Oefeningen Wiskundige Analyse II: extremumonderzoek 1. Voer het extremumonderzoek uit van volgende functies in heel R2 : • f (x, y) = xy • f (x, y) = x2 + y 4 • f (x, y) = x3 − 3xy 2 • f (x, y) = (x − y)4 + (y − 1)4 • f (x, y) = x2 y 2 2. In het vlak zijn drie materiële punten gegeven P1 (x1 , y1 ), P2 (x2 , y2 ) en P3 (x3 , y3 ), met respectieve massa’s m1 , m2 en m3 . T.o.v. welk punt P (x, y) in het vlak is het kwadratisch moment 3 X −−→ mi P Pi 2 i=1 minimaal? 3. Bepaal de absolute extrema van f (x, y) = x2 + y 2 − xy + x + y in het gesloten gebied bepaald door x ≤ 0, y ≤ 0, x + y ≥ −3. 4. Bepaal de absolute extrema van f (x, y) = cos x cos y cos(x + y) in het gesloten gebied beschreven door 0 ≤ x ≤ π en 0 ≤ y ≤ π. p 5. Bepaal de absolute extrema van f (x, y) = xy− 1 − x2 − y 2 in het gesloten gebied beschreven door x2 + y 2 ≤ 1. 6. Bepaal de absolute extrema van f (x, y) = x3 y 2 (1 − x − y) in het gebied x ≥ 0, y ≥ 0. 7. (i) Bepaal alle kritische punten van de functie f (x, y) = 2y 2 − x(x − 1)2 en onderzoek ook de aard van die punten. (ii) Bepaal vervolgens het absolute minimum en maximum van deze functie in [0, 2] × [−1, 1]. 8. Bepaal alle kritische punten van de functie f (x, y, z) = 4xyz − x4 − y 4 − z 4 en onderzoek hun aard. 9. Op een metalen plaat worden in de 25 punten (x, y) = (−2, −2), (−2, −1), ...(2, 1), (2, 2) de volgende (herschaalde) temperaturen gemeten: T (−2, −2) = 0, 057, T (−2, −1) = 0, 184, T (−2, 0) = 0, 345, T (−2, 1) = 0, 132, T (−2, 2) = 0, 035, T (−1, −2) = 0, 266, T (−1, −1) = 1, 235, T (−1, 0) = 1, 684, T (−1, 1) = 0, 780, T (−1, 2) = 0, 182, T (0, −2) = 0, 521, T (0, −1) = 1, 881, T (0, 0) = 2, 540, T (0, 1) = 1, 682, T (0, 2) = 0, 280, T (1, −2) = 0, 262, T (1, −1) = 1, 253, T (1, 0) = 1, 575, T (1, 1) = 0, 613, T (1, 2) = 0, 183, T (2, −2) = 0, 050, T (2, −1) = 0, 214, T (2, 0) = 0, 307, T (2, 1) = 0, 139, T (2, 2) = 0, 044. Stel dat men, op basis van theoretische beschouwingen, weet dat de temperatuursverdeling t(x, y) door volgend model wordt voorgesteld: 2 2 t(x, y) = (a cos (x) + b sin (x) + c) exp − x +y . 2 1 Methode der kleinste kwadraten: bereken de coëfficiënten a, b en c zodat de som van de kwadraten der verschillen tussen de gemeten waarden en de theoretische waarden, i.e. X 2 S= t(i, j) − T (i, j) , minimaal is. Plot de gevonden temperatuursverdeling, samen met de oorspronkelijke metingen, in één enkele figuur. 10. Bepaal de absolute extrema van de functie f (x, y) = xy − p 1 − x2 − y 2 in haar domein. 11. Vind alle extrema van de functie f (x, y) = sin (x) sin (y) (1 − x2 − y 2 ) op het interval [−1, 1] × [−1, 1]. Verifieer aan de hand van de grafische voorstelling van f . Opmerking: voor stelsels waarin de vergelijkingen niet van het veelterm-type zijn, kan Maple meestal niet alle oplossingen vinden; deze oefening illustreert dit. 12. Bepaal het punt P0 (x0 , y0 , z0 ) met x0 > 0, y0 > 0, z0 > 0, gelegen op de ellipsoı̈de met vergelijking x2 y2 z2 + + =1 a2 b2 c2 waarvoor het volume van het lichaam ingesloten tussen x = 0, y = 0, z = 0 en het raakvlak in P0 aan de ellipsoı̈de minimaal is. Maak het extremumonderzoek. 13. Bepaal de punten op de doorsnijding van de oppervlakken x2 − xy + y 2 − z 2 = 1 en x2 + y 2 = 1 op extremale afstand van de oorsprong. 14. Bepaal het punt op de rechte met vergelijkingen 2x − y − 2 = 0 en y = 2z dat het dichtst ligt bij de rechte met vergelijkingen x=y en y=z Controleer het antwoord meetkundig. 15. Bepaal de afmetingen van het rechthoekig parallellepipedum, ingeschreven in de ellipsoı̈de y2 z2 x2 + + = 1, 9 16 36 waarvan het volume maximaal is (d.m.v. extremumonderzoek). 16. Bepaal, via extremumonderzoek, de kortste afstand tussen de rechten met vergelijkingen x−1 y z = = 1 2 1 en 2 x = y = z. 17. Bepaal het laagste en het hoogste punt van de doorsnijding van x2 + y 2 − z 2 = 1 met x + y + 2z = 0. 18. Bepaal de afmetingen van het rechthoekig parallellepipedum dat voor een gegeven oppervlakte S de grootste inhoud heeft. 19. Bepaal de afmetingen van het rechthoekig parallellepipedum dat voor een gegeven inhoud V de kleinste oppervlakte heeft. 20. Welk punt van de paraboloı̈de z = x2 + y 2 ligt het dichtst bij het punt (3, −6, 4)? 21. Bepaal de vergelijking van het vlak door het gegeven punt (a, b, c) (a, b en c alle positief), waarvoor het volume van het lichaam ingesloten tussen dat vlak en de drie coördinaatvlakken minimaal is. 22. Zoek het maximum van de functie ln x + ln y + 3 ln z op het deel van de bol x2 + y 2 + z 2 = 5r2 waar x, y en z positief zijn. Gebruik dit resultaat om te bewijzen dat voor positieve a, b en c geldt dat 5 a+b+c 3 abc ≤ 27 5 23. Bewijs dat voor positieve x1 , x2 , . . . , xn geldt: 1 (x1 x2 . . . xn ) n ≤ [moeilijk] 3 x1 + x2 + . . . + xn n