebeurtenissen (persoonlijk, gezin, maatschappij) gelovig te leren lezen en beleven. Geestelijke vorming die de overtuiging versterkt, nieuwe perspectieven opent en helpt volhardend te bidden en Jezus na te volgen. Theologische studie van de christelijke boodschap: beter begrijpen, verantwoording van het geloof kunnen afleggen. Het is belangrijk dat het diocees een catecheseplan opmaakt waarin o.m. initiatiecatechese en permanente catechese op elkaar worden afgestemd. Zo kan de kerk groeien want haar evangelisatiearbeid komt voort uit een betrouwbare bron. Catechese is meer dan vormingswerk of kennisoverdracht. Catechese is nauw verweven met het leven van de Kerk en is wezenlijk ‘initiatie’ in het geloof en binnenleiden in de geloofsgemeenschap. 4.4. Catechese en godsdienstonderricht op school. Beide vormen, catechese en godsdienstonderricht zijn verschillend en vullen mekaar aan. Bepalend voor godsdienstonderricht is dat dit het cultureel (school)milieu wil doordringen en dat het in relatie staat tot andere schoolse vakken. Het godsdienstonderwijs, een eigen vorm van de dienst van het Woord, neemt het evangelie op in hetzelfde schoolse proces van kritische en systematische cultuurtoe-eigening dat gebeurt in de andere vakken. Hier wordt ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 26 het evangelie gezaaid in een schools lerend milieu. Het evangelie doordringt de mentaliteit van de leerlingen en helpt ze hun eigen cultuur in het licht van het geloof te zien. Dit alles houdt in dat godsdienstonderricht een schools vak is, onderworpen aan dezelfde eisen als elk ander vak. De inhoud van het christelijk geloof wordt met dezelfde ernst bestudeerd als waarmee andere vakken hun inhoud aanpakken. Het vak godsdienstleer staat volwaardig tussen de andere vakken en bevordert de dialoog tussen de verschillende disciplines. Het vak godsdienst bevraagt de leerlingen op vele vlakken: het verstaan van de oorsprong van de wereld, de betekenis van de geschiedenis, de grondslag van ethische waarden, de rol van de godsdienst in de cultuur, de bestemming van de mens, de verhouding met de natuur. Door zo te appelleren aan elk ander vak, legt het vak godsdienstleer de grondslag voor de opvoedende taak van de school. Er wordt in uiteenlopende situaties godsdienstles gegeven! Dit hangt samen met juridische en organisatorische elementen, pedagogische opvattingen, de achtergrond van leerlingen en leerkrachten, en ook met de relatie tussen schools godsdienstonderricht en gezins- en parochiecatechese. Er spelen ook politieke verdragen met de afzonderlijke staten of opties van de plaatselijke bisschoppenconferentie mee. Toch moet gewaakt worden over de doelstellingen van dit onderricht. “De leerlingen hebben het recht om de godsdienst waartoe ze behoren naar waarheid en zekerheid te leren kennen… en de persoon van Christus en zijn volledige heilsboodschap werkelijk te leren kennen. Het confessioneel karakter van de godsdienstlessen … is een onmisbare waarborg voor de gezinnen en leerlingen die voor dit onderwijs kiezen.” - - Voor de katholieke school hoort godsdienstonderricht, aangevuld met vormen van schoolcatechese en –pastoraal essentieel tot haar pedagogische opdracht. Binnen openbare en neutrale scholen kan de burgerlijke overheid eisen dat het godsdienstonderricht gemeenschappelijk aan alle leerlingen, ongeacht hun overtuiging, onderwezen wordt. In dat geval zal dit onderwijs meer oecumenisch en informatief van aard zijn. In andere omstandigheden kan godsdienstonderricht meer een cultureel karakter aannemen: men maakt kennis met de godsdiensten maar er wordt over gewaakt dat de katholieke godsdienst het gewicht krijgt dat haar toekomt. Ook in dit geval, gesteld dat de leraar oprecht respect heeft voor het christendom, heeft dit onderricht ook de betekenis van echte voorbereiding op het evangelie28. Godsdienstonderricht volgt de evoluties in het leven en het geloof van de leerlingen op de voet en helpt de leerlingen zich beter te situeren m.b.t. de grote levensvragen van mens en cultuur. Zoekende leerlingen kunnen in het godsdienstonderricht Jezus Christus leren kennen en zich openen voor geloof in Hem. Voor niet-gelovige leerlingen heeft godsdienstonderricht de kenmerken van een evangelieverkondiging en kan het leiden tot een keuze voor het geloof. 28 Zie ook VG 25. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 27 4.5. Catechese in het gezin, catechese en godsdienstonderwijs op school: in dienst van de geloofsvorming en –opvoeding. Wat in het gezin gebeurt en wat op school meegegeven wordt is nauw met elkaar verbonden. Dit alles staat in dienst van de christelijke vorming en opvoeding van kinderen en jongeren. Per bisdom of pastorale regio wordt nagegaan of er een christelijke initiatie gebeurt in het gezin en wat er precies aangeboden wordt in de parochies en op school. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 28 4. Aard, doel en taken van de catechese Catechese29 is een bij uitstek ‘kerkelijk gebeuren’ dat tot doel heeft mensen in contact te brengen met Jezus Christus. Catechese mikt op het kennen, het vieren en het beleven van het geloof – binnen de kracht van de kerkelijke gemeenschap. 4.1. De Kerk is subject van de catechese. Het ADC vergelijkt de Kerk met Maria ‘die deze woorden in haar hart bewaarde’: de Kerk heeft van haar Meester de zending om te verkondigen, ontvangen. Om te beginnen draagt de kerk het geloof dat ze zelf beleeft over: zoals zij Gods ‘geheim heilsplan’ verstaat, zoals zij de hoge roeping van de mens begrijpt, zoals zij het evangelie beleeft, zoals zij hoopt en bemint – zo geeft zij alles door. Zij geeft haar ‘traditio’ door aan de catechumenen en catechisanten: zodoende kunnen zij het geloof belijden vanuit hun hart. In de loop van het catechetisch proces wordt dit geloof ‘verrijkt’ teruggegeven: de redditio bevat de eigen kleur van de cultuur van de catechumeen. Het catechumenaat wordt op deze wijze een plaats waar katholiciteit zich ontwikkelt en zichzelf vernieuwt! De Kerk is de opvoedster in geloof door haar eigen geloof door te geven maar zij ontvangt telkens weer ‘nieuwheid’ van elke nieuwe christen. 4.2. Het doel van de catechese. Het ADC herhaalt hier dat ‘het doel van de catechese is uiteindelijk niet alleen om mensen in contact te brengen met Jezus Christus, maar ook tot gemeenschap met Hem, ja zelfs tot een innige vertrouwelijkheid’. Alles wat er in het kader van de evangelisatie gebeurt, wil de gemeenschap met Christus verdiepen. Het gaat erom, zegt Lumen Gentium30, ‘deze Jezus aan Wie (de gelovige) zich heeft toevertrouwd, beter te leren kennen: zijn ‘mysterie’, het Rijk van God dat Hij aankondigt, de eisen en beloften die in zijn evangelische boodschap vervat liggen en de wegen die Hij heeft uitgezet voor ieder die Hem wil volgen’. Vanuit de band met Jezus Christus verenigt de christen zich met al Wie de Heer zelf verenigd was. Met God de Vader die Hem in de wereld zond. Met de heilige Geest die Hem inspireerde tot Zijn zending. Met de Kerk, Zijn lichaam. Met de mensen, Zijn broeders. De catechese is de bijzondere vorm van de dienst van het Woord die de beginnende bekering doet toegroeien naar een levende, uitdrukkelijke en actieve geloofsbelijdenis. De catechese ontspringt aan de geloofsbelijdenis en voert er ook toe! (ADC 82) Het Credo bij het doopsel heeft een trinitair karakter: de drie-ene God aan wie de dopeling zich toevertrouwt. De catechese verbindt de christologische geloofsbelijdenis (‘Jezus is de Heer’) met de trinitaire geloofsbelijdenis (‘Ik geloof in de Vader, de Zoon en de heilige Geest’). 29 30 We volgen van nabij ADC 77-91. LG 7b. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 29 - de initiatiecatechese voor en na het doopsel bereidt voor op deze geloofsovergave; de permanente catechese helpt om deze geloofsbeleving verder te doen rijpen, in de eucharistie te verkondigen, en consequent op te nemen. Dit geloof belijden is meteen ook een afwijzing van ‘de dienst van het volledig menselijke’: macht, genot, ras, voorouders, staat, geld…, van elke afgod. De gelovige spreekt uit dat hij God en de mensen onbelemmerd wil dienen, vanuit liefde. Alle gedoopten spreken individueel hun geloof uit (‘Ik geloof…’) maar ze doen dit samen (‘Wij geloven…’) in de kerk. Elke gelovige fundeert zijn geloofsbelijdenis op het geloof van de Kerk. Zo delen de gelovigen in de zending van de Kerk die universeel heilssacrament wil zijn. 4.3. De fundamentele taken van de catechese. De catechese laat zich leiden door de ‘methode van Jezus bij de vorming van zijn leerlingen’: Hij leerde hun de verschillende aspecten kennen van het Rijk van God (“Aan u is het gegeven de geheimen van het Rijk der hemelen te kennen” – Mt 13,11); Hij leerde hen bidden (“Wanneer ge bidt, zegt dan: Vader…” – Lc 11,2); Hij hield hun voor hoe zij zich overeenkomstig het evangelie dienden te gedragen (“Leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” – Mt 11,29); Hij bereidde hen voor op de zending (“Hij zond hen twee aan twee voor zich uit…” Lc 10,1).’ Catechese is helemaal verweven met het leven van de Kerk. Catechese is veel meer dan louter vormingswerk of kennisoverdracht. ‘Alomvattend en systematisch van karakter als de initiatiecatechese is, mag ze niet afhankelijk zijn van omstandigheden en toeval; omdat ze leert leven als christen, is ze méér dan alleen maar onderricht, alhoewel dit er wel bij hoort. Omdat ze van wezenlijk belang is, heeft ze betrekking op alles wat voor een christen ‘gewoon’ is, (…). Tenslotte, als initiatiecatechese vervult ze tezelfdertijd de taken van initiatie, opvoeding en onderricht. Heel deze rijkdom die typerend is voor het catechumenaat van niet-gedoopte volwassenen, moet inspiratiebron zijn voor andere vormen van catechese’31 Catechese beoogt integrale christelijke vorming: ze betreft alle elementen van het christelijk leven. De fundamentele functies van de catechese zijn: 31 - De bevordering van de geloofskennis: de gelovige wil Christus steeds beter leren kennen; fides qua vraagt om fides quae, om de studie van de inhoud van het geloof. Deze taak van de catechese gebeurt concreet wanneer de geloofsbelijdenis overgedragen en geduid wordt aan de catechumeen. - De liturgische vorming: gemeenschap met Christus leidt tot het vieren van Zijn aanwezigheid in de sacramenten en in het bijzonder in de eucharistie. Het gaat erom actief deel te nemen aan de liturgie. De liturgie zelf vraagt erom maar ook de waardigheid van het doopselpriesterschap! Het gaat concreet om gebed, dankzegging, Zie VG 31 en ADC 68. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 30 vertrouwvol smeekgebed, gemeenschapszin, om het begrijpen van de symbolische taal32. - De morele vorming: je tot Jezus bekeren houdt in dat je in Zijn voetsporen treedt. Het gaat om een innerlijke verandering doorheen de overgang van de oude naar de nieuwe mens. Door te delen in het paasmysterie van de Heer gaat de gelovige het evangelie beleven. We denken concreet aan de Bergrede. We denken aan de maatschappelijke consequenties die verbonden zijn aan de eisen van het evangelie. - De gebedsvorming: het komt eropaan te streven naar en houding van gebed en beschouwing zoals Jezus zelf heeft gedaan. Leren bidden als Jezus betekent bidden vanuit Zijn gevoelens waarmee Hij zich richtte tot de Vader: aanbidding, lofprijzing, dankzegging, kinderlijk vertrouwen, smeekgebed, bewondering om Zijn heerlijkheid.. Dit alles is samengevat in het Onze Vader. De overdracht van het Onze Vader (de samenvatting van het hele evangelie!) is een belangrijk moment in het catechumenaat. Overigens is het heel belangrijk dat de catechese gebeurt in een sfeer van gebed. Dit sterkt de catechumeen of catechisant wanneer hij aanloopt tegen de eisen van het evangelie of Gods handelen in eigen leven ervaart. - Vorming en opvoeding tot het leven in gemeenschap: o Het vergt heel wat te leren leven in gemeenschap; wat Jezus zelf leerde in dit verband, kan de catechese vandaag sturen: de geest van eenvoud en nederigheid, de bekommernis om de kleinsten, de zorg voor de afgedwaalden, de broederlijke en zusterlijke terechtwijzing, het gemeenschappelijke gebed, de wederzijdse vergeving… met de ‘onderlinge liefde’ als samenvatting van al deze gedragswijzen. o Catechese werkt ook aan een oecumenische ingesteldheid door het eigen geloof uit te diepen en te werken aan kennismaking van andere christelijke belijdenissen; werken aan een verlangen naar eenheid. - Inwijding in de missie: o Catechese bevordert een missionaire dynamiek: als christenen aanwezig leren zijn in het beroepsleven, in de cultuur. Leren meewerken aan de diensten van de kerk, in het bijzonder aan de evangelisatie. Werken aan een klimaat waarin allerhande roepingen kunnen gedijen. Leven als een missionaire christen is gebaat bij de basishoudingen die Jezus zijn leerlingen doorgaf (belangeloosheid, liefde voor het zieke en kleine, vreedzaamheid, vertrouwen in de Geest, alleen werken voor de vreugde van het Koninkrijk…). o Catechese moet ook voorbereiden op de interreligieuze dialoog. De band van de kerk met de andere godsdiensten is de gemeenschappelijke oorsprong en bestemming van de mensheid én de zaadjes van het Woord die God in die godsdiensten heeft neergelegd. Van 3 tot 5 juli 2007 was er in Salzburg een ‘Bischofsseminar’ over het thema ‘Initation’. Dit colloquium was bedoeld voor bisschoppen en hun medewerkers. S. Vandenbossche rapporteert o.m. het ‘opmerkelijke referaat’ van prof. A. Odenthal van Tübingen over hoe de liturgie zelf mystagogisch werkt als men ze maar ‘gehoorzaamt’. Mensen hebben een symbolische bekwaamheid en liturgie moet haar blijvende symbolisch vermogen hanteren om mensen te initiëren in het christelijke geloof. 