Sociale competentie en participatie in beeld

advertisement
[ B E L E I D S E VA L U AT I E I N S T R U M E N T P R I M A I R O N D E R W I J S ]
Oberon-Competentie-omslag
10-11-2006
11:27
Pagina 1
Sociale competentie
en participatie in beeld
Een begrippen- en analysekader
Oberon-Competentie-omslag
10-11-2006
11:27
Pagina 2
Inhoudsopgave
[INHOUDSOPGAVE]
2
Voorwoord
4
Inleiding
1
2
3
Sociale competentie en sociale participatie
6
De samenhang tussen sociale competentie en sociale participatie
De componenten van sociale competentie
6
De componenten van sociale participatie
8
Relatie met burgerschap, waarden en normen, veiligheid
10
Het Beleidsevaluatie Instrument
13
Het inhoudelijk analysekader
13
Rollen en verantwoordelijkheden gemeente en schoolbesturen
Het BEI en de kerndoelen
16
Het BEI en kwaliteitszorg
17
Mogelijke indicatoren
17
Aan de slag met het BEI
Noten
23
20
6
15
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:14
Pagina 1
Sociale
competentie en
participatie in
beeld
Een begrippen- en analysekader
B E L E I D S E VA L U AT I E I N S T R U M E N T P R I M A I R O N D E R W I J S
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:15
Pagina 2
Voorwoord
[VOORWOORD]
Voor u ligt de brochure Sociale competentie en
participatie in beeld. Deze brochure biedt een
begrippen– en analysekader voor iedereen die
werk maakt van het bevorderen van sociale
competentie en participatie: scholen, schoolbesturen, beleidsmedewerkers van gemeenten en
onderwijsadviseurs.
De brochure maakt deel uit van het Beleidsevaluatie Instrument (BEI) voor sociale competentie en participatie in het primair onderwijs. Met
dit BEI kunnen scholen, schoolbesturen en
gemeenten hun beleid op dit gebied in kaart
brengen, analyseren en aanscherpen. Voor
deze evaluatie zijn een draaiboek en instrumenten ontwikkeld waarmee scholen of gemeenten
zelfstandig aan de slag kunnen. De draaiboeken en instrumenten zijn te bestellen of te
downloaden op www.oberon.eu.
Het BEI is door Oberon ontwikkeld, in nauwe
samenwerking met een groot aantal scholen,
schoolbesturen en beleidsmedewerkers uit de
gemeenten Emmen, Enschede, Haarlem,
Hoogezand Sappemeer, Rotterdam en Schiedam. Zij hebben het materiaal in pilots uitgeprobeerd en steeds feedback gegeven op de
ontwikkelde materialen. Wij willen hen dan ook
hartelijk danken voor hun bijdrage aan het
eindresultaat. Ook danken wij alle experts die
met ons hebben meegedacht, in het bijzonder
Kitty van Voorst van Beest van het CED/PI in
Rotterdam en Roelof Beek van Bureau Beekwadraat. De ontwikkeling van het BEI is mogelijk
gemaakt door het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen.
Wij hopen met het BEI bij te dragen aan een
heldere kijk op beleid en aanpak van sociale
competentie en participatie. Wij wensen alle
scholen, schoolbesturen of gemeenten die met
het BEI aan de slag gaan veel succes!
Utrecht, 2006
Oberon
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:15
Pagina 3
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
/
3
Oberon-Competentie
4
/
10-11-2006
11:15
Pagina 4
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
Wat doen scholen aan sociale competentie? Vaak meer dan u
denkt. Scholen vinden het belangrijk dat kinderen niet alleen over
cognitieve maar ook over sociale vaardigheden beschikken, en dat
ze deelnemen aan maatschappelijke activiteiten. Scholen doen van
alles op dit gebied, zowel binnen de school (gedragsregels,
trainingen, methodieken, etc.) als daarbuiten (naschoolse
activiteiten, brede schoolactiviteiten, etc.). Toch blijven sociale
competentie en sociale participatie moeilijk te vatten begrippen.
Inleiding
[INLEIDING]
Steeds meer scholen en schoolbesturen richten
zich in hun beleid en interventies op het bevorderen van sociale competentie en sociale participatie. Ook veel gemeenten vinden het een
belangrijk thema, vaak in relatie tot beleid op
het gebied van waarden en normen, burgerschap en veiligheid.
Terugkerende vragen zijn: wat willen we bereiken, hoe pakken we het aan, en wat leveren
onze inspanningen eigenlijk op? Vooral deze
laatste vraag is een struikelblok. Sociale competentie is een moeilijk te meten concept.
Binnen scholen en gemeenten bestaat dan ook
behoefte aan een eenduidig begrippen- en
analysekader waarmee zij hun inspanningen op
dit terrein in kaart kunnen brengen en volgen.
Om de aanpak voor sociale competentie en
sociale participatie in beeld te brengen en te
verbeteren, heeft Oberon samen met een
aantal scholen en gemeenten het beleidsevaluatie instrument (BEI) voor sociale competentie
en participatie ontwikkeld. Het BEI biedt een
analysekader waarmee het beleid kan worden
geconcretiseerd en geeft aangrijpingspunten
voor het volgen, evalueren en bijstellen van
beleid. Dit gebeurt aan de hand van drie stappen:
• Inventarisatie. In kaart brengen huidige stand
van zaken.
• Analyse. Is er sprake van een samenhangende
aanpak?
• Conclusies en vervolgstappen. Opstellen van
actiepunten.
Het BEI richt zich (vooralsnog) op het primair
onderwijs (4-12 jaar). De ontwikkeling van
sociale competenties start echter al in de voorschoolse periode en loopt door in het voortgezet onderwijs en de periode daarna. Daarom
werkt Oberon op dit moment aan uitbreiding
van het BEI naar deze andere sectoren.
Het BEI bestrijkt vooral de schoolse situatie en
het raakvlak van school en omgeving (ouders,
samenwerkende instellingen). Dit is eigenlijk
een onnatuurlijke begrenzing: de ontwikkeling
van sociale competentie en participatie vindt
niet alleen in het onderwijs plaats, maar ook in
het gezin, in de sociale omgeving en in de vrije
tijd. Voor de hanteerbaarheid van het instrument hebben we echter bewust voor het
onderwijs gekozen.
