Marktwerking en beroepsethiek Hasselt, 19 oktober 2012 Dames en heren, De Vlaamse schrijfster Kristien Hemmerechts verbleef voor haar nieuwste roman Haar bloed een maandlang op de afdeling hematologie van een Nederlands ziekenhuis. In het voorwoord van haar boek beschrijft ze haar indruk van de Nederlandse gezondheidszorg. Ik citeer: “Vanuit mijn Belgische perspectief sprongen me [twee] dingen in het oog. De zelfredzaamheid die van de patiënten werd verwacht [en] de rationele aanpak […]. Wat het eerste betreft: in Nederland moet je flink zijn, zelfs op een afdeling hematologie, waar in sommige fasen van de behandeling niet veel overblijft van een mens. Soms dacht ik: kunnen ze niet iets meer ‘tutten’, iets meer pamperen? Ook een ziekte, zo vernam ik, is een life event. Je moet het als een uitdaging zien en er op een goede manier mee omgaan. Dat houdt in dat je niet op je bed ligt te jammeren. Je behoudt de controle. Je bent niet zielig. Geen zelfmedelijden en ook geen verbittering. Je blijft rationeel.” Waarschijnlijk bedoelde Hemmerechts dit als een compliment aan de Nederlandse gezondheidszorg, maar mij trof het toch vooral als terechte kritiek. Veel Nederlandse patiënten zouden denk ik blij zijn met iets meer warmte en medelijden in de zorg. Een gemiddelde ziekenhuisopname duurt in Nederland 5,8 dagen. In België is dat 2 dagen langer. Pas bevallen vrouwen liggen in Nederland gemiddeld 1,9 dag in het ziekenhuis. In België krijg je 4,3 dagen om bij te komen. Nu denkt u natuurlijk: waarschijnlijk geven die zuinige Hollanders dan veel minder geld uit aan de zorg. Maar dat is niet waar. De Belgische gezondheidszorg is aan de dure kant; u geeft daar per jaar 10,9 procent van het bruto binnenlands product aan uit. Maar in Nederland ligt dat percentage inmiddels boven de 12 procent. Op dit grafiekje (zie slide) ziet u de kostenontwikkeling voor verschillende Europese landen in dollars per hoofd van de bevolking. De bruine lijn is van België. U eindigt iets boven Zweden, gelijk met Frankrijk, zeg maar tweede en derde van onderen. Dat is heel netjes. De Nederlandse kostenontwikkeling was tot 2000 heel redelijk, maar vanaf 2000 – toen de 1 marktwerking zijn intrede deed in de Nederlandse gezondheidszorg - zien we een scherpe stijging van de kosten. Het enige Europese land dat nog duurder uit is, is Zwitserland en in Zwitserland hebben ze een zorgstelsel ingevoerd dat vergelijkbaar is met dat van Nederland. Een zelfde beeld zien we als we kijken naar de ontwikkeling van artseninkomens. De OECD heeft die voor een groot aantal Westerse landen in kaart gebracht (zie slide). In landen als Canada, Oostenrijk en Australië zijn ze erin geslaagd de groei van artseninkomens te beteugelen. In België daarentegen zijn de artseninkomens gestegen, vooral die van huisartsen (zie het donkerblauwe staafje). Maar de stijging van de Belgische doktersinkomens is nog niets vergeleken met de salarisontwikkeling van artsen in Nederland. Onze vrijgevestigde medisch specialisten zijn meer gaan verdienen meer dan dokters overal elders, de Verenigde Staten misschien uitgezonderd. Ook de huisartseninkomens hebben in de afgelopen jaren een enorme sprong naar boven gemaakt. Het kostenplaatje van de OECD was zo alarmerend dat er in Nederland een commissie werd ingesteld die moest uitzoeken of dit nu echt klopte. De commissie ging precies na waar de cijfers op gebaseerd waren, wat er allemaal wel en niet in werd meegeteld. Zij concludeerde dat die cijfers voor een aantal landen naar beneden moesten worden