Jan-van-Ruusbroeckollege

advertisement
Naam:
Klas: 3ECA1
Nummer:
23 maart 2017
Examen Economie
Toegelaten: Rekentoestel
Begin met het noteren van je naam en voornaam op alle opgavenbladen, alle antwoordenbladen en
alle kladbladen. De antwoorden komen op geruite collegebladen. Geef alles af: kladbladen,
opgavenbladen en antwoordenbladen. Lees zeer aandachtig de vragen en geef steeds nauwkeurig je
berekeningen weer waar gevraagd! Trek onder elk antwoord een volle lijn. Werk ordelijk!
PW’s geven jullie persoonlijk de week na de paasvakantie aan mij af.
Lkr.: R. De Wever
120
Vraag 1: (14 ptn)
Leg onderstaande begrippen bondig uit.
a. arbeidsreglement
Een arbeidsreglement is een document dat de algemene arbeidsvoorwaarden bepaalt,
als aanvulling op de individuele arbeidsovereenkomst en die gelden voor alle werknemers
of een groep van werknemers.
b. expansief overheidsbeleid
Een overheidsbeleid waarbij de overheid de economie tracht te stimuleren (meestal in
tijden van laagconjunctuur) door enerzijds de belastingen te verlagen en/of anderzijds haar
eigen overheidsuitgaven te vergroten.
c. diepte-investering
Is een investering in een materieel vast actief waardoor de kapitaalintensiteit toeneemt
en de arbeidsintensiteit afneemt. Men kan spreken van een uitbreidings- of een
vervangingsinvestering.
d. creatieve destructie
Het creëren of ontstaan van productievere jobs / onderneming en het gelijktijdig of door
het verdwijnen (destructie) van minder productieve jobs / ondernemingen.
e. Terugverdieneffect
Het terugverdienen (door extra belastingontvangsten of minder overheidsuitgaven) van een
belastingverlaging door de overheid.
f.
frictiewerkloosheid
1
Is de periode van werkloosheid tussen twee banen. Deze periode is vaak van korte
duur en kan je soms zelf inplannen.
g. Tijdskrediet
Systeem waarbij de werknemer beslist om zijn arbeidsprestaties tijdelijk gedeeltelijk of
volledig
stop
te
zetten,
zonder
dat
er
daarom
een
einde
komt
aan
de
arbeidsovereenkomst. Tijdens deze periode kan men aanspraak maken op een uitkering
van de RVA. Het kan gaan over gemotiveerd of niet-gemotiveerd tijdskrediet.
Vraag 2: (4 ptn)
Waarvoor staan volgende letterwoorden?
a. BBP
= Bruto Binnenlands Product
b. RVA
= Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening
c. NWWZ
= Niet-werkende werkzoekende(n)
d. ACLVB
= Algemene Centrale der Liberale Vakverbonden
Vraag 3: (13 ptn)
a.
Wat versta je onder een authentieke akte? (2p)
Een authentieke akte is een akte opgemaakt door een openbaar ambtenaar.
b.
Geef 3 voorbeelden van authentieke akten. Geen uitleg. (2p)
notariële akte, deurwaardersexploten, geboorteakte, …
c.
Leg bondig uit wat een CAO is (verklaring letterwoord + uitleg). (3p)
CAO staat voor collectieve arbeidsovereenkomst. Dit is een arbeidsovereenkomst die
onderhandeld wordt door vertegenwoordigers van werknemer- en werkgeversorganisaties
(in paritaire comités afgesloten) en waarin rechten en plichten staan van werkgevers en
werknemers uit een bepaalde bedrijfstak. De bedoeling is regelgeving op te stellen die
van toepassing is op een hele sector.
d.
Leg uit wat een groepsverzekering is. (2p)
Een groepsverzekering is een aanvullend pensioenplan waarvoor zowel de werkgever
als de werknemer kunnen bijdragen. Dit wordt ook de tweede pensioenpijler genoemd.
De maandelijkse bijdragen verschillen van bedrijf tot bedrijf.
e.