Deze brochure geeft een begrippen- en analysekader voor sociale competentie en participatie. Het is de basis voor het beleidsinstrument.
Wilt u ook de aanpak van uw school of
gemeente in kaart brengen en analyseren, dan
kunt u gebruik maken van de daarvoor ontwik-
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:15
Pagina 5
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
kelde draaiboeken en instrumenten (zie hoofdstuk 3). Er zijn twee onderdelen, die zowel
apart als naast elkaar zijn te gebruiken:
BEI-scholen. Draaiboek en instrumenten voor
het primair onderwijs.
BEI-gemeente. Draaiboek en instrumenten voor
gemeenten.
Leeswijzer
Deze brochure is onderdeel van het BEI, maar
kan ook als zelfstandige publicatie worden
gelezen. De opbouw is als volgt. In hoofdstuk 1
definiëren we de begrippen sociale competentie en participatie en geven die in een model
weer. Ook leggen we een relatie met verwante
thema’s als burgerschap, waarden en normen
/
5
en veiligheid. In hoofdstuk 2 beschrijven we
vervolgens het analysekader van het BEI. We
gaan daarbij ook in op de rollen en verantwoordelijkheden van betrokken partijen, de
relatie met de kerndoelen en kwaliteitszorg. We
sluiten de brochure af met een korte beschrijving van de ontwikkelde draaiboeken en instrumenten voor scholen en gemeente.
In deze brochure hebben we het over ‘hij’ en
‘zijn’. Daarmee worden natuurlijk ook ‘zij’ en
‘haar’ bedoeld.
Oberon-Competentie
6
/
10-11-2006
11:15
Pagina 6
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
Wat verstaan we onder sociale competentie en sociale participatie
en wat hebben deze begrippen met elkaar te maken? Wat zijn de
raakvlakken met thema’s als burgerschap, veiligheid en waarden
en normen? In dit hoofdstuk presenteren we een model dat de
begrippen sociale competentie en participatie met elkaar verbindt
en de raakvlakken verheldert.
1
Sociale
competentie
SO
CIALE COMPETENTIE
en sociale participatie
EN SOCIALE PARTICIPATIE
De samenhang tussen sociale
competentie en sociale participatie
De componenten van sociale
competentie
Scholen hechten steeds meer belang aan de
sociale competenties van hun leerlingen. Zowel
in de complexe Nederlandse maatschappij als
in het huidige onderwijs wordt veel verwacht
van leerlingen. Ze moeten zich aanpassen en
tegelijkertijd kritisch zijn; ze moeten kunnen
samenwerken en zelfstandig kunnen werken.
Allemaal aspecten van sociale competentie.
Scholen investeren in sociale competenties
vanuit de gedachte dat sociale en cognitieve
competenties elkaar positief beïnvloeden. Ook
vanuit beleid op het gebied van burgerschap,
waarden en normen en veiligheid richten scholen zich steeds meer op de ontwikkeling van
sociale competenties van leerlingen.
Wat verstaan we onder sociale competentie?
We hanteren de volgende definitie:
In een eerder ontwikkeld begrippenkader
hebben we sociale competentie en sociale
participatie in samenhang gepresenteerd1.
Uitgangspunt is dat sociale competentie dient
ter bevordering van sociale participatie: hoe
sociaal vaardiger een leerling, des te beter
functioneert hij op school of in club- of teamverband. Tegelijkertijd kan door te participeren
sociale competentie zich ontwikkelen: een
wederkerige relatie. Daarbij speelt de leeftijd
een belangrijke rol: de sociale taken waar je
mee te maken krijgt ontwikkelen zich met de
tijd. Daarom spreken we van ontwikkelingstaken. Het is belangrijk dat er voldoende mogelijkheden worden geboden voor het uitvoeren
van deze ontwikkelingstaken, bijvoorbeeld
binnen de school of in het raakvlak van school
en omgeving. De geboden mogelijkheden zijn
afhankelijk van achtergrondvariabelen zoals de
sociaal economische situatie, de etnische
achtergrond etc. In de figuur op pagina 7 is het
begrippenkader schematisch weergegeven.
Sociale competentie houdt in dat iemand
vanuit een individuele inbreng, maar in relatie tot anderen, op adequate wijze sociale
taken verricht.
Of uitgebreider geformuleerd: Sociale competentie (gebaseerd op kennis, attituden en vaardigheden) is het in staat zijn tot het uitvoeren van
taken die gericht zijn op de ontwikkeling van de
eigen identiteit en de sociale participatie in de
samenleving, op een zodanige wijze dat ze van
waarde worden geacht in de betreffende context
en cultuur.
We onderscheiden bij sociale competentie de
volgende componenten:
• gebruik maken van kennis en beschikken
over sociale vaardigheden.
• een attitude bepalen, mede op grond van
morele afwegingen. (zie tabel op pagina 8)
Attituden
Belangrijk in de ontwikkeling van sociale
competentie is de attitude van het kind ten
opzichte van zichzelf en de omgeving. De
volgende attituden zijn van belang:
Zelfvertrouwen
Zelfvertrouwen houdt in dat er zekerheid is
over eigen kennis, vaardigheid en attitude. Het
is een belangrijke voorwaarde voor autonomie
en zelfstandigheid in handelen. Het kind kent
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:15
Pagina 7
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
Begrippenkader
Achtergrondvariabelen
• leeftijd
• sekse
• etniciteit
• sociaal economische situatie
• huisvesting en locatie
Sociale competentie
Attituden:
Sociale participatie
Ontwikkelingstaken
• zelfvertrouwen
Deelname:
• informeel
• betrokkenheid
• zelfstandigheid
• inzet
• omgang met anderen
• verrichten van taken
Vaardigheden:
• formeel
Kwaliteiten:
• verantwoordelijkheid
• zelfsturing
• betrokkenheid
• communicatief handelen
• inzet
• oplossingsgericht handelen
Mogelijkheden
• hulpbronnen
• kansenstructuur
• in- en uitsluiting
• aanbod van instellingen
/
7
Oberon-Competentie
8
/
10-11-2006
11:15
Pagina 8
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
Sociale competenties
componenten
in relatie tot:
attituden
kennis en vaardigheden
de eigen persoon
zelfvertrouwen
zelfsturing
de ander(en)
betrokkenheid
communicatief handelen
de taken
inzet
oplossingsgericht handelen
zijn eigen mogelijkheden en beperkingen en
durft een eigen koers te varen. Aan zelfvertrouwen ligt zelfkennis en zelfrespect ten grondslag. Met die zelfkennis kan het kind tot een
juist en betrouwbaar oordeel over zichzelf
komen.
