ethiek van het Oude Testament

advertisement
DE ETHIEK VAN HET OUDE TESTAMENT
Het fundament van de ethiek: de relatie met God
De ethiek tussen mensen is gefundeerd in de relatie met God. Alle zedelijke
wetten zijn uiteindelijk in Gods openbaring verankerd. Waaruit blijkt dat?
 De samenvatting van alle ethiek, de Decaloog, is door God zelf gegeven.
 De wijsheidsboeken (Spreuken met name) is een soort pedagogisch
commentaar op Gods geboden. Zij fundeert de ware levenswijsheid in de
vreze des Heren (Spr. 1:7; 9:10, Ps. 111:10, Job 28:28, Spr. 3:5vv).
 De Oudtestamentische ethiek is, anders dan de Griekse en moderne ethiek
geen autonome ethiek. De kennis van goed en kwaad hoort God toe
(paradijs!). Ethiek is niet gebaseerd op het eigen verstand (Spr. 3:5vv,
Micha 6:8).
 Ook het geweten is geen bron van de ethiek. De kennis der zonde is er door
de wet (Rom. 7:7), ook in het Oude Testament. Het hart (geweten) klaagt
de mens niet uit zichzelf aan maar omdat het te weten komt dat Gods
gebod overtreden is (Adam, David). Het openbaringskarakter van de ethiek
sluit het geweten als kengrond uit.
Tegelijkertijd moeten we niet eenzijdig het accent leggen op het
openbaringskarakter van de ethiek. Gevolg daarvan is dan dat alle wetten voor
Israël zonder onderscheid waarde krijgen voor alle tijden. Achter de wetgeving
zien we echter ook sociale, eigentijdse motieven. Denk maar aan monogamie,
omgang met de vijand, de relatie ethiek - cultus, en dergelijke. Het Nieuwe
Testament sluit daarom niet klakkeloos aan bij de ethiek van het Oude
Testament. Jezus zelf zegt nieuwe dingen over het huwelijk, de vijand, de cultus.
Paulus zegt ook nieuwe dingen over de gelijkwaardigheid van alle mensen door
Christus. Zo zijn er meer voorbeelden te geven.
Een probleem is echter te onderscheiden of sociale achtergronden aan ethische
opvattingen een meer tijdelijk karakter geven. Van veel wetten van Mozes is altijd
gezegd dat ze alleen voor Israël konden gelden. Misschien hebben christenen in
de loop der tijden echter wel wat te weinig naar de wetten van Mozes geluisterd
als het bijvoorbeeld gaat over de omgang met de aarde en de armen. Dat moet
ons voorzichtig maken!
In Israël is er een koppeling tussen de cultische en de zedelijke ethiek. (‘Zedelijke
ethiek’ zijn de geboden over de omgang met de naasten.) Dat is in de antieke
wereld nieuw. De godsdiensten van de heidenen bestonden louter uit cultische
rituelen, feesten, enzovoorts, gericht op vruchtbaarheid of andere voorspoed. De
goden – dus de priesters – gaven geen moreel onderwijs. Heidenen dachten wel
na over de levenswandel, maar niet vanuit de godsdienst. Bij de Grieken en
Romeinen was dat het denkwerk van filosofen. De heidenen konden jodendom en
christendom dan ook maar moeilijk plaatsen. Zij dachten dat het vooral
filosofische bewegingen waren en geen godsdiensten, vanwege het sterke accent
op moraal (en ook vanwege het ontbreken van godenbeelden!).
0
De impact van de koppeling tussen cultus en zedenwet in Israël is groot. De
ethiek van het Oude Testament is daardoor, anders dan de oud-oosterse, in de
kern een eenheid. Dat heeft te maken met het monotheïsme. Bij de heidenen verschilden de ethische opvattingen per filosoof en de godsdienst stuurde de
levenswandel al helemaal niet. In Israël beheerst de Here God alleen het leven
van alle mensen. Dat maakt de morele boodschap helder voor iedere Israëliet.
