Verheugt H1 t/m 4 + Jurisprudentie, Robbert Postma

advertisement
Inleidingen 1 Samenvatting
Verheugt 1 t/m 4
Recht in het algemeen
Hoofdstuk1
Ξ1 Inleiding
Relatie tussen twee personen
In een samenleving heeft het recht de functie om, zo mogelijk, conflicten te voorkomen en om
bestaande conflicten op te lossen.
Regels die het doen en laten van mensen betreffen.
1
Behoefte aan ordening aangegeven welk gedrag het meest wenselijk is
2
Het zedelijk bewustzijn bestaat uit normen en waarden die bepaalde vormen van
gedrag voorschrijven of verbieden.
Ξ 2 De rechtsbronnen
Recht = het geheel van geldende rechtsregels = positief recht = alle thans in Ned geldende
rechtsregels
Positief recht =
Objectief recht
Subjectief recht = Individuele rechten die burgers aan het objectieve
recht ontlenen.
4 Rechtsbronnen
1-De WET
2-De Jurisprudentie (de rechtspraak)
3-De Gewoonte
4-Verdragen
1-De wet:
Al het in Nederland geldende rechtsregels. Positieve recht.
2-De Jurisprudentie:
Soms ontbreekt wettelijke regel of is de wet minder duidelijk. Rechter legt door het maken
van nadere regel de onduidelijke regel uit of formuleert zelfstandig een nieuwe regel. Op deze
manier maakt de rechter geldend recht = jurisprudentie.
3-De Gewoonte:
De rechter pleegt zich in tal van uitspraken te richten naar de gewoonten die in bepaalde
maatschappelijke kringen heersen en pleegt die gewoonten als bron van recht in zijn vonnis te
betrekken.
4-Verdragen:
Verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties behoren tot bronnen van
het Ned recht. In beginsel hebben zij in ons recht dezelfde werking als gewone wetten en
behoren dus ook tot het positief recht.
Ξ 3 Nationaal en Internationaal recht
Criterium is het grondgebied waarbinnen een rechtsstelsel werkt.
Ieder land is in beginsel vrij in wetten te regelen wat het nodig acht en te bepalen welke
bevoegdheden aan de rechtelijke macht en bestuur toekomen. = SOEVEREINITEIT
Soevereiniteit geldt zowel naar buiten als naar binnen.
Naar binnen soeverein zijn blijkt uit het feit dat de overheid in elk land de exclusieve
bevoegdheid bezit tot wetgeving, bestuur en rechtspraak.
Het deel van het internationaal recht, waarin de relatie tussen staten het hoofdbestanddeel
vormt, wordt het volkenrecht genoemd.
Volkenrechtelijke samenwerking tussen staten = Europees gemeenschapsrecht
Vooral gevormd binnen de Europese Unie op grond van vooral het EG-verdrag.
Anders dan in het gewone volkenrecht heeft het Europees gemeenschapsrecht een dwingend
karakter, omdat de regels daarvan rechtstreeks doorwerken in de rechtsstelsels van de
lidstaten.
Europees Verdrag van de Rechten van de Mens = EVRM
Iedere burger eigen onvervreemdbare rechten heeft waaraan de staat niet mag tornen =
De grondrechten.
Monisme = Verdragen maken deel uit van het nationaal recht zonder dat eerst omzetting in
nationaal recht nodig is.
Door het monistische systeem en de voorrangsregel van art. 94 Grondwet neemt het
internationaal recht een dominante plaats in binnen de Nederlandse samenleving.
Ξ 4 Materieel en Formeel Recht
Positieve recht
-Regels rechten verlenen/ plichten opleggen
-Regels op welke wijze deze regels kunnen worden gehandhaafd
Regels die betrekking hebben op de inhoud van rechten en plichten = Materieel Recht
Regels die betrekking hebben op de handhaving van het recht
= Formeel Recht
Ξ 5 Rechtsgebieden
Staatsrecht:
Het staatsrecht bevat de regels die betrekking hebben op de organisatie van de staat en zijn
organen. Het omvat tevens de verhouding van de burgers tot de staat en de mogelijkheden die
de burgers hebben om invloed uit te oefenen op het functioneren van diverse staatsorganen.
Grondwet verreweg de belangrijkste rechtsbron van het staatsrecht.
Grondwet begint met eerste hoofdstuk over de grondrechten. ( Fundamentele rechten)
Een belangrijk element van de Grondwet is de opbouw van ons staatsbestel in de vorm van
organen. Koning, ministers, Staten-Generaal, provincies, gemeenten en de rechtelijke macht.
Ze worden genoemd en hun bevoegdheden worden daar omschreven.
Bestuursrecht:
Het bestuursrecht heeft de juridische bestuursactiviteit van de overheid tot onderwerp.
Bestuursrecht = Administratief recht
De belangrijkste rechtsbron van het bestuursrecht is de Algemene wet bestuursrecht.
De kern van het bestuursrecht wordt gevormd door de rechtsverhouding tussen overheid en
burger. Deze relatie komt voor een groot deel tot uiting in de zogeheten beschikking.
In Awb art. 1:3 beschikking een besluit is van een bestuursorgaan dat is gericht op 1 individu.
Beschikking = Individuele rechtsvaststelling
-Bv. Het verlenen van een vergunning
-Bv. Belastingaanslag of verstrekken van een visum.
Materiele bestuursrecht
– Bevoegdheid van bestuursorganen
- Maken van beschikkingen en de vereisten die aan een
rechtsgeldige beschikking worden gesteld.
Beschikkingen zijn rechtsgeldig als ze in overeenstemming zijn met (onder meer) de wet en
met de zogeheten algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Algemene wet bestuursrecht
Strafrecht:
Kenmerkend voor het strafrecht is dat het wordt gehandhaafd d.m.v. het opleggen van
straffen. Materieel strafrecht geeft aan welke feiten strafbaar zijn, wie dader is en met welke
sancties het plegen van die feiten wordt bestraft. Materiele strafrecht is voornamelijk te
vinden in het Wetboek van Strafrecht.
Het formele strafrecht of strafprocesrecht bevat voorschriften omtrent de gang van zaken bij
opsporing van strafbare feiten en het onderzoek. Het strafprocesrecht is grotendeels geregeld
in het Wetboek van Strafvorderingen.
Een in de wet met straf bedreigde gedraging = strafbaar feit
Het initiatief om tot vervolging van strafbare feiten over te gaan is voorbehouden aan het
openbaar ministerie. Rechter beslist of een feit strafbaar is en welke straf moet worden
opgelegd.
Gedragingen zijn alleen strafbaar op grond van een wettelijk voorschrift met daarin een straf.
Art. 16 grondwet en Art. 1 lid 1 Sr.
Het arbeidsrecht en het sociaal zekerheidsrecht
Het arbeidsrecht wordt omschreven als het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de
arbeidsverhoudingen van personen die in loondienst werkzaam zijn.
Belangrijke onderwerpen van het arbeidsrecht zijn de arbeidsovereenkomst, staking, en
medezeggenschap.
Arbeidsovereenkomst geregeld in het Burgerlijk Wetboek.
Sinds 19e eeuw sterke uitbreiding van de wetsartikelen. Bescherming van de werknemer staat
voorop. Sociale zekerheidsrecht houdt zich bezig met sociale voorzieningen.
Het Burgerlijk recht
Het burgerlijk recht of = privaatrecht heeft de juridische betrekkingen tussen burgers
onderling tot onderwerp. Burgerlijk recht is geregeld in het Burgerlijk Wetboek (BW).
Juridische relaties die burgers onderling kunnen aangaan zeer uiteenlopend van aard zijn,
burgerlijk recht is daarom een omvangrijk rechtsgebied.
Twee gebieden onderscheiden
-Familierechtelijke betrekkingen:
Regelt alle persoonlijke betrekkingen binnen en buiten gezin.
-Vermogensrechtelijke betrekkingen:
Betreft de betrekkingen tussen burgers onderling die op geld waardeerbaar zijn Vermogen =
bestaat uit de optelsom van alle rechten en verplichtingen die iemand op een bepaald moment
heeft en die op geld waardeerbaar zijn.
Handelsrecht is te vinden in Burgerlijk wetboek en Wetboek van Koophandel.
Ondernemingsrecht is een belangrijk onderdeel van burgerlijk recht. Alle onderwerpen die
betrekking hebben op de juridische aspecten van de onderneming. Juridische vorm die een
onderneming kan hebben staat centraal. (N.V. en B.V. etc.)
Civielrechtelijke handhaving is handhaving van regels van burgerlijk recht aan de hand van
het burgerlijk procesrecht.
De burgerlijke rechter legt vaak geboden en verboden op, die d.m.v. een dwangsom kunnen
worden afgedwongen. Dwangsom = Indirect dwangmiddel
Ξ 6 Publiekrecht en Privaatrecht
Publiekrecht:
Staatsrechten, het bestuursrecht en het volkenrecht.
Ook het strafrecht valt onder publiekrecht. Het de overheid die in persoon van de officier van
justitie reageert op het plegen van een strafbaar feit. In het strafproces bevinden zich daarom
de Nederlandse overheid (het openbaar ministerie) en de procespartij tegenover elkaar.
Algemeen belang direct of indirect tot onderwerp.
Publiekrecht heeft tot onderwerp de rechtsverhouding tussen staat en individu. Waarbij de
overheid op grond van haar specifieke eigen bevoegdheden optreedt ter behartiging van het
algemeen belang.
Publiekrecht in enge zin hoe wetten tot stand komen, hoe de rechterlijke macht is
samengesteld en verhouding regering en parlement.
Publiekrecht in ruime zin Regels die de verhouding tussen de overheid als zodanig en
burgers tot onderwerp hebbben.
Publiekrecht het recht dat betrekking heeft op de organisatie van de staat en de relatie
tussen burger en overheid.
Privaatrecht:
Het individuele belang staat voorop. Het privaatrecht betreft de rechtsverhoudingen tussen
individuen onderling
Privaatrecht het recht dat de onderlinge betrekkingen van burgers regelt.
Staatsrecht
PUBLIEKRECHT
Bestuursrecht
Strafrecht
Volkenrecht
Formeel
Materieel
Formeel
Materieel
Bestuursprocesrecht Bestuursrecht Strafprocesrecht Strafrecht
PRIVAATRECHT
Formeel
Burgerlijk Procesrecht
Materieel
Privaatrecht
Personen/Familier Vermogensr
Ondernemingr
Ξ 7 Overige indelingen van het recht
Publiek en privaatrecht vormen de klassieke indelingen van het recht. Zij geven aan het
positieve recht een verticale doorsneden. Het geschreven recht is het recht dat in wetten en
verdragen is vastgelegd. Tot het ongeschreven recht wordt traditioneel de rechtspraak of
jurisprudentie gerekend. (Gewoonterecht)
Ξ 8 Handhaving en naleving van rechtsregels
Een door de wetgever in wettelijke bepaling geschapen mogelijkheid. Het is een handhaving
van rechtsregels binnen onze rechtsorde. Daarbij speelt de rechter in de regel een centrale rol.
