Een herziening van de huidige wereldorde en

advertisement
Een herziening van de huidige wereldorde en
mensenrechtenconceptie als bron van een vermindering
van internationale conflicten
Bachelorscriptie Wijsbegeerte van
Myrthe Weijman
Myrthe Caroline Weijman
Studentnummer: 4127072
Inleverdatum: 23 januari 2017
Aantal woorden: 7366
Faculteit: Geesteswetenschappen
Departement en afdeling:
Departement Filosofie en Religiewetenschap, opleiding Wijsbegeerte
Hoofdbegeleider: Wouter Kalf
Tweede beoordelaar: Jesse Mulder
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
Inhoudsopgave
1. Inleiding
p.3
2. De kosmopolitische wereldorde en de universalistische
mensenrechtenconceptie
2.1 Moreel universalisme
p. 5
2.2 Universele mensenrechten in een kosmopolitische wereldorde
p. 6
2.3 Het probleem van een kosmopolitische wereldorde volgens Carl Schmitt
p. 7
2.4 Universele mensenrechten als kader voor machtsmisbruik en geweld
p. 8
3. De multipolaire wereldorde en de relativistische
mensenrechtenconceptie
3.1 De multipolaire wereldorde
p. 9
3.2 Het moreel relativisme
p. 11
3.3 Een argument tegen moreel relativisme
p. 12
3.4 David Wong
p. 12
3.5 Een relativistische mensenrechtenconceptie in een multipolaire
wereldorde
p. 14
4. Conclusie
p. 17
5. Bibliografie
p. 19
6. Samenvatting
p. 21
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
2
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
1. Inleiding
Met name sinds de tweede helft van de twintigste eeuw zijn mensenrechten een belangrijk onderdeel
geworden van de internationale politiek en de manier waarop deze gevoerd wordt. In 1948 heeft de
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
(hierna: UVRM) aangenomen.1 In deze verklaring zijn dertig rechten opgenomen die door de leden van
de Verenigde Naties worden beschouwd als basisrechten voor elk individu ter wereld, ongeacht tijd en
plaats. Deze mensenrechten vormen een belangrijk uitgangspunt voor het internationale beleid dat
wordt gevoerd door de Verenigde Naties (VN). Alle leden van de VN, wat met een aantal van 193 bijna
alle landen ter wereld beslaat, worden geacht zich aan de mensenrechtenverklaring te houden en deze
door te voeren in hun beleid. Als dit niet of niet goed genoeg wordt gedaan, kunnen er vanuit de
Verenigde Naties in verschillende vormen sancties volgen.
Zoals de naam van het verdrag al zegt, veronderstelt het UVRM dat de mensenrechten die het beslaat
een universeel karakter hebben. Dit universele karakter zou de wereldwijde implementatie van de
mensenrechten moeten rechtvaardigen. Deze implementatie veronderstelt echter al het bestaan van een
bepaalde wereldorde waarin een universele conceptie van mensenrechten het juiste uitgangspunt is voor
een mondiaal beleid. Tegenover deze kosmopolitische wereldorde, waarvan de universele
mensenrechten zoals deze zijn opgesteld door westerse landen de kern vormen, kan een multipolaire
wereldorde worden gezet, waarin een pluralisme van normen en waarden wordt erkend. Zoals Chantal
Mouffe beargumenteert in haar artikel Which world order: cosmopolitan or multipolar?2, zal deze
wereldorde minder snel tot de problemen leiden die uit een kosmopolitische wereldorde voortkomen.
In deze multipolaire wereldorde kan een relativistische in plaats van een universele conceptie van
mensenrechten worden genomen als uitgangspunt voor het mondiale beleid dat wordt gevoerd. Een
dergelijke relativistische conceptie van mensenrechten kan een grote invloed hebben op de invulling
van de mensenrechten en de rol die deze spelen in de internationale politiek. In deze scriptie zullen deze
twee concepties in het licht van bovengenoemde wereldordes ten opzichte van elkaar worden
afgewogen. Deze afweging zal plaatsvinden aan de hand van de volgende hoofdvraag: “Biedt een
multipolaire wereldorde of een kosmopolitische wereldorde een betere basis voor een internationaal
politiek beleid en past een relativistische of een universalistische mensenrechtenconceptie beter in deze
wereldorde?”.
1
United Nations General Assembly, The Universal Declaration of Human Rights, 10 december 1948.
http://www.un.org/en/universal-declaration-human-rights/ (geraadpleegd 20 november 2016).
2
Chantal Mouffe, “Which World Order: Cosmopolitan or Multipolar?”, Ethical Perspectives 15 (2008), 453467, https://www.uam.es/otros/afduam/pdf/02-Mouffe.pdf (geraadpleegd 20 november 2016).
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
3
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
Om deze hoofdvraag op een duidelijke en overtuigende wijze te beantwoorden, dienen enkele
deelonderwerpen behandeld te worden. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van een
literatuuronderzoek. In de eerste sectie van deze scriptie worden het moreel universalisme en de
kosmopolitische wereldorde behandeld. Daarvoor is om te beginnen van belang om uiteen te zetten wat
de universaliteit van mensenrechten precies inhoudt. Hiervoor wordt het moreel universalisme van in
het bijzonder Immanuel Kant behandeld. Vervolgens zal worden ingegaan op de manier waarop de
aanname van moreel universalisme en de universele conceptie van mensenrechten samenhangen.
Hierna zal worden beschreven hoe een kosmopolitische wereldorde er precies uitziet en hoe een
universele mensenrechtenconceptie zich verhoudt tot deze wereldorde. Als deze verhouding helder is,
wordt er gekeken naar wat nu precies de problemen zijn van de combinatie van deze wereldorde en
mensenrechtenconceptie. Deze problemen zullen worden behandeld aan de hand van een essay van
filosoof en jurist Carl Schmitt en door dieper in te gaan op de werking van de VN.
In de tweede sectie zal worden besproken wat een multipolaire wereldorde precies inhoudt en op welke
manier deze zich verhoudt tot een relativistische mensenrechtenconceptie. In het eerste deel van deze
sectie zal uiteen worden gezet wat een multipolaire wereldorde precies is en vervolgens zal worden
beschreven waarom een multipolaire wereldorde een goed alternatief biedt voor een kosmopolitische
wereldorde. Zoals zal worden betoogd, sluit een relativistische mensenrechtenconceptie beter aan bij
de multipolaire wereldorde dan een universele mensenrechtenconceptie. Om deze reden zal om de
multipolaire wereldorde aan te nemen het moreel relativisme ten opzichte van het moreel universalisme
verdedigd moeten worden. Deze verdediging zal worden toegespitst op de conceptie van mensenrechten
van beide stromingen. Om de waarde en achtergrond van een relativistische conceptie van
mensenrechten te behandelen, zal worden ingegaan op wat het moreel relativisme in beginsel inhoudt.
Hierna zal een van de belangrijkste kritiekpunten op het moreel relativisme behandeld worden en zal
met behulp van de filosofie van David Wong worden toegelicht waarom dit punt geen probleem hoeft
te zijn voor het aannemen van het moreel relativisme. Vervolgens zal met behulp van deze theoretische
achtergrond het moreel relativisme worden toegepast op mensenrechten en de rol van een relativistische
mensenrechtenconceptie in de internationale politiek.
Ten slotte zal worden geconcludeerd dat een multipolaire wereldorde een beter uitgangspunt vormt
voor het internationale politieke beleid dan een kosmopolitische wereldorde. Zoals zal blijken sluit een
relativistische mensenrechtenconceptie goed aan op een wereldorde waarin het bestaan van
verschillende waarden wordt erkend en geaccepteerd en is een relativistische mensenrechtenconceptie
in verschillende opzichten wenselijker en makkelijker aan te nemen dan een universele
mensenrechtenconceptie. Daarom zal de tweede conclusie luiden dat een relativistische
mensenrechtenconceptie beter past binnen een multipolaire wereldorde dan een universele
mensenrechtenconceptie.
