Veranderen

advertisement
Verandermanagement.
Een integrale aanpak
Hoofdstuk 6.
Veranderstrategie en
interventies
Inleiding verandermanagement
Verandermanagement is het effectief sturing geven aan
activiteiten die gericht zijn op het aanpassen van een organisatie
aan strategische wijzigingen.
Elementen:
•interne veranderingen als gevolg
van veelal externe ontwikkelingen;
•betreft meestal de gehele organisatie;
•managementvaardigheden in begeleiding;
•projectmatige of procesmatige aanpak;
•gericht op het verbeteren van de effectiviteit (klantgerichtheid)
en/of efficiëntieverhoging (de doelmatigheid van processen).
2
Veranderen; sterktes versus kansen
(Externe) Kansen
(Interne)
Sterktes
Hoofdvraag 1 (extern gericht)
Stellen de ‘sterktes’ de organisatie in staat de
‘kansen’ op korte termijn effectief op te pakken?
Hoofdvraag 2 (intern gericht)
Hoe flexibel is de organisatie op korte termijn?
3
Veranderen; Zwakten versus Kansen
(Externe) Kansen
(Interne)
Zwaktes
Hoofdvraag 1 (intern gericht)
Verhinderen de ‘zwaktes’ de organisatie om de
‘kansen’ op termijn effectief op te pakken?
Hoofdvraag 2 (intern gericht)
Hoe groot is de verandercapaciteit/het
innovatievermogen van de organisatie op korte
termijn?
4
Veranderen; Sterkten versus Bedreigingen
(Externe) Bedreigingen
(Interne)
Sterktes
Hoofdvraag 1 (extern gericht)
Stellen de ‘sterktes’ de organisatie in staat om de
‘bedreigingen’ op korte termijn zelfstandig op te
vangen?
Hoofdvraag 2 (intern gericht)
Hoe groot is het weerstandsvermogen van de
organisatie op korte termijn?
(Hoe zit het met bijvoorbeeld de financiële
reserves van de organisatie?)
5
Veranderen; Zwakten versus Bedreigingen
(Externe) Bedreigingen
(Interne)
Zwaktes
Hoofdvraag 1 (intern gericht)
Verhinderen de ‘zwaktes’ de organisatie om de
‘bedreigingen’ te weren? Vecht de onderneming
tegen zijn ondergang?
Hoofdvraag 2 (intern gericht)
Hoe groot is het saneringsvermogen van de
organisatie op korte termijn?
(In geval van ongewijzigd beleid verdwijnt de
organisatie!)
6
Veranderstrategie en interventies
IST-situatie
Interne organisatie
SOLL-situatie
Marketing
Afnemers & markten
Organisatiestructuur
Organisatiecultuur
Interne processen en
innovatief vermogen
Strategie en vaststellen
doelstellingen
Vaststellen
veranderstrategie
en interventies
Veranderaanpak
Veranderplan
Financiën
Kritische succesfactoren
(KSF)
Implementatie
verbeterbeleid
Evaluatie verbeteringen
Prestatie-indicatoren(PI),
normen, verbeteracties
7
Verbeteren of vernieuwen?
Er zijn twee hoofdvormen van organisatieverandering te
onderkennen:
1. Organisatieverbetering. Bij organisatieverbetering horen de
woorden iedereen, voortdurend en geleidelijk. Bij verbeteren
willen betrokkenen morgen het weer beter doen, ook al ging
het vandaag goed.
2. Organisatievernieuwing. Bij organisatievernieuwing horen
woorden als schoksgewijs, tijdelijk en revolutionair. Hierbij
willen betrokkenen eerst anders, dan beter.
8
Verbeteren of vernieuwen?
Verbeteren
•To improve
•Synergie bevorderen
•Preventief
•Incrementeel, geleidelijk
•Voortdurend, overal, allen
•Eerste orde oplossingen
•Meer van hetzelfde
•Het kan altijd anders
Vernieuwen
•To innovate
•Transformeren
•Curatief
•Schoksgewijs, opeens
•Even, plaatselijk, enkelen
•Tweede orde oplossingen
•Niet beter, maar anders
•Zo kan het niet langer
9
Gepland versus ontwikkelingsgericht
De indeling van veranderingen op de wijze waarop de
verandering ontstaat:
1. Geplande verandering is op een bewuste wijze sturing
geven aan veranderingen op het niveau van de organisatie,
de groep en/of individueel niveau.