Rechtsregels worden vaak spontaan of onder enige sociale druk nageleefd. Rechtsregels
worden vaak uit eigenbelang nageleefd.
Strafrechtelijke, burgerrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving. Elk van deze drie
gebieden heeft een eigen structuur, eigen rechters en eigen regels van procesrecht.
Zekere hiërarchie ingebouwd waardoor slecht zelden een uitspraak van 1 rechter meteen
definitief is.
Binnen het systeem van het recht is handhaving opgedragen aan verschillende rechters,
die daarbij materiele en formele regels van het strafrecht, burgerlijk recht en
bestuursrecht hanteren.
Recht en Staat
Hoofdstuk 2
Ξ 1 Verdeling van overheidsmacht: De Trias Politica
Voor bescherming van zijn vrijheid is de burger op de staat aangewezen. Tegelijkertijd kan de
staat een bedreiging voor die vrijheid vormen, want de staat heeft in velerlei opzichten macht
over de burger.
Montesquieu  Trias Politica
Trias Polictica = de leer van de machtenscheiding
Elk van deze machten oefent een aparte overheidstaak uit.
-De wetgevende macht (bevoegdheid) is gelegen in het stellen van algemene, voor
iedereen geldende regels.
-De uitvoerende of bestuurlijke macht bestaat in de toepassing van die regels in
concrete gevallen en in het beheer van de staat.
-De rechtsprekende macht wordt uitgeoefend voor de beslechting van geschillen met
als basis een door de wetgevende macht gemaakte algemene regel.
Trias Politica komt neer op een staatsrechtelijke scheiding in macht/bevoegdheid en in
orgaan. De Grondwet maakt een duidelijk onderscheid tussen taken en organen.
De Trias Politica betreft niet alleen scheiding en verdeling van macht. De drie machten
zouden elkaar in evenwicht moeten houden zodat een systeem van checks and balances
ontstaat. Gevolg geen der machten is het sterkst.
Wetgevende macht toevertrouwd aan een orgaan dat een afspiegeling is van het volk.
- Lagerhuis : Burgerij
- Hogerhuis : Adel
Wetten dus stapsgewijs totstandkomen dus een betere kwaliteit.
Rechtspraak toevertrouwd aan een rechtelijke macht die volledig onafhankelijk is van andere
overheidsorganen. Rechter niet meet dan spreekbuis van de wet.
Legisme:
Het gehele recht wordt uitsluitend door de wetgever geschapen, zodat de wet de enige
rechtsbron is. In het legisme zijn recht en wet identiek: al het recht staat in de wet.
Codificatie gedachte:
Alle recht moet op systematische wijze in wetboeken worden opgenomen.
Ξ 2 De Trias Politica in Nederland
In Nederland is het niet mogelijk gebleken een strikte scheiding van organen en functies over
de drie staatsorganen te creëren. Het machtsevenwicht behoeft niet uitsluitend te bestaan uit
een strikt volgehouden scheiding in macht. Een machtsevenwicht is al als het praktisch
onmogelijk is dat een orgaan vrijwel alle macht naar zich toe trekt. In Nederland is die
doelstelling zeker bereikt.
Wetgevende macht:
In Nederland is de wetgevende macht opgedragen aan de regering en de Staten-Generaal
tezamen (Art 81 Grondwet). De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse
volk en bestaan uit de Eerste Kamer en Tweede Kamer (Art 50 en 51 Grondwet).
-Tweede Kamer
rechtstreeks gekozen.
-Eerste Kamer
via provinciale staten.
Regering en Staten-Generaal tezamen zijn bevoegd tot het maken van wetten (algemeen
verbindende voorschriften), zoadat de leer van de Trias hier juist is toegepast.
Uitvoerend macht:
De uitvoerende macht ofwel het bestuur is opgedragen aan de regering. De regering wordt
gevormd door de koning + ministers (Art 42 lid 1 Grondwet). De ministers tezamen vormen
de ministerraad (Art 45 Grondwet).Voorzitter van de ministerraad is de bij koninklijk besluit
benoemde minister-president (Art 43 Grondwet). In de ministerraad worden onder meer
besluiten genomen over tal van kwesties van algemeen regeringsbeleid (Art 4 Regl orde
minsr).
Bij de regering berust de bestuursmacht van de centrale overheid. De regering vormt de
hiërarchische top van het zeer omvangrijke bestuursapparaat van de centrale overheid. Deze
omvat alle ministeriele departementen en vrijwel alle Rijksdiensten. De regering is in zekere
zin wel vrij in het bepalen van het beleid, maar daarop oefenen de Staten-Generaal een
bepaalde mate van toezicht uit. De belangrijkste bestuurshandelingen verricht de regering
zelf, de rest verantwoordelijkheid van regering op lager niveau.
Werkzaamheden van de regering leiden gewoonlijk tot besluiten van allerlei aard. Elk besluit
van de regering heet een koninklijk besluit, KB.
Taak van een bestuursorgaan, bestaat uit de uitvoering van algemene regels.
-Individuele rechtsvaststelling in concreet geval = Beschikking.
Ook de regering maakt als hoogste bestuursorgaan beschikkingen.
Al deze beschikkingen hebben de vorm van een koninklijk besluit. Hier is sprake van een
zuivere toepassing van de Trias: Het Bestuur voert wetgeving uit.
De regering heeft ook wetgevende bevoegdheden. Regering + Staten-Generaal vormen samen
wetgevende macht (Art 81 Grondwet). Daarnaast is in tal van wetten regering en soms
ministers een zelfstandige bevoegdheid verleend om nadere regels vast te stellen. Als de
regering van die (wetgevende) bevoegdheid gebruik maakt ontstaat een zogeheten (AMvB),
een Algemene Maatregel van Bestuur. Dus een algemeen verbindend voorschrift van het
bestuur = regering.
Rechtsprekende macht:
De rechtsprekende macht ofwel de rechtspraak is in Nederland opgedragen aan de rechtelijke
macht en aan gerechten die niet tot de rechtelijke macht behoren (Art 112 e.v. Grondwet) De
samenstelling en de werkwijze van de rechtelijke macht zijn geregeld in de Wet op de
Rechtelijke Organisatie (Wet RO). Geheel in overeenstemming met Trias bestaat de
hoofdtaak van de rechtelijke macht uit de beslechting van geschillen op basis van de
wetgeving.
De scheiding tussen de rechtelijke macht enerzijds en wetgever en bestuur anderzijds is in
Ned beter gelukt dan de scheiding tussen wetgever en bestuur. De rechter is in geen enkel
opzicht ondergeschikt geraakt aan enig overheidsorgaan, zoals regering, minister of Kamer.
Daarbij komt dat in de rechtelijke macht geen vorm van hiërarchie bestaat: de rechter is niet
ondergeschikt aan zijn collegae. In praktijk dus een juridische of feitelijke invloed op de
rechtspraak door bestuur of wetgevende organen uitgesloten.
Ξ 3 Decentralisatie
Het staatsrecht kent een tweedeling van de macht.
-Centrale overheid
-Lagere overheid
Overheidsmacht is gedeeltelijk verspreid over het land. Opeenhoping van macht tegengegaan.
Deze spreiding van macht over verschillende bestuurslagen (Rijk, provincie, gemeente en
waterschappen) wordt decentralisatie genoemd en verhindert dat in ons land alle wetgeving
uitsluitend afkomstig is van regering + Staten-Generaal en alle bestuur uitsluitend geschiedt
door de regering.
Territoriale decentralisatie:
Bestaan van lagere overheden. Zij hebben bepaalde bevoegdheden die zij uitsluitend kunnen
uitoefenen binnen een bepaald grondgebied, zoals provincies en gemeenten.
-Provincie
Wetgever
Provinciale Staten –AVV –Verordeningen
Bestuur
College v gedeputeerde staten samen Provinciale staten
-Gemeente
Wetgever
Gemeente Raad –Gemeentelijke verordeningen
Bestuur
College van Burgermeester en Wethouders samen met Gem.raad
Functionele decentralisatie:
Betekent dat aan een orgaan wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden zijn toegekend met
het oog op het verwezenlijken van bepaalde doelstellingen. Het gaat dan om een bepaald,
nauwkeurig omlijnd deelgebied van het maatschappelijk leven.
Bijv. Productschappen (voor vee en vlees), Waterschappen (beheer van waterhuishouding)
Autonomie:
Van autonomie is sprake als lagere overheden de bevoegdheid hebben om zelfstandig hun
eigen aangelegenheden te regelen en te besturen. Lagere overheden bevoegd zijn de zaken op
hun werkgebied in eigen beheer wettelijk of bestuurlijk te regelen. (Art 124 lid1 Grondwet)
Medebewind:
Moeten lagere overheden meewerken aan verwezenlijking van hetgeen op centraal niveau al
is geregeld of besloten. (Art 124 lid 2 Grondwet).
Ξ 4Nederland: Een parlementaire democratie
In een democratie komt aan de bevolking zeggenschap toe over de overheid. Een aantal
kenmerken van het begrip democratie:
1-Er is een volksvertegenwoordiging die gekozen is d.m.v. vrije en eerlijke verkiezingen.
2-De staat is een rechtsstaat die gebaseerd is op een Grondwet.
3-Er is een parlementair stelsel hetgeen wil zeggen dat de volksvertegenwoordiging het laatste
woord heeft over de vraag of een kabinet aan het bewind kan blijven.
4-Er is een aantal fundamentele rechten die bij elk mens horen en waarin de autonomie van
het individu is gewaarborgd: de grondrechten.
Meeste democratieën sprake van een republiek of monarchie. Nederland is monarchie. De
staatsmacht berust in hoofdzaak bij de volksvertegenwoordiging en bij de regering. We
spreken van een constitutionele monarchie: De positie van de koning is in de Grondwet
geregeld en is daarmee ook beperkt.
1-Vertegenwoordiging:
Ned geen directe democratie, beslissingen komen tot stand door de daartoe bij de Grondwet
aangewezen en vervolgens door bevolking gekozen organen, zoals Tweede Kamer en
Provinciale Staten. Representatieve democratie. Burgers bevoegdheid hebben hun
vertegenwoordigers in de belangrijkste staatsorganen zelf te kiezen (Art 4 Grondwet).
Art 4 Grondwet
-actief kiesrecht (leden van vertegenwoordigende organen te kiezen)
-passief kiesrecht (recht om zelf in deze organen gekozen te worden)
De 150 leden v.d. Tweede Kamer worden rechtstreeks door de Ned burger gekozen voor een
periode van vier jaar.