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
4
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
2. De kosmopolitische wereldorde en de universalistische mensenrechtenconceptie
2.1 Moreel universalisme
Zoals
genoemd
veronderstelt
de
kosmopolitische
wereldorde
dat
een
universele
mensenrechtenconceptie het juiste uitgangspunt is voor een mondiaal politiek beleid. De universele
mensenrechtenconceptie is gebaseerd op het moreel universalisme. Het moreel universalisme gaat,
zoals de term al aangeeft, uit van een universele morele waarheid.3 Het feit dat verschillende mensen
verschillende morele opvattingen hebben, is volgens de moreel universalisten een kwestie van
opvoeding en omgeving. De morele opvattingen die zij hebben aangeleerd en die afwijken van de
universele norm, kunnen niet als moreel waar worden beschouwd. Dit komt doordat moraliteit inherent
is aan de mens en dus van binnenuit komt. Externe factoren die een verandering of totstandkoming in
morele opvattingen teweegbrengen, zijn afkomstig uit de omgeving van mensen en de omgeving is voor
elke mens anders. Deze morele opvattingen mogen niet door elkaar worden gehaald met de universele
moraal die voor iedereen geldig is en onafhankelijk is van persoonlijke omstandigheden van mensen.
Deze universele moraal bevat absolute waarheid, wat betekent dat moraliteit geen kwestie is van
meningen en culturen, maar dat het deze onderscheidende factoren vanwege het universele karakter
overstijgt.
De belangrijkste denker met betrekking tot het moreel universalisme is de Duitse filosoof Immanuel
Kant. De basis voor zijn morele filosofie legt Kant in The Groundwork of the Metaphysics of Morals.4
Een van de belangrijkste uitgangspunten voor deze morele filosofie is Kants stelling dat alle mensen
rationale wezens zijn. Deze rationaliteit onderscheidt de mens van dieren en geldt als een verbindende
factor tussen mensen, omdat het een gedeelde eigenschap is die losstaat van subjectieve factoren die de
mens beïnvloeden, zoals emoties, verlangens en omgevingsfactoren. Centraal in Kants morele filosofie
staat de categorische imperatief, die geldt voor alle mensen, op basis van hun rationaliteit. Kant erkent
dat mensen niet volledig rationeel zijn omdat zij ook gedreven worden door subjectieve verlangens,
maar zij moeten in hun handelen deze verlangens zo veel mogelijk onderwerpen aan de rationale wetten.
De rationaliteit van de mens is a priori: onafhankelijk van ervaringen en waarnemingen.5 Dit betekent
dat rationele wetten en daarmee moraliteit wel door de mens gekend kunnen worden maar net als
Chris Gowans, “Moral Relativism”, in The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2016 Edition), ed.
Edward N. Zalta, https://plato.stanford.edu/archives/win2016/entries/moral-relativism/ (geraadpleegd 20
november 2016).
4
Immanuel Kant, Groundwork for the Metaphysics of Morals, ed. Thomas E. Hill and Arnulf Zweig, trans.
Arnulf Zweig (Oxford; New York: Cambridge University Press, 2002).
5
Bruce Russell, "A Priori Justification and Knowledge", in The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Summer
2014 Edition), ed. Edward N. Zalta, https://plato.stanford.edu/entries/apriori/ (geraadpleegd 2 januari 2017).
3
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
5
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
natuurkundige wetten op zichzelf, onafhankelijk van de mens, bestaan. Hierdoor is moraliteit universeel
en niet afhankelijk is van omstandigheden.
Voor veel mensen biedt de morele filosofie van Kant een aantrekkelijk uitgangspunt voor het denken
over ethiek. Kant maakt op het gebied van moraliteit en het bij het toekennen van rechten geen
onderscheid tussen mensen, een onderscheid dat vóór Kant wel vaak werd gemaakt, maar ziet hen op
basis van hun rationaliteit juist als waardevol en gelijkwaardig.6 Kant verbindt ook conclusies aan deze
aanname: we moeten zelf handelen op basis van rationaliteit, maar dienen ook elkaar te behandelen als
rationele en waardevolle wezens. Het hebben van waarde en het recht om behandeld te worden als
waardevol, stelt Kant inherent aan het zijn van een mens. In deze stelling is de notie van universele
mensenrechten duidelijk terug te zien. De rechten in het UVRM worden toegekend aan alle mensen ter
wereld, simpelweg omdat zij mens zijn; verschillen in afkomst of cultuur doen er niet toe.
2.2 Universele mensenrechten in een kosmopolitische wereldorde
Het idee van een kosmopolitische wereldorde berust op de ideologie van het kosmopolitisme. Volgens
het kosmopolitisme zijn alle mensen ter wereld onderdeel van één gemeenschap. Een dergelijke
gemeenschap kan verschillende vormen aannemen; het kan bijvoorbeeld een morele, politieke of
culturele gemeenschap zijn. Het belangrijkste element uit het kosmopolitisme is het feit dat mensen
wereldwijd één gemeenschap vormen, simpelweg vanwege de gedeelde eigenschap van het mens-zijn.7
In de kosmopolitische wereldorde zoals Chantal Mouffe deze beschrijft, krijgt het kosmopolitisme de
vorm van een politieke gemeenschap. De kosmopolitische wereldorde pleit voor een uniforme politieke
structuur in de wereld waar alle mensen en landen, ongeacht regio of cultuur, aan conformeren. Er is
een ideologie nodig die een dergelijke politieke structuur vormgeeft, om zo de homogene wereldorde
te bewerkstelligen. Een uniforme gemeenschap kan immers niet uniform zijn, indien er geen
gedachtegoed is die de individuele actoren verenigt.
Deze ideologie is volgens de aanhangers van de kosmopolitische wereldorde geworteld in de westerse
normen en waarden. Zij betogen dat de westerse interpretatie van democratie, liberalisme en
mensenrechten het uitgangspunt dient te vormen voor de kosmopolitische wereldorde en dat de wereld
slechts morele vooruitgang kan boeken indien dit westerse gedachtegoed wereldwijd wordt
geïmplementeerd. Deze opvattingen zijn te herleiden tot de overtuiging dat alleen westerse landen en
instituties rationeel en legitiem zijn. Het westen wordt geacht de morele waarheid in pacht te hebben en
6
Jack Donnelly, Universal Human Rights in Theory and Practice, 2e ed. (Cornell University Press, 2002).
Eric Brown and Pauline Kleingeld, “Cosmopolitanism”, in The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Fall
2014 Edition), ed. Edward N. Zalta, https://plato.stanford.edu/entries/cosmopolitanism/ (geraadpleegd 20
november 2016).
7
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
6
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
de taak op zich te nemen om de liberale universaliteit wereldwijd te implementeren. De kosmopolitische
wereldorde zal dan een homogene gemeenschap zijn waarin westerse normen en waarden de dienst
uitmaken en de morele en politieke opvattingen in de wereld domineren.8
Zoals gezegd gaat deze kosmopolitische wereldorde uit van een moreel universalisme. Dit blijkt uit de
conceptie van mensenrechten die westerse landen en instituties dikwijls hanteren. Zoals eerder is
gebleken komt deze hantering tot uiting bij de VN, waarvan alle westerse landen ter wereld lid zijn: de
VN heeft het bestaan van universele mensenrechten immers erkend met het aannemen van het UVRM.
Gezien de legitimiteit die het westen volgens de kosmopolieten heeft om de westerse normen en
waarden wereldwijd te implementeren en het feit dat volgens zowel de kosmopolieten als de moreel
universalisten mensen tot één homogene groep behoren op grond van hun mens-zijn, betekent dit ook
dat de universele mensenrechtenconceptie van het westen volgens de VN verspreid dient te worden
over de gehele wereld. De universaliteit van deze rechten overstijgt regionale verschillen en culturele
interpretaties van mensenrechten. Om een rechtvaardige kosmopolitische wereldorde te vormen en
wereldwijde morele vooruitgang te bevorderen, wordt het opleggen van het morele universalisme van
het westen aan de rest van de wereld als noodzakelijk gezien.