Betrokkenheid
Met betrokkenheid doelen we op de affectieve binding met anderen. Deze band is een
basis voor het aangaan van relaties, en houdt
tevens het nemen van verantwoordelijkheid
voor je omgeving in. Uitingen van betrokkenheid zijn respect, loyaliteit en medeleven.
Inzet
Inzet heeft betrekking op de motivatie en het
enthousiasme iets aan te pakken of een
probleem op te lossen. Het is de instelling van
waaruit taken worden aangepakt. Positieve
verwachtingen (optimisme) zijn belangrijk voor
een succesvolle persoonlijke ontwikkeling.
Kennis en vaardigheden
Om sociale taken te kunnen uitvoeren moet
het kind beschikken over kennis en vaardigheden. Hierbij maken we onderscheid in drie
componenten: zelfsturing, communicatief
handelen en oplossingsgericht handelen
(pagina 9).
De elementen van sociale participatie
Wat verstaan we onder sociale participatie? We
hanteren de volgende definitie:
Sociale participatie houdt in dat iemand op
een actieve en constructieve wijze deelneemt aan informele en formele verbanden.
Door deze deelname kan hij een zelfstandige positie verwerven in de samenleving en
een bijdrage leveren aan het functioneren
van de samenleving.
Bij sociale participatie maken we onderscheid
tussen informele en formele participatie. Onder
informele participatie verstaan we verbanden
met het gezin, de familie, vrienden en de peergroup. Bij formele participatie gaat het om de
deelname aan kerninstituties van onze samenleving zoals onderwijs, welzijnsinstellingen,
sport en arbeid.
Kwaliteiten
Bij de bevordering van de sociale participatie
gaat het niet alleen om de kwantiteit en de
duur van deelname aan formele en informele
verbanden, maar ook om de kwaliteit. We
onderscheiden drie soorten kwaliteiten:
Verantwoordelijkheid
Het nemen van verantwoordelijkheid staat in
relatie tot de heersende waarden en normen in
de samenleving. Daarbij gaat het niet alleen
om acceptatie van die waarden en normen
maar ook om een kritische houding. Het
nemen van verantwoordelijkheid wordt bevorderd door een hechte relatie met opvoeders,
waarin motiveren, regels stellen en vertrouwen
en verantwoordelijkheid geven centraal staan.
Betrokkenheid
De eerste sociale binding en daarmee betrok-
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:16
Pagina 9
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
Vaardigheden sociale competentie
Zelfsturing
Jezelf
Zelfsturing heeft betrekking op je eigen kennis en vaardigheden. Je geeft richting
aan je eigen ontwikkeling in wisselwerking met de omgeving. De basis voor zelfsturing is zelfvertrouwen, zelfkennis en zelfrespect. Een belangrijke voorwaarde
voor zelfsturing is dat je je eigen emoties beheerst, over zelfcontrole beschikt.
Vaardigheden:
• initiatief nemen
• keuzes maken
• creatief denken
• zelfstandig werken en spelen
• kritisch denken
• opkomen voor jezelf
• verantwoordelijkheid nemen
• doorzettingsvermogen hebben
Communicatief handelen
Jezelf
en de ander(en)
Communicatief handelen heeft betrekking op je kennis en vaardigheden in relatie
tot de ander(en). Je kunt eigen competenties in sociale situaties zo in zetten dat je
individuele en sociale doelstellingen kunt bereiken. Een belangrijke basis voor
communicatief handelen is betrokkenheid en empathie (inlevingsvermogen).
Vaardigheden:
• respect tonen voor de ander
• jezelf presenteren
• je inleven in een ander
• aardig zijn voor een ander
• de dialoog aangaan
• anderen helpen
• je gedrag op de situatie afstemmen
• omgaan met sociale spanningen
Oplossingsgericht handelen
Jezelf
en de sociale
taken
Oplossingsgericht handelen heeft betrekking op kennis en vaardigheden in relatie tot het uitvoeren van taken: op school, thuis en in de samenleving. Het heeft
in belangrijke mate betrekking op omgaan met anderen, waarbij naast communicatieve ook cognitieve aspecten een rol spelen. Om oplossingsgericht te
kunnen handelen, heb je inzet, motivatie en positieve verwachtingen nodig.
Vaardigheden:
• plannen en organiseren
• overleggen en afspraken maken
• omgaan met culturele en maatschappelijke verschillen
• samenspelen en samenwerken
• omgaan met ruzie
• oplossingen zoeken
• conflicten oplossen
• je aan de regels houden
/
9
Oberon-Competentie
10
/
10-11-2006
11:16
Pagina 10
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
kenheid ontstaat in informele verbanden zoals
het gezin en de vriendengroep binnen en
buiten school. Een sterke affectieve band van
jongeren met hun ouders is een belangrijke
basis om goed te kunnen functioneren in de
samenleving. Jongeren die een sterke band
met school hebben, profiteren meer van het
onderwijs en blijken later sociaal beter te functioneren. Het effect van de band met vrienden
op het sociale gedrag van jongeren hangt af
van de gehanteerde waarden en normen
binnen de vriendengroep.
Een constructieve en actieve inzet
Deelname aan verbanden houdt ook in dat een
daadwerkelijke bijdrage wordt geleverd aan het
functioneren van die verbanden. Het is belangrijk dat jeugdigen zich actief en constructief
inzetten ten behoeve van de situaties waarin ze
participeren zoals school, vrije tijd (en later
werk). De inzet wordt bevorderd wanneer
jongeren zich verantwoordelijk en betrokken
voelen. Dit ‘commitment’ is echter weer afhankelijk van de mogelijkheden die worden geboden tot participatie.