De 75 leden v.d. Eerste Kamer worden gekozen via de provinciale staten. = getrapte
verkiezingen. De leden v.d. prov. Staten wel rechtstreeks gekozen.
Ned sinds 1917 het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. De zetels worden aan een
politieke partij toebedeeld in een evenredigheid met het aantal op die partij uitgebrachte
stemmen. Referendum is directe vorm democratie, kiezer heeft rechtstreeks zeggenschap
over een besluit.
2-Rechtstaat:
Elk optreden van de overheid is onderworpen aan de regels van het recht. De verplichting van
de overheid om zich aan zijn eigen rechtsregels te houden leidt doorgaans tot rechten voor de
burger. Er kan worden opgekomen tegen (vermeend) onjuiste daden van wetgeving, bestuur
en rechtspraak. Bij elk besluit is een overheidsorgaan gebonden aan de zogeheten algemene
beginselen van behoorlijk bestuur. Besluit zorgvuldig worden genomen door alle in
aanmerking komende belangen af te wegen (zorgvuldigheidsbeginsel) en mag het
overheidsorgaan opgewekte verwachtingen niet beschamen (vertrouwensbeginsel). Deze
algemene rechtsbeginselen begrenzen de vrijheid van de overheid bij het maken van
beschikkingen.
Elk optreden van de overheid moet zijn terug te voeren op de Grondwet. Als bijvoorbeeld een
gemeente een verordening of beschikking maakt, moet de bevoegdheid daartoe te herleiden
zijn tot de Grondwet. Dit betekent dat er als het ware een ononderbroken keten moet zijn
tussen de gemeentelijke beslissing en de daartoe bevoegdheid verlenende bepaling in de
Grondwet. De Grondwet het fundament dat de burger bescherming verleent tegen de
overheid.
3-Parlementaire stelsel:
Het gaat daarbij om de betrekkingen tussen regering en parlement. Het voornaamste beginsel
van het parlementaire stelsel bestaat uit de vertrouwensregel die inhoudt dat de regering de
steun moet hebben van het parlement om te kunnen regeren. De vertrouwensregel is niet in
Grondwet opgenomen, is voorbeeld van staatsrechtelijk gewoonterecht, berust op het beginsel
van de ministeriële verantwoordelijkheid (Art 42 lid 2 Grondwet).
-Grondwetherziening 1840 Alle besluiten en KB door een meer ministers ondertekent.
-Grondwet
1848 Minister politiek verantwoording schuldig aan het parlement.
Politiek aansprakelijk voor hun daden en die v. koning.
-Aprilbeweging
Koning op eigen initiatief toespraak. Kabinet nam onder leiding van
Thorbecke ontslag want was met inhoud niet eens.
-Kwestie Mijer
1866 Regering treedt niet af maar ontbindt de Tweede Kamer. Nieuwe
2e Kamer gaat geen tweede confrontatie aan, maar regel wordt dat de
ministeriële verantwoordelijkheid alle handelingen van de regering
betreft.
-Luxemburgse kwestie 2e Kamer verwerpt begroting van Buitenlandse Zaken. Nieuwe
kabinet besluit tot ontbinding van de Kamer. 2e Kamer zelfde
samenstelling terug en verwerpt opnieuw de begroting. Uiteindelijk
voelt het kabinet zich verplicht om op te stappen.
Parlementair stelsel is een feit. Bij conflict tussen 2e Kamer en regering kan regering blijven
zitten, de kamer ontbinden en nieuwe verkiezingen uitschrijven. Indien nieuwe Kamer weer
afkeuring uitspreekt dan is de regering verplicht af te treden.
De regering is dus voor haar voortbestaan aangewezen op de steun (het vertrouwen) van de
Kamer.
De ministers zijn voor alles wat uit hoofde van de regering wordt gedaan verantwoording
verschuldigd aan de beide Kamers. Beginsel v.d. ministeriële verantwoordelijkheid (Art 42
Lid 2 Grondwet).
Recht van interpellatie = Leden van beide kamers aan de ministers of staatssecretarissen
mondeling of schriftelijk inlichtingen kunnen vragen (Art 68 Grondwet).
Arrest Mink K.: De overeenkomst tussen Mink K. en OM gaat voor het verstrekken van de
inlichtingen van Art 68 Grondwet.
Vragenrecht: Individuele kamerleden mogen vragen stellen aan regering. (vragenuurtje)
Motie: Indien 2e Kamer naar aanleiding van de verkregen inlichtingen bepaalde maatregelen
noodzakelijk acht kunnen zij een motie indienen.
Parlementaire democratie in Nederland op (ten minste) vier pijlers berust.
De Parlementaire Democratie in Nederland
Volksvertegenwoordiging Rechtsstaat Parlementair Stelsel
Grondrechten
Ξ 5 Grondrechten
De Grondrechten ( of mensenrechten) zijn fundamentele rechten omdat ze door de beperking
van de staatsmacht ter wille van individuele vrijheden van grote betekenis zijn voor het
functioneren van de individuele mens in onze samenleving. Grondrechten zijn
onvervreemdbare rechten. Ze horen bij het zijn van de mens.
Grondrechten zijn in hoofdstuk 1 van de Grondwet vastgelegd. Daarnaast gelden ook
grondrechten van internationale oorsprong uit verdragen.
-EVRM, het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.
-IVBP, verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
-ESH, Europees Sociaal Handvest, arbeidsproces, vrijheid van vakvereniging stakingsrecht.
Klassieke grondrechten:
Macht van de staat zodanig in toom moet worden gehouden dat de rechten van burgers niet in
het gedrang komen. De grondrechten op leven, vrijheid en eigendom worden de klassieke
grondrechten genoemd. Ze zijn gericht op beperking van de bevoegdheden van de overheid
ten opzichte van het individu.
-Vrijheidsrechten, rechten vooral uitgeoefend zonder enige inmenging van de overheid.
-Politieke rechten, deelneming van de burgers aan de democratie.
-Gelijkheidsrechten, verbieden aan de overheid het maken van onderscheid tussen burgers op
tal van terreinen.
Voorbeelden van klassieke grondrechten
Bijv Art 7 Grondwet.
-Vrije meningsuiting
-Censuur verbod
Arrest Nederland ontwapend : HR beslist dat provinciale verordening van het verbieden
van de Neon letters in strijd is met Art 7 Grondwet en vernietigd de verordening. De Neon
letters van de van waren een vorm van vrije meningsuiting en de Prov had dat niet mogen
verbieden. De casus illustreert de bescherming die de rechter aan de burger verleent als het
om de verwerkelijking van diens grondrechten gaat.
Arrest Posters : HR beslist dat het in dit geval (student) ging om uiten van gedachten of
gevoelens Art 7 Grondwet en dat het verbieden van de verkoop van zijn posters in strijd was
met Art 7 Grondwet.
Bijv Art 12 Grondwet
-Verboden van het binnendringen van woningen tegen wil Bew.
Arrest Onrechtmatige doorzoeking : HR beslist dat Art 9 Opiumwet aan opsporingsambt.
geen bevoegdheid hadden tot het stelselmatig doorzoeken van de woning. Slechts daar waar
vermoedelijk overtreding van de opiumwet wordt gepleegd. Dus was de doorzoeking van de
woning onrechtmatig.
Sociale grondrechten:
Naast de klassieke grondrechten kent onze Grondwet ook nog een aantal sociale
grondrechten. Art 18 lid2 tot en met 23. De sociale grondrechten zijn voorwerp van zorg der
overheid. De overheid moet streven naar ontplooiing van de burgers, onder meer door het zo
mogelijk verschaffen van een recht op medische verzorging, pensioen, sociale zekerheid etc..
De sociale grondrechten worden ook wel instructienormen voor de overheid genoemd. Bij de
sociale grondrechten wordt van de overheid niet geëist iets na te laten (klassiek) maar juist
actief te “zorgen” voor deze rechten. (Meestal geld, scholen bouwen leraren betalen etc..)
-De klassieke grondrechten dient de overheid zich van actief ingrijpen te onthouden.
-De sociale grondrechten vragen juist een actief overheidsingrijpen.
-Klassiek grondrechten wel afgedwongen bij de rechter.
-Sociale grondrechten niet afgedwongen bij de rechter.
Grondrechten
Klassieke Grondrechten
Sociale Grondr
Vrijheidsrechten: Politieke rechten
Gelijkheidsrechten
-Werkgelegenheid
-Godsdienst
-Kiesrecht
-Discriminatie verbod
-Woongelegenheid
-Vereniging/vergadr -Recht van petitie
-Sociale zekerheid
-Huisrecht
-Volksgezondheid
-Briefgeheim
De wetgeving
Hoofdstuk 3
Ξ 1 De wet als rechtsbron
De voornaamste bron van het geldende of positieve recht is ongetwijfeld de wet. In de regel
bestaat de inhoud van een wet uit algemeen verbindende voorschriften. Richten op een
onbepaalde groep van personen. Algemene regeling met externe werking. Algemene
verbindende voorschriften houden vaak rechten of plichten voor de burger in.
In de Grondwet is de wetgevende macht opgedragen aan regering + Staten-Generaal tezamen.
Niet alleen regering + St. Gen. Tezamen maken wetgeving. Daarnaast heeft de regering een
eigen bevoegdheid om wetgeving te maken: de Algemene Maatregel van Bestuur. (AMvB)
Verder is ook een minister bevoegd wetgeving te maken: ministeriële regeling. In het kader
van de decentralisatie zijn ook lagere overheden tot regelgeving bevoegd, zoals provincies,
gemeenten en waterschappen, hun algemeen verbindende voorschriften heten verordeningen.
Wetten in formele en materiële zin
Regering en Staten-Generaal maken dus ‘soms’ wetten die geen algemeen verbindende
voorschriften inhouden, terwijl ‘wetten’ ook worden vastgesteld door andere wetgevers dan
regering + St. Gen. ‘Wet’ dus twee betekenissen hebben.
-Een besluit van regering en Staten-Generaal tezamen en/of
-Een algemeen verbindend voorschrift
-Een wet in formele zin is elk besluit van regering + Staten Generaal tezamen. Bij dit
begrip letten we alleen op de herkomst (Reg+St. Gen.) van de wet. Laten de inhoud
ervan buiten beschouwing. Deze kan algemeen verbindend voorschrift zijn hoeft niet.
-Een wet in materiële zin is elk algemeen verbindend voorschrift. Hier letten we
alleen op de inhoud (algemeen verbindend voorschrift). De herkomst blijft buiten
beschouwing. Een wet in materiële zin kan van elke wetgever afkomstig zijn. De
belangrijkste worden zonder twijfel door Reg + St. Gen tezamen vastgesteld.