2.3 Het probleem van een kosmopolitische wereldorde volgens Carl Schmitt
In zijn essay The Concept of the Political schetst Carl Schmitt een cruciaal probleem van deze
kosmopolitische wereldorde.9 Volgens Schmitt is het doel van de staat om de interne vrede en de externe
veiligheid te bewaren. De factor die het politieke beleid van de staat in de belangrijkste mate definieert,
is het onderscheid dat de staat maakt tussen vriend en vijand. Dit onderscheid heeft grote gevolgen voor
het handelen van de staat: het feit of een andere staat als vriend of vijand wordt beschouwd, bepaalt of
er een mogelijkheid is om deze staat te dwingen ingrijpende maatschappelijke en culturele
veranderingen door te voeren en, indien dit niet lijkt te werken, met geweld aan te vallen. Het
onderscheid tussen vriend en vijand wordt gemaakt op basis van gedeelde (morele) opvattingen. Hierbij
gaat het om onder andere de concepties van goed en slecht en economisch profitabel en non-profitabel
die de staten dan wel of niet delen. Om te spreken van een vijand, moeten deze verschillen in concepties
ertoe leiden dat een staat een andere staat als bedreiging ziet. Deze bedreiging kan als persoonlijke
bedreiging worden opgevat of als bedreiging voor het internationale politieke systeem. Het voelen van
deze bedreiging is, alhoewel staten dat dikwijls op een andere manier zullen zien, volgens Schmitt geen
objectief oordeel. Het zien van een andere staat als bedreiging is afhankelijk van de ervaring van de
leider van de staat die zich bedreigd voelt en deze ervaring is geheel subjectief. Persoonlijke morele
8
9
Zie voetnoot 2
Carl Schmitt, The Concept of the Political, trans. George Schwab (University of Chicago Press, 2007).
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
7
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
concepties hebben op deze manier grote gevolgen voor de manier waarop een staat zich gedraagt
tegenover een andere staat. Staten kunnen zichzelf in de theorie van Schmitt op twee manieren het recht
toekennen om geweld te gebruiken tegen de staat die zij als vijand zien: ten eerste omdat ze zichzelf
beschouwen als moreel superieur ten opzichte van de vijand en ten tweede omdat ze de soevereiniteit
hebben om zichzelf te beschermen tegen deze moreel inferieure staat die zij als bedreiging ervaren.
Het probleem dat de theorie van Schmitt vormt voor de kosmopolitische wereldorde ligt in de manier
waarop staten elkaar als bedreiging voelen en de consequenties die deze gevoelens opleveren. Omdat
de ervaring van een bedreiging zo subjectief is en gebaseerd kan zijn op slechts een verschil in ideologie,
zijn de gevolgen die deze ervaringen kunnen hebben, namelijk het weigeren te accepteren van een
bepaalde cultuur van een staat of zelfs het gebruiken van geweld, des te ingrijpender. In de
kosmopolitische wereldorde waarin er wordt uitgegaan van de juistheid van één bepaalde ideologie en
het streven om deze ideologie wereldwijd te implementeren, ligt de weg open om andere staten te zien
als bedreiging omdat zij een andere ideologie hanteren. In plaats van culturele verschillen te accepteren,
worden samenlevingen die fundamenteel andere opvattingen hanteren snel gezien als vijand. Niet alleen
zal dit leiden tot het gedwongen verdwijnen van bepaalde culturele verschillen, met alle nadelige
gevolgen voor het land dat hier slachtoffer van is van dien, maar ook zal de weg openliggen voor een
toename van oorlog en geweld, indien de aanstichters daarvan geloven dat zij daar het recht toe hebben.
De kosmopolitische wereldorde zal deze gevolgen slechts in de hand werken doordat het
kosmopolitische gedachtegoed is vastgelegd in het UVRM en het in een kosmopolitische wereldorde
als gerechtvaardigd wordt beschouwd om dit gedachtegoed op te leggen aan andere landen.
2.4 Universele mensenrechten als kader voor machtsmisbruik en geweld
Het UVRM beïnvloedt op verschillende manieren het politieke beleid van de VN. Verschillende rechten
die zijn vastgelegd in het verdrag mogen niet strijdig zijn met de algemene doelen van de VN. In het
geval van strijdigheid mag er dan ook geen beroep worden gedaan op deze rechten door een staat of
individu.10 Daarmee heeft het verdrag niet alleen betrekking op de mensenrechtendoelen die de VN
stelt, maar ook op andere politieke en economische doelen die dikwijls een westers karakter hebben.
Ook is het sinds 2005 mogelijk om de schending van bepaalde mensenrechten te gebruiken als een
geldige reden om sancties, zo nodig in militaire vorm, te gebruiken tegen een staat die zich schuldig
heeft gemaakt aan het schenden van deze rechten.11 Uit deze voorbeelden blijkt dat het UVRM een
grote rol speelt binnen het politieke beleid van de VN en dat de VN zichzelf en de lidstaten ingrijpende
rechten toekent als het gaat om de implementatie van mensenrechten in het internationale politieke
10
UVRM, artikel 14, 26 en 29.
United Nations, Responsibility to Protect, 2005. http://www.ifrc.org/docs/idrl/I520EN.pdf (geraadpleegd 11
januari 2017).
11
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
8
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
beleid. In het licht van de kosmopolitische wereldorde, waarbij de universele mensenrechten een
belangrijk onderdeel uitmaken van het politieke beleid, is de invloed van het UVRM in het gedrag van
de VN problematisch. Niet alleen wil de VN ervoor zorgen dat zoveel mogelijk landen deze
mensenrechtenconceptie hanteren ten opzichte van de eigen burgers, ook strekt deze conceptie tot het
domein van het politieke en economische beleid van een bepaalde staat en kunnen de gevolgen enorm
zijn wanneer een staat zich niet houdt aan het mensenrechtenverdrag. Daarnaast ligt in de
kosmopolitische wereldorde waar deze mensenrechtenconceptie een belangrijk deel van uitmaakt, de
weg naar machtsmisbruik open. Staten en organisaties zoals de VN kunnen het kader van
mensenrechten gebruiken om hun eigen doelen op het gebied van onder andere politiek en economie
na te streven. Zoals Schmitt stelt kunnen staten zichzelf het recht toekennen om geweld te gebruiken
tegen andere staten, omdat zij zichzelf als moreel superieur zien en andere staten beschouwen als
bedreiging. Dit lijkt ook een rol te kunnen spelen bij de VN. Vanuit de notie van universele
mensenrechten kunnen staten na toestemming van de Veiligheidsraad van de VN sancties opleggen aan
andere staten en zo nodig geweld gebruiken. Indien de universele mensenrechtenconceptie eraan
bijdraagt dat staten hun morele overtuigingen gebruiken om macht te krijgen over het beleid van andere
staten en om geweld te gebruiken, kan een andere conceptie van mensenrechten wellicht een oplossing
bieden.
3. De multipolaire wereldorde en de relativistische mensenrechtenconceptie
3.1 De multipolaire wereldorde
Tegenover de kosmopolitische wereldorde zoals deze is beschreven in punt 2.2, kan een multipolaire
wereldorde worden gezet. Zoals genoemd is het belangrijkste element van de kosmopolitische
wereldorde het idee van één ideologisch gedachtegoed dat zich uitstrekt over de wereld en uitwerking
heeft in de manier waarop staten en internationale instituties politiek bedrijven. Dit gedachtegoed dient
volgens aanhangers van het kosmopolitisme ondanks bestaande culturele en regionale verschillen
wereldwijd geïmplementeerd te worden, zodat de internationale politiek een uniform karakter krijgt.