bijgesteld, waaronder België (zie slide). Maar niet voor Nederland, want voor Nederland klopte het beeld, althans voor het jaar waarin de OECD had gemeten. Wel moesten de cijfers voor Nederland worden geactualiseerd. De allerergste grootverdieners onder de medisch specialisten zijn inmiddels aangepakt en in 2012 is het beeld iets minder alarmerend dan een paar jaar terug. Maar het gemiddelde specialisteninkomen bij ons ligt nog steeds boven de gecorrigeerde OECD cijfers voor België. Kijken we naar de tevredenheid van burgers met hun gezondheidszorg, dan kunnen we opnieuw zien dat België van Nederland niets te leren heeft. 91 procent van de Nederlanders is tevreden met de gezondheidszorg. In België geldt dat voor 97 procent. Bijna de helft van de Nederlanders denkt dat de zorg in eigen land beter is dan elders. In België geldt dat voor 65 procent. Desalniettemin denk ik het toch interessant kan zijn voor u en voor mij om onze stelsels met elkaar te vergelijken en ik wil dan met name kijken naar de beroepsethiek van professionals in de zorg in tijden van marktwerking. Politiek filosoof Michael Sandel publiceerde 2 onlangs een prachtig boek, waarin hij allerlei goederen beschrijft die we niet zouden mogen verhandelen: liefde, vriendschap, bloed, donororganen, zetels in het parlement, een luxe cel in de gevangenis, strafvermindering bij de rechter, een diploma aan de universiteit en nog heel veel andere voorbeelden. Volgens Sandel kun je de negatieve effecten van vermarkting verdelen in twee soorten. Vermarkting leidt tot ongelijkheid tussen arm en rijk, omdat rijke mensen zich meer kunnen veroorloven dan armen. Daarnaast leidt vermarkting tot wat Sandel ‘corruption’ noemt: verandering van normen. Een goed wordt iets anders als je het reduceert tot koopwaar. De verkoper van het goed wordt er anders door en de koper van het goed ook. In Nederland is vanaf begin 21ste eeuw en pas echt goed vanaf 2006 marktwerking ingevoerd in de zorg. Ik wil met u gaan kijken wat dat heeft gedaan met de Nederlandse zorg, met de beroepsethiek van onze artsen, en ik zal dat doen in die twee categorieën van Sandel. Ik begin met de eerste categorie. Heeft de marktwerking geleid tot ongelijke toegang? Ik ben geen voorstander van het nieuwe stelsel, maar hierop moet ik in alle eerlijkheid zeggen: nee. Dat is niet het geval. In Nederland betalen verzekerden een nominale premie aan hun zorgverzekeraar. De verzekeraar is verplicht dezelfde premie te vragen voor hetzelfde pakket, hij kan geen hogere premies vragen aan mensen die oud of chronisch ziek zijn. Minder draagkrachtige burgers krijgen een groot deel van hun premie terug via de belasting. Nederlandse burgers hebben een verplicht breed basisverzekeringspakket. Er is maar weinig zorg die daar niet onder valt (dan gaat het om zaken als cosmetische chirurgie en alternatieve geneeswijzen). Er geldt een bescheiden eigen risico. Voor een aantal dingen moet je zelf een beetje bij betalen; dan gaat het om dingen als fysiotherapie en psychotherapie. En telkens als deze bescheiden eigen bijdragen ter sprake komen in de politiek of in de zorgsector heerst er grote twijfel. Moeten we dat nu wel doen? Leidt dat niet tot ongelijkheid in de zorg? Het Kennemer Gasthuis, een ziekenhuis in de buurt van Haarlem (ten westen van Amsterdam) sloot, na invoering van het nieuwe zorgstelsel, een deal met een verzekeraar, waarin een snelle behandeling tegen bijbetaling werd geregeld. Een soort voorrangszorg. Hoewel het nieuwe stelsel dit soort deals mogelijk maakt ontstond grote