2. Organisatieontwikkeling betreft het continu werken aan
verbeteringen van de gehele organisatie of onderdelen
daarvan.
10
Gepland versus ontwikkelingsgericht
Geplande verandering
•Gericht op marktvraag
•Medewerkers ter realisatie
van doelen
•Managers gebruiken positie bij
sturing van veranderingen
•Consultants kennisdeskundigen
•Organisatie als bron gebreken
•Economische prestatienormen
•Aansturing top-down
•Oplossingsgerichte aanpak
•Verandering met stabiele
eindsituatie
•Veranderproces: planning
Organisatieontwikkeling
•Doelgericht sociaal systeem
•Mensen als creatieve personen
•Managers gebruiken
overredingskracht, samenwerking
•Consultants als procesbegeleider
•Organisatie als bron ervaring
•Kwaliteit van arbeid
•Uitvoeren bottom-up
•Probleemgerichte aanpak
•Continue verandering
•Emergente verandering
11
Geplande verandering of
ontwikkelingsgericht veranderen?
De keuze is situationeel bepaald en afhankelijk van factoren
zoals:
• Wat is de aanleiding voor de verandering?
• Hoeveel tijd hebben we?
• Welke verandering past het best bij het type organisatie, de
cultuur van de organisatie, het innovatievermogen,
enzovoort?
• Welke verandering past het best bij de leiderschapsstijl en
de mate van delegatie binnen de organisatie?
• Op welk niveau (organisatie, groep, individu) zijn
veranderingen/verbeteringen noodzakelijk?
• Welke ervaringen heeft de organisatie met
veranderprocessen en zijn deze succesvol geweest?
12
Componenten van veranderen
Ruim vijftig jaar verandermanagement hebben componenten
(‘bouwstenen’) opgeleverd voor succesvol veranderen. Deze
componenten zijn:
• externe omstandigheden zoals externe druk en noodzaak;
• organisatiemodellen voor het veranderen van de
functionele onderdelen van een organisatie;
• gedrag van mensen, met onder andere het realiseren van
veranderbereidheid (het willen), het omgaan met weerstand
en het bevorderen van actieve participatie;
• het sturingsvermogen van veranderingen;
• verandercapaciteit (het vermogen om te veranderen: het
kunnen);
• veranderstrategieën;
• interventiemethoden.
13
Drie componenten van verandering
Sturingsvermogen
management
Verander-capaciteit
organisatie
Organisatieverandering
Veranderbereidheid
betrokkenen
14
Sturingsvermogen
Met sturingsvermogen wordt bedoeld:
•
•
•
De motivatie, de betrokkenheid bij de
verbetering.
Verantwoordelijkheden durven
accepteren en nemen.
In staat zijn verbeteringen,
organisatieveranderingen te initiëren
en te begeleiden (al dan niet
ondersteund door
staffunctionarissen).
15
Veranderingsbereidheid en
verandercapaciteit
Veranderbereidheid:
waarneembare bereidheid van medewerkers om mee te werken
aan veranderingen.
Verandercapaciteit:
het vermogen van een organisatie, of een deel daarvan, om zich
aan te passen, gegeven de competenties die in de organisatie
aanwezig zijn.
Verandergezindheid:
een actieve, anticiperende en zelfaanpassende instelling.
16
Veranderbereidheid (1)
Het gaat hier om de acceptatie van de verandering bij
betrokkenen.
•
•
•
Hoe kijken betrokkenen tegen de voorgestelde innovaties
aan, zien zij die (voor zichzelf en voor de organisatie of
afdeling) als een kans of als een bedreiging?
Met welke consequenties worden betrokkenen
geconfronteerd?
Hoe zit het met de weerstand tegen verandering bij de
betrokkenen; welke consequenties heeft dat voor de snelheid
van innovaties/implementaties?
17
Veranderbereidheid (2)
De belangrijkste factoren die veranderbereidheid bevorderen
zijn:
•vertrouwen vooraf;
•gewenningstijd;
•een goede voorbereiding;
•goede contacten tussen managers en medewerkers;
•bijsturingsmogelijkheden tijdens de rit;
•één verandering tegelijkertijd;
•duidelijke uitspraken over werkgelegenheidseffecten;
•de aanwezigheid van duidelijke doelstellingen;
•de aanwezigheid van offensieve ondernemingsstrategieën, een
homogene cultuur, een duidelijke structuur en decentralisatie.