Aanhangers van een multipolaire wereldorde zoals Mouffe deze beschrijft, staan lijnrecht tegenover de
kosmopolitische opvatting. In een multipolaire wereldorde is er geen sprake van een homogeen
gedachtegoed dat zich uitspreidt over de wereld. In de internationale politiek houdt de term
‘multipolariteit’ in dat er verschillende machtspolen bestaan en dat de internationale
machtsverhoudingen zich rond deze polen vormgeven.12 Een multipolaire wereldorde erkent het bestaan
van culturele en regionale verschillen in opvattingen in de wereld en accepteert deze verschillen met
betrekking tot het voeren van een internationaal politiek beleid. Het kosmopolitische idee van een
12
Robert J. Jackson, Global Politics in the 21st Century (Cambridge University Press, 2013).
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
9
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
enkele wereldmacht die het mondiale politieke systeem domineert, wordt afgekeurd. Niet slechts de
westerse, liberale opvattingen wordt aangemerkt als legitiem, maar ook andere concepties van
bijvoorbeeld mensenrechten en staatsvormen.13
Door een dergelijke multipolaire wereldorde wordt het probleem dat Carl Schmitt bij de
kosmopolitische wereldorde stelt, beperkt. Er is geen erkenning van een homogeen gedachtegoed en
een eventuele poging om een dergelijk gedachtegoed toch wereldwijd te implementeren, kan niet
worden gelegitimeerd. Binnen een kosmopolitische wereldorde bestaat vanwege gebrek aan acceptatie
van pluraliteit aan verschillende opvattingen het gevaar dat staten elkaars cultuur en morele visie
afkeuren en als bedreigend ervaren, waardoor het opleggen van de eigen visie of zelfs het gebruiken
van geweld als gelegitimeerd kan worden beschouwd. In de multipolaire wereldorde van Mouffe waarin
deze pluraliteit wordt erkend en geaccepteerd door zowel staten als instituties, zal een staat met een
andere cultuur eerder worden geaccepteerd, in plaats van worden gezien als bedreiging. Het opleggen
van een cultuur of opvatting of het gebruiken van geweld tegen deze staat zal dan ook minder snel nodig
worden geacht. Conflicten tussen staten, of er nu culturele verschillen bestaan of niet, zullen nooit
helemaal voorkomen kunnen worden. Verschillen kunnen door een van de partijen bij een afspraak toch
als te groot of te fundamenteel worden gezien om een compromis te sluiten, of een bepaalde opvatting
kan als onaanvaardbaar worden gezien door anderen, waardoor er onbegrip en afstand tussen staten kan
ontstaan. Binnen een kosmopolitische wereldorde zijn er echter grote, constante wrijvingen omdat
bepaalde culturele verschillen niet worden geaccepteerd en er wordt gestreden om deze verschillen te
laten verdwijnen door een homogene wereldcultuur op te leggen. Deze wrijvingen zijn minder groot en
minder constant in een multipolaire wereldorde, omdat hier in beginsel het bestaan van culturele
verschillen wordt geaccepteerd en er bij internationale samenwerking wordt getracht ondanks deze
verschillen een compromis te sluiten, die door elke cultuur aanvaard kan worden. Opvattingen op
zichzelf zullen niet altijd geaccepteerd worden, maar het bestaan van het verschil in opvattingen wel
degelijk in grotere mate. Indien de universele mensenrechtenconceptie niet langer is vastgelegd in een
verdrag, zal de juridische rechtvaardiging voor het ingrijpen in andere landen met betrekking tot
mensenrechten ontbreken. Een gelijkwaardig dialoog zal dan vaker worden aangemerkt als oplossing
om verschillen te overbruggen, in plaats van het opleggen van de eigen opvattingen of het gebruik van
geweld; niet noodzakelijk omdat staten niet meer zo sterk geloven in hun eigen morele opvattingen en
hun eigen belang niet meer willen nastreven, maar omdat zij zich niet aan de wet houden indien zij
proberen deze opvattingen op te leggen aan anderen. Het moreel relativisme kan een belangrijke rol
spelen bij het ontwikkelen van een andere mensenrechtenconceptie. Om te begrijpen wat het moreel
relativisme precies is en waarom het een theorie is die nauw aansluit bij een multipolaire wereldorde,
volgt een beschrijving van het moreel relativisme en de verdediging ervan door twee filosofen.
13
Zie voetnoot 2
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
10
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
3.2 Het moreel relativisme
Het moreel relativisme kent verschillende vormen en kan op verschillende manieren worden uitgelegd,
maar hoe dan ook bestaat er een duidelijk verschil met het moreel universalisme. Waar het moreel
universalisme stelt dat er een universele morele waarheid is, die losstaat van individuele en culturele
factoren, ontkent het moreel relativisme het bestaan van objectieve, morele feiten.14 Filosofen hebben
door de tijd heen vanuit verschillende invalshoeken relativistische theorieën opgesteld. David Hume
stelde dat morele oordelen geen betrekking hebben op feitelijkheden, omdat er geen objectieve morele
standaard is waar deze oordelen aan kunnen worden ontleend. Morele oordelen hebben volgens Hume
niets te doen met controleerbare feiten uit de wereld om ons heen, maar slechts met onze eigen
gevoelens en emoties.15 Friedrich Nietzsche en Gilbert Harman gooien het over een andere boeg. Voor
het ontkrachten van het moreel universalisme nemen zij als uitgangspunt dat de stelling dat morele
feiten bestaan, niet de beste verklaring van moraliteit is. Het moreel universalisme slaagt er volgens hen
niet in om een goede morele theorie uiteen te zetten, omdat we de objectieve morele feiten die het
moreel universalisme veronderstelt niet nodig hebben om morele oordelen te kunnen verklaren.1617
Morele oordelen kunnen verklaard worden vanuit een relativistische positie, waarin er niet één morele
waarheid is, maar waarin moraliteit sterk wordt beïnvloed door persoonlijke omstandigheden die het
bestaan van objectieve, morele feiten wegnemen.
Ondanks de verschillende invalshoeken is er volgens het moreel relativisme in algemene zin sprake van
grote verschillen tussen mensen en culturen in morele opvattingen, waarbij de waarheid van deze
opvattingen niet absoluut is, maar onlosmakelijk verbonden met de morele standaard van een persoon
of een groep mensen. Persoonlijke en externe omstandigheden en emoties hebben dermate invloed op
de ontwikkeling van morele opvattingen van mensen, dat er niet gesproken kan worden van een
universele moraal die deze onderlinge verschillen als het ware overstijgt. Volgens de relativisten is de
ene morele standaard niet per definitie beter of meer berust op waarheid dan een andere standaard; de
waarheid van morele opvattingen is relatief. Wegens het ontbreken van een morele waarheid kunnen
we de morele opvattingen van anderen niet op objectieve wijze beoordelen. Er kan niet gesteld worden
dat de een ‘gelijk’ heeft en de ander niet. Een rechtvaardiging om de eigen overtuiging op te leggen aan
anderen lijkt te ontbreken indien deze overtuiging niet is gebaseerd op waarheid.
14
Zie voetnoot 3
David Hume, An Enquiry Concerning Human Understanding (Mineola, New York: Dover Publications, INC.,
2004).
16
Brian Leiter, "Nietzsche's Moral and Political Philosophy", in The Stanford Encyclopedia of Philosophy
(Winter 2015 Edition), ed. Edward N. Zalta, https://plato.stanford.edu/entries/nietzsche-moral-political/
(geraadpleegd 18 januari 2017).
17
Gilbert Harman, “Moral Relativism Defended,” Philosophical Review 85 (1975), 3–22,
http://fewd.univie.ac.at/fileadmin/user_upload/inst_ethik_wiss_dialog/Harman__G._1975_MORAL_RELATIV
ISM_DEFENDED.pdf (geraadpleegd 25 november 2016).