verontwaardiging. Onze landelijke patiëntenorganisatie – die akkoord was gegaan met het nieuwe stelsel – liet weten dat een verzekeraar natuurlijk wel versnelde behandeling voor sommige patiënten moest kunnen regelen maar dat dit niet kon betekenen dat andere verzekerden dan minder snel zouden worden behandeld, wat het hele idee van het zorgstelsel zo ongeveer onderuit haalt. Ook in het parlement was het huis te klein. Ongelijkheid in de zorg was nooit de bedoeling 3 geweest; deze kant moesten we beslist niet uit. Voor de dokter gaat het er om hoe ziek je bent, niet hoe rijk je bent, hoe nuttig je bent, hoe bekend je bent, hoe lief je bent of hoe mooi je bent. Nederland is een egalitair land en dat is het nog steeds, ook na 2006. In België is geen marktwerking ingevoerd in de zorg, schreef professor Hans Maarse, in zijn recent verschenen boek Markthervorming in de zorg. Maar in België is de ongelijkheid in de zorg veel groter. In Nederland fungeert de huisarts als poortwachter voor de gezondheidszorg. Patiënten hebben alleen toegang tot het ziekenhuis en de specialist als zij een verwijsbrief hebben gekregen van hun huisarts. Maar de toegang tot de huisarts is gratis en als de huisarts het nodig vindt is de toegang tot het ziekenhuis eveneens gratis. In België moeten patiënten zowel voor het ziekenhuis als voor de huisarts remgeld betalen. Patiënten zijn als het ware hun eigen poortwachter, maar het laat zich raden dat remgelden voor arme patiënten remmender zijn dan voor rijke. In België moeten patiënten bij betalen voor een eenpersoonskamer in het ziekenhuis en ze moeten ereloonsupplementen betalen als ze gezien willen worden door bepaalde artsen. Het kan zijn dat dit in Nederland allemaal nog verandert, maar vooralsnog zijn dat soort zaken bij ons niet aan de orde. De OECD becijferde dat Nederlanders ongeveer 8 procent van de zorg uit eigen zak betalen. In België ligt dat percentage tussen de 17 en de 25 procent. Wij hebben in Nederland weinig ongelijkheid en ongelijke toegang in de gezondheidszorg. Veel minder dan in België. Wat we wel hebben is het andere verschijnsel waar Sandel het over heeft: corruption of, neutraler geformuleerd: verandering van normen. In de afgelopen jaren heb ik samen met Jolanda Dwarswaard en Medard Hilhorst onderzoek gedaan naar veranderingen in de beroepsethiek van artsen als gevolg van onder andere de invoering van marktwerking. Wij bestudeerden enkele decennia jaargangen van vaktijdschriften van medici en Jolanda Dwarswaard hield interviews met een groot aantal artsen van verschillende generaties (jongere, oudere en mid-career dokters). We vroegen hen wat er veranderd was in hun praktijkuitoefening en lieten hen nadenken over de ethische vragen die dat opriep. In het vervolg van dit verhaal vertel ik u graag iets over de resultaten van ons onderzoek. De eerste norm die onder druk is komen te staan onder invloed van marktwerking heeft betrekking op reclame en concurrentie. In de traditionele gezondheidszorg gold het principe van collegiale solidariteit. Artsen moesten kijken wat het best was voor een patiënt. Dat betekende: verwijzen als een collega ergens anders beter in was. Geen patiënten bij elkaar 4 weg kapen om je eigen inkomen te vergroten en geen reclame maken. In de gedragsregels van de KNMG, de Nederlandse doktersassociatie uit 1936 stond dat als volgt: “Een beroep als het onze moet niet met dat van een handelsman over één kam geschoren kunnen worden; een medicus die graag reclame maakt doet beter, evenals zijn collega, wien het