Bijna altijd is een wet in formele zin tegelijk ook een wet in materiële zin.
1 Een enkele keer is een WIF niet tevens een WIM . Bijv. goedkeuringswet van een
verdrag. Een ander voorbeeld is een begrotingswet (Art. 105 Grondwet)
2 Talloos zijn de WIM die geen WIF zijn. Als de regering, ministers, provincies of
gemeenten algemeen verbindende voorschriften vaststellen zijn dat wetten in materiële
zin.
Formele wetgever:
-Regering +
Staten Generaal tezamen
Ander wetgevers:
-Regering
-Minister
-Provin St.
-Gemeenteraad
-Bestuur waterschap
WIF niet WIM
WIM:
-AMvB
-Ministeriële regeling
-Provinci verordening
-Gemeent verordening
-Watersch verordening
WIF en WIM
Wetgeving van de centrale overheid
Wetgeving die de centrale overheid tot stand brengt. Het gaat daarbij achtereen volgens om:
De Grondwet, WIF, AMvB en Ministeriële regelingen.
1-Grondwet:
In de Grondwet is de juridische structuur van onze rechtsorde in hoofdlijnen vastgelegd.
Wetten waarvan het bestaan in de Grondwet wordt bevolen en die van belang zijn voor de
inrichting van de staat, worden organieke wetten genoemd.
Wijzigen van de Grondwet is een apart hoofdstuk aan gewijd (vanaf Art. 137 Grondwet)
Eerst wordt bij een gewone wet in formele zin vastgesteld welke wijzigingen de
nieuwe Grondwet dient te ondergaan.
Daarna wordt de 2e Kamer ontbonden en worden nieuwe verkiezingen uitgeschreven.
Nadat 2e Kamer nieuwe samenstelling bijeen gekomen is, kan het voorstel voor de
nieuwe Grondwet in beide Kamers slechts met een tweederde meerderheid van het
aantal uitgebrachte stemmen worden aangenomen.
2-Wetten in formele zin:
In Art. 81 Grondwet staat dat Reg + St. Gen. gezamenlijk de wetgevende macht uitoefenen.
Opmerking verdiend dat Art 81 geen enkele beperking stelt aan deze wetgevende
bevoegdheid. De formele wetgever is vrij elk onderwerp naar eigen inzicht in een wet te
regelen.
Totstandkoming van wetten in formele zin:
1- De basis voor een wet is een wetsvoorstel. Gewoonlijk ontworpen door de regering. In
praktijk door het departement (en) waar het onderwerp van het wetsvoorstel
thuishoort, waarna het in de ministerraad wordt besproken. Art 82 Grondwet bepaalt
dat ook leden v.d. 2e Kamer de bevoegdheid hebben wetsvoorstellen in te dienen.=
Recht van initiatief
2- Wetsvoorstel nu naar Raad van State. Deze voorziet het voorstel van een openbaar
advies (Art 73 Grondwet). Dat advies is meestal gedetailleerd en bevat vaak suggesties
ten behoeve van de 2e Kamer om bepaalde onderdelen van het wetsvoorstel te
wijzigen.
3- Voorzien van advies van Raad van State wordt het ingediend bij de 2e Kamer. Dit
geschiedt door of namens de Koningin. Elk wetsvoorstel wordt daarbij voorzien van
een zogeheten koninklijke boodschap. Deze staat in de aanhef van het wetsvoorstel en
bevat de zogeheten ’considerans’= korte omschrijving van de reden om het
betreffende onderwerp bij wet in formele te regelen of te wijzigen. Verder is aan elk
wetsvoorstel memorie van toelichting (MvT) toegevoegd. Uitvoerigere beschrijving
dan considerans over uitleg en beweegredenen wetsvoorstel. Als het dan bij 2e Kamer
is ingediend wordt het eerst in een van zogeheten vaste commissies besproken. Zo
vindt er een schriftelijke uitwisseling van standpunten plaats tussen commissie en
regering. Openbare hoorzitting  commissie brengt verslag uit. Welke vragen en
discussiepunten het voorstel aanleiding heeft gegeven.  Naar aanleiding van het
verslag maakt de minister een memorie van antwoord (MvA). Daarna maakt
commissie eindverslag op.
Agenda 2e Kamer. Behandeling 2e Kamer sterk bepaald door recht van amendement
Art. 84 Grondwet = Biedt de Kamer de mogelijkheid om zelfstandig een of meer
artikelen in een wetsvoorstel te wijzigen. Over het gehele wetsvoorstel vind
eindstemming plaats in plenaire vergadering van de Kamer.
4- 2e Kamer heeft wetsvoorstel aangenomen. 1e Kamer eveneens vaste commissies,
alleen aanvaarden of verwerpen. (meer globaal karakter)
5- 1e Kamer aangenomen wetsvoorstel moet worden ondertekend door Koning en de
minister(s) onder wiens verantwoordelijkheid de wet valt. Minister van Justitie
tekenen, hij is verantwoordelijk voor bekendmaking van elke wet in formele zin. Wet
treedt pas in werking nadat hij is bekengemaakt.
3-Algemene maatregelen van bestuur
Over algemene maatregelen van bestuur bepalen de eerste twee leden van Art 89 Grondwet.: -Algemene maatregelen van bestuur worden bij koninklijk besluit vastgesteld
-Voorschriften, door straffen te handhaven, worden daarin alleen gegeven krachtens de wet.
De wet bepaalt de op te leggen straffen.
Het toekennen van wetgevende bevoegdheid aan het bestuursorgaan bij uitstek, de regering, is
niet in de leer van de Trias. Praktisch is deze oplossing wel, de formele wetgever regelt de
hoofdzaken en de details ter regeling aan de regering overlaat. Deze legt die details dan
vervolgens vast in een algemene maatregel van bestuur.
Algemene maatregelen van bestuur zijn (vrijwel) altijd wetten in materiële zin. Omdat ze op
een enkele uitzondering na worden gemaakt ter uitvoering van een wet in formele zin.
Art. 89 Grondwet begint met aan de regering zelfstandige wetgevende bevoegdheid toe te
kennen. In praktijk maakt regering van deze bevoegdheid geen gebruik. AMvB ’s steunen
altijd op een wet in formele zin en werken die wet in nadere regelingen uit.
Arrest Meerenberg HR beslist dat AMvB ’s altijd moeten berusten op een aan de koning
toegekende bevoegdheid hetzij een wet in formele zin.
AMvB ’s dezelfde totstandkoming als wet in formele zin. Eerst in de ministerraad zijn
besproken en Raad v Staten om advies gevraagd. Bekendmaking geschiedt door publicatie in
het Staatsblad.
4- Ministeriële regelingen
Zelfde rechtsfiguur als bij AMvB ‘s . De formele wetgever kan de nadere regeling van
bepaalde onderwerpen uit een wet in formele zin overlaten aan de minister. Deze brengt dan
een Ministeriële regeling tot stand. Het voordeel van de Ministeriële regeling is dat hij zeker
in vergelijking met WIF en AMvB ’s op eenvoudige wijze tot stand kan komen. Vaak is enige
formaliteit de publicatie van de regeling in de Staatscourant. Net als een AMvB is een
Ministeriële regeling een wet in materiële zin.
Raad van State
De Raad v State is in ons staatsbestel een belangrijk orgaan.(Hoofdstuk 4 Grondwet) De
koning is voorzitter van de Raad v State, de feitelijke leiding berust bij de vice-voorzitter.
Afgezien van de Koning bestaat de Raad uit hoogstens 28 leden. Benoemd bij KB. Hun
bezoldiging wordt bij wet in formele zin geregeld. De Raad dient de regering en StatenGeneraal van advies bij de totstandkoming van elke wet in formele zin. Tevens dient de Raad
te worden gehoord over elk ontwerp van een AMvB. Art 73 lid 1 Grondwet en 15 Raad v St
Wet is pas verbindend als hij aan vier vereisten voldoet:
1- De wet moet afkomstig zijn van een overheidsorgaan dat bevoegd is tot het vaststellen
van wetgeving.
2- De wet moet voldoen aan de wettelijke vormvereisten, waarvan het belangrijkste
vereiste is dat de wet behoorlijk is bekendgemaakt.
3- De wet mag niet in strijd zijn met een hogere wettelijke regel.
4- De wet moet in overeenstemming zijn met algemene rechtsbeginselen.
Ξ 2 De bevoegdheid tot wetgeving
De eerste vereiste voor de rechtsgeldigheid van wetgeving is dat het orgaan dat de wetgeving
vaststelt daartoe ook bevoegd moet zijn.
Bevoegdheid van een orgaan om regelgeving te maken kan op twee manieren tot stand komen
-Attributie, scheppen v.d. bevoegdheid om een bepaald soort wettelijke regels vast te stellen
en die bevoegdheid toe te kennen aan een bepaald orgaan.
-Delegatie, het overdragen van wetgevende bevoegdheid.
Attributie
In de huidige Grondwet is de wetgevende bevoegdheid aan de volgende organen toegekend:
1-Regering en Staten-Generaal tezamen
Art. 81 Grondwet
2-Regering
Art 89. lid 1 Grondwet
3-Provinciale staten en de gemeenteraad
Art. 127 Grondwet
4-Besturen van waterschappen
Art. 133 lid 2 Grondwet
5 Besturen van openbare lichamen voor het beroep en bedrijf
Art. 134 lid 1 Grondwet.
De wetgevende bevoegdheid van lager overheden is nader uitgewerkt in een aantal wetten in
formele zin.
Attributie van wetgevende bevoegdheid aan:
Reg + St. Gen. Reg
Provincies
Gemeenten Waterschappen
Openb lich
WIF
AmvB
Provinc verord Gem verord Watersch verord Verord
1- De bevoegdheden van de meeste geattribueerde wetgevers zijn door de Grondwet en
bovengenoemde wetten nader omschreven en dus begrensd. Alleen aan de wetgevende
bevoegdheden van de formele wetgever zijn geen grenzen gesteld. (Art. 81
Grondwet)
2- Voor de wettelijke regeling van sommige belangrijke onderwerpen eist de Grondwet
dat deze bij wet in formele zin geschiedt.
3- Verordeningen van lagere overheden die hun wetgevende bevoegdheid op grond van
attributie hebben verkregen kunnen niet in stand blijven als naderhand een ‘hogere’
regeling hetzelfde onderwerp voorziet. Daarvan een voorbeeld uit de rechtspraak:
Arrest Naaktrecreatie : HR beslist dat de gemeentelijke verordening vervalt omdat er een
soortgelijke landelijke bepaling is Art. 430 a Sr dus vervalt Art. 122 Gemeentewet
automatisch.