Relatie met burgerschap, waarden en
normen, veiligheid
De aanpak van sociale competentie en participatie heeft raakvlakken met beleid op het
gebied van burgerschap, waarden en normen
en veiligheid. Deze termen worden dan ook
veel door elkaar gebruikt. Hieronder geven we
een beschrijving van deze termen en geven we
de raakvlakken aan met de begrippen sociale
competentie en participatie.
Burgerschap
Het begrip burgerschap wordt in ons model
gedekt door de term ‘sociale participatie’: het
meedoen in formele en informele verbanden.
Burgerschapsvorming vindt plaats binnen het
gezin, maar ook voor een belangrijk deel in
school en vrije tijd. Burgerschap vormt zich op
drie niveaus:
a. Schoolburgerschap: hierbij gaat het om de
sociale relaties binnen de school, de omgang
met elkaar, het naleven van schoolregels en
actieve betrokkenheid.
b. Maatschappelijk burgerschap: de leerling als
participant in de samenleving in relatie tot
medeburgers. Denk daarbij aan de
omgangsvormen in de wijk, het openbaar
vervoer, bibliotheken en culturele instellingen, sportverenigingen etc.
c. Democratisch burgerschap: de leerling als
burger in de democratische westerse samenleving. Daarbij gaat het om kennis en inzicht
in maatschappelijke en politieke praktijken,
positiebepaling en de inzet en betrokkenheid
bij de samenleving.
Voor het onderwijs kunnen een aantal pedagogische doelen worden onderscheiden met
betrekking tot burgerschap2:
• zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
• kritische meningsvorming
• eigen keuzes maken
• actief en constructief participeren
• sociale betrokkenheid3.
Participatietaken van leerlingen in het onderwijs kunnen op drie niveaus worden onder-
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:16
Pagina 11
[SOCIALE COMPETENTIE ENPARTICIPATIE IN BEELD]
scheiden voor wat betreft complexiteit4:
• uitvoeren (weinig invloed leerlingen);
• organiseren (initiatief binnen bestaande
kaders);
• analyseren en veranderen (meebepalen en
eventueel actiegericht).
Deze drie niveaus zijn toepasbaar op diverse
aspecten van burgerschap: activiteiten in de
klas, in de school en buiten de school5.
Waarden en normen
De definitie van sociale competentie geeft aan
dat competenties en participatie altijd contexten cultuurgebonden zijn: “....Dit gebeurt op een
zodanige wijze dat de resultaten van waarde
worden geacht in de betreffende context en
cultuur”.
Sociale competentie is sterk gerelateerd aan
dat wat van waarde wordt geacht in de Neder-
/
11
landse samenleving. Al in de jaren negentig zijn
in de nota ‘De pedagogische opdracht van het
onderwijs’ de volgende waarden
geformuleerd6:
• respect
• rechtvaardigheid
• eerlijkheid
• verantwoordelijkheidsbesef
• solidariteit
• tolerantie
Hoe deze waarden worden nageleefd komt tot
uiting in de geldende normen: min of meer
duurzame voorschriften en gedragsregels die
globaal aangeven hoe waarden in het leven
verwerkelijkt dienen te worden.
Waarden zijn vaak universeel: bijvoorbeeld het
respectvol met elkaar omgaan. De bijbehorende normen kunnen echter per cultuur
Oberon-Competentie
12
/
10-11-2006
11:16
Pagina 12
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
verschillen: zo is in de Westerse cultuur het
geven van een hand bij een begroeting een
teken van respect, terwijl in andere culturen
het maken van een buiging of een omhelzing
de norm is.
Veiligheid
Ook het thema veiligheid op school heeft raakvlakken met sociale competentie. De sfeer op
school bepaalt hoe veilig leerlingen zich
voelen. Bevordering van sociale competentie
bij leerlingen wordt gezien als een belangrijke
preventieve maatregel. Niet alleen de school,
maar ook het netwerk aan jeugdvoorzieningen
rond de school speelt hierin een belangrijke rol.
Veiligheid op scholen kan worden bevorderd
door interventies op het gebied van sociale
competentie. Denk daarbij aan: duidelijke
gedragsregels die draagvlak hebben bij de leerlingen (omgangsregels voor in de klas, in de
school, bij het overblijven en op het plein),
duidelijke afspraken over het naleven van de
regels, contracten met ouders en/of leerlingen
m.b.t. de sociale regels, preventieprojecten
met de wijkagent, pestprotocollen etc.
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:16
Pagina 13
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
In het vorige hoofdstuk hebben we het algemene begrippenkader
geschetst voor sociale competentie in relatie tot sociale
participatie. Voor het Beleidsevaluatie instrument (BEI) hebben we
dit begrippenkader uitgewerkt in een analysekader, gericht op het
primair onderwijs. Dit analysekader biedt mogelijkheden om
doelstellingen en activiteiten systematisch te inventariseren en te
analyseren. In dit hoofdstuk beschrijven we het analysekader en
gaan we in op een aantal vragen. Hoe zijn de rollen en
verantwoordelijkheden tussen schoolbesturen en gemeente? Hoe
komt sociale competentie terug in de kerndoelen voor het primair
onderwijs? Wat kan BEI betekenen op het gebied van de
kwaliteitszorg? En welke indicatoren en meetinstrumenten zijn
relevant voor het volgen en meten van sociale competentie en
participatie?
2
Het H
Beleidsevaluatie
ET BELEIDSInstrument
EVALUATIE
INSTRUMENT
/
13
onderscheiden we kwaliteit en deelname aan
activiteiten binnen de school en in het raakvlak
school en omgeving.
In de figuur komt ook tot uiting dat kinderen
hun sociale competentie kunnen vergroten
door sociale participatie, en dat sociale participatie kan toenemen of verbeteren door sociale
competentie. Bijvoorbeeld: hoe sociaal vaardiger een leerling is, des te beter hij in club- of
teamverband functioneert. Andersom geldt dat
natuurlijk ook: als je op een club zit of lid van
een team bent, dan kan dat een positief effect
hebben op de ontwikkeling van je sociale
vaardigheden.