Geef de 4 belangrijke stadia dat het stemrecht in België heeft doorgemaakt (+
data)? (4p)
2
Vraag 4: (12 ptn)
Enkele gegevens over de arbeidsmarkt in België:
Mannen 2015
Vrouwen 2015
Werkenden
2 396 861
2 102 431
Werklozen
243 027
178 363
Niet-actieven tussen 15 - 64 jaar
1 017 969
1 342 126
Totale bevolking
5 538 000
5 730 000
Bron: NBB
a. Bereken de beroepsbevolking in 2015? (2p)
b. Bereken de activiteitsgraad in 2015? (2p)
c. Bereken de werkloosheidsgraad voor de vrouwen in 2015? (2p)
d. Bereken hoeveel % de mannelijke werkloosheidsgraad groter of kleiner was dan de
vrouwelijke werkloosheidsgraad. (2p)
e. Geef 3 voorbeelden van mensen die behoren tot de niet-actieven tussen 15 en 64
jaar. (2p)
f.
Indien je de werkgelegenheidsgraad van de activiteitsgraad aftrekt, bekom je de
werkloosheidsgraad. Ben je het hiermee eens? Leg bondig uit waarom wel / niet. (2p)
Vraag 5: (17 ptn)
De sterktes en mogelijkheden van België
STRENGTH: loonkostenhandicap is weggewerkt
De regering-Michel beloofde de loonkostenhandicap tegenover de buurlanden weg te
werken en slaagt daar volgens de cijfers van de Nationale Bank ook in. Terwijl de
loonhandicap in 2013 nog 4,1 procent bedroeg, zal die in 2016 helemaal verdwenen zijn. Op
voorwaarde dat de stijgende inflatie geen roet in het eten gooit.
Dat neemt niet weg dat ons land tegenover onze buurlanden - Frankrijk, Duitsland en
Nederland - concurrentiëler is geworden. En dat is te danken aan een hele reeks
maatregelen van de regering – Michel. Er werd beslist om de lonen te bevriezen, een
indexsprong door te voeren en de lasten voor bedrijven te verlagen. De federale regering
besliste in het kader van de taxshift om de sociale zekerheidsbijdragen voor bedrijven
3
gradueel te verlagen van 33 naar 25 procent.
OPPORTUNITY: vluchtelingen verzachten vergrijzing
In België is het aantal asielaanvragen in 2015 verdubbeld tot 35.000. De Nationale Bank
maakt zich daar geen zorgen over. Asielzoekers zijn gemiddeld jonger dan Belgen. Ze
hebben volgens de Nationale Bank nog troeven. Syrische asielzoekers zijn relatief
hooggeschoold. 'Het is belangrijk dat we die mensen op de arbeidsmarkt integreren',
onderstreept gouverneur Jan Smets. 'Dat is een win-winsituatie.'
De inschakeling van vluchtelingen op de arbeidsmarkt is een grote uitdaging, want nu slaagt
België er vaak niet
in niet-Europese migranten aan een baan te helpen. De
werkgelegenheidsgraad van niet-EU-burgers is ruim 20 procentpunten lager dan de
werkgelegenheidsgraad van Belgen.
Bron: De Tijd, 19/02/2016
a. Wat wordt bedoeld met de loonkostenhandicap van België? (1p)
Met loonkostenhandicap wordt bedoeld dat de loonkosten in België hoger liggen dan in
onze buurlanden. Dit is niet positief omdat bedrijven hierdoor minder geneigd zullen zijn
om zich hier te vestigen.
b. Wat versta je onder inflatie? (1p)
Algemene stijging van de prijzen (levensduurte) tijdens een periode van 1 jaar.
c. Verklaar hoe een stijgende inflatie voor problemen kan zorgen bij het wegwerken van
de loonkostenhandicap van België (“op voorwaarde dat de stijgende inflatie geen roet in
het eten gooit”)? (2p)
Men probeert deze loonkostenhandicap weg te werken. Inflatie zorgt voor een indexering
van de lonen. Indien de lonen geïndexeerd worden, zullen de loonkosten voor bedrijven
toenemen en is dit dus problematisch voor het wegwerken van de te hoge loonkosten in
België.