15
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
11
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
3.3 Een argument tegen moreel relativisme
Zoals genoemd is het voor de verdediging van een multipolaire wereldorde noodzakelijk dat het moreel
relativisme verdedigd wordt, omdat deze onlosmakelijk met elkaar samenhangen. Indien er argumenten
tegen het moreel relativisme zijn die zo overtuigend zijn dat het moreel relativisme niet overeind kan
blijven, kan ook niet langer gesteld worden dat een multipolaire wereldorde wenselijker is dan een
kosmopolitische wereldorde. Een van de meest gebruikte argumenten tegen het moreel relativisme is
het argument dat het moreel relativisme afgekeurd dient te worden, omdat het alle morele standpunten,
hoe overduidelijk ze voor ons gevoel ook verkeerd lijken te zijn, accepteert.18 Indien morele
overtuigingen vanwege hun relativiteit geen waarheden of onwaarheden bevatten, kan van morele
uitspraken waarvoor door velen duidelijke morele afkeuring wordt gevoeld, zoals slavernij of steniging,
niet worden gezegd dat ze niet kloppen. Als zulke uitspraken niet onwaar zijn en dus niet objectief als
moreel verkeerd kunnen worden beschouwd, is het bijzonder lastig om praktijken die voortvloeien uit
deze standpunten te verbieden: de overtuiging dat deze praktijken moreel slecht zijn is dan net zomin
waar als de overtuiging dat ze goed zijn. Een moreel relativist zou zichzelf echter kunnen verdedigen
door te zeggen dat het inderdaad zo is dat we morele uitspraken en bepaalde praktijken die voor veel
mensen als absoluut immoreel aanvoelen, niet op waarheid kunnen beoordelen. Een argument tegen de
onwenselijke implicaties van een theorie is geen argument voor de onwaarheid van die theorie. Indien
het moreel relativisme niet onwaar is, maar nog steeds onwenselijk omdat het dingen zou toelaten die
door velen sterk worden afgekeurd, biedt het moreel relativisme en dus de multipolaire wereldorde
echter nog steeds geen goed alternatief voor de kosmopolitische wereldorde met de universalistische
moraal. Het is daarom van groot belang om dieper in te gaan op dit tegenargument. Door gebruik te
maken van de vorm van moreel relativisme die de filosoof David Wong verdedigt, kan het probleem
dat dit tegenargument opwerpt, worden overkomen.
3.4 David Wong
In zijn boek Natural Moralities: A Defense of Pluralistic Relativism19 verdedigt Wong een specifieke
vorm van moreel relativisme. Wong ontkent de stelling van de moreel universalisten dat er één enkele
morele waarheid bestaat, maar stelt dat het ook niet zo is dat er helemaal géén morele waarheid bestaat.
Volgens Wong is er een pluralisme aan morele waarheden. Dit betekent overigens niet dat elke
bestaande moraliteit waarheid bevat. Hij gooit het dus over een andere boeg dan de meest radicale
moreel relativisten. Een pluraliteit aan morele waarheden betekent dat verschillende opvattingen zijn
Emrys Westacott, “Moral Relativism”, in Internet Encyclopedia of Philosophy,
http://www.iep.utm.edu/moral-re/ (geraadpleegd 20 november 2016).
19
David B. Wong, Natural Moralities: A Defense of Pluralistic Relativism (New York: Oxford University
Press, 2006).
18
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
12
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
gebaseerd op een gemeenschappelijke grond en dat er op verschillende gebieden wel degelijk bepaalde
overeenstemming bereikt kan worden. Indien er namelijk wordt gesteld dat er geen absolute morele
waarheid is en alle morele opvattingen evenveel waarheid bevatten, dreigt bovenstaand tegenargument
roet in het eten te gooien.
Om dit probleem te overkomen pleit Wong voor het ‘pluralistisch relativisme’. De verdediging van het
pluralistisch relativisme berust op twee aannames. Ten eerste stelt Wong dat er een pluraliteit is aan
morele waarheden en ten tweede dat er verschillende universele beperkingen zijn, gelegen in de
menselijke natuur en omstandigheden, aan wat een ware moraliteit kan zijn. Uit deze eerste aanname
volgt Wongs stelling dat er noch één enkele morele waarheid bestaat, noch dat er helemaal geen morele
waarheid bestaat. Uit zijn tweede aanname volgt dat niet elke bestaande morele opvatting per se waar
is: de universele beperkingen aan wat een ware moraliteit kan zijn, voorkomen dit. De universaliteit
die, ondanks het feit dat Wong een relativist is, toch voorkomt in zijn theorie, is gebaseerd op wat hij
noemt ‘morele ambivalentie’. Deze morele ambivalentie houdt in dat mensen aan het twijfelen kunnen
worden gebracht over hun eigen morele opvattingen, omdat zij degene die een andere morele opvatting
erop nahoudt, toch als rationeel wezen zien. Op het moment dat zij niet rationeler zijn dan degene met
een andere morele opvatting en hun eigen opvattingen dus niet als superieur ten opzichte van de andere
kunnen worden beschouwd, kan dat leiden tot de realisatie dat de eigen morele oordelen niet
noodzakelijk absolute waarheid bevatten. De gedeelde rationaliteit schrijft Wong toe aan het feit dat
mensen wel dezelfde waarden aanhangen, maar niet altijd dezelfde waarden het belangrijkste vinden,
of dat er verschillende invullingen aan waarden worden gegeven. Wong stelt dus wel dat er een bepaalde
gemeenschappelijke (universele) grond is waaruit moraliteit voortkomt, maar dat de inhoud van morele
opvattingen hierdoor niet direct een universeel karakter hebben. Deze gemeenschappelijke grond komt
voort uit het feit dat mensen dezelfde behoeftes hebben. Hierbij moet worden gedacht aan algemene
behoeftes zoals behoefte aan fysieke en mentale ontwikkeling en sociale behoeftes. Moraliteit speelt
hierin volgens Wong een functionele rol: de functie van moraliteit is om bij te dragen aan het voldoen
in deze behoeftes. Hieruit volgt de gemeenschappelijke morele grond die voor alle mensen hetzelfde is;
mensen hebben immers dezelfde basale behoeftes waar ze naar handelen. Deze behoeftes worden in
elkaar herkend door anderen omdat ze voor iedereen hetzelfde zijn, waardoor mensen elkaars handelen
naar deze behoeftes als rationeel zien. Hierdoor kent moraliteit bepaalde universele elementen en
worden er beperkingen gesteld aan welke opvattingen als moreel acceptabel kunnen worden gezien.
Deze elementen zijn echter zo breed en voor zoveel verschillende interpretaties vatbaar, dat er volgens
Wong niet kan worden gesproken van een universele moraal.
Het is begrijpelijk dat het argument genoemd bij punt 3.3 wordt opgeworpen tegen een morele theorie
die overtuigingen en praktijken die door velen sterk worden afgekeurd, lijkt toe te staan. Het is nog
begrijpelijker als er geen vertrouwen is dat een dergelijke theorie daadwerkelijk tot morele vooruitgang
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
13
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
kan leiden. Er kan echter gesteld worden dat het opgeworpen tegenargument te kort door de bocht is.
Het moreel relativisme hoeft er niet noodzakelijk toe te leiden dat alle morele opvattingen, hoe bizar en
onwenselijk ook, evenveel waarheid bevatten als alom geaccepteerde of minder radicale opvattingen.