alleen om geld verdienen te doen is, in den handel te gaan, waar zijn karakter en gaven meer tot hun recht kunnen komen dan in de medische praktijk.” Van deze norm is in de vermarkte gezondheidszorg niet veel meer over. Het wemelt in de Nederlandse gezondheidszorg van de rangordeningen en vergelijkingssites. Ziekenhuizen en dokters zetten zichzelf graag in het zonnetje als ze in een of andere ranking bovenaan zijn geëindigd. Hedendaagse dokters moeten zich profileren, reclame maken en concurreren. Sommige van onze respondenten waren daar eigenlijk wel blij mee. Een chirurg zei: “ik vond altijd dat we veel te weinig onszelf naar voren mochten zetten. Als je goed bent, laat het dan maar weten hè. (…) het voelt wel goed om jezelf naar voren te mogen zetten. (…). Hè, want je investeert ontzettend veel in je werk. En als je ’s avonds alleen maar naar huis gaat en de deur dicht trekt, niemand weet wat voor goeie dingen jij aan het doen bent, het voelt op zich wel goed om dat te laten weten. En een huisarts legde uit: “Kijk, je kan twee dingen doen door de marktwerking. Je kan zeggen, oké ik doe daar niks mee. Of je gaat wel kijken naar de voordelen wat je zelf voor jezelf eruit kan halen. En ik denk als je niks doet, dan snij je in je eigen vingers. […] Misschien moet je inderdaad eens nog wat flyeren in de wijk om weer wat patiënten te zoeken ja. Als een ander het doet, waarom zou ik het niet doen?” Maar er waren ook twijfels. Zo zei een chirurg: “Ik heb het gevoel dat de marktwerking zou moeten betekenen dat wij moeten concurreren met de buren, maar dat wil ik helemaal niet. Ik wil samenwerken met de buren, want ik wil dat mijn patiënt het beste krijgt en dat betekent dat als ze bij de buren iets beter kunnen dan 5 wij dat dat het liefst bij de buren gebeurt en dan als wij iets beter kunnen dat dat het liefst hier gebeurt. En dat als ik het niet weet dat ik eens eventjes overleg met de buren. En ik wil dus helemaal niet concurreren. Ik vind dat eigenlijk een heel slecht idee.” Een specialist: “Ja, je moet ook meedoen aan al die onzin natuurlijk. Hè, we hebben dan ook weer zo een blaadje gehad en daar hadden ze dan over het ziekenhuis, ze hadden mij dan voorop gezet met verhaaltje erbij, nou echt een heel stom, heel slecht verhaaltje. ja, ben ik daar eigenlijk ook een beetje ouderwets in. Dat vind ik eigenlijk ook niet horen.” Nog een ander zei: “Je moet je image zo goed mogelijk krijgen hè, dus je moet gewoon eh, een beetje fancy doen over je product en daar houd ik eigenlijk helemaal niet van (…) ik vind de zorg is eigenlijk niet iets populairs of fancy’s, het is gewoon iets wat netjes moet gebeuren en overal zo moet zijn.” Concurreren gebeurt niet alleen via reclame; het gebeurt ook door investeringen in de buitenkant van het ziekenhuis. Kwam het in de jaren negentig nog wel voor dat Amerikanen die per ongeluk in een Nederlands ziekenhuis terechtkwamen wilde verhalen naar huis stuurden over de intense soberheid waaraan zij waren blootgesteld, in 2012 is die tijd voorgoed voorbij. Ik vraag tegenwoordig standaard als ik een lezing houd of iemand in het publiek onlangs nog in een ziekenhuis is geweest dat niet werd verbouwd. Dit is nooit het geval, want alle Nederlandse ziekenhuizen staan in de steigers of zijn daar net uit. Ze zijn bezig met een nieuwe parkeergarage, een ontvangstruimte, eenpersoonskamers, cappuccino apparaten in de wachtkamer, of nog andere geldverslindende projecten. In de Nederlandse ziekenhuiszorg concurreren ziekenhuizen vooral op een bepaald type ingrepen. Voor