32 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 31 Ter afronding: - - alle ‘vermelde taken of functies’ zijn noodzakelijk; iedere taak realiseert op haar manier het doel van de catechese (en betrekt vanzelf de andere functies); de taken zijn onderling afhankelijk en roepen mekaar op; om die taken uit te oefenen, heeft de catechese twee middelen: o de inhoudelijke boodschap van het evangelie én o de ervaring van het christelijk leven; het gaat om het geloof als gave en als opgave; elke geloofsaspect wortelt in menselijke ervaring. De Belgische Bisschoppen schrijven: ‘Hier tekenen zich de kenmerken af van iedere catechese. Zij is wezenlijk initiatie, ze leidt binnen in het christelijk leven. Ze is geen loutere kennisoverdracht, ook al zal hier veel moeten onderricht en geleerd worden… Catechese is een blijvende opdracht en dus nooit af, al zal ze op belangrijke momenten sterker beleefd en gevierd worden’33. Het is hier het moment om in te gaan op de vraag hoe het catechumenaat gestructureerd is. 4.4. Het catechumenaat: structuur en fasen. Er zijn vier fasen te onderscheiden in het catechumenaat34: 33 - het pre-catechumenaat: de eerste verkondiging die tot bekering zal leiden; - het catechumenaat: hier gebeurt de volledige catechese (aan het begin gebeurt ‘de overreiking van de evangeliën’); - de tijd van innerlijke zuivering en verlichting: hier ligt de nadruk op de initiatiesacramenten (hier gebeurt de overdracht van de geloofsbelijdenis en van het gebed des Heren); - de tijd van de mystagogie: hier wordt een vertrouwdheid met de sacramenten nagestreefd samen met de opname in de gemeenschap35. VG 32. Zie ook VG 70-75. Zie NATIONALE RAAD VOOR DE LITURGIE, Liturgie van de sacramenten en andere kerkelijke vieringen. Het doopsel van volwassenen, Zeist, 1977, heruitgegeven in 1993, 240 blz.; INTERDIOCESANE COMMISSIE VOOR DE LITURGISCHE ZIELZORG, Orde van dienst voor de viering van de initiatiesacramenten voor volwassenen, Brussel, 2001, 109 blz. en 10*; ID., Orde van dienst voor de viering van de initiatiesacramenten op schoolleeftijd, Brussel, 2001, 52 blz. Zowel het Nederlandse document als de beide Vlaamse zijn een vertaling van de Ordo initiationis christianae adulorum, Polyglotis Vaticanis, 1977. 35 In de tijd van de kerkvaders gebeurde het catechumenaat achtereenvolgens door - de Bijbelse catechese waarin de heilsgeschiedenis centraal staat; - de directe voorbereiding op het doopsel gebeurde door leerstellige catechese waarin de net overgereikte Geloofsbelijdenis en het Onze Vader werden uitgelegd, samen met de morele implicaties ervan; - na de initiatiesacramenten volgde de mystagogische catechese die mikte op het innerlijk doorleven van de sacramenten en het zich invoegen in een gemeenschap. 34 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 32 Aan deze fasering beantwoorden omschrijvingen van wie de verschillende fasen doorloopt: - belangstellende of sympathisant voor iemand die zich tot het geloof aangetrokken voelt maar nog niet ten volle gelooft; geloofsleerling voor iemand die vastbesloten is Jezus te volgen uitverkorene voor iemand die tot het doopsel geroepen wordt pasgedoopte voor iemand die net gedoopt is christengelovige voor een volwassen gelovige die actief deelneemt aan het leven van de christelijke gemeenschap. Het is heel belangrijk te onthouden dat het ADC deze fasering van het catechumenaat als normgevende fasering voor alle catechese aanbiedt. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de Missio ad Gentes, model van alle missionaire activiteit van de kerk en het catechumenaat dat op het doopsel voorbereidt. Toch wordt benadrukt dat er een wezenlijk verschil is tussen catechumenen en catechisanten: laatstgenoemden hebben de initiatiesacramenten ontvangen. - het catechumenaat herinnert de kerk aan het fundamenteel belang van de initiatie (i.e. de catechese en de sacramenten van doopsel, vormsel, eucharistie36): de pastorale zorg voor de christelijke initiatie is van levensbelang voor elke particuliere kerk; - het catechumenaat behoort tot de verantwoordelijkheid van de hele christelijke gemeenschap: niet alleen de catecheten en de priesters maar heel de gemeenschap en vooral de peter en de meter. Het catechumenaat vergroot het ‘geestelijk moederschap’ dat de kerk uitoefent bij elke vorm van geloofsvorming; - het catechumenaat is diep doordrongen van het Paasgeheim van Christus; daarom moet de hele initiatie een paaskarakter hebben; de paaswake (de viering bij uitstek om te dopen!) is bron van inspiratie voor heel de catechese; - het catechumenaat is de eerste plaats van inculturatie: Jezus is mens geworden op een concreet moment en een concrete plaats; op dezelfde wijze neemt de kerk doopleerlingen op ‘zoals ze zijn, met hun culturele banden’; het komt eropaan de ‘zaden van het Woord’ in het leven en de cultuur van doopleerlingen op te nemen in de katholiciteit van de kerk; - het catechumenaat is een vormingsproces en een leerschool van geloof: zodoende krijgt de catechese nà het doopsel een eigen dynamiek: kracht en volledigheid van de vorming, een gefaseerd karakter, de band met de riten en symbolen, haar voortdurend terugverwijzen naar de christelijke gemeenschap. De catechese nà het doopsel is geen slaafse kopie van het catechumenaat en houdt er terdege rekening mee dat de catechisanten gedoopten zijn; toch laat zij zich inspireren door deze ‘school van voorbereiding op het christelijk bestaan’. Wat onze contreien betreft, kan gesteld 36 Het is opmerkelijk dat het ADC geen (duidelijk) standpunt inneemt t.a.v. de kwestie van de volgorde van de initiatiesacramenten. Enerzijds wordt de volgorde steevast benadrukt (doopsel, vormsel, eucharistie) en anderzijds wordt er rekening gehouden met de feitelijke situatie in sommige regio’s in de wereldkerk. Zie A. FOSSION, art. cit., blz. 274-275. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 33 worden dat heel wat gedoopten terdege nood hebben aan initiatiecatechese die hen helpt het geloof van het doopsel te herontdekken37. 4.5. Christelijke initiatie van volwassenen38. Het ADC en VG onderstrepen nadrukkelijk het belang van het catechumenaat, onder meer als ‘model’ en ‘stappenplan’ van elke catechese. Het was de wens van het Concilie dat het ‘oude’ catechumenaat in ere hersteld zou worden. We overlopen beknopt de verschillende kerkelijke documenten, vertrekkende van het Tweede Vaticaanse Concilie naar de Codex van het kerkelijk recht en de Katechismus van de Katholieke Kerk. We doorlopen even de opbouw van het catechumenaat. Professor Bieringer stelt dat vanuit theologisch perspectief (niet volgens de statistiek) het volwassenendoopsel in de katholieke kerk de norm is. Het kinderdoopsel is een uitzondering. Catechese zal pas tot volwassenheid komen, als initiatie tot volwassenen komt. De kerk zal ‘kinderachtig’ blijven zolang ze alleen maar kinderen initieert. De tegenwoordige crisis in de katholieke kerk is een crisis van de initiatieprocessen. Wij volgen Bieringer niet in zijn pleidooi om geen kinderen meer te dopen (dat doet het ADC en VG trouwens ook niet), maar hij heeft wél een punt waar hij stelt dat het voor de Kerk van het allergrootste belang is dat volwassenen geïnitieerd worden in het leven als leerling van Christus. Het voor de toekomst waarschijnlijk meest belangrijke effect van het tweede Vaticaans Concilie, aldus Bieringer, is de Ordo initiationis Christianae adultorum van 1972. Dit merkwaardig radicale document bleef bijna overal in de Kerk onopgemerkt. Hij citeert ene Ralph A. Keifer die in 1976 met betrekking tot de in 1972 door de Katholieke Kerk officieel aanvaarde “Orde van dienst voor de volwasseneninitiatie” zei: "the primary rites of initiation (those for the baptism and confirmation of adults and the baptism of children) have been turned upside down and inside out, heralding a cry to begin a reform and a renewal of the most radical sort". Tot dan toe was het volwassenendoopsel gemodelleerd op het kinderdoopsel; dit wordt omgedraaid. Het Tweede Vaticaanse Concilie beslist het catechumenaat voor volwassenen her in te voeren: 1. Constitutie over de heilige liturgie Sacrosanctum Concilium § 64 Het catechumenaat van de volwassenen, met zijn verschillende graden, moet hersteld worden, en volgens het oordeel van de plaatselijke ordinarius worden ingevoerd. Zodoende kan de tijd van het catechumenaat, bestemd voor een passend onderricht, geheiligd worden door de viering van gewijde riten in opeenvolgende fasen. 37 Zie o.m. E. VAN WAELDEREN, Het catechumenaat: een uitdaging voor de kerk vandaag, lezing gehouden tijdens de intense vormingsweek ‘Als catechese tot volwassenheid komt’, Chimay 6-9 februari 2006, p.m., 6 blz. 38 Met dank aan R. BIERINGER, Christelijke initiatie van volwassenen, lezing gehouden in de vormingsweek ‘Als catechese tot volwassenheid komt’, Chimay, februari 2006, p.m., 8 blz. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 34 SC bepaalt een aantal ‘maatregelen’: * catechumenaat herstellen * catechumenaat invoeren volgens het oordeel van de lokale bisschop * graden/fasen * onderricht * gewijde riten 2. Decreet Over de missieactiviteit van de Kerk - Ad Gentes § 14 Zij, die door de Kerk het geloof in Christus van God hebben ontvangen, zullen met liturgische plechtigheden in het catechumenaat worden opgenomen. Dit laatste is niet enkel een uiteenzetting van dogma’s en geboden, maar een inleiding en een vormende voorbereiding op heel het christelijk leven gedurende een behoorlijke tijd, waardoor de leerlingen in contact komen met hun Leraar, Christus. De catechumenen zullen dus op passende wijze worden ingewijd in het heilsgeheim en in de praktijk van het evangelische leven, en zij zullen van tijd tot tijd door liturgische plechtigheden worden ingeleid in het geloofsleven, het liturgische leven en het leven in liefde van het volk Gods. Vervolgens worden zij door de sacramenten van de christelijke initiatie ontrukt aan het machtsgebied van de duisternis en ontvangen zij die met Christus gestorven, begraven en verrezen zijn, de Geest van het kindschap en vieren zij samen met heel het volk Gods de gedachtenis van de dood en de verrijzenis des Heren. Een herziening van de liturgie van de Vastentijd en de Paastijd is gewenst, zodat ze geschikt is om de catechumenen voor te bereiden op de viering van het Paasgeheim; want tijdens de plechtige viering hiervan worden zij door het Doopsel in Christus herboren. Deze christelijke initiatie door het catechumenaat moet niet alleen het werk zijn van de catechisten of priesters, maar van heel de gemeenschap der gelovigen in het bijzonder van peter en meter zodat de catechumenen van het begin af aan het gevoel hebben dat zij behoren tot het volk Gods. En omdat het leven van de Kerk apostolisch is, moeten de catechumenen ook leren door het getuigenis van hun leven en het belijden van hun geloof actief mee te werken aan de prediking van het evangelie en de opbouw van de Kerk. De juridische status tenslotte van de catechumenen moet in het nieuwe kerkelijk wetboek duidelijk worden omschreven. Want zij zijn reeds verbonden met de Kerk, zij behoren reeds tot het gezin van Christus, en niet zelden leiden zij reeds een leven van geloof, hoop en liefde. Conclusies: 1. catechumenaat gaat niet enkel over dogma's en geboden, maar is "een inleiding en een vormende voorbereiding op heel het christelijk leven" (heilsgeheim en praktijk). 