Bij de volledige ontkenning van welke morele waarheid dan ook zouden bovenstaande problemen zich
inderdaad kunnen voordoen. Zoals echter gesteld is zijn er ook vormen van moreel relativisme waar
een bepaalde gemeenschappelijke grond tussen mensen de bron is van moraliteit. Door deze
gemeenschappelijke grond, zoals de gemeenschappelijke behoeftes bij Wong en de gemeenschappelijke
notie van menselijke waardigheid bij Panikkar die later behandeld zal worden, zullen morele
overtuigingen die absoluut onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke kenmerken tussen mensen,
niet snel als moreel worden aangemerkt. Deze gemeenschappelijke kenmerken zorgen ervoor dat er
bepaalde overtuigingen en praktijken zijn die zodanig botsen met de menselijke aard waaruit moraliteit
voortvloeit, dat ze vanuit verschillende culturen als moreel onaanvaardbaar worden beschouwd, zelfs
als deze culturen onderling verschillen in morele opvattingen. Moreel relativisme is dan geen open deur
voor alle morele opvattingen, hoe extreem ook, omdat ze toch niet beoordeeld zouden kunnen worden
op hun morele waarheid. Zoals Wong stelt is er niet één universele, normatieve moraal waar opvattingen
en praktijken aan getoetst kunnen worden, maar is er wel een pluralisme van morele waarheden die
voortkomen uit gemeenschappelijke behoeftes van mensen. Van de meest radicale morele opvattingen
die volgens critici door moreel relativisten goedgekeurd zouden worden, kan gesteld worden dat zij ook
door relativisten kunnen worden afgekeurd omdat er geen menselijke gemeenschappelijke grond is
waar dergelijke opvattingen uit voortvloeien. Ondanks de pluraliteit van morele waarheden en daarmee
het bestaan van een breder scala van morele opvattingen die waarheid bevatten, kunnen deze
opvattingen niet als moreel waar worden beschouwd omdat zij niet gebaseerd zijn op de
gemeenschappelijke gronden die het fundament bieden voor de verschillende morele waarheden.
3.5 Een relativistische mensenrechtenconceptie in een multipolaire wereldorde
Zoals een universalistische mensenrechtenconceptie goed aansluit bij een kosmopolitische wereldorde,
kan in een multipolaire wereldorde beter een relativistische mensenconceptie worden aangehangen. In
een multipolaire wereldorde, waar verschillende centra van zowel macht als culturen zijn, bestaat een
pluraliteit aan opvattingen en wordt deze geaccepteerd. Deze pluraliteit werkt door in de internationale
politiek in de zin dat er niet wordt getracht één homogene wereldmoraliteit en wereldcultuur te vormen,
zoals bij een kosmopolitische wereldorde wel aan de orde is. Mensenrechten spelen in de internationale
politiek een steeds grotere rol. Niet alleen geeft de naleving van het UVRM in een bepaald land aan in
hoeverre de inwoners van het land veilig zijn en hoe hun levensverwachting eruitziet, ook wordt het
vaak in direct verband gebracht met de algemene moraliteit die heerst in het land. Het UVRM beslaat
ook onderwerpen als individualiteit, vrije handel en de mate waarin een land democratisch is ingericht.
Kortom: de mate waarin een land westerse waarden aanhangt. De morele opvattingen die besloten
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
14
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
liggen in het UVRM zijn in zichzelf echter niet universeel, waardoor de rechtvaardiging van een
wereldwijde implementatie ervan in twijfel kan worden getrokken. Daarnaast kan de homogenisering
van deze westerse opvattingen leiden tot grote conflicten, omdat staten met tegenstrijdige morele
opvattingen elkaar als vijand kunnen gaan beschouwen en gewapende conflicten kunnen starten.
Het beschouwen van een andere staat als vijand zal in een multipolaire wereldorde niet direct liggen in
het verschil in opvattingen en daarom minder voorkomen. Het minder voorkomen van gewapende
conflicten ligt dan in de lijn der verwachting. Het pluralisme aan morele opvattingen en culturen wordt
in deze wereldorde immers geaccepteerd. Het moreel relativisme kan een grote rol spelen in deze
acceptatie. Volgens Wongs invulling van het relativisme bestaat er een gemeenschappelijke grond
waaruit moraliteit voortkomt en die ertoe leidt dat mensen met verschillende morele opvattingen elkaar
toch dikwijls als rationeel beschouwen. De overtuiging in de eigen morele superioriteit kan hierdoor
ook afnemen. De manieren waarop mensen belangen nastreven die in essentie gedeeld worden door alle
medemensen en de prioriteit die in verschillende culturen wordt gegeven aan een bepaald belang,
kunnen wel erg verschillend zijn. Dit is ook het geval bij mensenrechten. Mouffe haalt in haar essay
het werk van de priester Raimundo Panikkar aan. Panikkar stelt in zijn artikel Is the notion of Human
Rights a Western Concept?20 dat in het gesprek over mensenrechten om te beginnen moet worden
nagegaan wat het precieze doel is van het nastreven van mensenrechten. In de Westerse cultuur beogen
de mensenrechten de menselijke waardigheid te beschermen. Deze redenatie is te herleiden tot de
filosofie van Kant, waarin mensen vanwege hun rationaliteit op zichzelf waardevol zijn en daarom ook
als zodanig behandeld moeten worden. Vervolgens stelt Pannikar dat de menselijke waardigheid ook
in andere culturen dan de westerse als hoogste goed wordt gezien. Deze culturen streven in principe dus
hetzelfde doel na als het UVRM. Op dezelfde manier als Wong betoogt Panikkar dus dat er een
gemeenschappelijke grond is waar moraliteit uit voortvloeit, maar dat een universele moraal op zichzelf
niet bestaat. De manier waarop de menselijke waardigheid wordt gewaarborgd verschilt namelijk per
cultuur. Het UVRM kent een aantal veronderstellingen voor de manier waarop deze waarborging dient
te geschieden en deze veronderstellingen hebben duidelijk een westers karakter. Panikkar noemt er een
paar. Het UVRM gaat ten eerste uit van een universele menselijke natuur die door rationaliteit gekend
kan worden, ten tweede van een verhevenheid van de menselijke natuur boven de rest van de
levensvormen en ten derde van de waarde van de mens als individu. Daarnaast wordt het recht op
persoonlijk eigendom als universeel mensenrecht genoemd 21, terwijl in verschillende niet-westerse
culturen het hebben van persoonlijk eigendom niet of nauwelijks prioriteit heeft. De bescherming van
het individu staat in de westerse mensenrechtenconceptie voorop en de staat en samenleving dienen
volgens deze conceptie op zo’n manier te worden ingedeeld dat vooral het individu wordt beschermd.
Raimundo Panikkar, “Is the notion of Human Rights a Western Concept?”, Diogenes 120 (1982), 75–102,
http://journals.sagepub.com/doi/abs/10.1177/039219218203012005 (geraadpleegd 25 november 2016).
21
UVRM, artikel 17
20
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
15
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
Volgens Panikkar is dit individualistische uitgangspunt van mensenrechten echter erg westers en voor
veel culturen die het beschermen van de menselijke waardigheid ook voorop hebben staan, niet het
belangrijkste streven. In verschillende niet-westerse culturen komt de menselijke waardigheid
voornamelijk voort uit een collectief verband, waarin een minder duidelijk onderscheid bestaat tussen
het individu en de ander, maar waarin het individu juist vanuit een gemeenschapsverband een identiteit
krijgt.
Het UVRM kent meer westerse veronderstellingen dan die Panikkar noemt. Zo speelt de notie van
‘vrijheid’ een grote rol in het verdrag.22 Vrijheid is niet per se een westerse waarde, maar het begrip
kent wel meerdere invullingen. De filosoof Isaiah Berlin heeft voor het eerst het onderscheid tussen
negatieve en positieve vrijheid vastgelegd.23 Het UVRM gaat vooral uit van de negatieve notie. Deze
notie houdt in dat mensen zich van bepaalde acties moeten onthouden om een ander de vrijheid te
gunnen. Dit geldt ook voor staten: burgers verkrijgen vrijheid van bijvoorbeeld godsdienst en
meningsuiting doordat de staat niet ingrijpt in hun leven en probeert te voorkomen dat anderen dat wel
doen. Onder de negatieve vrijheid ben je autonoom en niet gehinderd om bepaalde dingen te zeggen of
te doen. Bij de notie van positieve vrijheid berust er echter wel een plicht op anderen, voornamelijk de
staat, om bepaalde acties te ondernemen om deze vorm van vrijheid voor de burgers te waarborgen.