d. Leg uit waarom de hoge loonkosten in België mee de hoge arbeidsproductiviteit in ons
land (steeds top 5 op wereldvlak) kunnen verklaren. (2p)
Door de hoge loonkosten in België gaan bedrijven waar mogelijk arbeidsintensieve
activiteiten verhuizen naar het buitenland (delokalisatie) en mensen vervangen door
machines (automatisering). Dit zorgt ervoor dat de resterende actieven mensen zijn met een
zeer hoge productiviteit.
e. Leg duidelijk uit wat bedoeld wordt met de indexsprong? (2p)
4
Bij een stijging van het gemiddelde prijspeil (inflatie) worden de lonen in België normaal
gezien geïndexeerd om een daling van de koopkracht te voorkomen. De volgende keer wordt
deze loonindexering overgeslagen.
f.
Wat versta je onder de taxshift? Leg duidelijk uit. (2p)
Het verschuiven van de belastingdruk van één domein naar een ander domein. Bijvoorbeeld
het verlagen van de lasten op arbeid en het verhogen van de belastingen op consumptie
(BTW).
g. Is deze taxshift een maatregel ter bestrijding van conjuncturele of structurele
werkloosheid? Leg bondig uit waarom. (2p)
h. Wat wordt bedoeld met de “vergrijzing van de bevolking”? Geen uitleg.(1p)
= het verouderen van de Belgische bevolking.
i.
Leg bondig uit waarom de komst van Syrische vluchtelingen kan bijdragen tot het
oplossen van het vergrijzingsprobleem in België? (2p)
Deze mensen zouden, indien ze opgeleid zijn, hier werk kunnen vinden en op die manier
kunnen bijdragen aan onze samenleving. Hierdoor stijgt de beroepsbevolking en komt er
meer geld in het laatje om de pensioenen te betalen.
j.
Welke problemen kunnen hiermee gepaard gaan? Bespreek dit zowel vanuit het
Belgisch als vanuit het Syrisch standpunt. (2p)
België: Er zou een probleem van integratie kunnen zijn. Mensen moeten zich eerst in onze
samenleving integreren en bijvoorbeeld ook onze taal leren.
Syrië: Indien er veel hoogopgeleide mensen na hun studies het land verlaten, kan dit de
ontwikkeling van het land natuurlijk afremmen (= braindrain).
Vraag 6: (15 ptn)
5
Bijna 28.000 jobs wachten op geschikte kandidaat
De Vlaamse jobmarkt draait op volle toeren, blijkt uit de maandelijkse vacaturecijfers van de
VDAB. In februari kreeg de VDAB 18.177 nieuwe vacatures binnen, uitzendopdrachten niet
meegerekend. Dat waren er 32,20% meer dan in februari van vorig jaar en het hoogste
aantal voor deze maand sinds 2012.
De hausse aan vacatures maakt dat het aantal openstaande jobs – jobaanbiedingen die niet
meteen met een geschikte kandidaat ingevuld raken – maand na maand oploopt. Eind
februari telde de VDAB 27.957 nog niet ingevulde vacatures, ruim 1.700 meer dan een
maand voordien (eind januari) en zelfs bijna 3.000 meer dan eind december van vorig jaar.
De toename aan openstaande vacatures toont aan dat het voor bedrijven moeilijker wordt
om snel de juiste kandidaat te vinden voor de invulling van hun vacatures. Dat die matching
langer duurt, wijst op een gespannen verhouding tussen het (fel stijgende) aantal
jobaanbiedingen en het (licht dalende) aantal werklozen.
De databanken van de VDAB tonen aan dat er zowel voor hoger- als lagergeschoolde
profielen duizenden jobs openstaan.
