Biologie SE4 Hoofdstuk 6 Paragraaf 1 Tijdens de ovulatie komt een eicel vrij uit een van de beide ovaria. Deze eicel komt terecht in een eileider. Een van de zaadcellen die de tocht van de vagina naar de eileider heeft afgelegd kan deze eicel bevruchten. Bevruchten: het versmelten van de kern van de eicel met die van de zaadcel. Alleen eicellen die op de juiste manier bevrucht worden, komen tot ontwikkeling. Zygote: een bevruchte eicel. Innesteling: het vastzetten van het klompje cellen in het baarmoederslijmvlies. De meeste cellen hebben zich gerangschikt rond de blastulaholte. De buitenste laag cellen heet de trofoblast. Die cellen vormen het begin van de placenta. Uit cellen van de kiemschijf ontwikkelt het embryo. Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd. Na zes weken na de bevruchting wordt het Y-chromosoom actief. Na 14 weken na de bevruchting is er een duidelijk verschil te zien tussen vrouwelijke en mannelijke geslachtsorganen. Vrouwelijke geslachtsorganen In de ovaria vindt de ontwikkeling van eicellen plaats. Vanaf de pubertijd tot aan de overgang komt er elke maand één eicel vrij. Dit is de ovulatie. Een eileider vangt deze eicel op en door middel van trilhaartjes gaat de eicel richting de baarmoeder. Een onbevruchte eicel sterft na 24 uur af. De wand van de eileider neemt de resten van de eicel op. De baarmoeder bestaat uit een dikke spierlaag. De binnenbekleding is het baarmoederslijmvlies, elke maand opnieuw gevormd voor een mogelijke zwangerschap en afgestoten bij een menstruatie. De vagina is bekleed met slijmvlies. Grote en kleine schaamlippen bedekken de vagina aan de buitenzijde. Vooraan tussen de kleine schaamlippen ligt de clitoris, prikkeling hiervan kan leiden tot een orgasme. Mannelijke geslachtsorganen De twee zaadballen bestaan uit sterk gekronkelde zaadbuisjes, bijeen gehouden door bindweefsel. De zaadballen zijn voor de geboorte afgedaald in het scrotum. Vanaf de pubertijd maken de zaadbuisjes zaadcellen. De zaadbuisjes monden uit in de bijbal, deze slaat de zaadcellen op tot de zaadlozing. Een penis bevat zwellichamen. Het gevoeligste deel van de penis, de eikel, ligt onder de voorhuid. Bij een zaadlozing worden zaadcellen naar de penis geduwd en wordt er vocht bijgevoegd. Paragraaf 2 Lichaamscellen bevatten een diploïd aantal chromosomen: elk chromosoom is in tweevoud aanwezig. Er zijn 23 paren chromosomen, voor al deze paren geldt: Eén van deze chromosomen van het paar is afkomstig van je moeder en de ander van je vader. Beide chromosomen van een paar bevatten informatie over dezelfde erfelijke eigenschap. Een geslachtscel van een mens bevat 23 verschillende chromosomen. Geslachtscellen zijn haploïd: een cel bevat van elk chromosoom maar één exemplaar. Vrouwelijke geslachtscellen Bij vrouwen begint de meiose al in het foetale stadium. Pas wanneer er bevruchting plaatsvindt, vindt de laatste stap van de meiose plaats. Mannelijke geslachtscellen Bij mannen begint de meiose in de puberteit. BiNaS 86D Paragraaf 3 Hormonale regeling man Hormonale regeling vrouw In de primaire follikel zit een eicel die begint met meiose. Cellen die gestimuleerd worden door FSH gaan groeien, er ontstaan blaasjes. Als één follikel veel groeit worden de anderen geremd. Als gevolg van oestrogeen wordt het baarmoederslijmvlies dikker. Paragraaf 4 Geslachtelijke voortplanting zorgt voor variatie. Dit vergroot de overlevingskans van een populatie in een niet stabiel milieu. Ongeslachtelijke voortplanting is gunstig in een stabiel milieu. IVF Bij IVF vindt bevruchting in een schaaltje plaats. Na enkele delingen brengt een arts een klompje cellen via de vagina in de baarmoeder. ICSI Bij ICSI brengt een arts onder een microscoop één zaadcel in een eicel. Prenatale diagnostiek Met vruchtwaterpunctie, vlokkentest en bloed uit de navelstreng kan een arts DNA van het ongeboren kind onderzoeken. Paragraaf 5 Een virus is geen levend organisme want het bevat niet alle levenskenmerken. Hij kan zichzelf namelijk niet vermenigvuldigen, dit kan hij alleen met een gastheer. Elk virus heeft een specifieke gastheer. Het virus bevat een DNA-helix of een RNA-helix met een enzym referse transcriptose. In zijn gastheer laat het virus het RNA naar DNA omzetten. Het DNA van het virus zet eerst de kern van de cel uit. 1. Vervolgens laat het virus zijn DNA verdubbelen totdat er heel veel DNA is. 2. Ook laat het virus de cel nieuwe kapsels maken, met het DNA erin De nieuwe gevormde virussen gaan opzoek naar een gastheer. Dit proces duurt 6 uur tot 2 dagen. Er worden 1000 – 3000 nieuwe virussen gemaakt. HIV is een RNA-virus dat zich in witte bloedcellen vermeerderd en aids kan veroorzaken. Als je besmet bent met hiv, dan ben je seropositief. SOA’s, seksueel overdraagbare aandoeningen, zijn infectieziekten die je kan krijgen bij intiem seksueel contact. De oorzaak hiervan zijn bacteriën en virussen. Bacteriën zijn eencelligen. Virussen bestaan niet uit cellen. Herpes simplex is een DNA-virus dat pijnlijke blaasjes veroorzaakt. Condooms voorkomen bevruchten en besmetting van Soa’s