Delegatie
Krachtens attributie tot wetgeving bevoegd orgaan afkomstige opdracht aan een ander orgaan
om nadere regels vast te stellen betreffende een door het delegerende orgaan genoemde
materie. Een incidentele overdracht van reeds bestaande wetgevende bevoegdheid door het
ene orgaan aan het andere.
- Delegerend orgaan
= Delegans
- Gedelegeerd orgaan
= Delegator
Minister is niet door Grondwet geattribueerd bevoegd wetgever. Daarom is een minister altijd
krachtens delegatie bevoegd tot zijn wetgeving.
Regering is weliswaar via Art. 89 Grondwet formeel krachtens attributie bevoegd zelfstandig
vaststellen van AMvB ‘s. In praktijk maakt regering van die bevoegdheid nooit gebruik.
AMvB ’s komen uitsluitend tot stand op grond van delegatie.
Algemene beperking:
1- De omvang van de gedelegeerde bevoegdheid is nooit ruimer dan de opdracht die door
het gedelegerende wetgevende orgaan in betreffende wet is verstrekt.
2- De bevoegdheid om te subdelegeren moet in de delegerende wet zijn verleend aan de
delegataris.
De Grondwet verleent in sommige artikelen aan de wetgever in formele zin de bevoegdheid
regelgeving te delegeren en gebruikt daarvoor de volgende formules:
-‘Bij of Krachtens de wet’, ‘De wet regelt’, ‘De wet geeft regels’ = Delegatie
-‘Bij de wet’, ‘De wet bepaalt’
=Delegatie verboden
De wetgever gebruikt delegatie om de effectiviteit van het wetgevingsproces te verhogen.
Ξ 3 De bekendmaking van wetten
Een tweede vereiste voor een rechtsgeldige totstandkoming van wetgeving is dat deze
behoorlijk is bekendgemaakt.
Bekendmaking van wetten in formele zin en AMvB ’s geschiedt volgens Art. 3
Bekendmakingswet door publicatie in het Staatsblad.
Het Staatsblad (Stb.) = Officiële publicatieblad van de centrale overheid waarin alle
wetten in formele zin en AMvB ’s worden bekendgemaakt. Het Staatsblad komt op
onregelmatige tijdstippen uit. De daarin gepubliceerde wetgeving wordt nadien telkens
voorzien van de datum van bekendmaking en het nummer van het Staatsblad waarin zij is
gepubliceerd.
Uiteindelijk dragen een wet in formele zin en AMvB ’s drie handtekeningen:
-Koning
-Verantwoordelijke minister, (Art. 47 Grondwet).
-Minister van Justitie, verantwoordelijk voor de publicatie.
Gewoonlijk bepaalt de wet zelf na de bekendmaking op welke bepaalde datum hij in werking
treedt. Geen datum bepaald  Eerste dag v.d. tweede kalendermaand na datum van
bekendmaking. 20 Maart bekendgemaakt  1 Mei inwerking
Staatscourant (Stcrt.)
Gewone krant, mededelingen van de centrale overheid dat dagelijks op werkdagen verschijnt.
Allerhande informatie v.d. overheid, zoals benoemingen. Ministeriële regelingen worden
bekendgemaakt, volgens Art. 4 Bekendmakingswet, in de Staatscourant.
Ξ 4 Voorrang van wetgeving
Welke regeling heeft voorrang en heeft dus rechtskracht?
De rangorde van wetgeving
Een ieder verbindende bepaling uit het
volkenrecht en het Europees gemeenschapsrecht
Grondwet
Wetten in Formele zin
AMvB ‘s
Provinciale ver
Gem Veror Veror Watersc
Ministeriële regelingen
Verordeningen v.d. SER
Veror v. productsc
en hoofdbedrijfschappen
Veror bedrijfschappen
Veror v. wet andere
openbare organen
Een wettelijk voorschrift dat in het schema lager in rangorde is, niet in strijd mag zijn met een
hoger geplaatst wettelijk voorschrift. Wettelijke bepaling dan ‘onverbindend’ wegens strijd
met een hogere regeling.
Art. 120 Grondwet. Rechter mag niet de grondwettigheid van de wet in formele zin
beoordelen. Het is de rechter dus verboden te beoordelen of een wet in formele zin in strijd is
met de Grondwet.
De vraag of een wet in strijd is met de Grondwet ligt uitsluitend bij de formele wetgever zelf.
Art 94. Grondwet, toetsing van wettelijke voorschriften aan een ieder verbindende
verdragsbepaling wel mogelijk.
Oude wetten zijn niet meer geldig zodra de nieuwe wet in werking treedt.
-Exclusieve werking
ongeacht de voorgeschiedenis, inwerkingtreding 1000  1100
-Eerbiedigende werking
Oude regeling v kracht voor feiten die daar reeds onder vielen.
-Terugwerkende werking
Iedereen krijgt met geld terug van maanden ervoor
Arrest DNA-onderzoek: HR beslist dat nieuwe wet een exclusieve werking heeft. Eerder
bewijs materiaal voor bloedonderzoek mag ook gebruikt worden voor DNA onderzoek en als
bewijs worden gebruikt.
Voorrangsregels:
-Hogere wet gaat voor lagere wet
-Later wet gaat voor eerdere wet.
-Bijzonder wet gaat voor algemene wet.
Ξ 5 Toetsing van wetgeving
Elk wettelijk voorschrift moet aan 4 legaliteitsvereisten voldoen.
1- De wet moet afkomstig zijn van een tot geven van die wet krachtens attributie of
delegatie bevoegd orgaan.
2- De wet moet in overeenstemming zijn met de wettelijke vormvereisten, zoals een
behoorlijke bekendmaking.
3- De wet mag niet in strijd zijn met een hogere wettelijke regeling
4- De wet moet in overeenstemming zijn met algemene rechtsbeginselen.
Toetsing door de kroon
De Kroon heeft een toezichthoudende taak met betrekking tot alle besluiten, dus ook
verordeningen, van lagere overheden of openbare lichamen.
-Provinciale verordeningen, Art 132 lid 4 Grondwet en Art. 261 Provinciewet
-Gemeentelijke verordeningen, Art 132 lid 4 Grondwet en Art. 268 Gemeentewet
-Verordeningen van de SER en van product, hoofdbedrijf en bedrijfschappen
Art. 134 lid 3 Grondwet en Art. 58 en 133 Wet op de bedrijfsorganisatie.
Deze verordeningen kunnen door de Kroon worden vernietigd wegens
-In strijd met het recht
-In strijd met het algemeen belang
Toezicht kroon is daarmee ruimer dan dat van de rechter. Want de Kroon toets niet alleen aan
hogere rechtsregels, maar ook in algemeen belang. Verordeningen waar dus juridisch niets
tegen valt te brengen kunnen door de Kroon dus worden vernietigd op beleidsgronden het
algemeen belang.
Enige eis die de wet stelt is dat de Kroon eerst Raad v State om advies moet hebben gevraagd.
En het vernietigingsbesluit, voorzien van motivering, in het staatsblad wordt gepubliceerd.
-Bv. Besluit van de gemeenteraad om meneer Jansen tot directeur van de
gemeentelijke MAVO te benoemen.
Toetsing door de rechter (aan legaliteitsvereisten)
Als de rechter constateert dat een wet niet voldoet aan 1 van de 4 legaliteitsvereisten dan
verklaart hij deze onverbindend. Eenmaal onverbindend altijd onverbindend.Verder kan de
uitspraak van de rechter door het orgaan dat de onverbindende wet heeft gemaakt worden
opgevat als een vingerwijzing om tot herziening daarvan over te gaan.
Arrest Schiermonnikoog: HR beslist dat het verbod van Schiermonnikoog om met een
motorvoertuig het eiland te betreden Art. G 34 onverbindend is. Omdat het in strijd is met de
WVW (wegenverkeerswet)= vrij om aan het verkeer de te nemen. De uitspraak van de HR
heeft er toe geleid dat de Wegenverkeerswet in die zin is gewijzigd dat de huidige wet nu ook
een grondslag biedt voor maatregelen ter bescherming van het milieu, Art 2 lid 2 WVW.
Toetsing aan hogere regelingen
Soms schiet de bescherming van de rechter tekort op wetgeving die niet in orde is
1- Toetsing door de rechter geforceerd tot stand brengen, d.m.v. overtreding van die regel
(Schiermonnikoog)
2- Proces tegen het overheidsorgaan dat de betreffende wet heeft uitgevaardigd te
beginnen met als doel vergoeding van de schade te krijgen. De overheid zal uiteraard
alleen dan door de rechter worden verplicht de schade te vergoeden als de wet
waardoor de schade is veroorzaakt inderdaad onverbindend is.
Arrest Pocketboek: HR beslist dat de ministeriële verordening, geen verkoop van boeken
zonder SER vergunning verboden, onverbindend was omdat het in strijd is met Art. 7
Grondwet. De Staat was voor de gelden schade aansprakelijk.
Opmerkelijk is:
-1 Dat de Staat door zijn wetgeving onrechtmatig tegenover burgers kan handelen.
-2 Dat daarover met vrucht kan worden geklaagd bij de rechter.
-3 Dat deze bereid is tot het toekennen van schadevergoeding.
Soms echter kan de schade bestaan in het van kracht blijven van onrechtmatige wetgeving.
Arrest Landelijke Specialisten Verenging : HR beslist dat Prijzenbeschikking, een
ministeriële regeling, onrechtmatig is. En stelt de beschikking buiten werking, zodat de
vereniging geen schade meer zo leiden.
Toetsing aan algemene rechtsbeginselen
Hoge Raad heeft in het arrest inzake de Harmonisatiewet beslist dat wetten in formele zin niet
aan algemene rechtsbeginselen mogen worden getoetst. HR voegde er aan toe dat een
dergelijke toetsing in de toekomst niet ondenkbaar is.
Arrest Harmonisatiewet: HR beslist dat het oordeel van de president, om de studenten in het
gelijk te stellen op grond van het beginsel dat in strijd zou zijn met rechtszekerheid,
afgewezen. Op grond van het toetsingsverbod Art. 120 Grondwet, wetten in formele zin te
toetsen aan fundamentele rechtsbeginselen,
In 1986 heeft de HR rechtelijke toetsing van lagere wetgeving aan algemene rechtsbeginselen
toelaatbaar geacht voor wat betreft het willekeurbeginsel.
Arrest Landbouwvliegers : HR beslist dat de landbouwvliegers in het gelijk worden gesteld.
Er is sprake van willekeur en de waarde of het maatschappelijk gewicht dat de betrokken
belangen hebben is niet goed beoordeeld. Bij toetsing is terughoudendheid betracht.
De HR was dus van oordeel dat de rechter wetgeving van lagere overheden voortaan mag
toetsen aan het willekeurbeginsel. De rechter moet daarbij de nodige terughoudendheid
betrachten.