18
Veranderbereidheid (3)
Factoren die veranderbereidheid in negatieve zin beïnvloeden
zijn:
•het deel uitmaken van een grotere organisatie;
•heterogeniteit in de kwaliteit en de aard van het management;
•interacties met partijen uit de ‘omgeving’ van de organisatie;
•de aanwezigheid van cultuurkloven, bijv. tussen staf en lijn,
tussen top en werkvloer, tussen generaties van werknemers,
etc;
•een te lange onzekerheid over het al dan niet doorgaan van
een proces;
•complexe organisatiestructuren;
•het wekken van hoge verwachtingen.
19
Aandachtspunten bij verandering
STRUCTUUR EN BESTURING
•Strategie
•Leiderschapsstijl
•Structuur
•Cultuur
•Systemen
•Medewerkers
SAMENWERKING
•Initiatief & actie
Ambitie
Openheid
Respect
Vitaliteit
Synergie
PRODUCTEN EN PROCESSEN
•Effectiviteit
•Efficiëntie
•Flexibiliteit
•Rentabiliteit
•Kwaliteit
•Innovatie
COMPETENTIES
•Kennis
•Vaardigheden
•Probleem oplossen
•Creativiteit
•Lerend vermogen
•Reflectie
•Feedback
20
Elementen van een verandering
De elementen van een geplande verandering zijn:
•
•
•
•
•
•
Historie (oorzaak, noodzaak, aanleiding, diagnose)
Actoren (betrokkenen, rollen, partijen, sociale dimensie)
Communicatie (interactie, culturele aspecten)
Fasen (stappen, volgorde, acties, inhoudelijke aspecten)
Sturing (coördinatie, begeleiding)
Uitkomsten (doelen, resultaten, richting, verbetering,
innovatie).
21
Oorzaken van verandering
De oorzaken van een verandering kunnen liggen in:
•
•
•
•
veranderingen in de algemene omgeving;
veranderingen in de markt en concurrentieverhoudingen;
veranderingen van de organisatie zelf;
eerdere ervaringen met veranderingen in de organisatie
(veranderproces en resultaat).
Oorzaken worden meestal door middel van een diagnose in
kaart gebracht.
22
Aanleiding van verandering
De aanleiding van de verandering kan men beschouwen als de
directe aanzet.
De oorzaken zijn per definitie niet voldoende om een
verandering op de ‘agenda' te krijgen. Het is kennelijk
noodzakelijk dat er een aanleiding is om veranderingen
onmiskenbaar te maken. Het kan zijn dat er personen zijn
binnen de organisatie (de directe betrokkenen) die de
organisatie en/of de resultaten ervan als ongewenst ervaren.
Maar het is ook mogelijk dat ‘stakeholders’ deze rol vervullen.
23
Veranderstrategie
Veranderstrategie is een doelgerichte beleidsmatige aanpak
in het uitvoeren van organisatieveranderingen,
gebruikmakend van interventies en daarbij zo min
mogelijk weerstand veroorzaken.
24
Klassieke veranderstrategieën
Uitgangspunten
•Gebruik maken van (centrale) macht om
organisatieveranderingen af te dwingen.
(de machts-/dwangstrategie)
•De organisatiemedewerker is een rationeel denkend en
handelend wezen en is daarom bereid een handelswijze
te volgen wanneer men hem overtuigd heeft dat het
gedrag in het eigen belang is.
(de overtuigingsstrategie)
•Organisatieverandering gaat het best bij verandering van
normen en waarden van betrokkenen.
(houdingsstrategie)
25
Planned change; Kurt Lewin (1951)
Kern
Planmatige aanpak organisatieverandering en het verlagen van
drempels ten aanzien van verandering bij betrokkenen.
Fase 1: Unfreeze
Huidig (werk-)gedrag afleren en rijp maken voor verandering
Fase 2. Moving / change
Verandering van mentaliteit, houding en gedrag
Fase 3. Refreeze
Institutionaliseren van veranderen; beklijven nieuw evenwicht
26
Organizational Development (OD)
Kern
Het incrementeel (stapje voor stapje) veranderen van alle
functioneringsaspecten van de organisatie gericht op het
vergroten van de effectiviteit van de organisatie gebruikmakend
van inzichten uit de gedragswetenschappen.