De top tien van beroepen met het hoogste aantal openstaande vacatures wordt aangevoerd
door schoonmakers en onderhoudspersoneel (zie grafiek), en bevat bijvoorbeeld ook
horecapersoneel en bouwvakkers, maar evenzeer IT-specialisten en onderwijspersoneel.
Bron: De Standaard, 17/03/2016)
6
a. Waarvoor staat het letterwoord VDAB? Geen uitleg. (1p)
b. Geef de twee belangrijkste taken van de VDAB en leg bondig uit wat beide taken
inhouden. (3p)
c. In de tekst spreken ze over een gespannen verhouding. Welk synoniem hebben wij
hiervoor gezien en leg bondig uit. (2p)
d. Geef
3
mogelijke
oorzaken
waarom
een
beroep
kan
uitgroeien
tot
een
knelpuntberoep. Geen uitleg. (2p)
e. Wat verstaan we onder uitzendarbeid? Leg bondig uit. (2p)
f.
In welke 4 gevallen (of motieven) is uitzendarbeid toegestaan? Geen uitleg. (3p)
g. Geef één voordeel en één nadeel van uitzendarbeid voor de werkgever. (2p)
Vraag 7 (22 ptn):
Specialisatie nekt Caterpillar Gosselies
Na ruim vijftig jaar valt het doek voor de fabriek van Caterpillar in Gosselies, een
van de vroegere parels van de Waalse industrie. De sterk doorgedreven
specialisatie binnen een krimpende markt lijkt de producent van graafmachines
de doodsteek gegeven te hebben.
28 februari 2013: Caterpillar laat weten dat het zowat 1.400 van de 3.600 werknemers van
de vestiging nabij Charleroi ontslaat. Het is de enige manier om de toekomst van de fabriek
veilig te stellen, klinkt het. Een aantal modellen wordt afgestoten. Het personeel stemt in
met flexibelere arbeidsvoorwaarden, en levert loon in.
Maar het tij is daarmee niet gekeerd. Gisteren liet de directie weten dat ze van plan is de
vestiging helemaal te sluiten. De fabriek is te groot, er is overcapaciteit en dezelfde
machines kunnen elders goedkoper gemaakt worden, klinkt het. De productie verkast naar
Frankrijk, Amerika, China en Japan. Exit Caterpillar Gosselies.
‘Op basis van wat we toen wisten, was het plan van 2013 een goed plan’, zegt
woordvoerder Erik De Leye. ‘Niemand kon toen voorspellen dat de olieprijs onder de 50
dollar zou zakken, dat de groei in China zou terugvallen en dat de economische
omstandigheden nog zouden verslechteren’.
Omzet stuikt ineen
Bijna een jaar geleden kondigde Caterpillar aan dat het wereldwijd zo’n 10.000 jobs zou
7
moeten schrappen. Al werd er toen nog niets specifiek gezegd over de Belgische afdeling,
maar het stond zo goed als vast dat er ook in Gosselies klappen zouden vallen. De vraag
naar de machines was te laag om de band constant draaiende te houden en daarom werd
er al langer een beroep gedaan op het systeem van tijdelijke werkloosheid.
Overlevingsplan
Al sinds begin jaren 2000 werden geleidelijk aan hervormingen doorgevoerd in de fabriek
van Gosselies. Zo werd de productie van kleinere machines verhuisd naar onder andere
het Franse Grenoble en Japan. Die wijzigingen gingen vrij ongemerkt voorbij: er was al bij
al weinig impact op de werkgelegenheid binnen het bedrijf. Maar de tendens om meer te
specialiseren in de productie van grote machines was ingezet, stelt het Crisp vast.
De fabriek ging doorheen de jaren ook alleen meer milieuvriendelijke machines produceren,
die voldoen aan de Tier 4-norm die van toepassing is in Europa, Amerika en Japan.
Daardoor beperkte Gosselies zich de facto tot de Europese markt. De fabriek maakt deel uit
van de afdeling van Caterpillar die ook de markt in Afrika en het Midden-Oosten bedient,
maar klanten daar geven de voorkeur aan goedkopere machines, die niet aan die
milieueisen voldoen.
