Er worden drie typen verbaal tegenwerkend gedrag onderscheiden:

advertisement
Gedragsprotocol
1. achtergrond en doelstellingen
Zoals we in onze visie op onderwijs aangeven, vinden we het heel belangrijk om op school een pedagogisch
klimaat te scheppen waarin kinderen zich veilig en geaccepteerd voelen en waarin teamleden, ouders en kinderen
respectvol met elkaar omgaan. Dit willen we onder meer bereiken door duidelijke regels en afspraken en een
duidelijk beleid ten aanzien van ongewenst gedrag.
Het gedragsprotocol dient duidelijkheid te scheppen voor de leerlingen, ouders en leerkrachten. Het is voor de
leerkracht duidelijk wat hij /zij moet doen wanneer een leerling ongewenst gedrag vertoont en de leerling en de
ouders weten welke consequenties het ongewenste gedrag heeft. We gebruiken overigens de definitie van Harry
Janssens voor het omschrijven van agressief gedrag: “Elke actie die is gericht op het moedwillig aanbrengen van
letsel of schade aan een ander persoon of een object. Die schade aanbrengen kan zowel fysiek als geestelijk
zijn.”
Voor wie:
De gedragscode is bestemd voor:
• Personeel en leerlingen van de school
• Andere personen die in opdracht van de school werkzaam zijn, zoals gastdocenten, vrijwilligers,
stagiaires en uitzendkrachten
• Ouders die ondersteunende werkzaamheden verrichten
• Externen zoals bijvoorbeeld schilders of OBD-medewerkers die tijdelijk op school werkzaam zijn
• Bezoekers van de school.
Binnen onze school gelden de volgende basisgedragsregels:
 wij accepteren elkaar zoals we zijn in geslacht, geaardheid, geloof, ras fysieke en/of geestelijke beperking;
 wij onthouden ons van elke vorm van agressie, geweld en/of seksuele intimidatie;
 wij pesten niet;
 wij vernielen niets;
 wij tolereren geen wapenbezit;
 wij leven het schoolreglement na;
1.1 Omgaan met tegenwerkend gedrag
Er worden bij ons op school vier typen verbaal tegenwerkend gedrag onderscheiden:
A-gedrag (klagen en excuses)
Het komt voor dat een klant vindt dat hij zich kan beroepen op een bijzondere situatie en daar voor hem
zwaarwegende excuses voor heeft. Hij vindt dat hij een extra appel kan doen op de redelijkheid en flexibiliteit
van de medewerker.
B-gedrag (kritiek op regels)
Een klant kan vinden dat bepaalde regels onrechtvaardig of onzinnig zijn. Bij handhaving of toepassing van deze
regels kan het dan gebeuren dat hij deze regels niet accepteert en zich hierbij uitlaat op een verontwaardigde
toon.
C-gedrag (kritiek op persoon)
Het komt voor dat een klant, wanneer hij aangesproken wordt op het overtreden van een regel, of wanneer hij
zijn zin niet krijgt, zijn frustratie afreageert op de medewerker. Dit zal dan gebeuren door de medewerker
persoonlijk te beledigen of bijvoorbeeld te beschuldigen van discriminatie.
D-gedrag (bedreigend agressief naar persoon)
In extreme gevallen kan het gebeuren dat het gedrag van de klant niet stopt bij C-gedrag (persoonlijk worden in
kritiek), maar dat het doorschiet naar bedreigingen, intimidatie en wellicht ook fysiek geweld.
Met de verschillende gedragstyperingen wordt door school ook verschillend omgegaan. Personeel dient zich
bewust te zijn van het feit dat een gesprek vanuit emotie (snel) op kan lopen van A naar D gedrag. Het hanteren
van goede gesprekstechnieken zijn daarvoor essentieel. Hiervoor is studiemateriaal op school aanwezig en
kunnen de gesprekstechnieken een onderdeel zijn van de ontwikkeling van de leerkracht binnen het IPB.