Ξ 6 Het verdrag als rechtsbron
Met het toenemen v.d. wereldhandel en de mobiliteit van de mensheid zijn de verdragen in
aantal toegenomen. Aanvankelijk betroffen zij in hoofdzaak militaire en geografische
onderwerpen. Later regelingen ter bescherming van de handel en allerlei ander economische
belangen. Tegenwoordig niet alleen zaken geregeld die alleen de staten zelf betreffen, maar
soms ook zaken die rechtstreeks de belangen van individuele burgers van de
verdragssluitende landen raken. In Ned is de doorwerking van verdragsrecht als volgt
geregeld. Art. 93 Grondwet, ieder verbindende verdragsbepaling heeft direct inwerkingtrede
in het Ned recht tot gevolg.
Een ieder verbindende verdragsbepaling
Bevat een verdrag in haar inhoud een bepaling die iedereen kan binden, dan spreken we van
een ieder verbindende verdragsbepaling. Zo’n bepaling schept binnen onze rechtsorde
afdwingbare bevoegdheden en verplichtingen waarop iedereen tijdens een procedure een
beroep op kan doen.
Rechter beslist of een verdragsbepaling naar haar inhoud een ieder verbind.
Verdragen kunnen dus 2 soorten bepalingen bevatten:
-Niet ieder verbindend, leggen de overheid verplichtingen op maar niet rechtens afdwingbaar.
-Ieder verbindend, Art. 8 (EVRM)
Plaats in de rangorde van de wetgeving
Nu we een ieder verbindende verdragsbepaling als Ned rechtsregel kunnen beschouwen, moet
de vraag beantwoord worden waar deze bepalingen thuishoren in de rangorde van wetten.
Art 94 Grondwet, boven ‘binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften’. Dus alle
wetten in materiële zin, incl. de Grondwet.
Arrest Huwelijkstoestemming : HR past Art 36 lid 2 van Boek 1 BW niet toe omdat hij die
bepaling onverenigbaar acht met het een ieder verbindende Art 12 van EVRM. Dit is in
overeenstemming met de mogelijkheid die Art 94 Grondwet daarvoor biedt.
Verhouding met de Grondwet
Art 120 Grondwet bevat verbod van toetsing van wetten in formele zin aan de Grondwet.
Verbied ook rechter verdragsbepalingen buiten toepassing te laten als deze in strijd is met de
Grondwet. Oordeel daarover is bij ondertekening van een verdrag aan de regering en bij
goedkeuring daarvan aan de Staten-Generaal, de rechter deze verdragsbepaling moet
toepassen ook al is die in strijd met een bepaling uit de Grondwet. HR beslist dat ook een
grondwettelijke voorschrift moet worden getoetst aan een verdragsbepaling die een ieder
verbindt.
Op grond van Art 94. Grondwet gaat een verdragsbepaling die naar inhoud een ieder
verbindt boven elk wettelijk voorschrift en daaronder valt blijkens het Arrest Processieverbod dus ook de Grondwet.
De Rechtspraak
Hoofdstuk 4
Afdeling 1
De organisatie van de rechtspraak
Handhaving van de rechtsregels kan slecht onder 2 voorwaarden gebeuren:
-In de eerste plaats is nodig dat er organen zijn die tot handhaving bevoegd zijn
(rechtelijke instanties)
-Verder moeten er sancties zijn met behulp waarvan naleving van het recht kan
worden afgedwongen.
In de meeste gevallen wordt het recht spontaan nageleefd. Deze spontane naleving van het
recht is tevens een bestaansvoorwaarde voor het recht.
In de Grondwet is de handhaving van het recht opgedragen aan de rechterlijke macht Art. 112
Grondwet. Naast burgerrechtelijke en strafrechtelijke handhaving is er ook
bestuursrechtelijke handhaving. Pas in de 20e eeuw is bestuursrecht ontwikkeld.
Sector kanton per 1 jan 2002, kantonrechter bestuurlijk opzicht ondergebracht bij de
rechtbank.
Hoofdstuk 6 van de Grondwet is getiteld ‘Rechtspraak’. Alleen Hoge Raad, zie Art 118
Grondwet. De instelling, organisatie en taakomschrijving van de andere gerechten is slecht
summier omschreven en verder overgelaten aan de formele wetgever, zie Art 116 lid 2
Grondwet. De belangrijkste wetten zijn in dit verband de Wet op de rechtelijke organisatie en
de Wet algemene bepalingen.
Ξ 1 De wet op de rechtelijke organisatie
Grondwet bevat vanaf Art 112 aantal grondregels over de rechtspraak. Zo staat in Art 116 lid
1 Grondwet dat de wet gerechten aanwijst die behoren tot de rechtelijke macht. Die wet is de
Wet op de rechtelijke organisatie uit 1827 (Wet RO) Art. 1 Wet RO bepaald dat de rechtelijke
macht bestaat uit de kantongerechten, de arrondissementsrechtbanken, de gerechthoven en de
Hoger Raad.
-61 Kantongerechten
-19 Arrondissementsrechtbanken
-5 Gerechtshoven
-1 Hoge Raad
De rechtspraak wordt in beginsel beoefend door rechters. Dat zijn gewoonlijk juristen met de
nodige scholing (zie Art. 48 Wet RO). Art 116 lid 3 Grondwet opent mogelijkheid dat door
deskundige of vertegenwoordiger van specifiek maatschappelijk belang wordt deelgenomen
aan de rechtelijke macht. Zo hebben kantonrechter involgen Art 115 Pachtwet een
pachtkamer. Deze bestaat naast kantonrechter uit twee niet tot de rechterlijke macht
behorende personen als deskundige leden.(=leken)
In een rechtsstaat is wellicht de belangrijkste eis die men aan een behoorlijke rechtspraak
moet stellen dat deze geschiedt in onafhankelijkheid.
Onafhankelijkheid is in de Grondwet en in de Wet RO geregeld:
-Art 117 lid 1 Grondwet, leden rechtelijke macht die met rechtspraak zijn
belast worden voor het leven benoemd. (vrijwel onafzetbaar)
-Rechters kunnen alleen door de Hoge Raad worden geschorst en ontslagen. De
Wet RO regelt de gronden waarop de HR een rechter kan schorsen of ontslaan.
-Het aantal rechters ter terechtzitting is in de Wet RO geregeld:
Een meervoudige kamer 3 Rechters (Bij HR soms 5 Rechters)
-De rechtspositie van de rechters, zoals salaris, wordt involgen Art 117 lid 4
Grondwet eveneens bij de wet geregeld.
Deze regelingen bieden een zekere waarborg dat de invloed van bestuur en wetgever op de
rechtelijke macht zo gering mogelijk is. Daarmee wordt voorkomen dat de overheid druk kan
uitoefenen op de rechter door bijv te dreigen met onstalg of salarisvermindering.
Ξ 2 Het openbaar ministerie
De rechtelijk macht bestaat uit de staande en de zittende magistratuur.
-Zittende magistratuur worden de rechters bedoeld.
(Zitten in rechtszaal)
-Staande magistratuur de leden van het openbaar ministerie.
(Staan in rechtszaal)
Openbaar Ministerie is in Ned de enige instantie die bevoegd is tot de vervolging van
strafbare feiten.= Vervolgingsmonopolie.
Het openbaar ministerie bestaat bij de kantongerechten en arrondissementsrechtbanken uit het
arrondissementsparket. Daar werken de officieren van justitie en hun plaatsvervangers. Aan
het hoofd van het parket staat de Officier v Justitie. In Ned 19 arrondissementen en
daarmee dus ook 19 arrondissementsparketten.
Bij de 5 gerechthoven bestaat het openbaar ministerie uit zogeheten ressortparket. Daar
werken de advocaten-generaal. Leiding berust bij hoofdadvocaat-generaal.
Aan het hoofd van het openbaar ministerie staat het College van Procureurs-generaal dat uit
3 tot 5 Procureurs-generaal bestaat. (Art 130 Wet RO) Het College kan aan alle leden van het
OM algemene en bijzondere aanwijzingen geven betreffende de uitoefening van hun taken en
bevoegdheden. Verder zijn de hoofden van de parketten in hun ambtsuitoefening
ondergeschikt aan het College van Procureurs-generaal. En zijn de op hun beurt op de
parketten werkzame ambtenaren ondergeschikt aan het hoofd van het parket (Art 139 Wet RO
De politieke verantwoordelijkheid voor het OM ligt bij de Minister van Justitie. Deze is voor
het optreden van het OM verantwoording verschuldigd aan het parlement. Overigens heeft de
minister desgewenst de nodige zeggenschap over het College van Procureurs-generaal Art
127 Wet RO
De staande en zittende magistratuur verschillen van elkaar op ten minste 2 punten:
1-De rechter is bevoegd in
Burgerlijke zaken
(Art 112 lid 1 Grondwet)
Strafzaken
(Art 113 Grondwet)
Bestuurszaken
-OM vrijwel alleen in het strafrecht actief is.
2-OM is een hiërarchisch en ambtelijk overheidsapparaat. Dat onder gezag staat van het
College van Procureurs-generaal en politiek verantwoordelijke Minister van Justitie.
-Rechter is onafhankelijk. Is in zijn werkzaamheden aan niemand verantwoording
verschuldigd.
Ξ 3 Rechtspraak in eerste aanleg
De wettelijke regels die aanwijzen welke rechtelijke instantie in een bepaalde zaak bevoegd
is, worden de bevoegdheidregels of competentieregels genoemd.
Een rechtspraak in eerste aanleg op een enkele uitzondering na eenvoudigweg bij de
kantonrechter of bij de rechtbank bevoegd. Welke twee dat is wordt beslist aan de hand van
de competentieregels. Absolute competentie
Vonnis
Uitspraak
Beschikking
Arrest
Beslissing van strafrechter of de burgerlijke rechter in een geschil
Blijkens AWB beslissing van bestuursrechter
Burgerlijke rechter/strafrechter buiten een geschil (bestuurlijk)beslissing neemt
De meeste uitspraken van gerechtshoven en van de Hoge Raad
Kantongerechten
Kantongerecht heeft een enkelvoudige bezetting = alleensprekende rechter.
61 kantons dat zijn de rechtsgebieden van de kantongerechten.
In civiele zaken is de kantonrechter als eerste instantie bevoegd kennis te nemen van:
1-Alle vorderingen tot en met 5000 euro, ongeacht hun aard
Gaat meestal om persoonlijke vorderingen. Dit zijn vorderingen die in de dagvaarding
meestal door een bedrag in geld tot uiting komen.
Vordering kan ook betrekking hebben op een zaak, zakelijk recht. De vordering is dan
gebaseerd op een goed of een zaak. (Boek). Vordering tot teruggave van een zaak heet
revindicatie.