Input
Links in het analysekader zijn de achtergrondvariabelen weergegeven. Deze bepalen voor een
groot deel de concrete invulling van de mogelijkheden en de uiteindelijke opbrengst. Van
invloed zijn leerlingkenmerken, kenmerken
van ouders, schoolkenmerken (zoals vaardigheden van leerkrachten) en de kenmerken van de
wijk (zoals leefomstandigheden en veiligheid).
Ook de beschikbare middelen zijn van invloed.
Proces
In het middengedeelte van het analysekader is
het proces weergegeven: de mogelijkheden die
er zijn om het doel te bereiken. Het gaat daarbij om de activiteiten die worden ondernomen:
wat gaan we doen? Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in mogelijkheden binnen de
school en mogelijkheden voor de school en
haar omgeving.
Mogelijkheden binnen de school kunnen worden
onderverdeeld in activiteiten en ontwikkelingen
met betrekking tot:
Visie en beleid (schoolplan, activiteitenplan);
Klimaat en zorgstructuur (schoolbrede aanpak,
schoolregels, leerlingvolgsysteem);
Leerkrachtvaardigheden (deskundigheidsbevordering, intervisie etc.);
Interventies (methodieken, projecten etc.);
Activiteitenaanbod in school (bijv. leerlingenraad, culturele activiteiten).
Opbrengst
Rechts in de figuur is de opbrengst (output)
weergegeven. De output heeft betrekking op
doelstellingen voor (het bevorderen van) de
sociale competentie van leerlingen en de sociale participatie: wat willen we bereiken? Binnen
sociale competentie zien we de drie componenten van kennis en vaardigheden terug: zelfsturing, communicatief handelen en oplossingsgericht handelen. Bij sociale participatie
Mogelijkheden in het raakvlak school en omgeving zijn:
• Samenwerking tussen school en andere
instellingen (bijv. met peuterspeelzaal,
naschoolse opvang, welzijnswerk);
• Afstemming en doorgaande lijn (bijv. door
VVE-programma’s);
• Buitenschools activiteitenaanbod (bijv.
verlengde schooldag, vrijwilligerswerk in de
buurt);
Het inhoudelijk analysekader
In de figuur op pagina 14 is aangegeven wat
de mogelijkheden zijn voor de school en haar
omgeving om sociale competentie en/of sociale participatie te bevorderen. Daarbij maken
we onderscheid in input, proces en opbrengst.
Oberon-Competentie
14
/
10-11-2006
11:16
Pagina 14
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
Analysekader BEI
Mogelijkheden
School
• Visie en beleid
• Klimaat en zorgstructuur
• Leerkrachtvaardigheden
• Interventies
• Activiteitenaanbod
Sociale competentie leerlingen
Achtergrondvariabelen
• Leerlingkenmerken
• Kenmerken ouders
• Wijkkenmerken
• Schoolkenmerken
Ontwikkelingstaken
Jezelf
Jezelf en de ander
Jezelf en sociale taken
Vaardigheden en attituden
• Zelfsturing
• Communicatief handelen
• Oplossingsgericht handelen
• Middelen
Sociale participatie leerlingen
Mogelijkheden
School en omgeving
Kwaliteit en deelname
• Participatie binnen school
• Participatie school/omgeving
• Samenwerking school
en instellingen
• Afstemming
en doorgaande lijn
• Buitenschools
activiteitenaanbod
• Aanbod voor ouders
input
proces
opbrengst
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:16
Pagina 15
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
• Aanbod voor ouders (bijv. opvoedingsondersteuning, schoolmaatschappelijk werk).
Het blok ontwikkelingstaken is ook in het procesdeel opgenomen. Hiermee geven we aan dat
het binnen de mogelijkheden van de school en
school/omgeving gaat om leeftijdsgerelateerde
sociale taken. Zo verwacht je bij het oplossen
van conflicten van leerlingen in groep 8 iets
anders dan van kleuters in groep 2.
Rollen en verantwoordelijkheden
gemeente en schoolbesturen
We zien een verschuiving in de rollen en
verantwoordelijkheden van gemeenten en
schoolbesturen. Gemeenten hebben steeds
/
15
meer de taak van ‘ketenregie’ (zie onder
andere Operatie Jong). Hierin zijn gemeenten
niet direct verantwoordelijk voor het beleid,
maar moeten zij andere partijen (de school en
haar omgeving) in staat stellen beleid te
ontwikkelen en uit te laten voeren. De
gemeente voert de regie over samenwerking
binnen deze keten van instellingen en is daarmee verantwoordelijk voor het samenwerkingsproces (keten verantwoordelijkheid). Een voorbeeld betreft het verbeteren van het leefklimaat
in een bepaalde wijk. Dit kan een gemeente
bijvoorbeeld aanpakken door in deze wijk een
brede school te ontwikkelen. De gemeente
zorgt ervoor dat de verschillende partijen (zoals
scholen, welzijnsinstellingen, bibliotheek, voorschoolse instellingen) met elkaar in contact
komen en houdt de regie over de voortgang
Verantwoordelijkheden* en interventies**
Gemeente
Schoolbesturen/scholen
ketenverantwoordelijk
primair verantwoordelijk
en participatie leerlingen
voorwaardelijke interventies
voorwaardelijke en directe interventies
School:
ketenverantwoordelijk
primair verantwoordelijk
en professionaliteit
voorwaardelijke interventies
voorwaardelijke en directe interventies
Schoolomgeving:
primair verantwoordelijk
ketenverantwoordelijk
werking met andere
voorwaardelijke en directe
voorwaardelijke interventies
instellingen en organisaties,
interventies
Niveau
Leerlingen:
sociale competentie
beleid, kwaliteit
school in de wijk,
ouders
Gemeente:
primair verantwoordelijk
Ketenverantwoordelijk
voorwaardelijke en directe
voorwaardelijke interventies
Participatie, leefbaarheid
en veiligheid
interventies
*
Vanzelfsprekend zijn ouders primair verantwoordelijk voor hun kind. Samen met het onderwijs dragen ze een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van hun kind(eren).
** Afhankelijk van de lokale situatie hebben ondersteunende instellingen een belangrijk aandeel in interventies. Denk aan
onderwijsbegeleidingsdiensten, instellingen in de wijk, zorginstellingen etc. In dit schema gaan we ervan uit dat zij activiteiten uitvoeren in opdracht van gemeente of schoolbesturen.