2. catechumenaat vraagt om tijd ("gedurende een behoorlijke tijd") 3. nauwe band met het Paasgeheim ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 35 4. catechumenaat is het werk van "heel de gemeenschap der gelovigen" 5. apostolisch: actieve deelname aan "het getuigenis van hun leven" en "het belijden van hun geloof” 6. CIC: juridische status Na het Concilie verschijnen de uitvoeringsbesluiten en de nieuwe ordo: 1. Wetboek van Canoniek Recht (CIC) 1983 Can. 788 § I Degenen die de wil tot het aanvaarden van het geloof in Christus kenbaar gemaakt hebben, moeten, na de tijd van het pre-catechumenaat doorlopen te hebben, met liturgische ceremoniën tot het catechumenaat worden toegelaten; hun namen moeten ingeschreven worden in een daartoe bestemd boek. § 2 Catechumenen moeten door onderricht en oefening in het christelijk leven op geëigende wijze ingewijd worden in het heilsmysterie en binnengeleid in het leven van het geloof, van de liturgie en de caritas van het Godsvolk en van het apostolaat. § 3 Het is de taak van de bisschoppenconferentie om statuten uit te vaardigen tot ordening van het catechumenaat, door te bepalen wat door de catechumenen gedaan moet worden en door te definiëren welke voorrechten hun toegekend worden. Can. 789 Nieuw-gedoopten moeten op geëigende wijze gevormd worden tot het dieper leren kennen van de evangelische waarheid en tot het vervullen van de plichten die zij door het doopsel op zich hebben genomen; een oprechte liefde tot Christus en zijn Kerk moet hun bijgebracht worden. Can. 851 De viering van het doopsel moet naar behoren voorbereid worden; derhalve: dient een volwassene die de bedoeling heeft het doopsel te ontvangen, tot het catechumenaat toegelaten te worden en, voor zover mogelijk, langs de verschillende graden tot de sacramentele initiatie geleid te worden, volgens de orde van initiatie die door de bisschoppenconferentie aangepast is en volgens de bijzondere normen die door haar uitgevaardigd zijn catechumenaat verplicht voor volwassenen Can. 865 – § 1 Opdat een volwassene gedoopt kan worden, moet hij de wil geuit hebben om het doopsel te ontvangen, voldoende onderricht zijn in de geloofswaarheden en de christelijke verplichtingen alsook door het catechumenaat in het christelijk leven beproefd bevonden zijn; hij dient ook aangemaand te worden zijn zonden te betreuren. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 36 2. Katechismus van de Katholieke Kerk 1229 Vanaf de apostolische tijd wordt men stapsgewijze christen door een initiatie in meerdere fasen. Men kan langer of korter over deze weg doen, maar altijd zullen enkele wezenlijke elementen aanwezig moeten zijn: de verkondiging, van het woord, de aanvaarding van het evangelie die een bekering met zich meebrengt, de belijdenis van het geloof, het doopsel, de uitstorting van de heilige Geest, de toegang tot de eucharistische communie 1231 Waar het doopsel van kinderen de gebruikelijke vorm van de viering van dit sacrament is geworden, vindt hij in één enkele, doorlopende handeling plaats die op zeer verkorte wijze de aan de christelijke initiatie voorafgaande etappes in zich opneemt. De aard van het doopsel van kinderen zelf vereist een catechumenaat na het doopsel. Het gaat niet enkel om de noodzaak van een onderrichting na het doopsel, maar om de noodzakelijke ontplooiing van de doopgenade in de groei van de persoon. Hier heeft de catechese haar geëigende plaats. 3. 1972: Ordo initiationis christianae adultorum (OICA) - 'Orde van dienst voor de viering van de initiatiesacramenten vaar volwassenen ' (het officiële document van de Katholieke Kerk over de initiatie van volwassenen) Inleiding I. De opbouw van de initiatie van volwassenen §4 "De initiatie van de geloofsleerlingen gebeurt door een groeiproces dat plaatsvindt te midden van de gelovige gemeenschap. Samen met de geloofsleerlingen overwegen de gelovigen de grote betekenis van het paasmysterie en hernieuwen zij hun eigen bekering. Door hun voorbeeld brengen ze de geloofsleerlingen ertoe om zich met meer edelmoedigheid door de heilige Geest te laten leiden." Inleiding 6. - 7. perioden en stappen/trappen perioden van onderzoek en rijping; trappen die de groei markeren . 6. drie trappen of stappen (gemarkeerd door liturgische vieringen): I. opneming in het catechumenaat : door de Kerk als geloofsleerling aangenomen 2. de uitverkiezing tot het doopsel : intensievere voorbereiding op de sacramenten 3. de viering van de initiatiesacramenten :men wordt als christen aangenomen 7. Vier periodes: I) het pre-catechumenaat: het eerste onderricht. 2) het catechumenaat: volledige catechese 3) de innerlijke zuivering en verlichting: intensieve geestelijke voorbereiding 4) de mystagogie: nieuwe ervaring van de sacramenten en de gemeenschap 8. "De hele christelijke initiatie moet een duidelijk Paaskarakter hebben" - "de eerste deelname aan de dood en de verrijzenis van Christus" ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 37 Enkele constateringen: ordo: geen programma, maar een officiële structuur, een "orde", een "staat" zoals het huwelijk, de wijding, en vroeger de boetelingen; initiationis: niet lessen voor bekeerlingen ("Konvertitenunterricht", "convert class"), niet doopselvoorbereiding, maar een inwijding in het christelijk leven - (vgl. bv. vormselvoorbereiding: het is soms alleen een voorbereiding op het vormsel en leidt niet verder dan het vormsel) christianae: Het is in eerste plaats een inwijding in het christelijke leven De drie initiatiesacramenten (doopsel, vormsel en eucharistie) worden als eenheid gezien, maar het gaat om veel meer dan een voorbereiding op deze sacramenten. adultorum: het is de weg van volwassenen (bedoeld zijn mensen van zeven jaar en ouder) Het is volgens prof. Bieringer belangrijk de juiste terminologie te gebruiken. Wanneer je als Kerk de nadruk legt op het inwijden in het christelijk leven, moet je ‘duidelijke’ taal spreken. Wanneer we b.v. “volwassenendoopsel” gebruiken, dan leggen we – ongewild - teveel de nadruk op het doopsel en verwaarlozen we het aspect "leven". Bieringer is de mening toegedaan dat “catechumenaat” een pars pro toto begrip is, omdat catechumenaat strikt gezien maar één (weliswaar belangrijk) deel is van de initiatie. Liever spreken we van christelijke initiatie. In Noord-Amerika hanteert men het letterwoord RCIA 39 wat staat voor ‘Rites of Christian Initiation of Adults’. Kort overzicht van de geschiedenis van het doopsel: 150-200 begin van catechumenale structuren 3de eeuw: de "gouden eeuw" van de christelijke initiatie 4de eeuw: de rites verstarren, het doopsel wordt vaak uitgesteld tot het sterfbed, 5-6de eeuw: neergang en minimalisering 8ste eeuw: Bonifatius: onderwijs van twee maand Alkuin eist een voorbereiding van minimum één week, maar niet meer dan 40 dagen Anabaptisten, wederdopers Adopted by a Swiss Brethren Conference, February 24, 1527 Brotherly Union of a Number of Children of God concerning Seven Articles I. Observe concerning baptism: Baptism shall be given to aIl those who have learned 39 Is christelijke initiatie Amerikaans? De "ordo" zelf werd na Vaticanum II door een commissie in Europa gemaakt. De voorzitter van de commissie was de liturgiewetenschapper Balthasar Fischer, professor aan de Universität Trier, Duitsland. Men inspireerde zich op het vroegkerkelijke catechumenaat. In Noord-Amerika (USA en Canada) is de praktijk van de christelijke initiatie het verst gevorderd. In 1979 werd christelijke initiatie in Noord Amerika ingevoerd, vooral op initiatief van Prof. C. Brusselmans, docente catechese van de Faculteit Godgeleerdheid, K.U.Leuven. In USA en Canada worden jaarlijks duizenden mensen via RCIA geïnitieerd en hebben de meerderheid van de parochies RCIA als normale structuur ingevoerd. In workshops worden mensen voorbereid leidinggevende rollen op zich te nemen in de parochies (vg!. North American Forum on the Catechumenate). Journey to the Fullness of Life: A Report on the lmplementation of the Rite of Christjan Initiation of Adults in the United States Washington, D.C. United States Catholic Conference an example of a parish: http://www.stfelixparish.org/RCIA.htm ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 38 repentance and amendment of life, and who believe truly that their sins are taken away by Christ, and to all those who walk in the resurrection of Jesus Christ, and wish to be buried with Him in death, so that they may be resurrected with Him and to all those who with this significance request it (baptism) of us and demand it for themselves. This excludes all infant baptism, the highest and chief abomination of the Pope. In this you have the foundation and testimony of the apostles. Matt. 28, Mark 16, Acts 2, 8, 16, 19. This we wish to hold simply, yet firmly and with assurance. Kinderdoop Keizer Karel V ordonneerde een algemeen verbod tegen de Wederdopers op 4 januari 1528. Dit besluit moest voorgelezen worden vanaf alle lezenaars in de steden, dorpen en centra van het Duitse Rijk. Er werd gedecreteerd dat niet alleen niet gedoopten maar ook de ouders van kinderen die als baby niet gedoopt waren, schuldig waren en de doodstraf verdienden. Volwassenendoop 16de eeuw: massadoopsels in Zuid Amerika; 1538: een bijeenkomst van bisschoppen legt een catechumenaat van 40 dagen op. 1940-1960: heropleven van catechumenale structuren in Afrika en Frankrijk. Parallel met de invoering van OICA heeft de katholieke kerk ook de ritus van het kinderdoopsel hervormd. Tot de promulgatie van de kinderdoopritus in 1969, bestond alleen een volwassenendoopritus en werd die ook gebruikt voor het doopsel van kinderen. Als vandaag volwassenen gedoopt worden, worden ze vaak volgens de kinderdoopritus gedoopt. Dit is een onhoudbare toestand, aldus Bieringer. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 39 5. Catechese met volwassenen 5.1. Catechese voor volwassenen is het uitgangspunt van alle catechese. Zoals in de eerste paragraaf aangegeven, is het op vandaag moeilijk aan het worden de klassieke religieuze socialisatie te laten gebeuren. Zowel gezin als school als parochie zijn nauwelijks in staat kinderen religieus-christelijk te socialiseren. Er worden natuurlijk nog altijd veel kinderen toegelaten tot de initiatiesacramenten (doopsel, eerste communie, vormsel) en het is waar dat de voorbereiding erop kansen inhoudt om ook met de ouders op weg te gaan. Maar, schrijven de bisschoppen, ‘het is beter lucide te blijven en de werkelijkheid onder ogen te zien’40. Hoe dan ook evolueren we naar een tijd waarin mensen ervoor kiezen om christen te worden of te zijn. Er groeit een kerk van persoonlijk gemotiveerde gelovigen. Dit alles heeft grote gevolgen voor het catechetisch handelen. Je kan catechese niet meer zomaar gelijkschakelen met geloofsonderricht aan kinderen en jongeren. We lazen al uit ADC dat ‘catechese de beginnende bekering doet toegroeien naar een levende, uitdrukkelijke en actieve geloofsbelijdenis’. Catechese richt zich tot mensen die het geloof willen leren kennen en deel uitmaken van de kerkgemeenschap. Catechese richt zich tot alle leeftijden want je ‘bent’ nooit gelovig. Niemand heeft eens en voorgoed het geloof verworven. ‘De eerste stadia van het geloof, die ook kinderen en jongeren kunnen doorlopen, zijn eerste stappen op een weg die verder moet gegaan worden, wil deze uitkomen op een levend en volwassen geloof’. Net daarom, bevestigen zowel de Belgische Bisschoppen als het ADC, moet de catechese voor alle levensfasen principieel uitgaan van de catechese met volwassenen. Het verdient aanbeveling ‘om de catechese van volwassenen als uitgangspunt te nemen, en van daaruit de richting te bepalen van de voor de andere leeftijdsgroepen bestemde catechese’ (ADC 171). We kunnen op vandaag gewoon niet anders dan het accent leggen op een persoonlijke en gefundeerde keuze voor het geloof. De Bisschoppen merken op dat de toekomst van de Kerk afhangt van mensen die God in hun leven hebben ‘ontdekt’, die Christus hebben ontmoet, voor wie het evangelie een woord van leven is geworden. Catechese zal ernaar streven telkens weer mensen binnen te brengen in het christelijk leven. Ze is wezenlijk initiatie! 40 VG 34; zie ruimer VG 33-37. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 40 5.2. De (parochie)catechese heruitgevonden?41 Vander Vloet meent dat we een radicale ommekeer in het paradigma van de parochiecatechese nodig hebben. Het doorgeven van kennis alleen, de geloofsoverdracht zoals we die tot voor enkele tientallen jaren kenden, is definitief voorbij. Toen was catechese gestoeld op de overtuiging dat de catechisant al ingewijd of geïnitieerd was in het gelovig leven. Catechese wilde toen vooral helpen om het geloof te leren verwoorden. Er werd derhalve ‘leerstof’ aangereikt. Vandaag leven veel catechisanten zonder voeling met Kerk en geloof. Vandaar dat we radicaal kiezen voor catechese als initiatie. 