- Scholieren.com

advertisement
Samenvatting biologie hoofdstuk 12
12.2
In de voortplantingsorganen van een vrouw rijpen eicellen, geleidelijk wordt het baarmoederslijmvlies dikker en groeien er
meer bloedvaten in. De baarmoeder is nu geschikt om een baby te laten groeien, na ongeveer twee weken is de eisprong,
de eicellen blijven hierna nog 12 tot 24 uur leven. Wordt de eicel niet bevrucht dan gaat het dood. Het verdikte
baarmoederslijmvlies laat na nog twee weken los, stukjes slijmvlies druppelen samen met wat bloed uit de vagina.
Menstruatie wordt geregeld door hormonen.
Een follikel produceert het hormoon oestrogeen, dit heeft 3 gevolgen:
1 Er gaan geen andere eicellen meer rijpen.
2 Baarmoederslijmvlies wordt dikker
3 Veel oestrogeen in bloed is seintje voor ovulatie/eisprong.
Na de eisprong gaat de follikel ook het hormoon progesteron produceren, dit stimuleert de groei en doorbloeding van het
baarmoederslijmvlies.
Na het niet bevruchten van de eicel neemt de productie van deze hormonen af, de menstruatie komt opgang. De cyclus
begint opnieuw.
Zaadlozing à baarmoedermond à baarmoeder à eileiders à rijpe eicel.
Alleen de kop van de zaadcel dringt de eicel binnen, voor een bevruchting is er maar één nodig. De kern van de eicel en
zaadcel wordt samen één kern: de bevruchting.
Zaadcel komt in eicel à eicel ‘sluit’ à eicel begint te delen à eileider à baarmoeder (à baarmoeder slijmvlies, innesteling)
Drie eisen voor een goed voorbehoedsmiddel is:
1 Voorkomt zwangerschap
2 Makkelijk in gebruik
3 Niet schadelijk voor gezondheid
Condoom: Tegen zwangerschap en soa’s, mannencondoom wordt het meest gebruikt. Gemaakt van elastisch rubber, een
soort ‘tweede huid’.
Het vrouwencondoom is een soort zakje dat in de vagina wordt geschoven, het is duurder en lastiger te gebruiken.
Pil: Bevat de hormonen oestrogeen en progesteron, zorgt dat er geen eicel rijpt in de eierstok. 21 dagen innemen, daarna 1
week ‘pauze’ (de week van de menstruatie). Beschermt niet tegen soa’s.
Spiraaltje: Van plastic en koperdraad, wordt geplaatst in de baarmoeder zodat een bevruchte eicel zich niet kan innestelen.
Beschermt niet tegen soa’s.
Bij noodgevallen zijn er ook middelen:
Morning-afterpil: Pil die een vrouw binnen 72 uur na de seks in moet nemen.
Overtijdsbehandeling: Als de menstruatie niet is gekomen, je mag niet langer dan 16 dagen over tijd zijn.
Abortus: De baby wordt weggehaald in een gespecialiseerde kliniek, je mag niet langer dan 20 weken over tijd zijn.
Een definitieve oplossing is:
Sterilisatie: Bij een man worden de zaadleiders doorgesneden en afgebonden, bij een vrouw worden de eileiders
doorgeknipt. Bij vrouwen is dit veel ingrijpender, waardoor het meer bij mannen wordt uitgevoerd. De man kan nog
gewoon evenveel sperma produceren bij een erectie.
12.3
Na de bevruchting gaat de bevruchte eicel delen en innestelen, het bolletje cellen heet nu embryo. De placenta/embryo
produceert na de innesteling het zwangerschapshormoon. Hierdoor blijft het baarmoederslijmvlies dik en rijpen er geen
nieuwe eicellen inde eierstokken.
Bij een zwangerschapstest is het hormoon te vinden in de urine.
In de eerste 12 weken van de zwangerschap ontstaan de organen al. Hierna vind alleen nog groei plaats, tot nu toe noem je
het ongeboren kindje een foetus.
De placenta/moederkoek groeit op de plaats waar het embryo is ingenesteld.
Vruchtwater met de vruchtvliezen beschermen het embryo en foetus tegen stoten.
Navelstreng: Bestaat uit twee navelstrengslagaders en één navelstrengader, het verbind de embryo met de placenta.
De bloedvaten van het embryo lopen in de placenta vlakbij de bloedvaten van de moeder.
Voedingstoffen moeder à in bloed à navelstrengader à bloed van het embryo à koolstofdioxide en andere afvalstoffen à
navelstrengader à in bloed (moeder).