Oberon-Competentie
16
/
10-11-2006
11:17
Pagina 16
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
van het brede schooltraject. De verschillende
partijen dragen echter de primaire verantwoordelijkheid over hun eigen aandeel binnen de
brede school.
Schoolbesturen krijgen steeds meer beleidsverantwoordelijkheden en autonomie. Meest
recente voorbeeld hiervan is de nieuwe wet op
het onderwijsachterstandenbeleid (OAB) die
vanaf 1 augustus 2006 in werking is getreden.
Een groot deel van de financiële middelen die
voor die datum nog aan gemeenten werden
uitgekeerd, komen nu direct ten goede aan de
schoolbesturen. Dit heeft consequenties voor
de bestuurlijke verhoudingen tussen gemeenten en schoolbesturen. Veel gemeenten en
schoolbesturen zijn daarom begonnen met het
opstellen van een lokale educatieve agenda7.
Aan de hand van deze agenda maken gemeenten, schoolbesturen maar ook andere partijen
afspraken over de verschillende thema’s uit het
lokale onderwijsbeleid. Wie is verantwoordelijk
voor de uitvoering en hoe houden we elkaar
aan de gemaakte afspraken?
Ook voor het beleid voor sociale competentie
en participatie hebben deze veranderingen
consequenties. Het moet duidelijk zijn welke
partij waarvoor verantwoordelijk is en welke
interventies de verschillende partijen kunnen
plegen. In de volgende figuur zijn de verantwoordelijkheden van gemeenten, schoolbesturen en scholen voor verschillende niveaus
aangegeven: het niveau van leerlingen, de
school, de schoolomgeving en de gemeente.
Afhankelijk van het niveau heeft de gemeente
en/of het schoolbestuur de primaire verantwoordelijkheid of een ketenverantwoordelijkheid. Wanneer er sprake is van primaire verantwoordelijkheid worden directe interventies
uitgevoerd. Bij ketenverantwoordelijkheid zien
we voorwaardelijke interventies. Deze zijn vaak
voorwaarden scheppend voor de directe interventies. Op lokaal niveau leggen gemeenten en
schoolbesturen steeds meer onderlinge verbindingen bij het formuleren van ambities en
beleidsdoelstellingen (horizontale rekenschap),
vooral wanneer er sprake is van ketenverantwoordelijkheid. (Zie schema pagina 15)
Het BEI en de kerndoelen
De inrichting van het primair onderwijs staat
grotendeels omschreven in twee documenten:
de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de
Kerndoelen voor het basisonderwijs. Beide
documenten besteden nadrukkelijk aandacht
aan de begrippen sociale competentie en sociale participatie. In deze paragraaf lichten we
dat nader toe.
Wet op het Primair Onderwijs
Sinds 1 augustus 1998 is de Wet op het Primair
Onderwijs (WPO) van kracht. In de WPO staan
de wettelijke bepalingen voor het basisonderwijs en de speciale scholen voor basisonderwijs.
Tot voor kort richtte het basisonderwijs zich
voornamelijk op de individuele ontwikkeling en
de overdracht van kennis en vaardigheden.
Sinds enige tijd is er meer aandacht gekomen
voor relatie tussen onderwijs en maatschappij
en het belang dat de samenleving stelt in sociale cohesie en sociale participatie. Aan het
onderwijs worden in de WPO dan ook de
volgende drie functies toegekend:
1. De ontwikkeling van kinderen: het onderwijs
wordt zodanig ingericht dat de leerlingen
een ononderbroken ontwikkelingsproces
kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd
op de voortgang in de ontwikkeling van de
leerlingen;
2. Overdracht van maatschappelijke en culturele
verworvenheden: het onderwijs richt zich in
elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen
van creativiteit, op het verwerven van
noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.
3. Participatie in de samenleving: Het onderwijs
gaat er mede van uit dat leerlingen
opgroeien in een pluriforme samenleving,
is mede gericht op het bevorderen van
actief burgerschap en sociale integratie en
is er ook op gericht dat leerlingen kennis
hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.
Deze drie functies staan niet los van elkaar,
maar beïnvloeden elkaar wederzijds.
Kerndoelen primair onderwijs
De kerndoelen primair onderwijs beschrijven
wat een leerling aan het einde van de basisschool moet kennen en kunnen. De kerndoelen
sluiten nauw aan op de WPO. In 2006 zijn de
kerndoelen vernieuwd en in aantal fors gereduceerd. In een aantal kerndoelen wordt nadrukkelijk de relatie gelegd met sociale competentie
en burgerschap. Voorbeelden hiervan zijn de
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:17
Pagina 17
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
kerndoelen voor Nederlands, oriëntatie op
jezelf en de wereld, kunstzinnige oriëntatie en
bewegingsonderwijs.
Daarnaast worden er drie aandachtspunten
genoemd bij het gebruik van de kerndoelen
die raken aan verschillende aspecten van sociale competentie en sociale participatie:
1. Een beroep doen op de natuurlijke nieuwsgierigheid en de behoefte aan ontwikkeling
en communicatie van kinderen en deze
stimuleren.
2. Afstemming van inhouden en doelen en
een verbinden met het dagelijks leven.
3. Aandacht voor doelen die voor alle leergebieden van belang zijn, zoals
• een goede werkhouding;
• gebruik van leersstrategieën
• reflectie op eigen handelen en leren;
• uitdrukken van eigen gedachten en
gevoelens;
• respectvol luisteren en kritiseren van
anderen;
• verwerven en verwerken van informatie;
• ontwikkelen van zelfvertrouwen;
• respectvol en verantwoordelijk omgaan
met elkaar;
• zorg en waardering voor de leefomgeving.
/
17
Hoe kunnen we sociale competentie en participatie structureel inbedden in onze school?
Hoe kunnen we de opbrengsten van onze
inspanningen volgen?