liesbreukoperaties, heupoperaties, borstkankerzorg en staaroperaties kun je lucratieve bulk contracten sluiten met verzekeraars. Een deel van de goed planbare, relatief eenvoudige zorg vloeit bovendien weg naar private klinieken: spataderzorg bijvoorbeeld. Dat leidt ertoe dat dit type behandelingen veel meer aandacht krijgt dan vroeger. Nederlandse ziekenhuizen regelen de zorg voor staarpatiënten in zogeheten cataractstraten, waar de 6 operatie zo snel en zo klantvriendelijk mogelijk wordt uitgevoerd. Op dezelfde manier zijn er vaatstraten, heuppoli’s en mammapoli’s in het leven geroepen. Een van onze respondenten zei: “Je merkt heel erg dat er tegenwoordig overal wordt nagedacht om een product te bieden en de grote ingrepen die uitdagend zijn en die natuurlijk belangrijk zijn om ook te doen, die leveren het minst op, dus iedereen is aan het denken hoe ze nog wel genoeg geld binnen kunnen krijgen om hun tent goed runnende te houden. Dus iedereen probeert om de liesbreukstraten, de vaatjesstraten, dat soort zorg allemaal zo netjes en goed mogelijk te leveren.” Een tweede zei: “Je bent inconsistent als je niet accepteert dat marktwerking ook inhoudt dat de marktaanbieders dan dus dingen waar ze meer geld mee verdienen, meer aanbieden, en de dingen waar ze minder geld mee verdienen, gaan ze minder aanbieden. Dat behoort tot marktwerking. Een lang gesprek met iemand waarbij je zegt dat je niet hoeft niet opereren dat levert mij geen geld op, kost veel meer tijd. Terwijl een heel kort gesprek en zeggen dat is goed. Volgende week bent u aan de beurt en dan halen we de schildklier eruit. Ja, dat is een gesprek van een minuut. En daarna heb ik een verrichting waar ik ook nog geld aan verdien.” En een derde constateerde: “Je kan maar één keer je tijd besteden. En wij besteedden onze tijd vroeger aan andere dingen, iemand die echt ziek was ging eerst, maar niet spatadersstraten en liesbreukstraten, het waren sluitstukken in de planning. Dat is een andere filosofie.” Raymond Tallis, arts en filosoof, schreef een prachtig boek waarin hij hier op wijst. Vaak doen we net alsof de patiënt tegenover de arts staat. De patiënt wil aandacht en de best mogelijke behandeling en de arts wil die patiënt binnen vijf, tien of dertig minuten de deur uit hebben. In werkelijkheid staat de patiënt niet tegenover de arts; hij staat tegenover andere patiënten. Als het systeem zo wordt ingericht dat lucratieve patiënten (patiënten met artrose, staar, en borstkanker) extra goede en snelle zorg krijgen, dan ligt het voor de hand dat 7 patiënten met minder vaak voorkomende, ingewikkelde ziekten, patiënten met andere vormen van kanker, daar de dupe van worden. Tenslotte zagen we dat artsen en ziekenhuizen – geheel volgens de principes van een markt – proberen om een nieuwe vraag aan te boren bij patiënten. Huisartsen roepen hun patiënten op voor een preventiecheck of een ECG. Een van onze respondenten vertelde: “als ik op een ECG-cursus ga en ik heb een ECG-apparaat aangeschaft, dan kan ik 'm vier keer op een dag gaan gebruiken. Dan krijg ik een heel veel aardigere omzet. En niemand zal me daarvoor op de vingers tikken. En dan hoor ik collega’s zeggen dat zij alle vijftig-plussers gewoon actief oproepen om zo’n ECG te maken. En dat vind ik ronduit dubieus. Dat is geld halen uit het apparaat denk ik dan.” Ziekenhuizen beginnen hoestpoli’s, plaspoli’s, pijnpoli’s, mannenpoli’s en valpoli’s. Een van onze geïnterviewde specialisten vertelde over een ondernemende collega: “Die begon een privé-scopie kliniek. En