1. Een van de grote uitdagingen waar we ‘catechetisch’ voor staan, is dat de meeste parochiegemeenschappen catechese niet als een taak beschouwen. Er zijn wel (hoewel steeds minder) catechisten en die doen (meestal) mooi werk, maar catechese hoort niet bij ‘gemeenschap’, althans zo beleven het de meeste gelovigen. Nochtans is het ADC ondubbelzinnig: ‘Catechese is een verantwoordelijkheid van heel de christelijke gemeenschap. De christelijke initiatie immers moet niet alleen door catecheten of priesters, maar door heel de gemeenschap van de gelovigen worden verzorgd. Vandaar dat de catechese een vormende activiteit is die ieder lid van de gemeenschap verricht op grond van de eigen verantwoordelijkheid die hij of zij heeft binnen de gemeenschap. De vele onderlinge betrekkingen daarin zullen de catechumenen en catechisanten helpen opgenomen te worden in en actief deel te nemen aan het leven van de gemeenschap. De christelijke gemeenschap moet het verloop van de catechetische processen blijven volgen (…) en ze beschouwen als iets waarbij ze betrokken is en dat haar rechtstreeks aangaat. Het is ook de gemeenschap die, als het catechetisch proces is afgelopen, hen opneemt in een hartelijk milieu waarin ze het geleerde zo volledig mogelijk kunnen beleven. De christelijke gemeenschap geeft niet alleen veel aan hen die de catechese ontvangen, maar krijgt op haar beurt ook veel van hen (…), een nieuwe menselijke en religieuze rijkdom. Zo groeit de gemeenschap en komt ze tot ontwikkeling. Want door de catechese komen niet alleen de gecatechiseerden maar ook de gemeenschap als zodanig tot volwassen geloof’42. ‘De christelijke gemeenschap is de oorsprong, de plaats en het doel van de catechese. De verkondiging van het evangelie begint altijd vanuit deze gemeenschap, als uitnodiging aan mannen en vrouwen om zich te bekeren en Christus te volgen. Dezelfde gemeenschap neemt de mensen op die de Heer willen leren kennen en een nieuw leven willen beginnen. Ze begeleidt de catechumenen en de catechisanten tijdens hun catechetische vorming’ 43. 2. Er is werk aan de winkel, aldus Van Der Vloet. Het moet niet alleen duidelijk(er) worden dat de gemeenschap je als catechisant ondersteunt, het is evenzeer nodig dat diezelfde gemeenschap zichzelf catechiseert. Hij serveert enkele tips in dezen: - het sterker incorporeren van liturgie en catechese; ervoor zorgen dat catechisanten en gemeenschap op mekaar betrokken worden; We volgen nu de ideeën van J. VAN DER VLOET, Parochiecatechese opnieuw uitgevonden. Een denk- en doeboek voor de parochiecatechese, Antwerpen: Halewijn, 2004; we volgen vooral het eerste en het tweede hoofdstuk: blz. 10-44. 42 ADC 220-221. 43 ADC 254. 41 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 41 - - - - - de klassieke acties (b.v. Welzijnszorg en Broederlijk Delen) nog duidelijker linken aan de gemeenschap; dit heeft een catechetische waarde omdat mensen zo de band tussen leven en geloof duidelijker beleven; het verband tussen de plaatselijke gemeenschap en de grotere kerk aangeven door catechetische ‘acties’ op te zetten; een voorbeeld kan zijn het doorgeven van een ‘evangelieboek’ of een ‘intentiekaars’ of een ‘kruis’ in een bepaalde pastorale zone; zowel inspelen op de tendens tot individualisering (mensen schrijven zelf hun biografie) als catechetisch werken binnen de Kerk als gemeenschap van gelovigen; inspelen op het feit dat doopsels op latere leeftijd worden toegediend en zo de kansen van de Paasnachtliturgie (waarin de gelovigen hun eigen doopsel herbeleven) benutten de eucharistie vieren in het besef dat ze hoogtepunt en bron is van leven van de gemeenschap; werken aan een graduele groei naar de eucharistie toe: aandacht voor gebedsvieringen en andere momenten van biddend samenzijn, als kansen om te groeien in geloof; er zijn meer ‘ingangen’ om met mensen rond geloven bezig te zijn dan de klassieke parochie: er is het toerismepastoraat, de catechetische kansen van bedevaarten en bedevaartsplaatsen, pelgrimstochten, …; er komen nieuwe catechetische doelgroepen: catechumenen, herbeginners. 3. Er zijn niet alleen verschuivingen wat betreft de doelgroep en de dragers van de catechese. Binnen de catechese zelf zijn er een aantal overgansprocessen bezig. We groeien, zo stelt Vander Vloet, naar een meer zuivere vorm van catechese44! 1. Van een catechese voor kinderen naar een catechese voor iedereen. Het gaat niet op, aldus de auteur, te zweren bij alleen kindercatechese of zoals sommigen, voor alleen volwassenencatechese. 2. Van een catechese per leeftijd naar een intergenerationele catechese. Ouderen en jongeren kunnen van elkaar leren. Het vormsel kan ouders uitdagen om stil te staan bij hun eigen geloven. Vander Vloet pleit ervoor ontmoetingskansen te creëren waar catechisanten en gelovigen mekaar kunnen vinden. 3. Van een sacramentencatechese naar een permanente catechese. Sacramenten zijn essentiële stappen in het gelovig worden, maar – ietwat uitdagend gezegd – catechese is vooral voor nà het sacrament. Pleidooi dus voor mystagogische catechese. 44 Vander Vloet verwijst in dit verband naar L. AERENS, zonder verdere bronvermelding. A. FOSSION, art. cit., somt vier voorstellen op die elke apart en alle samen genomen, kunnen leiden naar een nieuwe configuratie van de catechese: 1. voor een permanente catechese van de gemeenschappen georiënteerd naar de geloofsbelijdenis op Pasen: catechese bewerkt ‘volwassen worden in het geloof’ en is méér dan initiatie; de gemeenschap is de bestemmeling van de catechese; daarom suggereert Fossion werk te maken van intergenerationele catechese, in al haar ‘onderdelen’ georiënteerd op de Paaswake; 2. voor een gedifferentieerde catechese die aan mensen en groepen een gevarieerd programma aanbiedt dat hun toelaat een stuk weg af te leggen: catechese kan je ‘opdelen’ naargelang haar functie (éveil en initiatie; geloven-vieren-leven of geloofhoop-liefde; catechese vanuit ofwel emotionele, culturele, ethische invalshoek; catechese in kleine of grote groepen, individueel, korter of langer…; 3. voor een catechese van beginners en herbeginners in het geloof, open voor elke sociale omgeving: pleidooi voor een stevig catechumenaat voor volwassen bekeerlingen; werk maken van catechese voor beginners: ‘we staan voor de uitdaging om van het catechumenaat en het “herbeginnen in het geloof” een gewone, dagdagelijkse, normale catechese te maken’ (271); 4. voor een initiatiecatechese van kinderen en jongeren: verbonden met de gemeenschap – nood aan catechese door onderdompeling in een kerkelijk bad – van bij de aanvang van de initiatiecatechese de vrijheid aanspreken (terwijl het verlangen uitgelokt wordt) – zorgen voor catechese die voorbereidt op het sacrament én catechese die erop volgt (mystagogische catechese) – kinder- en jongerencatechese diocesaan organiseren. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 42 4. Van een catechese die uitlegt naar een catechese die inleidt. Geloven is vooral een relatie ontwikkelen en is meer dan ‘weten’. Het gaat om het initiëren in de wereld van het geloof (kennis, houding, relatie, gevoelens en beleving, …). Het leven gaat (gewoonlijk) aan het leven vooraf. 5. Van een thematische catechese naar een ‘weefselcatechese’. Catechese werkt vaak thematisch. Losse eenheden zonder onderling verband. Een goede gelegenheid dus om te moraliseren… De band met het leven wordt artificieel. Catechese werkt liever als een spiraal om zo door te dringen in de betekenis van de christelijke boodschap. Eigen ervaringen en interpretaties van de deelnemers worden verbonden met geloofsteksten en –gebeurtenissen. 6. Van de catechist-verantwoordelijke voor de catechese, naar een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Natuurlijk zijn er catechisten nodig, maar fine finaliter is de gemeenschap verantwoordelijk. Er liggen vooral kansen in het nauwer op mekaar betrekken van catechese en liturgie45. Vander Vloet verwijst naar de eerste eeuwen van de kerk, toen vooral via het catechumenaat er een duidelijke band was tussen catechese en liturgie, in het bijzonder doordat catechese gericht was op de doop. Het doopsel fungeerde als metafoor en paradigma voor de essentie van het christelijk leven: binnentreden in een nieuwe levensfase, het oude achterlatend. De doopliturgie weerspiegelt deze catechese. In de middeleeuwen blijft de catechese verbonden met de liturgie: op zondag is er regelmatig onderricht in de kerk (over de geloofsbelijdenis, het onze Vader, de tien geboden). De reformatoren creëren de catechismus. Hun liturgie wordt sterk catechetisch uitgebouwd en verliest haar symbolisch-sacramentele karakter. De contrareformatie probeert goede catechese te geven. Toch groeien catechese en liturgie uit mekaar. Vander Vloet: ‘het is inderdaad zo dat de liturgie de plek is waar de parochie samenkomt en haar leven weerspiegeld wordt. Catechese moet daarom aanwezig zijn in de liturgie en omgekeerd. Liturgie brengt mensen binnen in het leven van Christus, in zijn Zie H. DEROITTE, La catéchèse décloisonnée, Brussel, 2000. Verder : ICLZ-Mededelingen 124, 2006, 10481052 : hier wordt een hoofdstuk vertaald en gepresenterd van P. PRETOT, Des temps de catéchèse communautaires pour l’année liturgique, Parijs, Bayard, 2006, 84 p. Hij neemt de lezer mee in een ‘oefening’ om een catechese te ontwikkelen die aansluit bij de liturgie van die tijd. Aan de hand van de evangelies van de vijf zondagen van de vastentijd A, tekent hij een catechetisch model dat de vorming van de catechumenen in de vroege kerk organiseerde en ordende. Het was de christelijke vorming van de catechumenen die aan de basis ligt van het ontstaan van de vastenperiode en niet omgekeerd. ‘Een liturgische periode opent een weg, ze creëert een geloofsdynamiek. Het gaat erom dat we ons in beweging laten zetten door het geloofstraject dat b.v. de vastentijd ons doet doorlopen’. Het zijn de figuren uit de respectievelijke evangelielezingen die ons ‘meenemen’, op de weg van groeien in geloof. Een tweede conclusie: de catechese moet niet nabootsen wat in de liturgie gebeurt. Catechese respecteert de weg die liturgisch ontvouwd wordt en blijft zichzelf. Eigen aan de liturgie is dat ze de ‘dynamiek van de christelijke geloofservaring doet beleven dankzij een ritueel geordend traject’. Een catechese die daarbij aansluit ‘kan vertellen over de dynamiek van de geloofservaring, ze onder de aandacht brengen, ze aan het licht laten komen zodat men haar kan ontdekken, haar kan bevragen, zich erdoor kan laten confronteren, en zich tenslotte erdoor kan laten veranderen’. Ten derde moeten we weten dat catechese nooit helemaal recht doen aan de ‘ervaring die men opdoet tijdens een liturgische periode’. Catechese zal wat de vastentijd betreft, kiezen uit de vijf thematische zondagen. Dit kan b.v. . zijn ‘de overgang van bekoring naar verlichting, van duisternis naar licht, of van de bekering tot Christus…’ Ten vierde kan zo’n catechese ook bestemd zijn voor mensen die niet deelnemen aan de liturgische viering, hoe belangrijk de zondagse liturgie ook mag zijn voor de gelovige. De Franse bisschoppen vragen dat de catechese deel uitmaakt van de zondagse bijeenkomsten. Centraal staat de liturgie maar er is ook een catechetisch aanbod dat wil binnenvoeren in de dynamiek van het geloofsleven en smaak geeft om mee liturgie te vieren. Tot slot: wanneer de liturgie volgt op de catechese, moeten we ons ervoor hoeden ons in de liturgie niet aan te passen aan de catechese. Binnentreden in liturgie is altijd een herhalen van de liturgie. Liturgie is repetitief en zal ze telkens weer de fundamentele structuren van het geloofsleven doen ervaren. Toch is liturgie telkens weer anders omdat wij anders zijn! 45 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 43 aanwezigheid. Catechese zonder liturgie is dus ondenkbaar. De aanwezigheid en de actieve participatie van de catechisanten in de liturgie zullen tegelijk bijdragen tot het dynamiseren van de vieringen en een verrijking vormen voor ieder die er aanwezig is. (…) Uiteraard mag liturgie geen catechese worden, maar de homilie, de zichtbaarstelling van het evangelie en zijn thema in beelden en symbolen, de liederen, de gebaren en symbolen hebben een catechetische toegevoegde waarde die tevens de band legt tussen de verschillende aspecten van het christelijk leven’. 4. De Franse bisschoppen accentueren het verband tussen catechese en liturgie in hun brochure Allons au coeur de la foi46. Dit boekje bespreekt de elementen van vigilie van Pasen en past ze toe op de catechese. - Eerst gaat het over La lumière au coeur du monde: het volk van God ervaart zichzelf als op weg, stappend achter het licht aan. - Ten tweede: une parole vivante: de uitnodiging om naar het Woord te luisteren. - Ten derde: Saisis par le Christ: de geloofsbelijdenis en het opnieuw vieren van de doop en het vormsel. - Tenslotte: Devenir le corps du Christ: eucharistie vieren en lichaam van Christus worden. Op het eerste zicht lijkt dit alles een ‘omweg’, aldus Vander Vloet. Maar net die weg die het geloof ons aangeeft in de paaswake wordt als uitgangspunt genomen voor een catechetisch traject. Daarbij gaat het wezenlijk om de ervaringen waartoe de liturgie ons brengt. Deze brief is aan alle (Franse) gelovigen gericht! Men wil een geloofstocht aanbieden die liturgie doet leven. De liturgie is niet alleen uitgangspunt maar ook doel van de reflectie. Dit is voor de catechese een uitgelezen weg. In plaats van ‘na te denken’ over het geloof gaat het erom de ervaringen die mij tot geloof brengen bewust te worden en deze in de liturgie tot leven te laten komen, en omgekeerd. De bijgaande brief Aller au coeur de la foi verwoordt het krachtig: ‘La catéchèse doit alors se préoccuper de ce que des hommes et des femmes puissent se tenir dans la vie en croyants, en leur donnant d’ouvrir le livre de la Parole de Dieu et d’aller à l’eucharistie comme à une source. C’est dire le lien vivant et vivifiant qu’il doit y avoir entre la catéchèse et la liturgie d’une part, et l’ensemble de la communauté croyante d’autre part’47. Johannes-Paulus II heeft het in de inleiding van zijn encycliek over de eucharistie48 over het Paasmysterie als bron van de Kerk; hij nodigt uit om in te treden in het geheim van het Paasmysterie. Vander Vloet: de vraag die de catechese moet stellen is niet ‘Wat weet je van God?’ maar ‘Wat doet God in je leven?’