biologie h7

advertisement
Hoofdstuk 7 Voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting komt vaak voor: Bij wormen, bacteriën, planten, zee-anemonen. Dit is
voortplanting zonder dat er bevruchting plaatstvindt. De nakomelingen van bijv. bacteriën zijn hetzelfde
als de ouders.
Bij geslachtelijke voortplanting gaat het om het vermengen van erfelijke informatie.
Zaadcelvorming -> voorlopercellen -> Zaadcellen
12 dagen geen zaadlozing ruimt fagocytose zaadcellen op.
De Eicel is de grootste menselijke cel.
De follikel wordt gevormd door een voorlopercel en een laagje hulpcellen.
Een mens heeft 46 chromosomen. De Ei en Zaadcellen bevatten er allebei 23. -> Meiose: Geslachtscellen
worden vanuit gewone lichaamscellen gemaakt.
Voor zo’n celdeling plaatsvindt verdubbelt het DNA, elk chromosoom bestaat nu uit 2 chromatiden ->
Meiose 1, chromosoom paren gaan uit elkaar -> Meiose 2, de chromatiden scheiden van elkaar.
Bij een bevruchting dringt de kern vanuit een zaadcel de eicel binnen. Onmiddellijk daarna ontstaat er een
ondoordringbare laag om de bevruchte eicel, bevruchtingsmembraan.
De bevruchte eicel (zygote) begint al in de eileider met delen. Trilhaarcellen vervoeren deze naar de
baarmoeder.
Na 4 dagen verdwijnt het bevruchtingsmembraan, er is een bolletje van 16 cellen ontstaan.
Na bijna een week begint het proces innestelen. Het bloed v/d moeder levert voedingsstoffen en zuurstof.
Zo gaat de celdeling door.
De buitenste cellaag ontwikkelt zich tot een embryo.
In de 2e week begint toevoer placenta.
Na 5 weken begint het hartje van het embryo bloed te pompen.
Na acht weken zijn alle organen in aanleg aanwezig. Nu heet een embryo een foetus.
Rond de 40ste week vindt de bevalling plaats.
Hormonen corrigeren activiteiten.
De maandelijkse cyclus begint met de groei van een follikel in een eierstok. In de follikel rijpt de eicel. Na
ongeveer 14 dagen barst de follikel en komt terecht in de eileider. Na de ovulatie is de eicel ongeveer 12
uur lang vruchtbaar, wordt hij niet bevrucht dan sterft hij af.
De menstruatiecyclus staat onder invloed van een hormoonklier ter grootte van een erwt: de hypofyse.
Deze produceert FSH en LH.
FSH – stimuleert rijping van follikel en eicel
LH- stimuleert de ovulatie en de vorming van het gele lichaam.
IVF = vitro fertilisatie
Op de 21ste dag krijgt de vrouw hypofyse remmende stoffen toegediend.
Na de ongesteldheid worden er 2 maal daags hormonen ingespoten.
Als dit goed gaat, follikelpunctie. Er worden follikels uit de eicellen gezogen en vervolgens met de
zaadcellen van de man in een schaaltje met kweekvloeistof gelegd.
Niet iedereen heeft 46 chromosomen. Bijvoorbeeld kinderen met het syndroom van Down. Zij hebben een
chromosoom meer of minder.
Een chromosomenportret wordt ook wel karyogram genoemd.
Download