Financiële zekerheid, goede zorg en het recht op onderwijs zijn hier voorbeelden van. Degene die veel
positieve vrijheid geniet, heeft toegang tot de middelen om zichzelf zo goed mogelijk te ontwikkelen.
De negatieve invulling van vrijheid heeft een duidelijke westerse oorsprong. Het liberalisme, het
kapitalisme en het zojuist genoemde individualistische uitgangspunt hebben duidelijke elementen van
negatieve vrijheid: de persoonlijke vrijheid om autonome beslissingen te kunnen maken en om het leven
naar eigen wens in te richten, staat hoog in het vaandel in westerse samenlevingen. De meeste artikelen
in het UVRM zijn ook gebaseerd op de negatieve notie van vrijheid: het individu speelt een grote rol in
de universele mensenrechten en uit het verdrag volgen verplichtingen voor vooral staten om zich te
onthouden van ingrijpen in het leven van de burgers.24 Het UVRM noemt de term negatieve vrijheid
niet expliciet, maar benadrukt meerdere malen het belang van vrijheid. Het verspreiden van vrijheid is
volgens westerse landen en instituties ook een belangrijke doelstelling in de internationale politiek.
Indien de notie van vrijheid echter relatief is vanwege de vatbaarheid voor meerdere interpretaties, is
het maar zeer de vraag of het opleggen van de negatieve notie van vrijheid of het ingrijpen in een ander
land waar deze notie niet wordt gewaarborgd gerechtvaardigd is, terwijl in dit land vrijheid in de
positieve zin wellicht weer hoog in het vaandel staat.
22
UVRM, artikel 1 en 2.
Isaiah Berlin, “Two Concepts of Liberty”, in Four Essays on Liberty (London: Oxford University Press,
1969), 119-172.
24
UVRM, artikel 4, 5, 7, 9, 11, 12, 13, 18, 19 en 20.
23
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
16
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
4. Conclusie
Zoals is gebleken kent het bestaan van een kosmopolitische wereldorde zoals Mouffe deze beschrijft in
haar essay grote problemen. In een kosmopolitische wereldorde wordt gestreefd naar een homogene
morele cultuur. Een universele mensenrechtenconceptie, zoals deze is vastgelegd in het Universele
Verdrag van de Rechten van de Mens, deelt dit streven en sluit daarom goed aan bij deze wereldorde.
Vanuit het idee van kosmopolitische wereldorde is het gerechtvaardigd om deze mensenrechten op te
leggen aan andere staten. De universele mensenrechtenconceptie is echter op verschillende gronden
problematisch. De kosmopolitische wereldorde kan volgens de theorie van Carl Schmitt tot grote
conflicten leiden omdat staten binnen deze wereldorde zichzelf als moreel superieur beschouwen ten
opzichte van staten met een ander moreel gedachtegoed en deze staten als bedreiging zien. Op grond
hiervan zien zij het gebruik van geweld tegen deze staat als gerechtvaardigd. Omdat de kosmopolitische
wereldorde nauw samenhangt met een universele conceptie van mensenrechten, vormt het probleem
van Schmitt voor de kosmopolitische wereldorde ook een uitdaging voor deze mensenrechtenconceptie.
Andere uitdagingen voor de universele mensenrechtenconceptie hebben te maken met de rol van het
UVRM in de internationale politiek. Het UVRM biedt een kader voor staten om invloed te kunnen
uitoefenen op gebieden die niks met mensenrechten te maken hebben en om geweld te kunnen
gebruiken tegen lidstaten die de mensenrechten uit het verdrag niet nastreven. De legitimiteit van het
UVRM kan ten eerste in twijfel worden getrokken omdat het aanhangen ervan op motieven lijkt te
kunnen rusten die weinig te maken hebben met het bevorderen van morele vooruitgang en ten tweede
omdat de mensenrechtenconceptie waarop het verdrag is gebaseerd, niet berust is op een absolute,
universele waarheid.
Het UVRM kent verschillende westerse veronderstellingen, zoals een notie van negatieve vrijheid en
individualisme als uitgangspunt voor het formuleren van universele mensenrechten. Indien de aanname
van een morele universele waarheid op de schop wordt genomen en het UVRM en andere internationale
regelgeving worden aangepast en ruimte bieden voor een relativistische conceptie, zullen de westerse
normen en waarden waar de internationale politiek van doordrongen is, minder snel ten onrechte
worden opgelegd aan andere culturen en worden gebruikt als motief voor ingrijpende sancties. Deze
landen missen dan immers de legitimatie om op basis van verschillen in morele overtuigingen in te
grijpen
in
andere
landen.
Voor
het
aanhangen
van
een
dergelijke
relativistische
mensenrechtenconceptie zijn verschillende argumenten. Een objectieve rechtvaardiging voor het
aannemen van een universele moraal en het gebruiken van deze aanname als uitgangspunt om in te
grijpen in andere landen lijkt te ontbreken indien morele overtuigingen zijn te herleiden tot persoonlijke
omstandigheden en culturele constructen. Daarnaast is het aannemen van een universele
mensenrechtenconceptie niet de enige manier om het doel van het UVRM, namelijk het beschermen
van de menselijke waardigheid, te waarborgen: zoals Raimundo Panikkar stelt streven verschillende
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
17
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
niet-westerse culturen dit ook na. Ook neemt het UVRM in grote mate een negatieve invulling van
vrijheid als uitgangspunt, terwijl vrijheid ook op een positieve manier kan worden ingevuld. Er is geen
objectief juiste conceptie van waarden die het UVRM nastreeft en van de beste manier om deze waarden
te waarborgen, maar slechts relatieve concepties. Deze overtuiging is ook terug te zien bij David Wong.
Hij stelt dat er tussen mensen verschillende gemeenschappelijke gronden bestaan waaruit moraliteit
volgt. Volgens Wong bestaat er een pluraliteit aan morele waarheden, omdat de ene manier om deze
gemeenschappelijke belangen te behartigen niet beter is dan de andere. Het moreel relativisme hoeft
vanwege de gemeenschappelijke grond waaruit moraliteit voortvloeit dus niet te leiden tot acceptatie
van alle morele opvattingen, hoe absurd ook. Hierdoor houdt dit veelgehoorde argument tegen het
moreel relativisme geen stand.
In de multipolaire wereldorde die Mouffe verdedigt past de relativistische mensenrechtenconceptie
goed, omdat in een multipolaire wereldorde het bestaan van verschillende polen van macht en morele
opvattingen wordt geaccepteerd. In tegenstelling tot de situatie in een kosmopolitische wereldorde,
tracht een pool in de multipolaire wereldorde niet om overwicht te krijgen over andere polen door het
eigen morele gedachtegoed op te leggen. Zoals is genoemd kan een mensenrechtenverdrag dat ruimte
biedt voor verschillende interpretaties, hier een belangrijke rol bij spelen. Door het accepteren van
verschillende invullingen en interpretaties van belangen die in de basis voor alle mensen gelijk zijn zal
aan de ene kant internationale samenwerking mogelijk blijven zijn door het bestaan van deze
gemeenschappelijke grond en zullen aan de andere kant conflicten in grote mate verminderen ten
opzichte van een kosmopolitische wereldorde. De belangrijkste motieven voor dergelijke conflicten,
namelijk het voelen van morele superioriteit ten opzichte van anderen en het hebben van legitimiteit op
basis van een universeel mensenrechtenverdrag om in te grijpen in een land, zullen onder een
multipolaire wereldorde grotendeels verdwijnen. Dit betekent dat een multipolaire wereldorde vele
malen wenselijker is dan een kosmopolitische wereldorde en dat een relativistische conceptie van
mensenrechten in deze multipolaire wereldorde een beter uitgangspunt vormt dan een universalistische
mensenrechtenconceptie. Op de hoofdvraag: “biedt een multipolaire wereldorde of een
kosmopolitische wereldorde een betere basis voor een internationaal politiek beleid en past een
relativistische of een universalistische mensenrechtenconceptie beter in deze wereldorde?” kan dan
ook worden geantwoord dat een multipolaire wereldorde een betere basis vormt voor een internationaal
politiek beleid en dat een relativistische mensenrechtenconceptie beter in de multipolaire wereldorde
past.