. Er is geen externe maar een ‘interne’ verbinding met het leven. Het doel is en blijft in te treden in de ervaring van het evangelie en leerling van Jezus te worden. 5. De veranderingen in de catechese kunnen we samenvatten met het woord: initiatie, aldus Vander Vloet. Mensen worden door Jezus uitgenodigd om te leven, niet om een leer of een moraal te ontvangen. Daarom zullen begrippen als initiatie en catechumenaal model een centrale rol spelen in de catechese vandaag. Zie: Allons au coeur de la foi, Parijs, 2003. Zie ook : J.-CL. REICHERT, ‘Naar het hart van het geloof gaan’. Een proces onder leiding van de Franse bisschoppen, in Collationes 34(2004)279-284. 47 Aller au coeur de la foi, blz. 13. 48 Johannes-Paulus II, Ecclesia de Eucharistia. De kerk leeft van de Eucharistie, Brussel, Licap, 2003, 63 blz. 46 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 44 Geloven is op weg gaan. Geloven is binnentreden in het leven van Christus. Dit binnen geleid worden, noemen we initiatie. ‘Aangezien de eerste christenen het geloof als een opname in een nieuw leven zien, kan je het binnentreden in het christelijk geloof een initiatie noemen, zij het dat deze andere kenmerken heeft dan het initiatieproces in de mysteriegodsdiensten van de Helleense en de Romeinse wereld en van de primitieve culturen. (…) Grootste verschil is de afwezigheid van magische praktijken en gewelddadige initiatieriten. Toch is de christelijke initiatie een echt binnenkomen in een religieuze en sociale wereld. Zij is een binnengeleid worden in het mysterie. De catechumeen wordt ondergedompeld in dit geloof (…). De ‘proef’ die hem van de dood naar het leven brengt is de doop (…). Reeds door Paulus wordt deze rite gezien als een ‘sterven’ met Christus’.’ A. Fossion49 waagt zich aan een definitie van de catechese: - Met het kerygma, de homilie en de theologie behoort catechese tot de profetische functie van de Kerk - Zij is een woordactiviteit inzake het christelijk geloof en het christelijk leven. - In dialoog. - Ingeschreven in een wel overwogen en geritmeerd pedagogisch proces - En in een geïnstitutionaliseerd en georganiseerd programma, - Waarvan het doel is personen (kinderen, jongeren, volwassenen) en gemeenschappen toe te laten het wezenlijke van de christelijke boodschap (geloven/vieren/leven) te ontdekken, te begrijpen en zich in vrijheid eigen te maken, hetzij op initiële, hetzij op verdiepte wijze, en aldus bij te dragen aan de opbouw van een gemeeenschap van vrije (gevormde) christenen die in naam van het evangelie vanuit de wereld en in haar dienst zijn bijeengebracht. Je kan christelijke initiatie als volgt omschrijven: “als het proces waarin de christelijke gemeenschap iemand binnenleidt in een nieuw leven dat zij zelf doorgeeft, maar waarin zij zelf ook opnieuw wordt geïnitieerd; het gaat om een choreografie zonder toeschouwers: de geïnitieerden zijn de dansers en de initiator de choreograaf50. Een christen wordt geïnitieerd in de persoon Jezus Christus via een gemeenschap die "het lichaam van Christus" is door het volgen van een weg ("way of life")51. 49 A. FOSSION, art. cit., blz. 275-276. Vander Vloet citeert hier D. DE VILLEPELET. 51 Deze tweede omschrijving van ‘christelijke initiatie’ is van prof. Bieringer. 50 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 45 Wat zijn de eigen kenmerken van de christelijke initiatie? - - - - Ze leidt tot een nieuw bestaan, een ‘wedergeboorte’ (Joh 3: Jezus en Nicodemus). Het eerste doel is niet opgenomen te worden in de kerk; het doopsel is in de eerste plaats een inlijving in Christus, en die inlijving krijgt gestalte in de Kerk: de gemeenschap is het medium en het middel voor de inwijding. De christen wordt niet ingewijd in gesloten geheimen (alleen door magische kennis of door rare proeven te ontcijferen). Het gaat om het heilsplan van God dat voor iedere mens bestemd is. De geïnitieerde wordt ondergedompeld in het mysterie van het geloof: hij proeft het, hij betast het, het worstelt ermee. Liturgie speelt hier een wezenlijke rol doordat ze de mens onderdompelt in het centrale mysterie van het Pascha, de overgang. Catechese is wezenlijk belangrijk in dit proces: ze verheldert het geheim en zorgt ervoor dat mensen het ontdekken als ‘hun geheim’. De gemeenschap deelt al in dit geheim en heeft het nieuwe leven aangenomen. Toch herbeleeft ze bij elke nieuwe opnamen haar eigen inwijding die verdiept wordt. Initiatie is voor de christen een permanent proces, levenslang. Initiatie gebeurt multidimensioneel. Christelijke initiatie is opgebouwd, aldus Bieringer, als multidimensionele "taalinitiatie": koinonia: in plaats van individueel onderwijs door de pastoor, initiatie in een groep en door de hele parochie - veel mensen participeren in het proces; kerygma: verkondiging van het woord van God in de zondagliturgie en de initiatiegroep; leiturgia: de vieringen die de overgang maken van één fase naar de volgende: opname; uitverkiezing; initiatiesacramenten; woorddienst van de zondagviering ; diakonia: deelname aan activiteiten van de gemeente voor sociale rechtvaardigheid. Bieringer somt een aantal belangrijke elementen in het initiatieproces op. Om te beginnen is de context ervan het leven zelf, niet alleen de "school" . Hij verbreedt deze initiatiecatechese tegen rationalisme en maakt ze ruimer dan een puur rationeel lesgebeuren. Verder is de hele parochie is de drager van de initiatie, niet alleen één persoon (pastoor). Op de derde plaats groeit iedereen in de "kennis": iedereen wordt geïnitieerd in de "geheimen" van het christelijk geloof, niet alleen de elite (priesters, religieuzen). Op de vierde plaats is er de factor tijd: het leren van een nieuwe taal vraagt tijd (vgl. het beeld van groei). Op de vijfde en niet minst belangrijke plaats is er de factor "bekering": Bieringer is duidelijk. Christelijk leven is niet mogelijk zonder bekering. Het cultuurchristendom is een poging om het christelijk leven in stand te houden zonder bekering. De mensen die binnen het cultuurchristendom invloed hebben uitgeoefend, zijn nochtans precies zij die een bekering hebben doorgemaakt. Toch moeten we er rekening mee houden dat bekering een uitzondering blijft . De OICA herstelt "bekering" in zijn centrale plaats voor het christelijk leven en de kerk ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 46 Initiatie gebeurt dus niet in de eerste plaats door ingewijd te worden in een boek (Bijbel, catechismus). Je bent niet als christen geboren, je moet het worden zegt Tertullianus. Je wordt ingewijd in de Christus: zijn Persoon, zijn levenswijze, zijn levensgave. Dit alles leidt tot een aantal sterke constateringen: 1. Het doopsel (van volwassenen) wordt de centrale focus van de veertigdagentijd en de Paastijd voor de universele kerk. Het Lectionarium en het Missaal zijn geconcentreerd op het doopsel van volwassenen en volwasseneninitiatie is de centrale gebeurtenis van het liturgisch jaar. Is het vermetel te ‘stellen’ dat een ‘gezonde christen gemeenschap’ jaarlijks één volwassen doopsel ‘genereeert’? 2. Christelijke initiatie is hersteld als de centrale publieke gebeurtenis in de kerk Dit veronderstelt een radicale verschuiving in de theologie van de sacramenten en symbolen en prioriteiten. De viering van het Paasmysterie wordt gemanifesteerd in het doopsel, vormsel en de eucharistie van volwassenen. De openbaring van de verlossing door Christus in ons midden gebeurt in de christelijke initiatie van volwassenen. 3. Radicale herziening van de pastorale prioriteiten: een impliciet geloof, verworven in en door een christelijke cultuur is niet langer het aanvaardbare model voor het leven van de gelovigen. De norm van de pastorale zorg wordt nu de radicale transformatie van het leven en de waarden van de gelovigen. 4. Het einde van de scheiding tussen liturgie en leven, privé-devotie en publieke functie, actieve clerus en passieve leken. Liturgie wordt gezien als een manifestatie van het reële leven van de kerk (VG: wil je weten wat het is als christen te leven, kom dan naar de zondagseucharistie). Bekering tot Christus als volwassene komt centraal te staan. De diensten in de kerk worden gezien als diensten van het hele volk van God. De volwassenen die geïnitieerd worden, zijn niet alleen passieve ontvangers, maar vervullen zelf een dienst voor de kerk. Want hun ervaring van transformatie is het getuigenis van de nabijheid en macht van de verrezen Christus voor de kerk. Besluit: "the Catholic Church has never at any time in its history done such violence to its ritual practice as to make its rites so wholly incongruous with its concrete reality. Such an act is either a statement that rite is wholly irrelevant, or a statement that the church is willing to change, and to change radically, that concrete reality. Such an approach is either suïcide or prophecy of a very high order". ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 47 Ter afronding Het AlgemeenDirectorium voor de Catechese pleit ervoor dat het document goed bestudeerd wordt in de bisdommen maar steunt erop dat elk diocees een eigen catecheseplan zal ontwerpen en zal zorgen voor een diocesane werkgroep catechese. Of met andere woorden, vanuit Rome komen algemene ideeën en richtlijnen, uitwerkingen van besluiten van Vaticanum II. Maar elk bisdom zal, rekening houdende met de eigen situatie, dit alles verder vertalen. In jonge kerken is het catechumenaat b.v. nooit ‘weggeweest’ en kan het behouden worden en verder uitgebouwd. In ‘oude’ kerken met een cultuurchristendom dringt zich de nood aan nieuwe evangelisatie op, wat meteen betekent dat hier nood is aan een kerygmatische catechese. Gedoopten zijn niet noodzakelijk gelovig. Vandaar de nood aan ‘eerste verkondiging’, weliswaar in de vorm van catechese. Het ADC: ‘Aangezien elke actie die een repercussie kan hebben in de Kerk deel heeft aan het dienstwerk van het woord en de catechese steeds in relatie staat tot het geheel van het kerkelijk leven, volgt daar voor de catechetische actie de noodzaak uit tot de coördinatie van een totaalpastoraal. (…) Het is dus noodzakelijk de catechese te verbinden aan de andere pastorale activiteiten, d.w.z. aan de bijbelgroepen, aan de liturgische en oecumenische bewegingen, aan het apostolaat van de leken, aan de sociale actie, enz. het is bovendien onmisbaar te zien dat deze coöperatie van bij de aanvang noodzakelijk is, vanaf het moment waarop men van start gaat met studies en organisatieplanning van het pastorale werk’52. Wat onze Belgische kerkprovincie betreft, hebben de Bisschoppen een aanvulling gepubliceerd bij Volwassen worden in geloof. Het gaat om de brochure Groeien in geloof53. ‘Deze handreiking wil enkele elementen en krachtlijnen van deze pastorale brief (VG) onder de aandacht brengen en enkele leessleutels aanreiken’. Het is belangrijk om de bestaande catechetische praktijk in kaart te brengen en te toetsen aan de oriëntaties van VG. De Bisschoppen willen het doorgroeien en doorstarten van een catechetische pastoraal stimuleren. We nemen de belangrijke aanbevelingen door en beschouwen die meteen ook als een ‘afronding’ van dit dossier. 1. Het belang van een voortdurende initiatie Hoe kunnen we zelf als christen en als christelijke gemeenschap de rijkdom van het geloof ontdekken en ervan leven? Er leeft een ‘soms verbijsterende onwetendheid omtrent het christendom’. Ook wie al (lang) gedoopt is heeft blijvend nood aan een diepere initiatie in het christelijk geloven. Initiatie gebeurt in de drie terreinen van het gelovig en kerkelijk leven: - Voorop staat het luisteren naar de Schrift: hoe kunnen mensen weer geraakt worden door de eenvoud van het evangelie? ‘Worden ze in onze liturgieën geconfronteerd met allerlei ideeën en stellingen of komen ze er echt in contact met de bijbels-christelijke boodschap? We hebben nood aan een bijbelpastoraal op maat van vooral gewone mensen. Het gaat er hoe dan ook om de Schrift te lezen als Woord van God. 52 ADC 129. Groeien in geloof. Handreiking bij de verklaring Volwassen worden in geloof, in de ‘nieuwe reeks’ verklaringen van de bisschoppen van België, nr. 35, Brussel: Licap, september 2007, 22 blz. 53 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 48 - Er is ook de liturgie: in veel bekeringsverhalen speelt de schoonheid van de liturgie een grote rol. We moeten loskomen van een al te verbale en didactische liturgie. ‘Liturgie is een ruimte die je binnentreedt, met haar eigen symboliek en wetmatigheden.’ De liturgie is ook de ruimte waar ‘de Kerk mensen met liefde in haar huis ontvangt’. Mensen zijn er welkom en dat wil gevoeld worden. Er wordt gepleit voor een streven naar authenticiteit in de liturgie en dat geldt ook voor de sacramentenpastoraal. - Op de derde plaats is er de diaconie: je begrijpt het evangelie wanneer je je riskeert aan armen! De mens in nood appelleert ons en in hem herkennen we Christus. ‘Het eerste getuigenis van het evangelie is dikwijls zonder woorden: het getuigenis van de dienstbaarheid die de liefde van Christus concreet maakt’. 2. De eerste verkondiging Hoe kunnen we vandaag aan de dag mensen in contact brengen met het geloof? Een eerste antwoord zegt dat de Kerk telkens weer Kerk wil worden, dat christenen daadwerkelijk het geloof gaan beleven. Daarnaast zijn er wegen en momenten om uitdrukkelijk te verkondigen. ‘Geloven heeft te maken met wat diep in mensen verankerd ligt, hun ware verlangens en motivaties. Goed verkondiging wil mensen aangrijpen. Ze wil het hart van mensen openen voor God zelf’. Hier is nog veel zoekwerk nodig. Alvast worden nu al genoemd: het belang van een goede homilie, kennismaken met het leven van heiligen, een getuigenis van een gewone gelovige, deelnemen aan een gebedsgroep, bijbelgroepen, …, gelovig kennismaken met kunst allerhande, open huizen waar gedeeld kan worden over leven en geloof… Er is nog een derde antwoord: geloof is ook een zaak van het verstand. Het is belangrijk telkens weer te zoeken naar redelijke antwoorden op de vele vragen van tijdgenoten. Tot slot verwijzen de bisschoppen naar het feit dat eerste verkondiging niet alleen gebeurt vooraleer iemand tot geloof komt, ‘alsof het evangelie ons nadien niet meer in zijn radicale nieuwheid zou kunnen overkomen en raken!’ Eerste verkondiging en catechese zijn permanent op elkaar betrokken en ze veronderstellen mekaar voortdurend. Catechese bouwt verder op het getroffen worden door Gods Woord en dat getroffen worden vraagt uit zichzelf altijd weer naar verdieping en catechese. De Kerk zal altijd en verkondigen en catechetiseren. De aanbevelingen van de Bisschoppen waarschuwen voor een mogelijke te opdringerige pastoraal. ‘Het is bijvoorbeeld belangrijk de ouders te betrekken bij de voorbereiding van hun kinderen op de eerste communie of het vormsel. Maar men mag ze pastoraal niet overvragen, laat staan gijzelen. Hier past veeleer eerbied en pastorale wijsheid’. Verkondiging en catechese vragen om geduld. 3. Concrete plaatsen en wegen van eerste verkondiging. - - Het gelovig gezin: we staan voor de permanente uitdaging als Kerk ouders die hun kinderen gelovig willen opvoeden, te ondersteunen. De voorbereiding op eerste communie en vormsel: voor veel kinderen zijn dit momenten waar ze in (een eerste) contact komen met het geloven van een plaatselijke gemeenschap. Bieden we ze deugddoende kerkervaringen aan? De sacramentenpastoraal: voor veel volwassenen zijn de (initiatie)sacramenten concrete momenten van kennismaking met het christelijke geloof. Ook huwelijk en uitvaart zijn momenten met grote catechetische kansen. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 49 - - - - De pastoraal bij jongeren is een plaats bij uitstek van eerste verkondiging. We denken aan de klassieke jeugdbewegingen, de jeugdpastoraal, de acolietenwerking, een jongerenkoor, een engagement voor kinderen, bejaarden… De socio-culturele sector, het onderwijs, de gezondheidszorg: deze instellingen willen allereerst een dienst aan de samenleving zijn, maar kunnen een plaats zijn van eerste verkondiging door mensen kennis te laten maken met Jezus en zijn Boodschap. De Bisschoppen onderstrepen het belang van schoolpastoraal en godsdienstonderwijs: ‘met leerkrachten en onderwijsverantwoordelijken kunnen we zoeken hoe we kinderen en jongeren vanuit het evangelie kunnen toerusten om weerbare en verantwoordelijke mensen te worden in een complexe samenleving.’ De pastorale zorg in christelijke instellingen maakt het evangelie zichtbaar. Ook in niet christelijke instellingen zijn christenen aan het werk en verkondigen zij door hun aanwezigheid. Velen zetten zich in voor vluchtelingen, zieken, gehandicapten… De verschillende plaatsen van intens christelijk en spiritueel leven: religieuze gemeenschappen, kloosters, bedevaartsoorden, abdijen.. De media: het is belangrijk dat er een christelijke aanwezigheid is in de media. Dialoog met mensen die op zoek zijn: mensen leven met vragen allerhande. Hoe kunnen we met deze mensen in gesprek komen? Geestelijke begeleiding? Een groep of gemeenschap? … om ze binnen te leiden in de wereld van het geloof. De nieuwe bewegingen: we kunnen van ze leren. Ze zijn gewoonlijk veel sterker aanwezig dan we in de traditionele pastoraal gewoon zijn. Ze beleven een grote onbevangenheid en durven te getuigen. 4. Heroriëntering van de catechese De Bisschoppen noemen twee misverstanden. Het eerste: VG wil zeker niet stellen dat van nu af aan alleen volwassenencatechese zou tellen, en dat kinder- en jongerencatechese en – godsdienstonderricht out zouden zijn. De brief wil ‘wel ons ervan bewust maken dat we ook andere wegen moeten gaan’. We leven niet meer in een christelijke samenleving. Het is niet omdat kinderen catechese hebben gekregen, dat ze als volwassenen christen zullen (willen) zijn of blijven. Geloofsoverdracht is een complex ding zeker in een geseculariseerde cultuur. De Bisschoppen: ‘We zijn dus toe aan een grondige heroriëntering van onze catechetische praktijk’. Een paar voorstellen: - De geloofsinitiatie van kinderen en jongeren blijft belangrijk. In het christelijk gezin is dat zelfs evident. De kerkgemeenschap moèt ervoor zorgen dat kinderen al heel vroeg in voeling komen met het geloof zo dat ze het stilaan kunnen ontdekken. Maar gelovig worden is geen automatisme. Mensen worden christen omdat ze dat zelf willen. Daarom is het belangrijk de nadruk te leggen op het geloof als een persoonlijke en gefundeerde keuze. - Vandaar het belang van catechese met volwassenen. Vanuit volwassenencatechese wordt de richting van de catechese voor andere leeftijdsgroepen bepaald. Dit is de fundamentele heroriëntatie van ons catechetisch bezig zijn. De Bisschoppen vragen niet zozeer om nieuwe initiatieven te ontplooien. Maar ze bezweren ons alle bestaande catechetische initiatieven op te nemen in ‘een bredere dynamiek en een gezamenlijke zoektocht: hoe kunnen we allen, kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen, groeien in geloof en volwassen worden in dat geloof?’ Hier vinden we overigens een motief om catechese (soms) te organiseren voor àlle leeftijden samen. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 50 Een tweede mogelijke misverstand: VG kan de indruk wekken dat kinder- en jongerengeloof ‘onaf’ zou zijn. Nee, mensen worden in elke fase van hun leven gevraagd te groeien in geloof. Geloven is niet een soort lineaire groeicurve: hoe ouder, hoe geloviger! Het geloof van kinderen is wel degelijk authentiek, maar zij kunnen ook als kind ‘groeien in dat geloof’. Vooral jonge mensen zoeken naar authenticiteit en naar geloofservaringen. Ze hebben nood aan jongerencatechese die ze in contact brengt met christelijke gemeenschappen en authentieke christenen. De volwassene wordt telkens weer zorgen en vragen te incasseren en verder te blijven geloven. VG: ‘Niemand zal eens en voorgoed het geloof verwerven als een zelfverzekerd bezit. In elke levenssituatie of levensfase zal het worden beproefd en zal het moeten hernieuwd en verdiept worden’.54 In plaats van een servicepastoraal kunnen we op vandaag maar beter spreken van een catechetische pastoraal. Ze hanteert een fundamentele vraag: “Hoe kunnen wij met de hele geloofsgemeenschap groeien in geloof in Jezus Christus?” Deze pastoraal is als het ware een antwoord aan de oproep van Jezus: “Vaar nu naar het diepe” (Lc 5,4). Bidden we dat er inderdaad een nieuwe en brede catechetische dynamiek mag ontstaan en dat zodoende het hele kerkelijke leven ge-re-activeerd mag worden. Hier zal de Diocesane Werkgroep Catechese goede diensten bewijzen. 54 VG 35. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 51 Beknopte Bibliografie Directoire Général de Catéchèse, Congrégation pour le Clergé, Rome, 1971. Algemeen Directorium voor de Catechese, Congregatie voor de Clerus, in 121 Kerkelijke Documentatie, 26(1998)7. Volwassen worden in geloof. Catechese in het leven van de Kerk, in de reeks Verklaringen van de bisschoppen van België, nieuwe reeks nr. 33, Brussel: Licap, 2006. Groeien in geloof. Handreiking bij de verklaring Volwassen worden in geloof, in de reeks Verklaringen van de bisschoppen van België, nieuwe reeks nr. 35, Brussel: Licap, 2007. Les Evêques de France, Proposer la foi dans la société actuelle. Lettre aux catholiques de France : rapport rédigé par Mgr. C. DAGENS, Paris : Cerf. Les Evêques de France, L’Eglise dans la société actuelle, Documents d’Eglise, Paris : Centurion. Conférence des Evêques de France, Texte National pour l’orientation de la catéchèse en France et principes d’organisation, Paris : Cerf. Assemblée Plénière des Evêques de France, Un rendez-vous pour la foi. Lourdes 1997. Assemblée Plénière des Evêques de France, Chercheurs du Christ. Lourdes 1999. J.-CL. REICHERT, ‘Naar het hart van het geloof gaan’. Een proces onder leiding van de Franse bisschoppen, in Collationes 34(2004)3, 279-284. L. AERENS, La catéchèse de cheminement. Pédagogie pastorale pour mener la transition en paroisse, Bruxelles : Lumen Vitae. K. ARMBRUSTER, Wegen naar een volwassen geloof. Een pastoraal concept in het bisdom Freiburg, in Collationes 34(2004)3, 253-264. E. BIANCHI, Ecouter la Parole. Les enjeux de la lectio divina, Bruxelles : Edit. Lessius, 2006. H. DERROITTE (dir.), Catéchèse et initiation, Bruxelles : Lumen Vitae. ID., La catéchèse décloisonnée. Jalons pour un nouveau projet catéchétique, Bruxelles : Lumen Vitae. L’Encyclopédie catholique pratique : Faire le catéchisme : guide pour les débutants, série Théo poche, Paris : Droguet & Ardant. B. HUEBSCH, La catéchèse de toute la communauté. Vers une catéchèse par tous, avec tous en pour tous, Paris : Bayard, Novalis. P. HAENRAETS, Gods volk op tocht. Doeboek volwassenencatechese met Bijbelteksten, Averbode: Altiora, 2007, 151 blz. R. HOUTEVELS-MINET, Il nous parlait en chemin. La catéchèse paroissiale : Communauté, Parole, Chemin, in de reeks Pédagogie catéchétique, Brussel : Lumen Vitae. P.-A. GIGUERE, Catéchèseet maturité de la foi. Bruxelles : Lumen Vitae. IPB-Brochure, Volwassenencatechese concreet: Geloven in perspectief, Brussel: Licap, 2005. A. FOSSION – L RIDEZ, Adultes dans la foi. Pédagogie et Catéchèse. A. FOSSION, Dieu toujours recommencé. Essai sur la catéchèse contemporaine, Bruxelles : Lumen Vitae. A. FOSSION, Gemeenschap in catechese, in Collationes 34(2004)3, 265-278. D. LE BRETON, L’adolesence à risque. Mutations, Opnieuw beginnen, Antwerpen : Halewijn. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 52 D. POLLEFEYT, A02A0a : Catechetiek. A021a : Werkcollege catechetiek, Leuven, 20062007. ID. , A. DILLEN, Catechese binnenstebuiten. Uitdagingen voor de parochiecatechese anno 2004, in Collationes 34(2004)3, 227-252. F. SCHWEITZER, R. ENGLERT, U. SCHWAB & H.