Een tweede gevolg is dat de morele geboden op gelijke wijze gezaghebbend zijn
voor iedereen. ‘Gij zult niet doden’ geldt voor iedereen, want iedereen wordt
geacht God te gehoorzamen. Klassenjustitie en corruptie, waarbij rijken en
machtigen zich morele vrijheden veroorloven, mogen in Israël niet voorkomen. De
rijke afperser kan misschien mensen benadelen, maar hij kan God niet bedriegen
en zal zijn straf dus niet ontlopen. Koning en knecht moeten beide aan Gods
wetten gehoorzamen.
1.
In Europa hadden we ook het Griekse denken erbij nodig – eerlijk is eerlijk – maar de bovenstaande
opmerking maakt duidelijk dat de democratische rechtsstaat zich evenmin had kunnen ontwikkelen
zonder de ethiek van Israël. Kun je dat laatste uitleggen?
De relatie tussen zedelijke en cultische ethiek heeft altijd een zekere spanning
opgeleverd. In het Oude Testament zijn ze dus met elkaar verbonden, al zijn ze
onderscheiden. Treffend is dat het centrum van de ethiek zedelijk is, de Decaloog
en niet cultisch (Ex. 23:12vv). Micha 6:6-8 bevestigt dat duidelijk. Toch had de
cultus telkens de neiging om het zedelijke te overwoekeren. De mensen in Israël
hadden zelf ook de neiging om, net als de heidenen, de moraal bij de godsdienst
vandaan te houden. Ze brachten hun offers en vierden hun feesten, maar hielden
zich niet aan de geboden tegenover de naasten. De profeten (Amos!) brachten
dan weer een correctie aan door de zedenwet te onderstrepen. De profeten
stonden trouwens niet alleen, ook de spreukendichter laat de zedenwet prevaleren
boven de cultische wetten, zie bijvoorbeeld Spr. 21: 3 ‘De Heer heeft liever dat je
eerlijk en rechtvaardig handelt dan dat je een offer brengt!’ In de tijd van de
Farizeeërs heeft de Here Jezus zich in de samenvatting van de wet aangesloten bij
de profeten en de nadruk op de zedelijke geboden. De liefde tot God (Deut. 6:5)
en tot de naaste (Lev. 19:18) worden door Christus naar voren gehaald uit een
grote hoeveelheid zedelijke en cultische geboden. Daarbij sluit de rest van het
Nieuwe Testament zich aan, zie bijv. Hebr. 13:16: ‘Houd de liefdadigheid en de
onderlinge solidariteit in ere, want dat zijn offers waarin God behagen schept!’
De spanning tussen moraal en cultus is van alle tijden. Altijd zijn er mensen
die menen goed te leven als ze maar trouw hun godsdienstige goede werken
doen. Ze genieten van hun eigen mooie liederen, maar vergeten gerechtigheid te
betrachten. Ze maken ruzie over cultische kwesties en laten medemensen in de
kou staan. Hier volgt als illustratie daarvan een fel citaat van Adam Smith (de
grondlegger van het vrije-markt denken!) uit ‘The theory of moral sentiments’
(1759). ‘Waneer de natuurlijke beginselen van de religie niet worden
gecorrumpeerd door het fanatisme van waardeloze klieken; wanneer het eerste
dat zij (= de religie) eist de vervulling is van alle morele plichten; wanneer de
mensen niet geleerd wordt om eerder allerlei beuzelachtige godsdienstige
verplichtingen na te komen dan daden van goedheid en gerechtigheid te
verrichten; wanneer ze niet geleerd wordt zich in te beelden dat ze het door
offers, ceremoniën en ijdele smeekbeden met de Godheid op een accoordje
kunnen gooien om hun bedrog, gemeenheid en gewelddadigheid door de vingers
1
te zien; dan heeft de wereld terecht vertrouwen in de juistheid van het gedrag
van de religieuze mens’
2.