2-Alle vorderingen huuroverkomsten , huurkoop, arbeidsoverkomsten,
collectieve arbeidsoverkomsten en pacht
Deze 5 overeenkomsten worden uitdrukkelijk genoemd in Art 38 en 39 Wet RO De
zojuist genoemde bovengrens van 5000 euro geld niet voor vorderingen uit deze 5
overeenkomsten. Ongeacht de hoogst van de vordering
Strafzaken
Kantonrechter bevoegd in het strafrecht, Art 44 lid 1 Wet RO Alleen te oordelen over
vrijwel alle overtredingen. Overtredingen zijn de lichtere delicten.
Absolute competentie kantonrechter
Burgerlijk recht
1
-Vorderingen t/m 5000 euro
ongeacht hun aard
2
-Alle vorderingen uit:
-Huurovereenkomsten
-Huurkoop
-Arbeidsovereenkomsten
-C.A.O.
-Pacht
Strafrecht
Overtredingen
De Arrondissementsrechtbanken
Kortweg de rechtbanken genoemd. Kennen in tegenstelling tot kantonrechters een collegiale
rechtspraak Hoofdregel is dat de rechtspraak in een rechtbank geschiedt in een kamer die uit
drie rechters bestaat. Ons land is verdeeld in 19 arrondissementen. Elke arrondissement heeft
een eigen rechtbank. De hoofdregel is dat de rechtbank bevoegd is om van alle overige
vorderingen in burgerlijke zaken kennis te nemen. Kort gezegd de rechtbank is in alle civiele
zaken bevoegd waarin de kantonrechter dat niet is. Art 53 Wet RO
Dit leidt er toe dat de civiele procedures zeer verschillend van aard zijn. Ook vorderingen van
onbekende hoogt vallen onder de rechtbank (niet onder de 500 euro regel).
Strafzaken
Oordelen de rechtbanken in eerste aanleg volgens Art 56 Wet RO over alle misdrijven,
voorzover niet een andere rechter daartoe is aangewezen, en over enkele overtredingen.
Bestuurszaken
Rechtbank is in eerste aanleg bevoegd kennis te nemen van de bestuursrechtelijke zaken
voorzover de kennisneming daarvan bij de wet aan de rechtbank is opgedragen (Art 55b Wet
RO). Met name om besluiten van bestuursorganen in de zin van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) zie Art 8:1 Awb
Absolute competentie rechtbank
Burgerlijk recht
Strafrecht
Alle vorderingen die niet tot
Misdrijven
Competentie v.d. kantonrechter horen
Bestuursrecht
Awb-besluiten
De relatieve competentie
De regels van de absolute competentie geven antwoord op de vraag of in een zaak de
kantonrechter dan wel de rechtbank bevoegd is.
In welk kanton of in welk arrondissement moet een zaak aanhangig worden gemaakt?
Ook hier bestaan bevoegdheidsregels  Relatieve competentie.
Burgerlijke zaken
Relatieve competentie geregeld in Art 126 Rv. Voor kanton volgens Art 97 lid 2 Rv. Relatief
bevoegd is het gerecht binnen wiens rechtsgebied de gedaagde woont.
Strafzaken
Bevoegd is de rechter binnen wiens rechtsgebeid het strafbare feit is begaan. De plaats van het
delict bepaalt dus hier de relatieve competentie.
Bestuurszaken
Bepalend is hier welke bestuursorgaan het bestreden besluit heeft vastgesteld.
-Besluit van centrale overheid  rechtbank v.d woonplaats belanghebbende bevoegd.
-Besluit van lager overheid  beroep ingesteld bij rechtbank binnen wiens
rechtsgebied het bestuursorgaan zijn zetel heeft. (Art 8:7 lid 1 Awb)
Burgerlijk recht
Woonplaats gedaagde
Relatieve competentie
Strafrecht
Bestuursrecht
Plaats waar delict is gepleegd
-Centrale OH
Woonplaats belangheb
-Lager OH
Zetel bestuursorgaan
Ξ Rechtspraak in hoger beroep en cassatie
Een fundamentele regel in ons procesrecht is dat men van een uitspraak van een lagere rechter
in hoger beroep kan komen bij een hogere rechter, als men het niet eens is met de uitspraak in
eerste aanleg.
Kantonrechter
Tegen vonnissen in burgerlijke zaken v.d. kantonrechter wordt het hoger beroep ingesteld bij
het gerechtshof. (Vordering meer dan 1750 euro zijn)
Ook tegen strafvonnissen van de kantonrechter kan hoger beroep worden ingesteld bij het
gerechtshof. (Straf of boete moet meer dan 50 euro zijn)
Rechtbank
Hoger beroep in bestuurszaken vindt niet bij het gerechtshof plaats.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd.
Geschil echter het ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht Centrale Raad van Beroep
Burgerlijk/strafzaken  kanton/rechtbank gerechtshof
Bestuurszaken
rechtbank
Afdeling bestuurszaken v.d. Raad van State
Centrale Raad van Beroep
De Gerechtshoven
Taak van gerechtshoven is in hoofdzaak het behandelen van zaken in hoger beroep. Tegen een
vonnis van rechtbank of de kantonrechter kan elk van beide partijen hoger beroep instellen bij
het gerechtshof. (Art 66, 68 en 69 Wet RO)
Belastinggeschillen is het gerechtshof rechter in eerste aanleg.
Net als de rechtbanken kennen ook de gerechthoven verschillende sectoren. Strafsector,
civiele sector, familiesector eb de belastingsector. Binnen de sectoren wordt gewerkt in
meervoudige kamers waarin 3 rechters zitting hebben. (hof raadsheren)
Ned kent vijf gerechthoven:
-Den Bosch
-Arnhem
-Den Haag
Art 60 lid 2 Wet RO
-Amsterdam
-Leeuwarden
Burgerlijk recht
Kantonrechter
Rechtbank
Gerechtshof
Strafrecht
Kantonrechter
Rechtbank
Gerechtshof
Bestuursrecht
Rechtbank
Raad v State CRvB
De Hoge Raad der Nederlanden
Een hoogste rechtscollege Hoge Raad der Nederlanden
Op de genoemde rechtsgebieden een hoogste gerecht dient te zijn dat zorg draagt voor een
gelijke toepassing van het recht in het gehele land. Eenheid van het recht wordt door een
uniforme uitleg daarvan in hoge mate bevorderd. Want grote mate van rechtszekerheid.
Bij de HR is er geen sprake van hoger beroep maar van beroep tot cassatie, hetgeen
vernietiging betekent. (Art 95 Wet RO).
De rechtspraak van de Hoge Raad wordt cassatierechtspraak genoemd.
Eiser in cassatie

Verweerder in cassatie
Cassatie middelen, gemotiveerd aangeven waarom in de bestreden uitspraak cassatie wordt
voorgedragen.
Vaak burger maar in strafzaken ook OM. Ook de verdachte kan beroep tot cassatie instellen,
hij wordt dan bijgestaan door een raadsman.
De HR stelt geen eigen onderzoek in naar de feiten, maar baseert zich op de feiten zoals die in
hoger beroep zijn vastgesteld. De HR houdt zich slechts bezig met rechtsvragen.
Twee cassatiegronden:
1- Wegens verzuim van vormen
2- Wegens schending van het recht
1- Verzuim van vormen. Betreft voorschriften van procesrechtelijke aard. Vastgesteld
in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvorderingen en Wetboek van Strafvorderingen.
Als de burgerlijke rechter of strafrechter zich niet heeft gehouden aan een essentiële
regel van het procesrecht. Onvoldoende motiveren van vonnis of arrest, Art 121
Grondwet en 20 Wet RO. Over het hoofd zien van een essentiële stelling van een
procespartij, of een innerlijke tegenstrijdigheid in de uitspraak.
2- Schending van het recht.Onjuiste toepassing van een rechtsregel door een lagere
rechter.
Vindt de HR dat de bestreden uitspraak onjuist wegens een vormverzuim of wegens
schending van het recht Vernietiging van de uitspraak
Tegelijk geeft hij aan wat er nu verder moet gebeuren:
1-Terugwijzen naar hetzelfde hof
2-Verwijzen naar een ander hof
3- HR handelt de zaak na vernietiging zelf af in de vorm van een einduitspraak
Ten principale recht doen.
De Procureur-generaal bij de Hoge Raad
De rechter spreekt nimmer op eigen initiatief. De rechter doet slechts uitspraak in zaken die
aan hem worden voorgelegd.
Cassatie in het belang der Wet = Art 95 Wet RO, bevoegdheid aan Procureurs-generaal.
Art 96 lid 2 Wet RO, belangrijke beperking. Beide partijen moeten termijnen van
beroep/cassatie voorbij hebben laten gaan.  Onherroepelijk zijn geworden
Doel is aan de HR een uitspraak te ontlokken. 98 Wet RO geen invloed rechtspositie partijen
Arrest Doodslag? : HR was met hof niet eens. Klacht van de ouders gericht tegen een
bepaalde vervolgingsbeslissing van Officier v Justitie. Art 12 Sv. Volgens de HR nu juist
bedoeld om aan rechtelijke controle te onderwerpen. Door het arrest van de HR is duidelijk
geworden dat men ook bij de HR een klacht in kan dienen als de Officier van Justitie een
andere vervolgingsbeslissing neemt dan door klager gewenste.
Opmerkelijk is passage waarin HR schriftelijk uiting geeft aan hun medeleven.
Aan Procureurs-generaal is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd in de Wet RO. Art 111
De Procureurs-generaal zijn geheel onafhankelijk. Behoort noch tot de rechtelijke macht noch
tot het OM en is niet aan enig gezag onderworpen.
Meest alledaags taak van P-G is het nemen van conclusie, hetgeen vrijwel altijd door
Advocaat-generaal geschiedt.
Conclusie = Openbaar advies van de P-G aan de HR. Daarin zet hij gemotiveerd uiteen welke
beslissing de HR op welke gronden naar zijn oordeel zou moeten nemen.
Ξ Vindplaatsen van de jurisprudentie
Art 121 Grondwet schrijft voor dat vonnissen in het openbaar worden uitgesproken.
Arrest Mink K.1 : Hof delen van het arrest onleesbaar gemaakt, zodat het zowel openbare als
geheime passages bevatte. (Afspraken Mink K. met OM)
Art 121 Grondwet zal in beroep tot cassatie zeker aan orde komen.
1-De rechtspraak van de week (RvdW)
Wekelijks tijdschrift met civielrechtelijke uitspraken van HR.
2-De Nederlandse Jurisprudentie (NJ)
Tijdschrift op gebied van burgerlijk en strafrecht.
3-De Administratiefrechtelijke Beslissingen (AB)
evenknie van NJ op gebied van bestuursrecht
4-Kort Geding (KG)
Belangrijke geachte uitspraken in kort.