-G. ZIEBERTZ, Entwurf einder pluralitätsfähigen Religionspädagogik, Herder – Güterlsoher Verlagshaus. J. VAN DER VLOET, Parochiecatechese opnieuw uitgevonden. Een denk- en doe-boek voor de parochiecatechese, Antwerpen: Halewijn, 2004. D. VILLEPET, L’avenir de la Catéchèse, Bruxelles : Lumen Vitae, Interventions théologiques. www.Sncc.cef.fr www.dienstcatechese.be Officium catechese (Johan Van der Vloet) Le cyber curé (bisdom Nanterre) www.catho.be (en doorsurfen naar Lumen Vitae) ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 53 Appendix 1: Christelijke initiatie van volwassenen. Overzicht van de perioden en stappen55. gebeurtenis in het leven van Liturgisch feest of Jezus liturgische tijd gebeurtenis in het initiatieproces in perioden en stappen (trappen) Jezus nodigt zijn leerlingen uit hem te volgen zomer en najaar pre-catechumenaat het eerste contact met de christelijke boodschap Jezus roept de twaalf eerste Adventszondag opneming in het catechumenaat (in de kerk) de twaalf vergezellen Jezus tijdens zijn publiek optreden (een of drie jaar) van de eerste Adventszondag tot aan het begin van de veertigdagentijd Catechumenaat, geloof, gebed, getuigenis, praktijk, liturgie gedaanteverandering eerste zondag van de veertigdagentijd uitverkiezing tot het doopsel inschrijving van de namen Jezus' optreden In Jeruzalem voor de passie veertigdagentijd periode van de innerlijke zuivering en verlichting paaswake viering van de initiatie sacramenten: doopsel, vormsel eucharistie Paastijd mystagogie Pinksteren of een ander moment aanvaarden van een dienst in de kerkgemeenschap passie, dood en verrijzenis van Jezus verschijning van de verrezen Christus zending van de Heilige Geest gezonden om het evangelie te tijd door het jaar verkondigen 55 leven als christen zie: 'Orde van dienst voor de viering van de initiatiesacramenten voor volwassenen', Brussel: Interdiocesane Commissie voor Liturgische Zielzorg, 2001; Volwassenen vragen naar de doop. Handreiking voor de vormgeving van het catechumenaat, vertaald door Eugène Plouvier, Utrecht: Secretariaat RKK, 1998. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 54 Appendix 2: Het Catechumenaat start in het bisdom Brugge HET CATECHUMENAAT START IN ONS BISDOM 1. ‘Ik wil christen worden.’ ‘Bent u de pastoor?’ - ‘Ja.’ - ‘Ik wil christen worden. Hoe gaat dat?’ - ‘Kom binnen.’ Het valt mij te beurt aan de deur van de pastorie van Sint-Salvator te Brugge. Voor mij staat een jonge vrouw. Geen allochtone, een pure Brugse. Ze helpt bedienen in een bakkerij, enkele straten verder. Ze heeft met haar vraag een klant aangesproken. ‘Mevrouw, ik weet dat u naar de mis gaat. Mag ik u iets vragen?’ Deze heeft naar mij verwezen. Het is een goede parochiaan, die ik dan ook uitnodig om de catechese mee te maken. Met zijn drieën komen we een zestal keer samen. Ik doe mijn best, zo goed en zo kwaad als ik kan, en het loopt vrij goed. En die parochiaan wordt de doopmeter. Maar ik mis de gemeenschap. Ik zou ze zo graag in contact brengen met andere christenen. Die zijn er wel, maar vormen met elkaar eigenlijk geen gemeenschap. En ik ben nog maar pas hun pastoor geworden. De bisschop doopt haar in de Paaswake. Maar we zien haar nadien niet veel meer. Ze is gedoopt, maar zij is niet thuis gekomen in onze parochiegemeenschap. 2. Iets nieuws voor heel onze kerk We zijn tien jaar later. Sinds 2003 werkt een groep het catechumenaat uit voor ons bisdom. Er zijn enkele volwassen doopkandidaten per jaar. Het tijd dat we hen goed ontvangen. Het catechumenaat gaat van start in de komende Advent. Maar het is onbekend. De meeste mensen die ons vragen wat wij doen, weten niet wat een catechumeen is. Onze kerkgemeenschappen hebben daarin weinig ervaring. Toch is de christelijke gemeenschap een essentiële partner bij het catechumenaat. Christen worden is een ingrijpend gebeuren in het leven van de doopleerling. Maar of hij echt christen kán worden, hangt ook af van de gemeenschap. De opvang van een doopkandidaat kan maar lukken, als ook de parochiegemeenschap bereid, ja benieuwd is, om samen met hem een nieuwe weg te gaan. De initiatie van een volwassene kan ook voor de parochie ‘nieuw leven’ betekenen. We krijgen dus een kans. ‘Blijf niet staren op wat vroeger was. Sta niet stil in het verleden. Zie, Ik ga iets nieuws maken. Het is al aan het kiemen. Merk je het niet?’ (Jes. 43, 19) 3. Een kerkelijke aanpak Het gebeurt dat men voor begeleiding de catechumenen van een bisdom samenbrengt, onder de leiding van een catechist. Dat willen we bewust niet doen. Men heeft er geen goede ervaringen mee. Veel catechumenen komen na hun doop in een kerkelijk ‘vacuum’ terecht. Hun kerkgemeenschappen zijn niet in staat hen op te nemen. Men denkt teveel dat het catechumenaat alleen de doopkandidaten betreft. Ook de kerkgemeenschappen moeten een ‘catechumenale’ weg afleggen, samen met de doopkandidaat, zodat beiden na de doop samen op weg blijven. We nodigen je uit, wanneer een volwassen kandidaat voor het doopsel zich in je parochie meldt, om contact op te nemen met onze werkgroep. Er komen drie contactpunten: Brugge (Stany d’Ydewalle), Harelbeke (Riet Goemaes) en Roeselare (Freddy Kindt). Je kan ook contact opnemen met Luc Decuypere, die het catechumenaat in ons bisdom coördineert. Adressen en afspraakmodaliteiten volgen nog, wanneer we van start gaan. Iemand van ons zal ter plaatse komen, om kennis te maken. We willen samen nagaan welke ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 55 hulp de parochie verlangt. Een catechist van onze dienst kan aan de vormingsgroep vast verbonden worden voor de hele duur van het catechumenaat. Maar het is ook mogelijk dat ter plaatse een catechist wordt gevonden en dat onze dienst van wat verder af de weg meegaat. We willen ook samen met de verantwoordelijken van de parochie uitzoeken hoe zij een kerngroep van de parochiegemeenschap direct bij het catechumenaat kunnen betrekken. Het is inderdaad de bedoeling dat een vaste groep parochianen, van vijf à twaalf mensen, de gehele voorbereiding op het doopsel meemaakt samen met de doopkandidaat. Blijkt er in de parochie van de catechumeen geen voldoende draagvlak te zijn voor zo’n catechumenaal project, dan moeten we naar een volwaardige gemeenschap uitkijken in de federatie. Het kan gebeuren dat een doopkandidaat zich meldt in een nieuwe vorm van christelijke gemeenschap. Als die gemeenschap geen te smalle basis heeft, maar ruimte biedt aan een brede waaier van kerkelijk leven, en goed geïntegreerd is in het leven van ons bisdom, dan kan het catechumenaat ook in die gemeenschap plaats vinden. 4. Een heus programma Het is wel een ernstig project. Er zijn veertien vormingsbeurten voorzien, verspreid over ruim anderhalf jaar. Ze worden ter plaatse in de parochie meegemaakt door de doopkandidaat en een vaste groep medeparochianen. Men start bij het begin van de Advent van het eerste jaar, en eindigt op Aswoensdag van het tweede jaar. Men komt ongeveer maandelijks samen, maar niet tijdens de schoolvakanties. De aanpak is bijbels: we lezen samen heel het Marcusevangelie en ook het Uittochtverhaal. De grote thema’s van ons christelijk geloof komen ter sprake en men leert omgaan met de bijbel. In elke vormingsbeurt is ruimte voor verwerking, gesprek, bezinning en gebed. Heel die tijd neemt de doopleerling ook deel aan de Woorddienst van de zondagsvieringen van de parochie, en aan de andere belangrijke activiteiten van de gemeenschap. Er is dus ruim gelegenheid om elkaar te leren kennen. Geregeld wordt in de zondagsviering samen met de catechumeen een stap gezet, zoals het aanreiken van de Geloofsbelijdenis en van het Onze Vader. De gemeenschap gaat samen met de doopleerling op weg naar het doopsel. Op de eerste zondag van de Veertigdagentijd van het tweede jaar kiest de doopkandidaat openlijk om christen te worden en vraagt het doopsel aan; de gemeenschap kiest voor de doopkandidaat en bevestigt zijn kandidatuur. Dit wederzijdse ‘kiezen’ wordt in de namiddag ook uitgesproken in een diocesane viering in de kathedraal en daar door de bisschop bevestigd. Dan begint een sterke, tweede, Veertigdagentijd. In de zondagsvieringen zijn bijzondere vieringmomenten voorzien. En de geloofsleerling wordt in de Paaswake gedoopt en gevormd, en neemt dan ook een eerste keer volwaardig deel aan de eucharistie. 5. Visie Christen worden is een genade, een geschenk van God. De geloofsleerling wordt christen door die genade van God dankbaar te ontvangen. Maar de doopkandidaat kan op zijn beurt een genade worden voor zijn parochiegemeenschap, als ook zij bereid is dit gebeuren als een geschenk van God te ontvangen. Eigenlijk kan een doopkandidaat ons christelijk geloof niet ontdekken en ontvangen buiten een levende plaatselijke kerkgemeenschap. Ons christelijk geloof in God is niet ‘los’ verkrijgbaar; de kerkelijke dimensie van ons geloof is wezenlijk. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 56 In de mens Jezus erkennen we Gods Woord tot ons, en ook onze Weg naar God. Hij leeft in ons midden, als onze verrezen Heer. Je kan hem ontmoeten waar christenen samen hun geloof vieren, verdiepen en dienstbaar maken aan de wereld. Sinds zijn verrijzenis is de kerkgemeenschap zijn lichaam in deze wereld. Dit geloof willen we aan de doopkandidaat doorgeven. Of liever, je kan het geloof eigenlijk niet ‘doorgeven’. Dit werkwoord suggereert dat je er pak op hebt. En zo is het niet. Geloven is een geschenk. God wekt het in ons, zoals een vriend in jou vriendschap wekt. Geloven blijft dus altijd een persoonlijk geheim, tussen God en zijn lieve mens. Wat je wel kan, is iemands aandacht wekken waarvoor je zelf aandachtig bent, zoals je een ander laat meeluisteren naar een lied dat je mooi vindt. Geloven is, je keren naar God om zijn onvoorwaardelijke vriendschap altijd opnieuw te ontvangen. Je ‘bezit’ nooit je geloof, zoals je nooit een vriendschap eens en voorgoed ‘bezit’. Geloven blijft een leven lang zoeken en verlangen naar God. We ontvangen zijn vriendschap met open handen, maar we hebben haar nooit ‘in handen’. Je kan ons geloof dan ook niet aan een ander ‘overhandigen’, maar je kan wel iemand uitnodigen om met ons naar God op zoek te gaan. En hopen dat hij zich ooit door God laat vinden. 6. De vormingsgroep concreet We willen dus een groep parochianen uitnodigen om heel het catechumenaat samen met de doopleerling mee te maken. Deze vormingsgroep is geen vrijblijvend aanbod voor losse geïnteresseerden: we mikken op vaste leden, uit de eigen plaatselijke parochiegemeenschap, die zich tegenover elkaar engageren om het hele vormingsprogramma mee te maken. Daar kunnen best enkele verantwoordelijken bij zijn, maar ook andere trouwe kerkgangers. Het zou goed zijn als verschillende leeftijden vertegenwoordigd zijn. Enkele leden behoren best tot de leeftijdsgroep van de doopleerling. Door anderhalf jaar lang samen met een catechumeen deel te nemen aan een catechumenale vormingsgroep, krijgen deze parochianen een unieke kans om hun geloof te herbronnen. Voor hen is het catechumenaat een project van volwassenencatechese. Het catechumenaat krijgt dus best een centrale plaats op de agenda van de parochie! Zij ‘investeert’ voor een periode van anderhalf jaar in de geloofsvorming van haar verantwoordelijken en van haar leden. Wil dat lukken, dan lijkt het ons realistisch dat de parochieverantwoordelijken overleggen welke belangrijke parochiale activiteit ze voor heel de duur van het catechumenaat sterk willen inperken, of zelfs schrappen, om echt tijd vrij te maken. Anders wordt het niets. Stany d’Ydewalle mede namens Luc Decuypere, Riet Goemaes, Freddy Kindt, Dries Lecluyse, Anne Moerman, Leen Six, Magda Vanderheere en Annemie Van Schoors ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 57 appendix 3: Het WeG-project in het bisdom Gent56. Spreken over catechese met volwassenen is één zaak. Maar hoe beginnen we eraan? Werken aan een cultuur van catechese met volwassenen vereist een (r)evolutie in de geesten. We kunnen uitgaande van de brochure van de bisschoppen (,,Volwassen worden in geloof’’) het gesprek aangaan en nadenken. Geleidelijk aan kunnen we waardevolle projecten die er al zijn verder ontwikkelen. Maar we moeten ook nieuwe wegen durven gaan. Hier stellen we het WeG-project voor, een omvattend missionair project van catechese met volwassenen. We schetsen ook een traject om het in de dekenaten te realiseren. Een kennismaking met het WeG-project De Dienst Parochiecatechese van ons bisdom is reeds drie jaar aan het werken met een project van Duitse origine (aartsbisdom Speyer). Daar is Klemens Armbruster al een hele tijd bezig met het WeG-project (,,Wege erwachsenen Glaubens’’). De bedoeling ervan is om het proces van geloofsherbronning en opbouw van de geloofsgemeenschap in de dekenaten te bevorderen. Zoals er jaarlijks een cyclus is van vormselcatechese, zo wordt er jaarlijks in een dekenaat een cyclus van zes bijeenkomsten voor volwassenen opgezet. Deze reeks draagt de naam ,,Nieuw beginnen’’. Men beoogt hiervoor deelnemers die al in bepaalde mate kerkbetrokken zijn. Nadrukkelijk zijn ook andere geïnteresseerden uitgenodigd. ,,Nieuw beginnen’’ is een project van geloofsherbronning, voor sommigen ook van een eerste serieuze verkenning van het christelijke geloof. Na dit basisseminarie is er in het dekenaat een verder aanbod. Mensen kunnen aansluiten bij een kleine groep, die maandelijks samenkomt. Deze GBL-groepen (geloof, Bijbel en leven) bieden de mogelijkheid om de gemeenschapsdimensie van het geloof te beleven en rond de Schrift het geloofsverhaal te delen met elkaar. GBL-groepen vormen zuurstofcellen die een plaatselijke Kerk van binnenuit zuurstof geven. Het zijn geen losstaande groepjes, maar ze zijn betrokken op de bredere geloofsgemeenschap. Elkeen kan zijn of haar charisma ontdekken in de bijeenkomsten van de GBL-groep en verantwoordelijkheid dragen in parochieploegen, dekenale conferentie, koren, vormselcatechese, diaconale projecten, gemeenschapsliturgie… Zo ontstaat een gemeenschap van gemeenschappen. Door de jaarlijkse doorvoering van het basisseminarie bestaat de kans dat er een aangroei komt van deelnemers aan GBL-groepen en van mensen die stappen zetten op wegen naar volwassen geloof. ,,Nieuw beginnen’’ Gedurende de veertigdagentijd en paastijd van 2006 werd besloten om vanuit de dienst parochiecatechese de basisreeks ,,Nieuw beginnen’’ uit te proberen. Pasen en zijn voorbereidingstijd vormen een zeer geschikte voedingsbodem voor geloofsherbronning. De veertigdagentijd is immers een tijd van bekering en herbronning. De paaswake is van oudsher de viering waarin de doopbeloften hernieuwd worden. Het gebed en de liturgie, die een belangrijk onderdeel uitmaken van de basisreeks, krijgen in deze sterke tijd een bijzondere betekenis. 