Blijft over: een vestiging die alleen nog dure machines maakt voor een markt waar de
grootste afnemer, de mijnbouwsector, niet bepaald floreert. Jean-Marie Hoslet, de secretaris
van de christelijke vakbond CSC, zag de bui na de grote herstructurering van 2013 al
hangen. ‘Als het overlevingsplan uitsluitend gericht is op de Europese markt dan gaat de
fabriek gegarandeerd binnen de twee jaar dicht’, zei hij toen in een gesprek met Le Soir.
Zijn timing was niet helemaal correct, maar uiteindelijk krijgt hij alsnog gelijk.
Bron: De standaard, 03/09/2016
a. Geef een synoniem van beide onderlijnde woorden in de tekst. (2p)
b. Leg uit wat ze in de tekst bedoelen met overcapaciteit? (2p)
c. Is
het
mogelijk
dat
de
arbeidsproductiviteit
per
uur
toeneemt,
terwijl
de
arbeidsproductiviteit op jaarbasis constant blijft? Leg bondig je redenering uit. (2p)
d. Stel dat 10 arbeiders samen 20.000 stuks kunnen produceren in een bepaalde periode en
dat iedere arbeider in diezelfde periode 500 EUR kost. Bij een stijging van de
arbeidsproductiviteit kunnen diezelfde 10 arbeiders in dezelfde tijd 25.000 stuks
8
produceren. Bereken hoe de gemiddelde arbeidskost per geproduceerde eenheid
hierdoor veranderd is. (3p)
e. Het is duidelijk dat zowel structurele als conjuncturele factoren hebben geleid tot de
sluiting van de fabriek van Caterpillar in Gosselies. Leg duidelijk uit welke structurele en
conjuncturele factoren (best in 2 kolommen) aan de basis lagen van de sluiting. Wees
volledig! (5p)
f.
Geef twee mogelijke (zelf gekozen) maatregelen die de overheid had kunnen
nemen en die Caterpillar misschien hadden kunnen helpen. Leg uit welke problemen
van Caterpillar jouw gekozen maatregelen zouden kunnen opgelost hebben. (4p)
g. Geef aan over welk soort werkloosheid het in de onderstaande voorbeelden gaat. Noteer
je antwoord in onderstaande tabel (op opgavenblad). (4p)
Bij Heinz in Turnhout gaan 200 jobs verloren. De
onderneming kampt met een overcapaciteit en verhuist
een groot deel van de productie naar het Engelse
Telford.
Door de hevige waterval en bijgevolg heel wat schade,
zal Brantano Wemmel gesloten blijven voor enkele
weken.
Op 30 september krijgen de kelners van Taverne Adi te
Knokke-Heist (elk jaar) hun ontslag.
In
vergelijking
faillissementen
met
sterk
vorig
jaar
is
toegenomen.
het
Heel
aantal
wat
arbeidsplaatsen gingen verloren.
Vraag 8: (13 ptn)
a. Geef 3 voordelen van telewerken voor de werknemers. Geen uitleg. (2p)
b. Geef de nieuwe naam van het voormalige brugpensioen. (1p)
c. Geef de 2 belangrijkste redenen voor deze naamsverandering. (2p)
d. Geef 3 mogelijke oplossingen om de vergrijzing te bestrijden. (2p)
e. Geef de drie pijlers van ons pensioenstelsel. (2p)
f.
Welke van deze drie pijlers komt door de vergrijzing van de bevolking onder druk te
staan in de toekomst. Leg bondig uit waarom. (2p)
9
g. In onderstaande figuur vind je de bevolkingspiramide van België in 2000 en 2030. Duid
in een kleur (op je opgavenblad) de bevolkingspiramide van 2030 aan. (2p)
Bevolkingspiramide: 2000 - 2030
(in procenten
104 van de bevolking van het betrokken geslacht)
Leeftijd
96
104
88
96
80
88
72
80
72
64
64
56
56
48
48
40
40
32
32
24
24
16
16
8
8
Vrouwen
0
0-2
2
-1,5
-1
1,5
1
2000
-0,5
0,5
Mannen
0
2000
M 2000
V 2000
0
0,5
0,5
2030
M 2030
1
1
1,5
1,5
2
2
2030
V 2030
Bron: NIS-FPB Mathematische demografie 2000-2050.