Aandachtspunten
•De kritische succesfactoren van de organisatie, met name
innovatie, organisatiecultuur, visie en ondernemerschap
•Begeleiden van individueel en groepsgedrag;
•Coachende opstelling van manager/organisatie adviseur als
procesbegeleider
27
Organizational Transformation (OT)
Kern
Integrale en vaak fundamentele en snelle organisatieverandering
(vooral structuur en processen)
Aandachtspunten
•Een zorgvuldige organisatiediagnose/probleemidentificatie
•Bepalen van de doelen en veranderingen
•Reductie van weerstand tegen verandering
•Effectieve implementatiestrategie en (veelal) projectmatige
uitvoering
28
Confrontatie OD en OT
Stroming
Visie
Aansturing
OD
Verbeteren
Het geleidelijk, fasegewijs
ontwikkelen van de organisatie
Vernieuwen
Het fundamenteel en snel aanpassen van de organisatie
Minder directief, meer bottom up
Directief, centrale regie
Teambuilding, coaching,
Instrumenten Problem solving, werken aan
commitment
Tijdsduur
Omgaan met
weerstand
OT
Langdurig ontwikkelingsproces
Houdingsstrategie
Herontwerpen van structuren en
processen
Relatief kort transformatieproces
Machts-/dwangstrategie
29
Overzicht van veranderstrategieën
Auteur(s)
Divers
Veranderstrategie
Organizational Transformation
Organizational Development
Weick & Quinn (1999)
Episodic/planned change
Continuous/emergent change
Beer & Nohria (2000)
Theorie E
Theorie O
Ontwerpen
Ontwikkelen
Boonstra (2000)
Chin & Benne (1970)
Machts-dwang
Empirisch-rationeel
Ruil/beloning
Normatiefreëducatief
Directief
Diffusie
Interactie
Ontwikkeling
Berenschot; Ten
Have (1999)
Interveniëren
Transformeren
Implementeren
Vernieuwen
Huy (2001)
Commanding
Engineering
Teaching
Socializing
Directief
Tell sell
Onderhandelend
Ontwikkelend
Van der Zee (1995)
Reitsma (2003)
De Caluwé &
Vermaak (2002)
Geeldruk
Blauwdruk
Rooddruk
Groendruk
Witdruk
Boonstra (2004)
Doorduwen
Verhuizen
Onderhandelen
Trekken
Ontdekken
30
Veranderkwadranten van Berenschot
The Change Factory, de verandergroep van Berenschot,
onderzocht verandertrajecten bij een elftal grote Nederlandse
organisaties.
Berenschot hanteert de indeling:
• Koude en warme veranderingen
• Koude en warme organisaties
Gebruikmakend van deze vierdeling heeft ‘The Change Factory’,
Bureau Berenschot, 1999 een viertal veranderstrategieën
(veranderkwadranten) geformuleerd.
31
Koude en warme veranderingen
Een koude verandering is een organisatieverandering die
geboren wordt vanuit urgentie en vanuit een vaak zeer
ongunstige uitgangssituatie. Voorbeelden zijn: we gaan bijna
failliet, we lopen mijlenver achter op onze concurrenten of de
waardering door klanten is enorm afgenomen.
Bij warme veranderingen is er eigenlijk helemaal geen sprake
van een noodzaak of dwingende reden. De motivatie voor
een warme verandering wordt vaak geboren vanuit de eigen
ambitie van de organisatie.
32
Koude en warme organisaties
Een koude organisatie is een organisatie die onder andere
gekenmerkt wordt door een zakelijk en resultaatgericht
karakter met vastgestelde doelen. Ondanks wellicht een
negatieve lading, is de typering koud in deze context
allerminst als slecht of slechter dan warm bedoeld.
Binnen warme organisaties worden zaken als samenwerking,
gemeenschappelijkheid en sociale interactie
gewaardeerd. Interne betrokkenheid is hier de drijvende
kracht en de organisatie wordt meer gedreven door
bijvoorbeeld autonomie en zelfsturing dan door sturing van
het management.