56 KL. ARMBRUSTER, Opnieuw beginnen. Het WeG-project, Antwerpen: Halewijn, 2005, 180 blz. Ook in het bisdom Brugge loopt momenteel een WeG-project, m.n. in de Sint-Katharinaparochie, Assebroek, Brugge. Deze parochie is net gestart met het tweede jaar. Waar het eerste jaar ruim 20 mensen zich aanmeldden, zijn er dit jaar hooguit 5. Deze werking wordt begeleid vanuit het Aartsbisdom, door pr. Fons Boey. Het artikel dat hier afgedrukt wordt, verscheen eerder in het Gentse bisdomblad Kerkplein en is van de hand van pr. Hans Vandenholen. We kunnen binnen het bestek van dit dossier niet ingaan op een ander initiatief van eerste verkondiging: de ALPHA-Cursus. In Vlaanderen is de grote promotor momenteel pater Ives De Mey cssr, Gent. www.alphacursus.be ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 58 Doelgroep We spreken mensen aan die kerkbetrokken zijn. Volwassen worden in geloof is immers een opdracht voor alle gelovigen. Maar evenzeer richten we een uitnodiging naar mensen die slechts sporadisch met de Kerk in contact komen: ouders van dopelingen, eerste communicanten en van vormelingen. Via de niet-kerkelijke kanalen worden ook mensen die vervreemd zijn van geloof en kerk, op de hoogte gebracht. Opbouw van de reeks De zes thema’s van de bijeenkomsten bieden de ankerpunten van het christelijke geloof aan: - De eerste avond handelt over ,,godsbeelden’’. De God van Israël en Jezus is vaak heel anders dan onze beelden die we van Hem meedragen. We luisteren naar Exodus 3, het verhaal van Mozes bij de brandende braamstruik. - De tweede bijeenkomst heeft als titel ,,geloven’’. Het beeld van de Goede Herder staat centraal. De God van Jezus komt naar ons toe ,,met stille overmacht, en neemt voor lief mijn onvermogen’’ (H. Oosterhuis, ZJ 559). Juist in onze geseculariseerde samenleving zijn er kansen om deze God in mijn leven toe te laten. - Het verhaal van de Samaritaanse en van Nikodemus die Jezus ontmoeten wordt ons verhaal tijdens de derde bijeenkomst (,,Jezus ontmoeten’’). Geloven is de Levende Heer mogen ontmoeten. - De vierde avond werken we rond verzoening (,,verzoening bevrijdt’’). Het verhaal van de voetwassing vormt de leidraad. We sluiten de avond af met een verzoeningsviering. - De vijfde sessie heeft als thema ,,Leven krijgt toekomst’’. Met Maria Magdalena bij het open graf mogen wij Jezus ontmoeten als de Levende, telkens weer. - De zesde bijeenkomst gaat over de Geest, die een nieuwe toekomst opent, en over de Kerk (,,Gods Geest brengt een nieuw begin teweeg’’). Een slotviering (eucharistie of woorddienst) en een gezellig samenzijn betekenen het einde van de samenkomsten, en tegelijk voor vele deelnemers het begin van een weg naar volwassen geloof. Elke bijeenkomst duurt circa 2 uur en bevat dezelfde ingrediënten: opening met lied en aanbrengen van het thema van de avond, een impulsmoment onder de vorm van een geloofsgetuigenis, in kleine groepen geloof en leven delen rond de aangereikte impuls en rond de Schrift, beeldmeditatie uitgaande van een Bijbelse voorstelling van Sieger Köder en afsluiting met een lied en gebed. De deelnemers kregen telkens ook een boekje mee, met voor elke dag tussen de bijeenkomsten in een Bijbeltekst, een korte meditatie, en de mogelijkheid om zelf iets neer te schrijven. Deze tussenliggende momenten maken integraal deel uit van de reeks. Zij vormen de brug tussen twee bijeenkomsten, en maken de vijf weken tot een echte periode van herbronning. Het is belangrijk om de link te leggen met de bredere geloofsgemeenschap en haar liturgie. Voor de verzoeningsviering kan aangesloten worden bij een dekenale verzoeningsviering van de veertigdagentijd, en voor de slotviering bij de viering van Witte Donderdag in de dekenale kerk of een andere gemeenschapsviering. De mogelijkheid bestaat om voorafgaand aan de zes bijeenkomsten ook een informatieve sessie te organiseren, waarin het opzet van de reeks voorgesteld wordt. Evaluatie en opvolging De reacties van de deelnemers zijn bemoedigend. Enkele citaten uit de evaluatie: ,,De avonden zijn gemeenschapsstichtend”. ,,We delen hier het levend Woord’’. ,,De ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 59 onderwerpen, de meditaties voor elke dag, de gebedsmomenten, de verzoeningsviering, de gesprekken in kleine groep… het was zeer waardevol. Het gaf mij het gevoel dat de Heer hier heel dichtbij was’’. Aan de deelnemers van ,,Nieuw beginnen’’ wordt de kans gegeven om verder te gaan op de ingeslagen weg en in een GBL-groep te stappen. Meer dan de helft van de deelnemers toonde daarvoor belangstelling. Met de Vlaamse bisdommen en het CCV is gewerkt aan een uitgave van een begeleidersmap en aan materiaal voor de deelnemers. Sinds 1 maart 2007 wordt dit door uitgeverij Halewijn verspreid. In ons bisdom willen we met de Diensten Parochiecatechese, Parochiepastoraal en Vorming gezamenlijk onze schouders onder het project zetten. In de nabije toekomst willen we geleidelijk aan het project aanbieden in veel dekenaten. Een aanbod De doorvoering van dit project vereist een grondige voorbereiding. Het is immers iets heel nieuw en omvattend. De verleiding is groot om het vlug uit te proberen. Zo werkt het echter niet. Dit project van missionaire pastoraal veronderstelt dat er aan een aantal vereisten voldaan wordt en dat er eerst in een voorbereidende fase verschillende stappen gezet worden. Vereisten - Zich bewust zijn dat het om een langdurig project gaat - Het project doorvoeren op het dekenale niveau (parochiegrensoverschrijdend), met de goedkeuring van de conferentie en parochieploegen. - Een dragende groep van enkele (minstens drie) bekwame mensen hebben die bereid is zich in te werken in de dynamiek van het WeG-project en het geheel te (blijven) dragen. - Als dragend team vooraf, in de periode maart-juni 2007, de reeks ,,Nieuw Beginnen’’ zelf eens mee maken (zie beneden). Stappen - Het project in de dekenale conferentie bespreken, en desgewenst een dragende groep samenstellen. - In het voorjaar 2007 volgt deze groep op een van de drie voorziene locaties de basisreeks ,,Nieuw Beginnen’’. - De ervaringen met de reeks en de kansen van het hele ,,WeG’’-project voor het dekenaat worden besproken met de groep, ook in stuurgroep (en conferentie). - Indien men beslist om het project door te voeren, wordt dit gemeld aan de Dienst Parochiecatechese. Het wordt opgenomen in de activiteiten onder de koepel van het CCV. - De dragende groep wordt officieel als dekenaal ,,WeG’’-team aangesteld en indien nodig aangevuld met anderen. Om het project uit te voeren zijn er nodig: - één of twee mensen met theologisch scholing die de inleidingen verzorgen (priesters, parochie-assistenten, diakens, godsdienstleerkrachten) - groepsbegeleiders, ongeveer één per zeven deelnemers (met enige vaardigheden qua groepsdynamiek, ook thuis in de Schrift, bijvoorbeeld wie OPM of School voor Geloofsverdieping volgde). - enkele mensen voor de praktische taken (onthaal, zaal, promotie) - Dit team bereidt zich in september-oktober voor om de zaak door te voeren. Indien gewenst kan er een beroep gedaan worden op het bisdom voor coaching. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 60 - In alle parochies, in de ploegen, en in de conferentie is er verdere sensibilisering. De kerkelijke media, ook de lokale pers wordt ingeschakeld. Ouders van dopelingen, eerste communicanten en vormelingen worden uitgenodigd. - Op 5, 12 en 19 november 2007 nemen mensen van de WeG-teams deel aan specifieke vormingsavonden om hen voor te bereiden op de doorvoering van de reeks ,,Nieuw Beginnen’’ en op het vervolg, de zogenaamde GBL-groepen. - In de veertigdagentijd/Paastijd 2008 wordt deze reeks een eerste keer ter plaatse doorgevoerd. Eventueel gaat er een infoavond aan vooraf. - De deelnemers aan de reeks worden op de hoogte gebracht van de mogelijkheid om in september in een GBL-groep te stappen. Praktisch De reeks ,,Nieuw beginnen’’ loopt tijdens deze veertigdagentijd in de dekenaten Zottegem (op donderdagen sinds 1 maart) en in Evergem (op maandagen vanaf 12 maart). Op het einde van het werkjaar wordt ze georganiseerd in het Sint-Paulusseminarie in Mariakerke-Gent, speciaal voor mensen uit de voorbereidende groepen van het hele bisdom, op donderdagen 24 mei, 31 mei, 7 juni, 14 juni, 21 juni en 28 juni. Telkens van 19.30 tot 22 uur. Inschrijven bij de Dienst Parochiecatechese, Nederpolder 24, 9000 Gent, [email protected] (deelname in de kosten voor de zes avonden: 30 euro, ter plaatse te betalen). Band met bestaande initiatieven Het WeG-project is een project van geloofsherbronning én opbouw van de gelovige gemeenschap. In die zin is het nieuw en eigenstandig. Elk dekenaat wordt uitgenodigd om over het uitvoeren van dit project en de opgesomde vereisten en stappen na te denken. Het WeG-project maakt echter andere bestaande initiatieven niet overbodig (School voor Geloofsverdieping, thematisch dekenaal aanbod van de dienst vorming, initiatieven van de dienst gezinspastoraal, plaatselijke initiatieven,…) De kunst bestaat erin om de eigen waarde en bedoeling van elk initiatief te leren zien en af te wegen, en zo gericht en welbewust te gaan plannen. Hans Vandenholen Directeur Diocesane Commissie Parochiecatechese 57 57 Verdere info: Dienst Parochiecatechese, Nederpolder 24, 9000 Gent, telefoon 09/235.78.62, e-mail: [email protected]. ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 61 Inhoudstafel Inleiding: Van Vaticanum II tot aan het Algemeen Directorium en verder 1 1. De Kerk maakt een catechetische wending: herontdekking van de nood aan christelijke initiatie 4 1. De initiatie in het cultuurchristendom en in het keuzechristendom 2. Groeien naar een volwassen geloof 3. ‘Volwassen’ catechese Ter afronding 4 6 7 8 2. “Ga en maak alle volkeren tot mijn leerlingen.” 1. Bekering 2. Bekering is een proces dat duurt 3. Leerling van Christus 4. Christenen zijn geroepen om Jezus als leerling na te volgen 5. Hoe komt men tot geloof? 6. Christen worden doorheen een leerproces De Navolging van Christus: een traject van navolging Tot slot: de langste reis is de reis naar binnen… 3. De plaats en de betekenis van de catechese in de evangelisatie door de Kerk 1. Het is de evangelisatie die de openbaring van Gods plan… 2. Hoe verloopt de evangelisatie? 3. De voornaamste functies van de dienst van het Woord 4. De catechese in het evangelisatieproces 1. Eerste verkondiging en catechese 2. Catechese en initiatie 3. Catechese in dienst van permanente geloofsvorming en –opvoeding 4. Catechese in het gezin, catechese en godsdienstonderricht 4. Aard en doel en taken van de catechese 1. De Kerk is subject van de catechese 2. Het doel van de catechese 3. De fundamentele taken van de catechese 4. Het catechumenaat: structuur en fasen 5. Christelijke initiatie van volwassenen Vaticanum II: Sacrosanctum Concilium Vaticanum II: Ad Gentes Na Vat II: CIC Na Vat II: KKK Na Vat II: OICA 9 9 10 10 13 13 15 15 20 21 21 21 22 23 23 24 25 27 28 28 28 29 31 33 33 34 35 36 36 ‘Volwassen worden in geloof’ – Grootseminarie Brugge 2008 – blz. 62 5. Catechese met volwassenen 1. Catechese voor volwassenen is het uitgangspunt van alle catechese 2. De (parochie)catechese heruitgevonden? 1. Catechese wordt niet beschouwd als een taak van de gemeenschap 2. De gemeenschap steunt maar catechiseert ook zichzelf 3. Overgangsprocessen binnen de catechese 4. De Franse bisschoppen: Allons au coeur de la foi 5. Veranderingen samengevat = initiatie Kenmerken van de initiatie Ter afronding : Nood aan een catecheseplan een een werkgroep catechese 1. Het belang van een voortdurende initiatie 2. De eerste verkondiging 3. Concrete plannen en wegen voor eerste verkondiging 4. Heroriëntering van de catechese 39 39 40 40 40 41 43 43 45 47 47 48 48 49 Bibliografie 51 Appendix 1: Christelijke initiatie van volwassenen: overzicht van stappen en periodes Appendix 2: Het catechumenaat in het bisdom Brugge Appendix 3: Het WeG-project in het bisdom Gent 53 54 57 Inhoudstafel 61