Gedrag op de Wichelroede 10-02-2015 Ons doel: We willen een school zijn waarin alle kinderen zich prettig en veilig voelen en zich op een positieve manier kunnen ontwikkelen. We proberen een pedagogisch klimaat te scheppen waarin dit optimaal mogelijk is. Voorwaarden: Voldoen aan de drie basisbehoeften van onze leerlingen: relatie, competentie en autonomie. Relatie: Leerlingen voelen zich geaccepteerd; ze horen erbij, ze hebben het gevoel dat ze welkom zijn en voelen zich veilig. Competentie: Leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze moeten doen, aankunnen; ze ontdekken dat ze steeds meer aankunnen. Autonomie: Leerlingen weten dat ze (in elk geval voor een deel) hun leergedrag zelf kunnen sturen. Meervoudige intelligentie Iedereen is op een andere manier intelligent. Er zijn acht verschillende intelligenties. We bezitten alle intelligenties, maar de ene is verder ontwikkeld dan de andere. We accepteren en respecteren deze verschillen. Goed contact met ouders. Een hechte samenwerking tussen school en ouders is belangrijk voor de ontwikkeling van een kind. Immers hebben we hetzelfde doel voor ogen, namelijk dat onze leerlingen zich prettig voelen en zich optimaal kunnen ontwikkelen. Gedragsdocument (2014) Missie en visie Schoolklimaat Preventie Grenzen Pestprotocol Kies een opdracht Geschiedenis U krijgt 5 minuten de tijd om de belangrijkste wetenswaardigheden over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op een rijtje te zetten. Hierna presenteert u dit aan de groep. Dans U krijgt 5 minuten de tijd om een dansje in elkaar te zetten op de muziek van Beautiful Day van U2. Hierna presenteert u dit aan de groep. Wat is faalangst? Definitie (Poullie-SSAT) Zich bedreigd voelen door de gevolgen van geleverde prestaties bij belangrijke taken. Er treden spannings- en angstervaringen op als men iets van zichzelf moet laten zien. De kans/ inschatting om te falen lijkt erg groot en men heeft het gevoel er weinig controle op te kunnen uitoefenen. Een leerling verwacht dat hij een bepaalde taak niet kan volbrengen. Dit is geen onzekerheid met een functie (alertheid). Domeinen faalangst Cognitief: taken, denken, schoolse opdrachten. Sociaal: contact leggen, bang dat dit misloopt etc. Motorisch: gymles, onverwachte bewegingen moeten maken etc. Actieve faalangst Alles perfect willen doen en beheersen om falen uit te sluiten. Dit heeft vele nadelen: leunen zwaar op hun geheugen en zijn te detaillistisch bezig, nemen moeilijk afstand tot de leerstof. Voorheen stond deze vorm bekend als positieve faalangst omdat een zekere druk zorgde voor een goede prestatie. Passieve faalangst Hoe meer inspanning, hoe groter de kans om te falen en hoe groter de teleurstelling. Niemand wil zichzelf dom vinden: ‘Liever lui, dan dom…’ De tijd wordt vaker anders besteed: zij vervallen in dagdromen, spijbelen of opstandig gedrag, hun studiemethode is oppervlakkig en slordig en deze leerling wordt dan ook vaak als ongemotiveerd aangeduid. Waar komt faalangst vandaan? Aanleg: Persoonlijkheidstrek Persoonskenmerken: Eigen hoge verwachtingen Negatieve gedachten Vergelijking met anderen Waar komt faalangst vandaan? Omgevingsinvloeden: Basisveiligheid en fundamentele acceptatie kind door ouders Faalangst is vaak aangeleerd (en dus af te leren!) Onbedoelde niet ‘opvoedkundige’ gedragingen en subtiele opmerkingen Loyaliteit met het gezin Reactie op prestaties Aanpak in de klas De beste aanpak in de klas in bondige adviezen ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ Erken de leerling in zijn probleem. Zorg voor succeservaringen. Geef positieve feedback op de persoon. Geef positieve feedback op het product. Geef de leerling ruimte om fouten te maken. Biedt een heldere structuur in je les. Vertel aan het begin precies wat de leerlingen kunnen verwachten. Leer de leerling werk te plannen en zich aan de planning te houden. Spreek bedreigende situaties vooraf door. Neem faalangst serieus en maak het bespreekbaar. Zijn er nog vragen? Zou u zo vriendelijk willen zijn het evaluatieformulier over deze workshop in te vullen? Bedankt voor uw aandacht!