33
Veranderstrategieën volgens Berenschot
Koude organisatie
Reactief veranderen:
Koude
verandering
Warme
verandering
Warme organisatie
Interactief veranderen:
Interveniëren
Transformeren
Cijfers, bedrijfsprocessen, structuur en
systemen (harde kant van de
organisatie.
Team, probleemoplossend vermogen
en autonome motivering van spelers.
Werken met bijv. BSC op verschillende
niveaus.
Actief veranderen:
Pro-actief veranderen:
Implementeren
Visie topmanagement vertaald naar
systemen
Sturing en procedures
Vernieuwen
Vernieuwen is strategie
Zakelijke houding
34
Situationele kenmerken per kwadrant
Koude organisatie
Warme organisatie
Reactief veranderen:
Crisis, tijdsdruk
Betrokkenheid op basis van
regels en doelen
Rapid intervention force
Urgentie snelle verandering:
Gelegenheidsverandering
Veranderingsvermogen
aanwezig
Samen problemen oplossen
Actief veranderen:
Geen urgente noodzaak tot
verandering
Topmanagement: organisatie
presteert suboptimaal (OD)
Tijdig actief veranderen:
Lerende organisatie
Initiatieven stimuleren
Samenwerken
Zakelijk en resultaatgericht
Sturing door management
Koude verandering
Urgentie en ongunstige
uitgangssituatie
Nijpende situatie oplossen
Warme verandering
Regelmatige verandering
Gemeenschappelijkheid,
gericht op innovatie
Interne betrokkenheid
Zelfsturing en autonomie
35
Veranderkleuren van de Caluwé en Vermaak
Er zijn vijf clusters van theorieën over veranderen.
Verschillen in clusters hebben te maken
met de wijze van communiceren, de
onderlinge interactie. In één cluster verloopt
de communicatie over veranderen vrij
moeiteloos: mensen begrijpen elkaar en men
zit vaak op één lijn.
Als mensen van verschillende clusters met elkaar
praten, dan verloopt de communicatie heel erg
stroef. Dat komt omdat men fundamenteel
verschillende concepten hanteert met
betrekking tot veranderen.
36
Veranderkleuren van de Caluwé en Vermaak
1. Geeldruk denken is gebaseerd op socio-politieke
opvattingen over organisaties, waarbij belangen, conflicten
en macht een belangrijke rol spelen.
2. Blauwdruk denken is gebaseerd op het rationeel
ontwerpen en implementeren van veranderingen.
Projectmatig werken is een opvallende representant hiervan.
37
Veranderkleuren van de Caluwé en Vermaak
3. Rooddruk denken. Mensen veranderen onder invloed van
lok- en strafmiddelen. Het moet aantrekkelijk en
aangenaam worden gemaakt om te veranderen.
4. Groendruk denken. Mensen veranderen vindt plaats door
ze te motiveren om te leren (bewust onbekwaam te
maken).
5. Witdruk denken. In dit denken vindt verandering veelal
autonoom plaats. Mensen en organisaties veranderen zelf
en voortdurend.
38
Vijf strategieën van Boonstra
Een onderzoeksteam aan de Universiteit van
Amsterdam, onder leiding van prof.dr. J.J.
Boonstra, in samenwerking met de Sioo heeft
onderzoek verricht naar veranderprocessen in
Nederlandse organisaties, de keuze van
managers voor bepaalde veranderstrategieën en
de samenhang van deze strategieën met het
verandervermogen van organisaties.
De resultaten laten zien dat de beste manier van
veranderen niet bestaat.
39
Vijf strategieën van Boonstra
Machts
strategie
Planmatige
strategie
13%
23%
18%
25%
21%
Doorduwen
Verhuizen
Onderhandelen
Trekken
Ontdekken
Sturing door top
Doelgericht
Legitieme macht
Inbreng controllers
Macht-dwang
Geen participatie
Initiatief bij de top
Doelgericht
Expertmacht
Inbreng adviseurs
Rationeel-empirisch
Weinig participatie
Onderhandelings Programmatische
strategie
strategie
Meer partijen
Resultaatgericht
Positiemacht
Inbreng partijen
Onderhandeling
Politiek proces
Participatief
Probleemgericht
Indirecte macht
Inbreng medewerker
Reëducatief
Veel participatie
Interactieve
strategie
Interactief
Toekomstgericht
Verbeeldingskracht
Samen optrekken
Dialoog en conflict
Veel interactie
Zeer laag
Laag
Gering
Beperkt
Hoog
verandervermogen verandervermogen verandervermogen verandervermogen verandervermogen
40
Situatievariabelen van Otto (2000)
Otto geeft een aantal vuistregels met betrekking tot samenhang
van situatievariabelen en de mate waarin sommige
veranderstrategieën mogelijk zijn.