Afdeling 2 De Jurisprudentie
Ξ 6 De wet algemene bepalingen
De wet AB geeft enkele belangrijke, algemene aanwijzingen aan de rechter. De leer van de
Trias Politica is er volop in terug te vinden.
-Art 11 Wet AB, De rechter moet volgens de wet recht spreken. Hij mag in geen geval zijn
innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordelen. Almacht van de wet verankerd.
-Art 12 Wet AB, verbiedt rechter een algemeen verbindend voorschrift te maken. Zijn
beslissing is slechts bindend voor de partijen die bij het geschil betrokken waren.
In dit artikel is de machtenscheiding in de zuiverste vorm vastgelegd. De rechter mag niet op
de stoel van de wetgever gaan zitten.
-Art 13 Wet AB, de rechter zal steeds in alle aan hem voorgelegde geschillen een
einduitspraak in de vorm van een vonnis, arrest of beschikking moeten geven.
Ξ 7 De rechtspraak al rechtsbron
Codificatiegedachte: het recht behoort in algemene, zo mogelijk alles omvattende wetboeken
te worden neergelegd. Rechtelijke functie = toepassen van de letter van de Wet. In Ned is de
codificatiegedachte niet goed uitvoerbaar gebleken. Diverse onderwerpen werden/worden nog
steeds geregeld in afzonderlijke wetten.
Onvolledigheid van de wet:
De taak v.d. rechter is niet slecht bestaat uit het toepassen v.d. wet, maar ook in het uitleggen
en zelfs in het aanvullen v.d. wet.  rechtspraak als rechtsbron zelfstandige betekenis.
Formeel is rechter niet aan jurisprudentie als rechtsbron gebonden, wel aan de wet.
1- De rechter zal in elke zaak een beslissing proberen te geven die zoveel moegelijk in
overeenstemming is met de bestaande jurisprudentie. Beslissing die aansluit bij
eerdere rechtspraak en verassingen zoveel mogelijk uitsluit.
2- Rechter beseft dat jurisprudentie ook buiten de rechtspraak gezag heeft. Procespartijen
en hun advocaten en het OM oriënteren zich dus op eerdere rechtspraak en verwachten
terecht dat een rechter dat ook zal doen.
3- De HR houdt zich gewoonlijk aan zijn eigen eerdere rechtspraak Constante
jurisprudentie. Elke lagere rechter weet dat en bij het nemen van een beslissing mede
te richten naar de jurisprudentie van de HR.
Arrest Rechtsmiddel anonieme verdachte : HR heeft in 1992 bepaalt dat anonieme
verdachte hoger beroep kan instellen zonder bekendmaking van personalia. HR komt op eigen
uitspraak terug en verklaart in 2001 dat een anonieme verdachte alleen hoger beroep kan
aanwenden als hij zijn persoonsgegevens bekendmaakt.
Ξ 8 Rechtsvorming en Rechtsvinding
Rechtsvorming = als de OH algemene regels vaststelt, zoals wetten, verdragen en
verordeningen.
Rechtsvinding = door overheidsorganen, de rechter is de meest gezaghebbende. Probleem van
de rechtsvinding door de rechter waarop rechtelijke beslissingen totstandkomen
Autonome rechtsvinding
Rechter is dan zelf zijn eigen regel. Komt praktisch niet voor. Volgens Art 11 Wet AB moet
hij volgens de wet recht spreken.
Heteronome rechtsvinding
Rechter doet niets anders dan het constateren dat de wet op de hem voorgelegde feiten van
geschil van toepassing is.  Rechter is spreekbuis van de wet
Zuiver Autonome als Heteronome rechtsvinding komen vrijwel niet voor. In praktijk baseert
elke rechter zich op heteronome factoren, zoals met name de wet en de rechtspraak. Tegelijk
heeft zijn beslissing vaak een enigszins autonoom karakter omdat elke zaak uniek is en de
rechter daarin mede op basis van zijn eigen geweten uiteindelijk beslist.
Rechter verder gaande vorm van rechtsvinding wordt gevraagd.
1-Er bestaat wel een regel, maar die is onduidelijk, zodat de rechter genoodzaakt is de
regel uit te leggen Interpretatie van de Wet
2- In beginsel geen rechtsregel, rechter gedwongen zelf een rechtsregel te formuleren
die zoveel mogelijk bij de wet aansluit Aanvulling van de Wet
Interpreteren
1 Grammaticale interpretatie:
Het recht is dan ook aan taal gebonden. Uitleg zijn van de taal die de wetgever heeft
gebruikt. Rechter zal bij interpretatie van een woord kijken naar letterlijke betekenis
ervan. Woordenboek, betekenis woord in normale spraakgebruik.
Arrest Surfplank : HR legt het woord schip uit in zin van dat een surfplank gezien wordt als
een schip. En dus daaraan ook verplichtingen en rechten zijn verbonden die met het begrip
schip gemoeid zijn.
Arrest Dronken ‘Bestuurder’ : HR legt het woord bestuurder uit. In de zin van het besturen
van een auto en wat daar onder verstaan wordt en de rechtelijke gevolgen zijn.
2 Wethistorische interpretatie:
Ontstaansgeschiedenis van een wet. De gegevens van een wet strekken zich dan uit
van het eerste concept van het wetsontwerp tot op het moment waarop de wet is
aangenomen. Deze ontstaansgeschiedenis kan vooral van belang zijn voor het
achterhalen van de bedoeling van de wetgever met de wet.
Wethistorische interpretatiemethode is wellicht de meest gebruikte. Rechter grijpt
terug op teksten uit de wetsgeschiedenis.
Arrest Schouw in België : HR maakt korte metten met deze gang van zaken. Volgens HR
verbiedt Art 539a Sv het houden van rechtszittingen buiten het rechtsgebied. Komt tot zijn
oordeel op basis van wetsgeschiedenis.
3 Rechtshistorische interpretatie
Een wetsontwerp komt niet uit het niets. Altijd een reactie op een maatschappelijke
behoefte tot regeling die historisch verklaard kan worden.
De wet vooral in de context van de gehele geschiedenis van het recht plaatsen =
rechtshistorische interpretatie.
Arrest De poorters van Woudrichem : Burger baseert stelling op een proefschrift van K.N.
uit 1388.
4 Systematische interpretatie
Iedere wettelijke bepaling maakt deel uit van een geheel dat uiteindelijk het gehele
positieve recht omvat. Hecht systeem. De onderlinge samenhang in het systeem staat
dan ook voorop bij de systematische interpretatie methode.
Arrest Schiermonnikoog : HR beslist dat het gemeentelijk verbod te diep ingrijpt op de
wetten van WVW.
5 Teleologische interpretatie
Richt zich vooral op de maatschappelijke verhoudingen waarin een voorschrift moet
functioneren als op het maatschappelijk doel van de regeling.
Arrest Gele Streep : HR beslist dat het doel van de betreffende wettelijke bepaling het
bevorderen van de verkeersveiligheid is. Zij dienen dus in het licht van dit maatschappelijk
oogmerk te worden uit gelegd.
Redeneren
De wet geeft geen oplossing. Er is geen regel voor. Leemte in de wet. Toch tot een beslissing
komen zijn er tweetal redeneerwijzen:
1- Analogie, overtuigende gelijkenis tussen het wel en niet in de wet geregelde.
2- A contrario, Overtuigend verschil tussen het wel en niet geregelde in de wet.
Extensieve interpretatie
Rechtsregel een ruimere betekenis is gegeven dan voorheen.
Restrictieve interpretatie
Begrip of rechtsregel beperkter dan voorheen uitgelegd.
Arrest Bloedonderzoek : HR is van oordeel dat Art 138a en 195d Sv bepalen dat bloed
slechts mag worden afgenomen voor dat onderzoek waarvoor het is gebruikt. Restrictieve
interpretatie van de wet door HR.
Rechtsvorming door de rechter
Als de wet over een rechtsvraag zwijgt, heeft de rechter ten slotte ook de mogelijkheid de
rechtsvraag niet te beantwoorden. Daardoor stuurt hij de vraag als het ware terug naar de
wetgever. “De Rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat”
Arrest Kroongetuigen : HR beslist dat een wettelijke regeling in werking is maar de
uitkomst daarvan is nog onzeker. Bij die stand van zaken “Gaat het de rechtsvormende taak
van de rechter te buiten”
Arrest Adoptie duo-moeders : HR beslist dat de wet geen uitsluitsel geeft over de
rechtsvraag. Van de HR wordt dus een rechts-politieke keuze gevraagd, dit gaat “de
rechtsvormende taak van de rechter te buiten”. HR laat wetgever over om wettelijke regeling
te maken.
Afdeling 3 De Gewoonte
Ξ 9 De gewoonte als rechtsbron
Gewoonte heeft pas voor het recht betekenis en dus pas rechtsbron als bij het ontstaan van de
gewoonte aan twee, op elkaar aansluitende voorwaarden is voldaan:
1-Moet een bepaald gedrag ononderbroken gedurende lange tijd zijn gevolgd en herhaald in
een bepaalde maatschappelijke kring. = Bestendig gebruik
2-Bestendig gebruik moet tot rechtsnorm zijn geworden. In de betreffende maatschappelijke
kring de overtuiging moet zijn ontstaan dat men zich rechtens ook aan het bestendig gebruik
dient te houden en dat er dus sprake is van (ongeschreven) rechtsregel.
Voorbeeld Handje Klap op de veemarkten
Voor de rechtelijke ingreep bezat de gewoonte al rechtskarakter.
Soms verwijst de wet niet naar die regels, terwijl de rechter toch behoefte kan hebben aan
toepassing van gewoonterechtelijke regels. De rechter pleegt de gewoonte als zelfstandige
rechtsbron te gebruiken.
Arrest Maring-Assudeuren : HR oordeelt dat deze artikelen kracht hadden verloren (oud).
HR motiveerde beslissing met beroep op de gewoonte Verzekeringen tegen herbouwwaarde
worden sinds jaar en dag gesloten.
Met name Art 29 lid 3 Pachtwet spreekt uitdrukkelijk van een verzekering tegen
herbouwwaarde. Fraai voorbeeld van systematisch interpreteren.
Unieke plaats Rechter heeft met een beroep op de gewoonte een wettelijk voorschrift met
een dwingendrechtelijk karakter naast zich neergelegd.
Het gewoonterecht speelt voornamelijk en rol in het burgerlijk recht en het staatsrecht. In het
burgerlijk recht wordt vaak naar gewoonte verwezen.
In het staatsrecht ontstaan regels van staatsrecht op grond van de gewoonte. Enkele
belangrijke gewoonteregels van ons staatsrecht zijn niet in onze wetten opgenomen. Ze spelen
een belangrijke rol in onze democratie. Vertrouwensregel
Download