die gaat adverteren met: weet u wel zeker dat u geen dikke darm kanker hebt. U weet het pas zeker als u bij mij bent geweest voor een scopie. Genereert gewoon zijn eigen aanbod. En het is in zijn financieel belang dat alle mensen erg bang zijn dat ze dikke darm kanker hebben.” Een geïnterviewde kinderarts constateerde: “Themapoli’s zoals exceem, astma, bekkenbodem, plas- en poeppoli’s hebben aanzuigende werking. Het hebben van zo’n poli ‘oogt anders’ en is om klanten te behouden.” En een andere kinderarts zei: “Daar heb ik erg veel moeite mee. Je wil mensen helpen als ze ziek zijn, ik wil ze niet proactief aantrekken!” Dames en heren, het centrale morele principe in de gezondheidszorg is dat medische zorg 8 moet worden verdeeld naar medische behoefte. Mensen die het ergst ziek zijn horen het eerst te worden behandeld. Mensen die de ingewikkeldste ziekte hebben moeten naar de beste dokter. Als die mensen terecht komen bij een mindere dokter die de behandeling niet aan kan, dan hoort die dokter te verwijzen naar een collega die het wel kan. Professionals in de zorg horen zich met deze core business bezig te houden, niet met het beschermen van hun eigen marktaandeel, het uitschakelen van de concurrentie of het proactief werven van klanten die eigenlijk helemaal niet ziek zijn. Op al die punten gaat het in Nederland regelmatig mis, ten gevolge van de ingevoerde marktwerking. Allemaal corruption, in termen van Michael Sandel. Het zijn punten waarover u in België allemaal regels heeft vastgelegd in de Code van geneeskundige plichtenleer. Over reclame en over proactief patiënten werven lees ik in uw Code: De verstrekte informatie dient waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk te zijn. Zij mag in geen geval misleiden. Zij mag niet vergelijkend zijn. Resultaten van onderzoeken en behandelingen mogen niet voor publicitaire doeleinden worden aangewend. Publiciteit mag het algemeen belang inzake de volksgezondheid niet schaden. Zij mag niet aanzetten tot overbodige onderzoeken of behandelingen. Ronseling van patiënten is niet toegelaten. Dat kunnen we wat mij betreft in Nederland onmiddellijk overnemen. Omgekeerd denk ik dat Belgische artsen, andere zorgverleners en ziekenhuizen zich wat meer druk zouden kunnen maken over de toegankelijkheid van de zorg, het andere gevaar waar Michael Sandel op wijst. In Nederland hoorden we nogal eens geluiden dat medewerkers in de zorg zich machteloos voelen als er dingen gebeuren die zij moreel niet in orde vinden. Het zijn maatschappelijke ontwikkelingen. Het is de politiek. Het zijn de zorgverzekeraars en wat kun je er tegen doen. Dat is misschien in België ook zo, waar het gaat om problemen rond ongelijke toegang. Ik denk dat je er wel degelijk iets tegen kunt doen. Zorgverleners zijn professionals en professionals hebben een ethische code. Als er dingen gebeuren die daar tegenin gaan moeten die professionals klagen, protesteren, ingezonden brieven schrijven naar de krant, twitteren met politici, regels opstellen met hun beroepsgroep en een stevig gesprek voeren met hun ziekenhuis directeur. Nederlandse zorgprofessionals verwachten een heleboel flinkheid van hun patiënten, lazen we bij Kristien Hemmerechts. Het is niet meer dan redelijk dat die professionals zelf ook flink zijn als het erop aan komt. 9 Hoe flink Vlaamse professionals zijn kan ik niet beoordelen, maar het feit dat er een symposium als dit wordt georganiseerd lijkt mij een heel goed teken dat de toegankelijkheid van de zorg u zeer ter harte gaat. Dank u wel. 10