De acht situatievariabelen zijn:
1. Tijdsdruk
2. Escalatie
3. Machtsverschil
4. Functieafhankelijkheid
5. Aanwezige regelgeving
6. Identificatie met de organisatie
7. Reflectievermogen op het eigen (individueel en collectief)
gedrag
8. Beschikbare kennis en kunde
41
Interventies
Interventies definiëren we als één of een serie geplande
veranderactiviteiten die erop gericht zijn het functioneren en
de effectiviteit van de organisatie te vergroten.
•
•
•
Het betreft een activiteit of een serie van activiteiten.
Het betreft (veelal geplande) veranderingen. Interventies
worden door een verandermanager gebruikt om de
organisatie en vooral het gedrag van mensen te
beïnvloeden.
Het betreft effectiviteit. Interventies zijn erop gericht om
resultaat te hebben.
42
Voorbeelden interventies (1)
Interventie
Management & leiderschap
Balanced Scorecard
Coaching
Intervisie
Managementtechnieken
Management by Objectives
Management by speech
Open space bijeenkomsten
Sensitivity training
Strategisch management
Interventieniveau
Organisatie en groep
Groep en individueel
Individueel
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Individueel
Organisatie
43
Voorbeelden interventies (2)
Interventie
Interventieniveau
Organisatiestructuur
Differentiatie/integratie
Organisatie
Business Process Management
Organisatie
Business Process Redesign
Organisatie
Business Unit structuur
Organisatie
Empowerment
Organisatie en groep
Profit centers
Organisatie
Projectmanagement
Organisatie en groep
Taakverrijking/taakverbredingGroep en individueel
Verplatten van de organisatie
Organisatieniveau
44
Voorbeelden interventies (3)
Interventie
Organisatiecultuur
Cultuurverandering
Heilige huisjes afbreken
Intensive clinics
Open-space bijeenkomsten
Rituelen en mystiek
Sociale activiteiten
Teambuilding
Teamrollen
Zelfsturende teams
Interventieniveau
Organisatie en groep
Organisatie
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Organisatie
Organisatie en groep
Groep
Groep en individueel
Groep
45
Voorbeelden interventies (4)
Interventie
Interne processen
Balanced Scorecard
Benchmarking (operational)
Business Process Management
Business Process Redesign
TQM, INK model
Inrichting van het werk
Kwaliteitscirkels
Procesconsultatie
Procesoverleg
Training on the job
Werkoverleg
Interventieniveau
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Groep en individueel
Organisatie en groep
Groep (task force)
Groep
Groep en individueel
Groep
46
Voorbeelden interventies (5)
Interventie
Innovatie en lerend vermogen
Beloningssystemen
Carriëreplanning en -ontwikkeling
Continu leren
Feedback gesprekken
Functioneringsgesprekken
Lerende organisatie
Mobiliteit
Parallelle leerstructuren
Teambuilding
Zelfvernieuwende organisatie
Interventieniveau
Groep en individueel
Individueel
Individueel
Groep en individueel
Individueel
Groep en individueel
Individueel
Groep
Groep
Organisatie en groep
47
Voorbeelden interventies (6)
Interventie
Financiën
Activity based costing
Balanced Scorecard
Benchmarking
Doorlichting/auditing
Overhead Value Analysis
Planning & control cyclus
(Kerntaken) budgettering
Interventieniveau
Organisatie
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Organisatie en groep
Organisatie
Organisatie en groep
Organisatie en groep
48
Change agent
Zaltman en Duncan (1977) stellen dat een team idealiter bestaat
zowel uit interne als externe ‘change agents’.
Het grote voordeel van externe ‘change agents’ is zeker dat
hierdoor bedrijfsblindheid wordt voorkomen, nieuwe ideeën
en technieken worden binnengebracht en dat ‘vreemde
ogen dwingen’.