2
Vraag 9: (10 ptn)
Noteer op je collegeblad het volgens jou correcte antwoord. Er is steeds slechts 1
antwoord correct! Denk goed na!
Correct antwoord: +1
Blanco: 0
Foutief antwoord: -0,33
1. Welke maatregel van de overheid zal de werkloosheid niet doen dalen?
a. De mobiliteit van de werklozen verbeteren.
b. Het verlagen van de leerplicht.
c. Het verlagen van de werkloosheidsuitkeringen.
d. Een strengere controle op werkbereidwilligheid van werklozen.
2. Welke uitspraak is juist?
a. Arbeidsorganisatie en arbeidsspecialisatie zijn synoniemen.
b. Een periode van hoogconjunctuur wordt meestal gekenmerkt door dalende
werkloosheidscijfers, een stijgende vraag en dalende prijzen.
c. Diepte-investeringen hebben steeds een negatief effect op de werkgelegenheid.
d. Een vermindering van de loonkosten kan zowel een oplossing zijn voor structurele als
voor conjuncturele werkloosheid.
10
3. Welke zin is fout?
a. Een sociaal bemiddelaar probeert geschillen tussen werkgever en werknemer te
voorkomen of op te lossen.
b. In de HRM-visie wordt het personeel niet langer beschouwd als een kost.
c. De belangrijkste opdracht van een paritair comité is CAO’s af te sluiten voor de
sector.
d. Voor een knelpuntberoep betekent het dat er een kleine vraag en een groot aanbod
is op de arbeidsmarkt.
4. De meest dwingende “sociale afspraken” tussen werkgever en werknemer staan in:
a. arbeidsovereenkomst
b. arbeidsreglement
c. CAO
d. sociale wetgeving
5. Wie is de vreemde eend in de bijt?
a. VBO
b. ACV
c. VOKA
d. Unizo
6. Veronderstel dat de arbeidsproductiviteit in een onderneming is gestegen met 3% en dat
de werkgelegenheid in deze onderneming eveneens is gestegen, dan is
a. de productie van dit bedrijf gestegen met meer dan 3%.
b. de productie van dit bedrijf gestegen met minder dan 3%.
c. de productie van dit bedrijf gestegen met precies 3%.
d. het onmogelijk om te zeggen hoe de productie van dit bedrijf is gestegen.
7. Welke uitspraak over teleworking is fout?
a. De werkgever bespaart op vaste kosten.
b. Teleworking is een synoniem voor thuiswerken.
c. Medewerkers zijn buiten de kantooruren beschikbaar.
d. Teleworkers zijn productiever, loyaler, minder afwezig.
8. In welk van onderstaande ondernemingen zal de arbeidsintensiteit het grootst zijn?
11
a. De kerncentrale in Doel.
b. Brouwerij Palm in Steenhuffel.
c. Tranportbedrijf Ninatrans in Leuven.
d. Een petroleumraffinaderij in Antwerpen.
9. Welke uitspraak is fout?
a. Tijdelijke werkloosheid is een vorm van conjuncturele werkloosheid.
b. Seizoenswerkloosheid is een vorm van structurele werkloosheid.
c. Als een werknemer tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid geen loon krijgt,
kan hij aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering als tijdelijke werkloze.
d. Brugpensioen in bedrijven in moeilijkheden kan nog een tijd vanaf 55 jaar en in
bedrijven in herstructurering vanaf 52 jaar.
10. Welk kenmerk kan je niet verenigen met een vrij beroep?
a. Intellectuele prestatie.
b. Persoonlijke verantwoordelijkheid.
c. Industriëlen.
d. Deontologie.
Veel succes en geniet van de vakantie!!!
12
Download