Placenta houdt veel schadelijke stoffen en ziekteverwekkers tegen, maar geen nicotine, alcohol, medicijnen, drug en ook de
rodehondvirus kan door de placenta.
Bij een miskraam sterft meestal het embryo en wordt afgestoten.
Een zwangerschap duurt ongeveer 280 dagen. Een verloskundige of art begeleid de bevalling.
Een wee is het samentrekken van de spieren in de baarmoederwand. Door de weeën komt de baby met zijn hoofdje voor
de baarmoedermond te liggen. Weeën beginnen soms al uren voor de bevalling.
Weeën met regelmatige tussenpozen à ontsluiting (openen baarmoedermond) / breken van vruchtvliezen à met persweeën
wordt de baby door de vagina naar buiten geduwd (uitdrijving) à kind is geboren à nageboorte (door een wee komt de
placenta samen met de vruchtvliezen en een stuk van de navelstreng naar buiten).
Stuitligging: De baby ligt op de kop, de baby kan sneller stikken bij de geboorte.
Dwarsligging: De baby ligt horizontaal, er wordt gekozen voor een keizersnede.
Keizersnede: Operatie waarbij een chirurg een snee maakt onder in de buik. Gebeurt bij een dwarsligging of als de bekken
te nauw is of de placenta voor de baarmoedermond ligt.
Eeneiige tweelingen ontstaan uit één eicel en één zaadcel, tijden de eerste delingen van de bevruchte eicel splitst het
bolletje zich in tweeën. Er groeien hierdoor twee baby’s, ze lijken op elkaar doordat ze uit één eicel zijn ontstaan. Soms
delen ze één placenta en vruchtvliezen, omdat de splitsing pas na de innesteling plaats vond.
Twee-eiige tweelingen ontstaan doordat twee eicellen tegelijk zin vrijgekomen, vaak doordat in beide eierstokken tegelijk
een eicel rijpt. Twee-eiige tweelingen hebben ieder een eigen placenta en vruchtvliezen.
Eerste bezoek: Tussen 8 en 12 weken, er wordt gevraagd naar erfelijke ziektes en aandoeningen, datum geboorte wordt
uitgerekend.
Verdere bezoek: Om de 3 of 4 weken gaan vrouwen naar de verloskundige. Deze luistert naar het hartje, controleert of de
baby goed groeit en ze geven advies over voeding en leefwijze.
Twintigste week: Echo wordt gemaakt om te kijken of er afwijkingen in de foetus te zien zijn, ook kan je zien of het een
jongen of meisje is.
Echo: Door (teruggekaatste) geluiden wordt de baby op een schermpje zichtbaar.
12.4
Chromosomen zijn heel dunne draadjes in de kern van iedere cel.
Chromosomen bevatten informatie voor de ‘bouwbeschrijving’ van een mens.
De cellen van een mens hebben 46 chromosomen: 23 van je moeder en 23 van je vader.
Een gen bepaald één eigenschap. Varianten van noem je allelen.
Een jongen heeft een X- en een Y-chromosoom, een meisje heeft twee X-chromosomen.
De informatie voor je erfelijke eigenschappen noem je het genotype.
Wat je ziet van de eigenschappen noem je het fenotype, bijvoorbeeld blauwe ogen of blond haar.
Soms is alleen de aanleg voor een eigenschap erfelijk, bijvoorbeeld goed kunnen zingen.
Veel aangeboren aandoeningen ontstaan door een fout in één chromosoom (kleurenblindheid).
Soms heeft een baby een verkeerd aantal chromosomen (syndroom van Down).
12.5
Voor elke eigenschap in je lichaamscellen heb je twee allelen: één van vader en één van moeder. Het genotype voor iedere
eigenschap bestaat dus uit twee allelen.
Soms zijn de allelen gelijk (homozygoot), maar ze kunnen ook verschillen (heterozygoot).
Bruin is een dominante allel, blauw is een recessieve allel. Een blauwe en bruine allel worden dus meestal bruin. Je hebt
soms verschillende genotypen maar dezelfde fenotype.
In een letterschema wordt een dominante allel met een hoofdletter aangeduit, een recessieve allel met een kleine letter.
In een kruisingsschema kun je bijv. berekenen hoe groot de kans is dat een kind bruine of blauwe ogen krijgt van zijn
ouders.
De overgeving van eigenschappen wordt ook gebruikt in landbouw, veeteelt en tuinbouw. Door bloemen met bepaalde
eigenschappen met elkaar te kruisen, krijg je een nieuwe mooie ras. Stamboom is een overzichtelijk schema waarin je
familieleden noteert en het fenotype dat ze voor een bepaalde eigenschap hebben.
Download