Uiteraard kan iedere persoon vervallen in elk type gedrag en als school gaan wij hier als volgt mee om, ongeacht
of dit personeel, leerlingen of ouders betreft.
Type
A
B
C
D
Acceptatie
Dit gedrag wordt beschouwd als een
normaal te accepteren reactie.
Dit gedrag wordt beschouwd als een
normaal te accepteren reactie.
Het persoonlijk aanvallen valt buiten de
afgesproken basisgedragsregels en moet
direct worden gestopt.
Vervolg
Geen, personeelsleden handelen dit volgens de
gesprekstechnieken af.
Geen, personeelsleden handelen dit volgens de
gesprekstechnieken af.
Van C-gedrag wordt, indien een betrokkene na de
waarschuwing dit gedrag te stoppen doorgaat met dit
gedrag, middels het ongevallen/incidentenformulier,
melding gemaakt naar de directie. Dit wordt opgenomen in
het leerlingen/personeelsdossier. Personeelsleden gaan, evt.
na overleg met de directie, zelf het gesprek aan met de
betrokkene.
Het bedreigen of aanvallen valt buiten
Van D-gedrag wordt, middels het
wettelijke kaders en wordt in geen enkel ongevallen/incidentenformulier, melding gemaakt naar de
geval geaccepteerd.
directie. Indien het een leerling betreft wordt er gekeken of
er vervolgstappen ondernomen worden. De directie spreekt
met de betrokken leerling. Indien dit een
personeelslid/ouder betreft wordt er altijd aangifte gedaan
door de school bij de politie. De betrokkene wordt
uitgenodigd door de directie waarin eventuele
vervolgstappen worden besproken. Deze vervolgstappen
worden in een schriftelijk verslag door beide partijen
ondertekend. Hierna volgt een gesprek met alle bij het
incident betrokken personen.
1.2 Handelen bij ongewenst gedrag bij leerlingen
In deze definitie van ongewenst gedrag, zoals genoemd in de inleiding, staat het woord moedwillig centraal.
Voorbeelden van dit gedrag zijn: herhaaldelijk niet reageren op correcties van de leerkracht bij niet luisteren, een
grote mond tegen de leerkracht of agressief gedrag tegen leerkracht/medeleerlingen.
Overigens treedt bij bewust dreigen, slaan of schoppen naar de leerkracht of hulpouders, of wanneer een leerling
regelmatig andere leerlingen bedreigt en/of pest direct stap drie in werking.
Overigens komt er voor elke leerkracht een “registratieformulier incidenten en ongevallen” beschikbaar, waarop
men kan aangeven welk kind wanneer bepaald gedrag vertoont. Dit gebruiken we alleen bij uitzonderlijk gedrag.
Hieronder volgt een uitwerking van het stappenplan dat elke leerkracht dient te volgen bij ongewenst gedrag van
een leerling.
Stap 1
De leerkracht neemt pedagogische maatregelen om het gedrag van de leerlingen zodanig te corrigeren dat de
leerling, binnen afzienbare tijd, weer kan deelnemen aan de groepsactiviteiten. De pedagogische maatregelen
vinden plaats in de groep, in het groepslokaal of in de nabijheid van het groepslokaal. De volgorde van
handelingen is per bouw verschillend:
Onderbouw:
 Waarschuwen en het gewenste gedrag aangeven.
 Denkstoel in de klas. Na de denkstoel een gesprekje met het kind.
 Kind even apart laten werken
 Kind naar collega brengen. Leerkracht zorgt zelf voor een werkje.
Middenbouw:
 Waarschuwen en het gewenste gedrag aangeven.
 Strafwerk in de klas. Dit moet zinvol werk zijn, dus geen regels schrijven.
 Afkoelen op de gang met deur open. Max. 10 minuten.
 Kind naar collega brengen. Leerkracht zorgt zelf voor werk.
Bovenbouw




