ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HOOFDSTUK 2 AMATEURKUNST Artikel 2:1 Begripsomschrijvingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1. organisatie: een rechtspersoon, die volgens haar statuten: a. gevestigd is in de gemeente Zwolle; b. tot doel heeft het op een niet-beroepsmatige wijze beoefenen van kunst en daarbij gericht is op het in groepsverband tonen van een productie; c. organisaties die uit meer categorieën of uit meer uitvoerende onderdelen bestaan, worden voor de toepassing van deze verordening als één organisatie beschouwd. 2. actief lid: een lid dat actief deelneemt aan de artistieke activiteiten van een organisatie; 3. artistieke leiding: professionele dirigenten, regisseurs, instructeurs, repetitors en choreografen die voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid, zoals opgesteld door de landelijke vakorganisaties; 4. productie: een kunstproduct dat door middel van een voorstelling of uitvoering gepresenteerd kan worden; 5. openbare voorstelling: openbaar toegankelijke uitvoering, in de pers aangekondigd, waarbij een toegangsprijs wordt geheven. Artikel 2:2 Subsidiedoel Doel van de subsidieregeling is het stimuleren en versterken van de amateurkunst en het culturele klimaat in Zwolle. Artikel 2:3 Categorieën 1. De volgende categorieën organisaties komen in aanmerking voor een structurele subsidie: a. hafabra (harmonie- en fanfarekorpsen, brassbands), drumbands en majorettepelotons; b. amateursymfonieorkesten c. overige muziekverenigingen d. zangverenigingen e. opera- en operetteverenigingen f. toneelverenigingen g. dansverenigingen 2. Het aantal actieve leden van de verenigingen in de categorieën a, b, d en g bedraagt tenminste twintig. Het aantal actieve leden van de overige verenigingen bedraagt tenminste twaalf. Artikel 2:4 Subsidiecriteria 1. Voor het verlenen van een structurele subsidie gelden de volgende criteria: a. de organisatie dient een kunstbelang dat breder ligt dan het belang van een zeer beperkte kring, bevat voldoende kwaliteit en heeft een toegevoegde culturele waarde voor de stad Zwolle; b. de organisatie geeft minimaal een keer per jaar een openbare voorstelling in Zwolle c. de organisatie bestaat tenminste twee jaar als rechtspersoon in Zwolle; d. de organisatie is aangesloten bij een regionale, provinciale dan wel landelijke koepelorganisatie; e. de leden dragen in redelijke mate bij in de kosten van de organisatie; f. organisaties die in hoofdzaak activiteiten verrichten binnen godsdienstige gemeenschappen of binnen onderwijsinstellingen, komen niet voor subsidie in aanmerking. 2. Het college kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van de in lid 1, sub a t/m f genoemde voorwaarden. Artikel 2:5 Subsidienormen Het college stelt jaarlijks de indexering van de subsidie voor de in artikel 2:3 genoemde amateurkunstcategorieën organisaties vast. Artikel 2:6 Hafabra – verenigingen, drumbands en majorettepelotons 1. De subsidie voor de Hafabra - verenigingen, drumbands en majorettepelotons bestaat uit: a. een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding; b. een maximale bijdrage in de kosten van extra artistieke leiding voor verenigingen met meer dan 90 actieve leden; c. een basisbijdrage per actief lid ten behoeve van de aanschaf van instrumenten; d. een basisbijdrage per actief lid ten behoeve van de aanschaf van uniformen. 2. De in lid 1, sub c genoemde bijdrage wordt slechts verleend indien de organisatie, in aanvulling op de in artikel 2:4, lid 1 sub b, vermelde verplichting, ten minste twee geüniformeerde niet-statische buitenoptredens: marcherend optreden langs een route, in Zwolle verzorgt. Artikel 2:7 Amateursymfonieorkesten De subsidie voor amateursymfonieorkesten bestaat uit: a. een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding; b. een maximale bijdrage in de kosten van extra artistieke leiding voor verenigingen met meer dan 90 actieve leden. Artikel 2.8 Overige Muziekverenigingen De subsidie voor de overige muziekverenigingen bestaat uit een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding. Artikel 2:9 Zangverenigingen 1. De subsidie voor zangverenigingen bestaat uit een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding. 2. Het college kan aan zangverenigingen, naast de in lid 1 benoemde bijdrage tevens een bijdrage in de kosten van één openbare uitvoering in Zwolle van oratoriumrepertoire verlenen. Deze bijdrage wordt slechts verleend, indien de uitvoering voldoet aan de volgende voorwaarden: a. de activiteit moet voldoende kwaliteit bevatten; b. de uitvoering moet als bijzondere aanvulling op het bestaande aanbod op het terrein van de zangkunst in Zwolle aangemerkt kunnen worden. Artikel 2:10 Opera- en operetteverenigingen De subsidie voor opera- en operetteverenigingen bestaat uit: a. een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding voor de drie bij een voorstelling betrokken disciplines (dirigent, repetitor en regisseur); b. een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar. Artikel 2.11 Toneel- en cabaretverenigingen De subsidie voor toneel- en cabaretverenigingen bestaat uit: a. een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding; b. een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar. Artikel 2:12 Dansverenigingen De subsidie voor dansverenigingen bestaat uit: a. een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding; b. een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar. Artikel 2:13 Subsidieaanvraag De subsidieaanvraag voldoet aan de in artikel 1:7 van de ASV genoemde indieningeisen waarbij de begroting is voorzien van een financiële verantwoording van het voorgaande jaar. Artikel 2:14 Subsidieverlening en -vaststelling 1. Toekenning van de subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling. De aanvraag tot subsidievaststelling voldoet aan de in artikel 1:22 van de ASV genoemde indieningeisen. 2. Het college kan aan de subsidievaststelling nadere voorschriften verbinden. Artikel 2:15 Uitzonderingen Het college is bevoegd in bijzondere gevallen de in artikel 2:6, lid 1, sub c en d genoemde bijdragen geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing te verklaren bij de subsidieverlening aan de overige in artikel 2:3 genoemde categorieën organisaties. Artikel 2:16 Bijzonderheden 1. Afdeling 1.6 van de ASV is niet van toepassing. 2. In bijzondere gevallen kan het college afdeling 1.6 wel van toepassing verklaren.