3.
4.
Geef Micha 6:1-8 in eigen woorden weer. Noem de stappen in de redenering.
Geef een uitleg van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Luk. 10) vanuit Micha 6:1-8.
Geef zelf een voorbeeld van dichtbij (uit je eigen leven of uit je eigen christelijke gemeente) waaruit
blijkt dat ook jij de neiging hebt om de cultus belangrijker te vinden dan de zedenwet.
De gemeenschap en het individu en hun ethische verantwoordelijkheid
In de ethiek is het centrale motief het gemeenschapsbesef. Daarin komen drie
factoren samen: sociale, historische en godsdienstige.
 De ethiek is gemeenschapsethiek omdat de Israëlieten stam- en
bloedverwanten zijn die voor elkaar moeten opkomen.
 De gemeenschapsethiek is ook gefundeerd in de gemeenschappelijke
geschiedenis (Exodus!)
 De laatste en belangrijkste factor is het gemeenschappelijk geloof in God,
dat de Israëlieten op een andere manier tot broeders en zusters maakt.
Het gebod om de naaste lief te hebben als zichzelf (Lev. 19:18) is een oostersconcrete formulering. Zó horen stam- en bloedverwanten met elkaar om te gaan.
Die naastenliefde heeft alles met God te maken. Zij is alleen maar te begrijpen als
je weet hebt van de grootheid van de liefde Gods voor zijn volk. 'Gij zult uw
naaste liefhebben als uzelf' wordt gevolgd door: 'Ik ben de HERE'. Gods
openbaring bevestigde zo de sociale relatie waarin de Israëlieten ten opzichte van
elkaar stonden. In Lev. 19:34 verbindt God daar de historische component aan.
'Heb uw naaste lief, want u was vreemdeling in Egypte!' God leidde de
geschiedenis die Israël samenbond.
Dus: Israelieten zijn gemeenschapsmensen. De ethiek heeft echter niet alleen de
gerichtheid op de gemeenschap als achtergrond maar ook de individuele
verantwoordelijkheid. Die mogen niet tegen elkaar uitgespeeld worden. Het
individuele is niet pas van de tijd der grote profeten, wat wel beweerd wordt.
David wordt bijvoorbeeld al aangesproken op zijn persoonlijke zonden. Beide
factoren en verantwoordelijkheden worden bij elkaar gehouden. Er is de
collectieve verantwoordelijkheid (koning voor het volk, vader voor het gezin èn
andersom). Daarom is er eventueel ook straf voor het hele gezin of volk (Achan,
ballingschap). Er is ook de individuele verantwoordelijkheid. Zelfs in de
ballingschap spreekt Ezechiël het volk daar op aan. (Zie voor de beide accenten:
Ps. 51, Ez. 18:19,20, Ex. 20:5,6, Jer. 16:10-13, Jer. 17:10, Jer. 31:29,30, 2 Kon.
14:6, Neh. 9:33, Dan. 9:3-19.)
5.
2
Lees de
a.
b.
c.
genoemde Bijbelteksten eens door en reageer op de volgende stellingen:
Wij zijn niet verantwoordelijk voor de slavenhandel van onze voorouders.
Ik ben wel verantwoordelijk voor de financiële schuld die mijn vader heeft opgebouwd.
Ik ben verantwoordelijk als mijn kind op 5/ 15/ 25 jarige leeftijd dingen doet die tegen Gods
gebod ingaan.
d. God straf geen zonden in het nageslacht (behalve als het nageslacht er zelf voor kiest).
Verhalen over occulte belasting door generaties heen – en dus straf van God als reactie
daarop - zijn dus bijgeloof. Er wordt geen kleinkind gehandicapt geboren omdat zijn opa
geesten van doden aangeroepen heeft.