Waarschuwen en het gewenste gedrag aangeven.
Tafeltje apart in de klas (d.w.z. uit het groepje).
Strafwerk in de klas (werk moet een nuttig voor het leerproces zijn)
Kind naar collega brengen. Leerkracht zorgt zelf voor werk.
Naar inzicht van de leerkracht kant “tafeltje apart” overgeslagen worden, bijv. bij een grote mond tegen de
leerkracht.
Voor alle bouwen geldt dat kinderen tijdens de pauze niet alleen voor straf binnen zijn. Beter is het ze mee naar
buiten te nemen en ze op de bank te laten zitten. Bovendien wordt een probleem met een kind in alle bouwen te
allen tijde afgesloten met een gesprekje.
Stap 2
Deze stap geldt voor alle bouwen.
 Wanneer straf volgens het afgesproken stappenplan binnen de groep niet toereikend is, wordt de leerling
buiten de groep naar een time-outleerkracht gebracht. De leerkrachten dienen onderling af te spreken wie
van wie kinderen als time-out krijgt. De time-out kan voor een afgesproken korte tijd gelden, maar ook als
strafmaatregel voor langere tijd.
 Als verwacht wordt dat de leerling zich fysiek of verbaal zal verzetten, dan afspraken maken dat iemand de
leerling zal brengen en halen na een afgesproken tijd. Evt. een briefje meegeven hoe lang de leerling moet
blijven. We verplaatsen nooit zelf leerlingen onder dwang naar een andere locatie.
 Als een leerling naar een andere leerkracht wordt gebracht (met werk en voor een afgesproken tijd) bemoeit
die leerkracht zich niet met het conflict. Het kind zit daar ter afkoeling. De leerkracht communiceert zakelijk
en het kind voert het opgedragen werk uit.
 De leerkrachten van de bovenbouw voeren na schooltijd een gesprek met het kind, waarbij het kind
maximaal 15 minuten nablijft.
 Als het gedrag in een korte tijd drie keer voorkomt dan stelt de leerkracht de ouders schriftelijk op de hoogte
van de getroffen maatregel. Bij een schriftelijke mededeling de ouders vragen de brief ondertekend weer
mee terug te geven. Zie de bijlage voor een voorbeeld hiervan.
 Te allen tijde moet het conflict met de leerling worden opgelost door de leerkracht die het conflict heeft met
de leerling!
Stap 3
Het gedrag van de leerling blijft storend en mogelijk bedreigend voor medeleerlingen en leraren. De leerling
wordt nu onder de hoede van de directie geplaatst. De ouders worden zo spoedig mogelijk op school uitgenodigd
om:
a) het gedrag van de leerling te bespreken
b) hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid als opvoeder
c) gezamenlijk te zoeken naar een pedagogische oplossing.
Wanneer een leerling stopt met zijn gedrag gaat hij na een gesprek terug naar de klas. Overigens kan stap 3
enkele keren plaatsvinden voordat stap 4 in werking treedt. Een gesprek met ouders wordt altijd in Teamplus
vastgelegd.
Stap 4
In het uiterste geval kan door de directie besloten worden tot schorsing van de leerling voor de rest van de dag of
voor langere tijd. Dit gebeurt in overleg met de bovenschools manager.
Stap 5
Indien besloten wordt tot verwijdering van de leerling van de school, gaat de directie op zoek naar een andere
school voor de betreffende leerling. Zodra die gevonden is, verwijdert de school de leerling volgens de regels die
zijn opgesteld door het bestuur. Deze procedure staat beschreven in het directievademecum van de RVKO.
B. Groepsniveau
Op groepsniveau gaat elke leerkracht de volgende dingen doen:
1.
2.
bespreken van de schoolregels evt. aangevuld met afspraken die de kinderen met hun leerkracht
maken en die alleen gelden voor hun eigen groep.
Het bespreken van het stappenplan. De kinderen weten dan wat er gebeurt als ze de regels van
gewenst gedrag overtreden.
1.3 Individueel niveau
Alle leerkrachten dienen onderstaande punten in acht te nemen in het geval van ongewenst gedrag.

