DUURZAME ONTWIKKELING INGESCHREVEN IN DE GRONDWET Sinds kort is ons grondwettelijk recht een nieuw concept rijker. De jongste grondwetsherziening, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 26 april, voegde de categorie van de “algemene beleidsdoelstellingen van het federale België, de gemeenschappen en de gewesten” toe aan ons constitutionele vocabularium, en creëerde speciaal daarvoor een nieuwe Titel Ibis, nog vóór de fundamentele rechten en vrijheden. Artikel 7bis, vooralsnog het enige in deze titel, stelt: “Bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden streven de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten de doelstellingen na van een duurzame ontwikkeling in haar sociale, economische en milieugebonden aspecten, rekening houdend met de solidariteit tussen de generaties.” Door de invoeging van dit artikel in de Grondwet sluit ons land aan bij een brede internationale evolutie die in de context van de Verenigde Naties, na het onrustwekkende rapport “Grenzen aan de groei” van de Club van Rome uit 1972, zijn beslag kreeg in het zgn. Brundtland-rapport van 1987. Hierin werd het concept duurzame ontwikkeling gedefinieerd als “een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generaties zonder de mogelijkheden van de toekomstige generaties om hetzelfde te doen, in gebaar te brengen”. Met de VN-top van Rio van 1992 zagen ook een aantal kernverdragen over de verzoening van duurzaamheid en ontwikkeling, zoals het Klimaatverdrag en het Biodiversiteitsverdrag, het levenslicht. Ook andere internationale organisaties hebben duurzame ontwikkeling in hun credo opgenomen, zo bijvoorbeeld de WTO in de preambule van haar oprichtingsverdrag. Duurzame ontwikkeling is bovendien bij uitstek een beleidsdomein waar het concept “meerlagig bestuur” (multilevel governance) duidelijk naar voren komt. Zo nam de Europese Unie in 2001 een Europese strategie voor duurzame ontwikkeling aan, en hebben zowel de federale staat als de gewesten een eigen plan uitgewerkt en daarnaast een gezamenlijke kadertekst aangenomen. Het inschrijven van het beginsel is dan ook niet het begin maar eerder het sluitstuk van de verankering ervan in de Belgische institutionele context. De plaatsing van dit artikel in een nieuwe Titel Ibis impliceert dat het niet behoort tot de categorie van artikelen waaraan het Arbitragehof overeenkomstig art. 1 en 26 van de Arbitragehofwet wetten, decreten en ordonnanties rechtstreeks kan toetsen. Zoals tijdens de hoorzittingen over dit artikel terecht werd opgemerkt, betekent dit niet dat het artikel geen juridische betekenis zou hebben. Zoals blijkt uit internationale rechtspraak, onder meer in de zaak over de IJzeren Rijn, heeft het beginsel van duurzame ontwikkeling wel degelijk een juridische relevantie. Ook in onze interne rechtsorde zijn er instrumenten zoals het principe van de grondwetsconforme interpretatie, de onrechtstreekse toetsing door het Arbitragehof via het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod of de toetsing van lagere rechtsnormen door de gewone rechter of de Raad van State waarin het nieuwe grondwetsartikel wel degelijk een rol kan spelen. Met name de economische, sociale en culturele rechten uit het reeds bestaande artikel 23 van de Grondwet lenen zich goed om in het licht van deze algemene beleidsdoelstelling te worden gelezen. Voor sommigen ging het artikel ook inhoudelijk niet ver genoeg. Een aantal amendementen sloten eerder aan bij de definitie uit het Brundtland-rapport, door een verbod op te nemen om het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen noden te voorzien, in gevaar te brengen, en een evenwicht na te streven tussen het verbruik van hulpbronnen over een gegeven periode en de vervanging van die hulpbronnen over diezelfde periode, teneinde zo de “ecologische schuldenlast” die elk individu met zich meedraagt, te verkleinen. Deze voorstellen stootten niet op principiële bezwaren, maar in de Kamer bestond de vrees dat door de goedkeuring ervan en de daaruit voortvloeiende terugzending naar de Senaat het artikel niet meer gedurende deze legislatuur kon worden goedgekeurd. In de verklaring tot herziening van de Grondwet, die enkele dagen later, op 2 mei, in het Belgisch Staatsblad verscheen, verklaarden Kamers en Regering overigens reeds dat er reden bestaat tot herziening van art. 7bis van de Grondwet. De duurzaamheid van de huidige formulering van dit nieuwe artikel is dan ook nog lang niet zeker. Maarten Vidal – De auteur is wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Centre for Global Governance Studies van de K.U.Leuven (www.globalgovernance.be)