Menselijkheid
De oudtestamentische ethiek is menselijk, humaan. De mens heeft een aparte
positie tegenover God, in zijn klein- en grootheid (Ps. 8), anders dan alle andere
schepselen. De humaniteit is door God bepaald, gekleurd door het verbond dat Hij
gesloten heeft. God is zelf trouw, rechtvaardig, barmhartig, waarachtig. Dat
moeten alle verbondskinderen ook tegenover elkaar zijn. Dat voorkomt dat ethiek
legalistisch en koel wordt. In de ethiek gaat het niet om rechten nemen, maar om
anderen tot hun recht laten komen. Juist de zwakken (Ps. 146). Hierover kunnen
we een veel langer, enthousiast betoog houden. Laten we het hier dan maar kort
en krachtig zeggen. De oudtestamentische ethiek schept levensmogelijkheid.
Onze moderne visie op mensenrechten – mensenplichten is een betere term! zou er niet zijn zonder ethiek van de bijbel, inclusief het Oude Testament.
Dat de oudtestemantische teksten (zoals de oorlogsverhalen, zoals Ps. 137) ook
een bepaalde onmenselijkheid kunnen vertonen, blijft een steen des aanstoots
voor ‘weldenkende’ mensen, ook al kunnen we ze soms in een aanvaardbaar
theologisch kader plaatsen.
6.
In een radioprogramma werden diverse schriftteksten waarin iets gewelddadigs voorkwam,
voorgelezen. Gesprekspartners rond de tafel van de voorlezer mochten raden of de teksten uit de
koran of de bijbel kwamen. Soms hoorde je zo iets wreeds dat je dacht: dit moet wel uit de koran
komen. Het kwam echter uit de bijbel. Wat gaan we hier op zeggen, als jongelui in de gemeente dit
thema op deze wijze aan de orde stellen?
De gezindheid
Het Oude Testament kent geen autonome gezindheidsethiek maar toch is de
gezindheid (het hart) van belang. Denk aan het tiende gebod over niet begeren en
aan de profetische vermaningen. Een aardse rechter veroordeelt geen gedachten
maar daden. Dat zijn de overtredingen van de geboden. Toch is ethiek méér dan
goede daden doen. De mens moet niet alleen op zijn daden letten maar moet ook
zijn hart bewaken (Spr. 4:23), want daaruit zijn de uitgangen van het leven.
Profeten als Jesaja ontmaskeren het volk. Het doet misschien wel goed maar met
een slecht hart (Jes.29:13v). Daarom spreekt het Oude Testament over het
vernieuwen van het hart (Ez. 36:26) en de geest (Ps. 51;12). God ziet het hart
aan (1 Sam. 16:7). Hij beoordeelt de daden in samenhang met de gezindheid. Hij
kent en doorgrondt het hart van de mensen (Ps. 139). Vandaar de waarschuwing
om je broeder niet in je hart te haten (Lev. 19:17).
De inhoud van de ethiek
We geven de inhoud van de oudtestamentische ethiek niet weer. Er is veel stof
door alle bijbelboeken heen. De kern is de decaloog (letterlijk: de tien woorden,
de officiële term voor de Tien Geboden). Alle gebieden van het leven (ook het
strafrecht) worden daarin onder de heerschappij van God geplaatst.
Er zijn echter meer 'decaloog-achtige' stukken: Lev. 19, Ex. 23 bijvoorbeeld.
Er zijn ook zondencatalogi, bijvoorbeeld in Deut. 27:15vv, Ps. 15, Ez. 18, die
waarschijnlijk in de cultus gebruikt zijn.
In de wijsheidsliteratuur staan ook volkswijsheden die Israël deelde met
andere volken en toch staan ze ook hier onder het opschrift van de vreze des
3
Heren. Het is prachtig om dit allemaal te bestuderen. Ook de nieuwtestamentische
gemeente heeft dat nodig voor een heilige levenswandel.
7.
Lees de bovenstaande schriftlezingen door en zet op een lijstje wat daar gezegd wordt en niet in de
decaloog al (indirect) aan de orde komt.