Een kwaliteitszorgsysteem kan scholen helpen
bij de beantwoording van bovenstaande
vragen. Kwaliteitszorg wordt gekenmerkt door
een cyclisch proceskarakter. Het proces is onder
te verdelen in vier hoofdstappen:
1. bepalen van de huidige kwaliteit;
2. opstellen (aanpassen) van verbeterplan;
3. uitvoeren van verbeterplan;
4. evalueren.
Sociale competentie en sociale participatie
maken onlosmakelijk deel uit van het onderwijs
en vallen om die reden onder kwaliteitszorg.
Het BEI volgt een vergelijkbare systematiek als
bestaande kwaliteitszorgsystemen en kan als
aanvulling daarop gebruikt worden. Het BEI
biedt scholen vooral handvatten voor de eerste
en laatste stap in het proces van kwaliteitszorg:
het bepalen van de huidige kwaliteit (van
beleid en activiteiten voor sociale competentie)
en de evaluatie daarvan. Het BEI levert ingrediënten op voor stap 2 en 3: het opstellen en het
uitvoeren van een verbeterplan. Met behulp
daarvan kunt u visie en doelstellingen concretiseren en vertalen in duidelijke activiteiten.
Het BEI en kwaliteitszorg
Mogelijke indicatoren
Scholen en besturen in het primair onderwijs
krijgen steeds meer ruimte om hun eigen
kwaliteitsbeleid in te vullen. Door deze grotere
eigen verantwoordelijkheid komt er meer
nadruk te liggen op het afleggen van verantwoording. Dit betekent dat scholen moeten
kunnen laten zien wat zij onder kwaliteit
verstaan en wat zij doen om die kwaliteit te
waarborgen en verbeteren. Scholen krijgen
daardoor meer zicht op hun eigen situatie.
Scholen en besturen zoek daarbij naar
antwoorden op drie centrale vragen:
• Wat is een goede school?
• Hoe word je een goede school?
• Hoe blijf je een goede school?
In het BEI maken we een onderscheid tussen
einddoelen (finale doelen) voor sociale competentie en participatie, en doelstellingen die
voorwaardelijk zijn om deze einddoelen te
bereiken (finaal-voorwaardelijke doelen). Daarbij gaat het om voorwaardelijke doelen voor
het schoolklimaat, de vaardigheden van de
leerkracht en de betrokkenheid van ouders. Het
schema op pagina 18 geeft een overzicht van
de mogelijke doelen, indicatoren en meetinstrumenten:
In het kader van sociale competentie gaat het
dan bijvoorbeeld om vragen als:
Wat verstaan wij onder sociale competentie en
sociale participatie?
Hoe willen wij gaan werken aan sociale competentie aan sociale participatie?
Oberon-Competentie
18
/
10-11-2006
11:17
Pagina 18
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
Overzicht doelen, mogelijke indicatoren en meetinstrumenten
Doelen
Mogelijke indicatoren
Mogelijke meetinstrumenten
Finaal voorwaardelijk:
• Vragenlijst leerlingen
• Verbeteren schoolklimaat en veiligheid
• Waardering schoolklimaat
• Vragenlijst ouders
• Veiligheid subjectief
• Vragenlijst personeel
• Veiligheid objectief
• Groepsgesprek leerlingen en/of ouders
• Schoolregistratie vernielingen/incidenten
• Verbeteren vaardigheden leerkracht
• Pedagogisch klimaat (leerkrachtgedrag)
• Leerkrachtvaardigheden
• Ouderparticipatie
• Verbeteren ouderbetrokkenheid
• Opvoedingsvaardigheden ouders
• Deelname aan opvoedingscursussen
• Inspectierapport
• Kwaliteitszorgsysteem school
• Zelfbeoordelingslijst leerkrachten
• Zelfbeoordelingslijst ouders
• Deelnamecijfers
Finaal:
• Vergroten sociale participatie
• Vergroten sociale competentie
• Deelname activiteiten
• Deelnamecijfers
• Bereik activiteiten
• Vragenlijst leerlingen
• Tevredenheid activiteiten
• Vragenlijst ouders
• Mate van zelfsturing
• Vragenlijst leerlingen (zelfoordeel)
• Communicatieve vaardigheden
• Leerlingvolgsysteem (oordeel leerkracht)
• Oplossingsvaardigheden
• Vragenlijst ouders (ouderoordeel)
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:17
Pagina 19
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
/
19
Oberon-Competentie
20
/
10-11-2006
11:17
Pagina 20
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
Deze brochure geeft een begrippen- en analysekader voor sociale
competentie en participatie. Het is de basis voor het
beleidsinstrument (BEI). Wilt u ook de aanpak van uw school of
gemeente in kaart brengen en analyseren, dan kunt u gebruik
maken van de daarvoor ontwikkelde draaiboeken en
instrumenten. Er zijn twee onderdelen, die zowel apart als naast
elkaar zijn te gebruiken:
• BEI-scholen. Draaiboek en instrumenten voor het primair
onderwijs.
• BEI-gemeente. Draaiboek en instrumenten voor gemeenten.
3
AanAde
met
BEI
A slag
N D
E het
SLA
G
MET HET BEI
BEI-scholen en BEI-gemeente zijn te bestellen
of te downloaden via www.oberon.eu
BEI-scholen
Met BEI-scholen kunnen scholen en schoolbesturen hun beleid en interventies systematisch in kaart brengen en analyseren. Aan de
hand van een stappenplan en instrumenten
kunt u de huidige aanpak tegen het licht
houden en vervolgstappen formuleren om het
beleid verder aan te scherpen of de opbrengsten te volgen. BEI-scholen is een instrument
voor zelfevaluatie dat intern begeleiders en/of
schoolleiding kunnen gebruiken. Het BEI biedt
ook schoolbesturen handvatten om met scholen in gesprek te komen over sociale competentie en participatie en maakt uitwisseling van
ervaringen tussen scholen op een systematische manier mogelijk. Daarnaast geeft het BEI
kaders voor de invulling van de kwaliteitszorg
met betrekking tot sociale competentie.
BEI-scholen is opgebouwd zoals in de tabel
hieronder.
Stappenplan BEI-scholen
Stappen
Vragen
BEI-Instrumenten
• Wat verstaan we onder sociale competentie
1. Vragenlijst inventarisatie
1. inventarisatie
Met de inventarisatie wordt de stand
van zaken in kaart gebracht.
en sociale participatie?