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
18
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
5. Bibliografie
Berlin, Isaiah. “Two Concepts of Liberty”. In Four Essays on Liberty, 119-172. Londen: Oxford
University Press, 1969.
Brown, Eric and Pauline Kleingeld. “Cosmopolitanism”. In The Stanford Encyclopedia of Philosophy
(Fall 2014 Edition), edited by Edward N. Zalta. https://plato.stanford.edu/entries/cosmopolitanism/
(geraadpleegd 20 november 2016).
Donnelly, Jack. Universal Human Rights in Theory and Practice, 2e ed. Cornell University Press,
2002.
Gowans, Chris. “Moral Relativism”. In The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2016
Edition), edited by Edward N. Zalta. https://plato.stanford.edu/archives/win2016/entries/moralrelativism/ (geraadpleegd 20 november 2016).
Harman, Gilbert. “Moral Relativism Defended”. The Philosophical Review 85 (1975), 3–22.
http://fewd.univie.ac.at/fileadmin/user_upload/inst_ethik_wiss_dialog/Harman__G._1975_MORAL_
RELATIVISM_DEFENDED.pdf (geraadpleegd 25 november 2016).
Hume, David. An Enquiry Concerning Human Understanding. Mineola, New York: Dover
Publications, INC., 2004.
Jackson, Robert J. Global Politics in the 21st Century. Cambridge University Press, 2013.
Kant, Immanuel. Groundwork for the Metaphysics of Morals. Edited by Thomas E. Hill and Arnulf
Zweig. Translated by Arnulf Zweig. Oxford; New York: Cambridge University Press, 2002.
Leiter, Brian. "Nietzsche's Moral and Political Philosophy". In The Stanford Encyclopedia of
Philosophy (Winter 2015 Edition), edited by Edward N. Zalta.
https://plato.stanford.edu/entries/nietzsche-moral-political/ (geraadpleegd 18 januari 2017).
Mouffe, Chantal. “Which World Order: Cosmopolitan or Multipolar?”. Ethical Perspectives 15
(2008), 453-467. https://www.uam.es/otros/afduam/pdf/02-Mouffe.pdf (geraadpleegd 20 november
2016).
Panikkar, Raimundo. “Is the notion of Human Rights a Western Concept?”. Diogenes 120 (1982), 75–
102. http://journals.sagepub.com/doi/abs/10.1177/039219218203012005 (geraadpleegd 25 november
2016).
Russell, Bruce. "A Priori Justification and Knowledge". In The Stanford Encyclopedia of Philosophy
(Summer 2014 Edition), edited by Edward N. Zalta. https://plato.stanford.edu/entries/apriori/
(geraadpleegd 2 januari 2017).
Schmitt, Carl. The Concept of the Political. Translated by George Schwab. University of Chicago
Press, 2007.
United Nations. Responsibility to Protect. 2005. http://www.ifrc.org/docs/idrl/I520EN.pdf
(geraadpleegd 11 januari 2017).
United Nations General Assembly. The Universal Declaration of Human Rights. 10 december 1948.
http://www.un.org/en/universal-declaration-human-rights/ (geraadpleegd 20 november 2016).
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
19
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
Westacott, Emryes. “Moral Relativism”. In Internet Encyclopedia of Philosophy.
http://www.iep.utm.edu/moral-re/ (geraadpleegd 20 november 2016).
Wong, David B. Natural Moralities: A Defense of Pluralistic Relativism. New York: Oxford
University Press, 2006.
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
20
Bachelorscriptie Wijsbegeerte
6. Samenvatting
In deze scriptie wordt een multipolaire wereldorde verdedigd tegenover een kosmopolitische
wereldorde. Deze termen worden gebruikt zoals filosofe Chantal Mouffe ze beschrijft in een van haar
filosofische essays. Deze verdediging speelt zich af in het verband van de internationale politiek. In een
kosmopolitische wereldorde wordt ervan uitgegaan dat er één homogeen moreel gedachtegoed is en
moet zijn die het uitgangspunt vormt voor de internationale politiek. Een universalistische
mensenrechtenconceptie, in het bijzonder die van het Universeel Verdrag van de Rechten van de Mens,
sluit hier goed bij aan, omdat een dergelijke conceptie uitgaat van een morele waarheid die voor
iedereen hetzelfde is en het volgens het UVRM gerechtvaardigd is om de verspreiding van
mensenrechten als uitgangspunt te nemen voor een internationaal politiek beleid. De kosmopolitische
wereldorde met de universalistische mensenrechtenconceptie kent echter verschillende problemen.
Staten kunnen zichzelf als moreel superieur beschouwen ten opzichte van andere staten en deze staten
als bedreiging zien. Dit gevoel van bedreiging kan gebruikt worden als rechtvaardiging om geweld te
gebruiken tegen andere staten. Daarnaast kan de objectiviteit van het UVRM in twijfel worden
getrokken. De VN staat toe dat er, zo nodig met geweld, wordt ingegrepen in landen die de
mensenrechten niet naleven. Ook mag er geen beroep worden gedaan op het UVRM indien dit beroep
in strijd is met overwegend liberale doelen van de VN die geen betrekking hebben op mensenrechten.
Daarnaast kan sterk betwijfeld worden of de mensenrechten die zijn vastgelegd in het UVRM wel
degelijk een universeel karakter hebben en of het opleggen van deze conceptie aan andere landen wel
gerechtvaardigd is als het universele karakter ontbreekt. De rechten uit het UVRM kennen namelijk
verschillende westerse veronderstellingen, zoals individualiteit en een negatieve notie van vrijheid.
Een relativistische mensenrechtenconceptie kan deze problemen voor een groot deel voorkomen.
Volgens de moreel relativisten bestaat er überhaupt niet zoiets als een absolute universele moraal, omdat
morele overtuigingen sterk afhankelijk zijn van onder andere persoonlijke en culturele factoren en de
ene overtuiging niet meer waarheid bevat dan de andere. Een mensenrechtenverdrag dat de ruimte biedt
voor verschillende culturele invullingen ontneemt landen de legitimiteit om op grond van het nastreven
van een universele moraal in te grijpen in andere landen. Deze relativistische mensenrechtenconceptie
sluit goed aan bij een multipolaire wereldorde. In deze wereldorde is er niet één machtscentrum waaruit
een bepaald moreel gedachtegoed over de wereld wordt verspreid, maar wordt het bestaan van
verschillende morele opvattingen geaccepteerd in de internationale politiek. In mindere mate wordt er
getracht om een globale, homogene cultuur te vormen, met alle gevolgen van dien. Een belangrijke
bron van conflicten verdwijnt daardoor in de internationale politiek. Al met al kan worden gesteld dat
een multipolaire wereldorde een betere basis is voor een internationaal politiek beleid dan een
kosmopolitische wereldorde en dat een relativistische conceptie van mensenrechten in deze multipolaire
wereldorde een beter uitgangspunt vormt dan een universalistische mensenrechtenconceptie.
M. C. Weijman (Myrthe) | Universiteit Utrecht
21
Download