De inhoud van de ethiek in het Oude Testament vind je uiteraard niet alleen in de
vermanende gedeelten.



Dat God de wereld geschapen heeft, heeft óók ethische consequenties. En
die zijn vandaag zeer actueel. Denk aan de milieu-ethiek. Hoe gaan wij om
met alles wat kwetsbaar is in Gods schepping? Zeg mij hoe je met iemands
eigendom omgaat, dan vertel ik hoeveel eerbied je voor de eigenaar hebt!
De boodschap dat de mensen naar Gods beeld geschapen is, heeft gevolgen
voor onze moraal. Denk aan de medische ethiek, oorlogsethiek, ethiek en
recht. In ieder mens, hoe zwak of gehandicapt of misdadig ook, zien wij het
beeld van God. Het beeld van God is de mens in zijn grootheid (niemand
anders dan de mens lijkt op God) én in zijn kleinheid (de mens is geen God,
of heeft een goddelijke vonk, maar lijkt slechts op Hem).
Dat God bevrijder is, dat Hij (bijvoorbeeld) naar weduwen en wezen omziet
en dat zijn Naam, JHWH, ‘Ik ben erbij’ betekent, heeft ook morele gevolgen
voor wie in hem geloven. Als God zijn naam bekend maakt in Exodus 3,
zegt Hij er al bij: Ik heb de tranen van mijn volk gezien en hun gehuil
gehoord. Ik ben afgedaald om het te verlossen! God loopt niet met een
boogje om mensen in nood heen, zoals de priester en de leviet in de
gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. Een ethiek ‘die niet met een
boogje om ellende heenloopt’ maar radicaal betrokken is op de ander (zelfs
de vijand) past bij de naam van God!
Gods handelen is dus ook grond en voorbeeld van ethiek, niet alleen zijn geboden.
Je zou kunnen zeggen dat wij in Gods handelen de waarden zien achter de
geboden. Die waarden lichten in de hele bijbel op, ook in het Nieuwe Testament.
Dat God erbij is waar mensen in nood zijn, is ook in het Nieuwe Testament een
krachtige boodschap. De komst van Jezus Christus in het menselijke vlees is
daarvan het grote bewijs!
Hermeneutisch probleem
Als we het over de inhoud van de ethiek van het Oude Testament hebben, blijven
er wel hermeneutische vragen. Is het nodig om ons aan alle geboden te houden?
Hoe actualiseren we de geboden? Het heeft ook met de relatie tussen Oude en
Nieuwe Testament te maken. Daar is breed over nagedacht in de
kerkgeschiedenis. Orthodoxe protestanten van nu houden het, kort gezegd op het
volgende: de wetten van Mozes hoeven we niet letterlijk te gehoorzamen, maar
de bedoeling erachter nemen we wel serieus. De ceremoniële wetten (over offers
en feesten) achten we in het Nieuwe Testament al op het tweede plan geplaatst.
De zedenwet (Tien Geboden) nemen we als leefregel over, hoewel we ook dan
nog goed moeten nadenken over de reikwijdte van de toepassing ervan. Deze
benadering van de geboden in het Oude Testament heeft eeuwenoude papieren,
maar roept ook vragen op. Die laat ik hier nu rusten.
4
Beperktheden
De ethiek van het Oude Testament heeft haar beperktheden die om een
doorbraak roepen vanuit het werk van Christus. Het Nieuwe Testament laat over
de nu te noemen zaken dan ook een eigen licht schijnen.
De ethiek is cultuurhistorsich bepaald. Dat is op zich mooi: Gods openbaring gaat
in op de cultuur en vormt die minstens gedeeltelijk om. Toch blijven bepaalde
elementen van de cultuur voortbestaan die mogelijk ook in het Oude Testament
scherper kritiek verdiend hadden, bijvoorbeeld de slavernij en de polygamie.
Beide doen afbreuk aan de menselijkheid.