Observeer als groepsleerkracht objectief het ongewenste gedrag of vraag een collega dit te doen. Hiervoor
zijn lijsten bij de intern begeleider te krijgen.
 Hoe lang, hoe vaak, tijdstip van de dag.
 Tegen wie richt zich de agressie? Bijvoorbeeld de eigen leerkracht, de vervanger, de overblijfmoeder,
andere leerling(-en), etc.
 Uitingsvormen van agressie.

Praat met het kind als je frustratie bespeurt, wacht niet op escalatie.

Zorg zo veel mogelijk voor permanent toezicht bij een eventuele time-out .

Hanteer een zakelijke benadering: scheid gedrag en persoon.

Benoem gevoelens en gedrag (bijv.“Ik zie dat je boos bent, maar wat je doet kan niet”).

Benadruk goed gedrag meteen (bijv. “Je kwam meteen, toen ik je riep”). Probeer kinderen positief te
benaderen.
Bij regelmatig optredend probleemgedrag en als bovenstaande punten niet werken dan moet de leerling
aangemeld worden bij de intern begeleider en besproken worden. Er zal dan samen met de intern begeleider een
individueel handelingsplan worden opgesteld waarin een specifieke aanpak voor deze leerling op papier wordt
beschreven. Dit stappenplan moet ook met de ouders besproken worden.
1.4 Protocollen en gedragscodes
Naast dit gedragsprotocol heeft de school de volgende gedragscodes uitgewerkt die nauw verband houden met
het protocol:




Gedragscode voorkomen ongewenst seksueel gedrag
Gedragscode voorkomen pesten
Gedragscode voorkomen discriminatie
Protocol voor melding agressie en geweld
1.5 Schorsen en verwijderen
In het directievademecum van de RVKO staat nauwkeurig omschreven, hoe er gehandeld moet worden bij
eventuele schorsingen of verwijderingen.
De Mgr. Bekkersschool onderschrijft deze procedure en handelt conform deze richtlijnen.
1.6 Klachtenregeling
Indien kinderen of ouders vragen en opmerkingen hebben of ontevreden zijn over het een of ander, kunnen zij dit
bespreken met de groepsleerkracht of één van de directieleden. Teamleden kunnen bij een staf- of directielid
terecht.
Indien een probleem niet onderling opgelost kan worden, heeft eenieder het recht om een klacht in te dienen bij
één van de vertrouwenspersonen van de RVKO. De procedure hiertoe staat exact omschreven in het document
klachtenregeling RVKO voor het primair onderwijs dat is opgeborgen in het directievademecum van de RVKO.
Ouders, kinderen en teamleden kunnen in deze procedure worden begeleid door de contactpersonen van de
school, te weten de intern begeleider of de schoolgebonden maatschappelijk werkster.
1.7 Nazorg bij incidenten
Voor de opvang van personen die betrokken zijn bij ernstige incidenten zijn de volgende protocollen opgesteld:
 Protocol voor opvang leerlingen bij ernstige incidenten
 Protocol voor opvang personeel bij ernstige incidenten
Voor de uitvoering van deze protocollen is het noodzakelijk dat de arbocoördinator en de leden van het
opvangteam op de hoogte zijn van de stappen die zij moeten ondernemen in geval van een incident.
De arbocoördinator is de persoon die belast is met de taak om toe te zien dat de arbo-wet in de school wordt
nageleefd.
Het opvangteam bestaat uit: de arbocoördinator, een lid van de directie, een teamlid waar de collega nauw
betrokken bij is en eventueel een lid van het bestuursbureau. Indien een lid van het opvangteam bij een incident
betrokken is geweest wordt zijn/haar taken overgenomen door een ander lid uit het opvangteam.
Download