• Wat willen we bereiken?
1A. Vragenlijst inventarisatie schoolbesturen
• Wat doen we daarvoor?
• Hoe volgen we de opbrengsten?
• Welke achtergrondkenmerken zijn relevant?
2. analyse
In de analyse wordt vastgesteld of er
• Wat is de kwaliteit van de doelen?
2. Checklist analyse schoolbeleid
sprake is van een samenhangende
• Hoe is de afstemming tussen de doelen,
3. Checklist leerlingvolgsysteem
aanpak op het gebied van sociale
competentie en sociale participatie.
activiteiten en meetinstrumenten?
• Zijn rollen en verantwoordelijkheden duidelijk?
• Wat is de kwaliteit van het volgen en meten
van opbrengsten?
3. conclusies en vervolgstappen
Op basis van de inventarisatie en
analyse worden actiepunten opgesteld.
• Moeten doelen en activiteiten worden
aangescherpt?
• Kunnen we het proces en de opbrengsten
beter in beeld brengen?
4. Checklist conclusies en vervolgstappen
5. Checklist rapportage
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:17
Pagina 21
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
/
21
Stappenplan BEI-gemeente
Stappen
Vragen
BEI-Instrumenten
• Wat verstaan we onder sociale competentie
1. Vragenlijst inventarisatie
1. inventarisatie
Met de inventarisatie wordt het
beleid in kaart gebracht
en sociale participatie?
• Wat willen we bereiken?
• Wat doen we daarvoor?
• Hoe volgen we de opbrengsten?
• Welke achtergrondkenmerken zijn relevant?
2. analyse
De doelen worden ingedeeld en
• Wat is de kwaliteit van de doelen?
2. Checklist analyse gemeentelijk beleid
inhoudelijk geanalyseerd. Ook de
• Hoe is de afstemming tussen de doelen,
3. Format eigenaarschap
kwaliteit en de mate waarin de
activiteiten en meetinstrumenten?
opbrengsten worden gevolgd, wordt
• Zijn rollen en verantwoordelijkheden
beoordeeld.
duidelijk?
• Wat is de kwaliteit van het volgen en meten
van opbrengsten?
3. conclusies en vervolgstappen
Op basis van inventarisatie en
• Moeten doelen worden aangescherpt?
4. Checklist conclusies en vervolgstappen
analyse worden actiepunten opge-
• Kunnen we het proces en de opbrengsten
5. Checklist rapportage
steld voor het aanscherpen van
beter in beeld brengen?
beleid en het volgen en meten van
opbrengsten.
BEI-gemeente
BEI-gemeente is bedoeld voor de inventarisatie
en analyse van het gemeentelijk beleid. Beleidsmedewerkers kunnen BEI gemeente gebruiken
om het lopend beleid op het gebied van sociale competentie en sociale participatie in kaart
te brengen, te analyseren en aan te scherpen.
Ook wordt aandacht besteed aan het volgen
van beleid: hoe brengen we de opbrengsten
van het beleid in beeld? Het BEI geeft tevens
handvatten om het beleid binnen de verschillende beleidsafdelingen op elkaar af te stem-
men. Op gemeentelijk niveau kan een beleidsmedewerker de beleidsinventarisatie en
-analyse coördineren en uitvoeren. Wanneer
een gemeente samen met scholen en schoolbesturen besluit het beleid en de interventies
op het gebied van sociale competentie in kaart
te brengen en af te stemmen, is coördinatie
gewenst. Zo’n coördinator kan afkomstig zijn
van de gemeente, een (overkoepelende)
bestuursorganisatie, een ondersteunende
instelling voor schoolbegeleiding of een extern
bureau.
Oberon-Competentie
22
/
10-11-2006
11:18
Pagina 22
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:18
Pagina 23
[SOCIALE COMPETENTIE EN PARTICIPATIE IN BEELD]
/
23
Noten
NOTEN
1
2
3
4
5
6
7
Walraven, M & P. Appelhof (2002). Sociale competentie ter bevordering van sociale participatie.
Een begrippenkader. Utrecht: Oberon.
Franken, P.; Hautvast, D.; Hoeij, J. van; Stroetinga, M. (2003). Aan de slag met actief Burgerschap. Handreiking voor scholen PO en VO. ’s Hertogenbosch: KPC Groep.
Veugelers, W. (2003) Waarden en normen in het onderwijs; Zingeving en humanisering: autonomie en sociale betrokkenheid . Utrecht: Universiteit voor Humanistiek.
Veugelers, W., M. Derriks & E. de Kat (2005). Actieve participatie leerlingen en burgerschapsvorming. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam.
Bron, J. (2006). Een basis voor burgerschap. Een inhoudelijke verkenning voor het funderend
onderwijs. Enschede: SLO.
Schuyt, K. (2004) Normen en waarden en de plaats van deugden in het onderwijs. In: Diekstra,
van den Berg en Rigter, Waardenvolle of waardenloze samenleving? Den Haag: Haagse
Hogeschool.
Oberon (2006). De lokale educatieve agenda. Een handreiking lokaal onderwijsbeleid voor
gemeenten. Utrecht: Oberon.
Oberon-Competentie
10-11-2006
11:18
Pagina 24
Oberon-Competentie-omslag
10-11-2006
11:27
Pagina 3
Colofon
Opdrachtgever
Uitgave
Tekst
Tekstadviezen
Vormgeving
Druk
Fotografie
Ministerie van OCW
Oberon, Onderzoek en Advies
Miriam Walraven, Claudy Oomen, Ton Klein en Pieter Appelhof
Lex Boezeman
Dvada, Utrecht
USP bv, Utrecht
Sijmen Hendriks.
ISBN
90-77737-13-8
Utrecht, november 2006
© Oberon
Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd worden, op wat voor wijze dan ook, of opgeslagen worden in een gegevensbestand zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Oberon-Competentie-omslag
10-11-2006
Onderzoek & Advies
Postbus 1423
3500 BK Utrecht
tel. 030 - 230 60 90
fax 030 - 230 60 80
e-mail : [email protected]
Internet : www.oberon.eu
11:27
Pagina 4
Download