De ‘change agent’ of verandermanager kan zowel een manager,
een interne stafmedewerker als een van buiten de organisatie
aangetrokken organisatieadviseur zijn.
49
Het managen van veranderingen
John P. Kotter (1990), A force for change; how leadership differs
from management, onderscheidt een achttal fasen in het
veranderproces:
1. Urgentiebesef vestigen
2. De leidende coalitie vormen
3. Een visie en strategie ontwikkelen
4. De veranderingsvisie communiceren
5. Een breed draagvlak voor de verandering
creëren
6. Korte termijnsuccessen genereren
7. Verbeteringen consolideren en meer
verandering tot stand brengen
8. Nieuwe benaderingen verankeren in de cultuur
50
Consultant bij organisatieverandering
We hanteren een tweedeling in veranderaanpak:
1. Expertmatige aanpak; de adviseur als expert met een
beperkte groep en vanachter het bureau.
2. Participatieve aanpak; de adviseur in interactie met velen
en in direct contact met elkaar.
51
Consultant bij organisatieverandering
De redenen om externe change agents in te huren zijn onder
andere:
a. de organisatie beschikt niet over de noodzakelijke personele
capaciteit;
b. de organisatie beschikt niet over de vereiste competenties;
c. de organisatie wil in het veranderproces een ‘friskijker’;
d. de organisatie heeft behoefte aan externe legitimering van de
veranderingen naar stakeholders;
e. de leiding van de organisatie wil een zekere
onafhankelijkheid bewaken;
f. de aard van het veranderproces maakt de begeleiding door
externen wenselijk, bijvoorbeeld bij interne conflicten of
cultuurveranderingen.
52
Weerstand
R. Lippitt (1958) definieert weerstand als:
'any force directed away from the change objective'.
In zijn visie bestaat in ieder veranderingsproces een
tegenstelling tussen:
•'change forces', veranderkrachten
•'resistance forces', weerstandskrachten
53
Weerstand
G. Zaltman (1977) definieert weerstand tegen verandering als:
'iedere actie die zich tegen de verandering keert en dient om
de status quo te handhaven'.
G. Zaltman en R.B. Duncan (1977) schetsen mogelijke oorzaken
van weerstand op individueel niveau en ontwikkelen een
weerstandsmodel.
54
Openlijk
Weerstandsuitingen
Heimelijk
Weerstandsuitingen op drie niveaus
Individu
Groep
Organisatie
- demotivatie
- bedekt onderpresteren
- ontbreken commitment
- verplaatsingen
- ‘sabotage’ activiteiten
- ander disfunctioneel gedrag
- directe groepsweerstand
- geplande groepsweerstand
- openlijk onderpresteren
- inter-groepsconflict
- extreem in-groep conformisme
- actief nastreven eigen doelen
- stakingen
- inter-organisationele
weerstand door
industriële acties
55
Het weerstandsstrategiemodel (1)
iedereen
tegen
enkeling
tegen
tijd
Faciliteren
ontwijken
ondersteunen
informeren
onderhandelen
overtuigen
afdwingen
56
Het weerstandsstrategiemodel (2)
1. Ontwijken
Manager wacht op externe factoren; heeft geen idee van
mogelijke weerstanden
2. Faciliteren
Gedurende veranderingsproces worden voorwaarden
geschapen waardoor verandering gemakkelijker gaat
Manager is gespreksleider; zicht krijgen op weerstanden
3. Informeren
Informatie geven over ontwikkelingen, aangeven alternatieven
en consequenties
Deze stijl past bij een hoog opgeleid, rationeel en zakelijk
ingesteld team
57
Het weerstandsstrategiemodel (3)
4. Ondersteunen/educatie
Teams worden verplicht opgeleid / begeleid / gecoacht
Stijl is effectief bij team met onzekere (werk-)situatie
5. Onderhandelen
Team gaat niet voetstoots mee, maar medewerking is wel
noodzakelijk  onderhandelen
6. Overtuigen
Beroep doen op ratio m.b.v. argumenten en logica
7. Macht, dwang of pressie
Verandering opleggen; tijdelijk autoritair leiderschap
met behulp van intimidatie, eisen stellen, domineren
Onder druk zetten door tijdslimiet en consequenties
58
Download