De ethiek wordt beperkt door een zeker nationalisme. De vreemdeling in Israël
viel onder de bescherming van de wet (Lev. 19:34) maar de overige buitenlanders
waren geen voorwerp van liefde, laat staan de vijand. Het Oude Testament kent
eigenlijk geen vijandsliefde, hoogstens impliciet (Lev. 19:15-18) of indirect (2
Kon. 6:19-23). Of er wordt over ‘vijand’ gesproken als een vijandige volksgenoot
(Ex. 23:4,5). Er is slechts één helder voorbeeld van vijandsliefde: Jona moet gaan
preken in Ninevé om de stad te behoeden voor de ondergang. Hij heeft daar dan
ook grote moeite mee. Babylonië kende meer respect voor de vijand over de
grenzen heen. Dat heeft te maken met het feit dat de godsdienst daar
syncretistisch was. Dat legde een basis voor een soort algemene broederschap.
Het geloof in God is in Israel echter scherp onderscheiden van de overige
godsdiensten. Vanuit die invalshoek benaderden de Israëlieten hun vijanden.
Gods tegenstanders waren hun vijanden en hun vijanden Gods tegenstanders.
Overigens is er wel het besef dat de wraak aan God toekomt (Deut. 32:35).
De ethiek kan vastlopen in legalisme. Dat is wanneer de wet een eigen leven gaat
leiden en haar geestelijk karakter gaat verliezen. Dat is dan ook gebeurd in Israël.
Het wetticisme verduisterde de bedoeling van de wet. De farizeeërs maakten
daarnaast van de wet een casuïstisch systeem door een eenzijdig accent op de
daadethiek tegenover de gezindheidsethiek. Zij ontwierpen een bouwsel van
toevoegingen op en uitleggingen van de geboden die God gaf.
In de Oudtestamentische ethiek zit een zeker materialisme. Materiële zegen als
vrucht van hard werken of gehoorzaamheid aan God (Deuteronomium, Spreuken,
Job) lijkt belangrijk. Het aardse leven wordt geheiligd door Gods aanwezigheid.
Rijkdom, eer, een groot nageslacht, overwinning, gezondheid en een lang leven
liggen binnen bereik van de vromen.
8.
5
De genoemde beperktheden van de oudtestamentische ethiek blijven een interessant thema.
a. Hoe gaan wij om met de cultuur, bijvoorbeeld in zendingsgebieden? Wat aanvaarden we en
wat proberen we om te vormen? Weet je daar iets van? Ken je een voorbeeld?
b. Bij vijandsliefde kun je aan de concrete omgang met politieke en militaire vijanden denken.
Hoe doen wij dat? Je kunt ook aan iets anders denken. Orthodoxe christenen wordt verweten
dat ze te weinig openstaan voor andersdenkenden, ze scheppen een eigen zuil (koninkrijkje)
van waaruit de rest van de wereld bekeken en veroordeeld wordt als God vijandig. Wie vanuit
de boze wereld in de gemeente komt, is zeer welkom. Vanuit de gemeente is er geen contact
met de boze wereld. Is dat dan eigenlijk een beperkte oudtestamentische houding? Wat is
c.
d.
e.
6
jouw visie?
In Spreuken 25:21, 22 wordt gesproken over vijanden die wij goed moeten behandelen.
Paulus haalt die woorden aan in Romeinen 12:20. Ga eens na of de spreukendichter en Paulus
met ‘vijand’ hetzelfde bedoelen.
Ook christenen, reformatorisch en evangelisch, moeten nog steeds uitkijken voor wettisch
denken en leven. Kun je voorbeelden geven?
Materialisme beleefd als zegen van God is vandaag Amerikaans christelijk. Denk maar een
het populaire boekje van Bruce Wilkinson over het gebed van Jabes (1 Kron. 4:9,10). God lijkt
daarin de succesfactor die we allemaal nodig hebben. Daarmee zijn wij het niet eens, of jij
wel? Leg uit.
Download