Gemeenteraad van Leiden Verslag van de vergadering van de raadscommissie Werk en Financiën, gehouden op donderdag 28 april 2011 om 20.00 uur in de Kapelzaal van het stadhuis. Verslag ongewijzigd vastgesteld d.d. 26 mei 2011 De integrale gesproken tekst van de vergadering en eventuele insprekers is te beluisteren op leiden.raadsinformatie.nl Aanwezig: Leden commissie : Afwezig: Leden college Commissiegriffier: Insprekers: Derden: Notulist: 1. Mevrouw P. Borst (VVD), de heer M. Dirkse (VVD), de heer R.J. van Ette (PvdA), de heer T. Gubbens (D66), de heer J. Hartlief (GroenLinks), de heer M. Keuning (CU), de heer M. Koek (D66), de heer P. van Meenen (D66, voorzitter), de heer L. Rademaker (SP), mevrouw J. Sandriman (CDA), de heer T. Scheffer (PvdA, vanaf 21.00 uur) de heer J. Schrama (PvdD) en de heer D. Veldkamp (SLO) Mevrouw A. van den Boogaard (PvdA) en de heer D. Sloos (LL) Mevrouw R. van Gelder en de heer R. Strijk De heer E. Teunissen De heer R. Kruijs en de heer W. Issendonk (agendapunt 9) De heer O. Beljaars, directeur bedrijfsvoering gemeente Leiden Mevrouw G.T.J. van Arnhem (Notuleerservice Nederland) Opening en vaststelling agenda De voorzitter heet de aanwezigen welkom, met name griffier Teunissen die aanwezig is om de nieuwe debatmethode te evalueren. Hij constateert dat de commissie akkoord is met de agenda en kondigt twee insprekers aan bij agendapunt 9. 2. Burger aan het woord Er heeft zich niemand gemeld. 3. Mededelingen en rondvraag Er zijn geen mededelingen. Er zijn geen vragen ingediend. 4. Conceptverslag van 17 maart 2011 Er zijn geen opmerkingen ontvangen; het verslag wordt conform vastgesteld. 5. Lijst van toezeggingen Er zijn geen opmerkingen ontvangen. Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 1 6. Ontwerpbegroting 2011 van het Servicepunt71 (RV 11.0024) De voorzitter leidt het onderwerp in met de mededeling dat de leden van de commissie Leefbaarheid en Bereikbaarheid zijn uitgenodigd aanwezig te zijn. Het gaat erom een zienswijze bekend te maken op de voorliggende ontwerpbegroting. De heer Van Ette zegt blij te zijn dat het Servicepunt steeds meer vorm krijgt, maar hij maakt zich zorgen over het btw-effect. Hij vindt dat het college daar nu een voorziening voor moet treffen en dat niet naar de perspectiefnota moet verschuiven. Hij stelt voor het voorstel van een erratum te voorzien. Mevrouw Borst zegt mede namens mevrouw Van Wijk te spreken. Er dienen de komende vijf jaar besparingen gerealiseerd te worden en zij verzoekt hiertoe voortgangsrapportages naar de commissie Leefbaarheid en Bereikbaarheid te zenden. Voorts wil ze weten of de besparingen op inkoop op koers liggen. Over die besparingen zou ze graag tweemaal per jaar geïnformeerd willen worden. De heer Veldkamp zegt te hopen dat de besparingen gerealiseerd gaan worden. In het voorstel staan taakstellingen voor de bedrijfsvoering opgenomen, maar deze vindt hij niet terug in de begroting. Omdat de uitkomsten van het bestuurlijk overleg nog ongewis zijn, wil hij weten tot welk bedrag ze salderen. De heer Gubbens vindt de begroting er in grote lijnen goed uitzien. Hij zou graag de ontwikkeling volgen van paragraaf 1: weerstandsvermogen en risico’s, en verzoekt daarover regelmatig geïnformeerd te worden. De heer Hartlief is blij dat het Servicepunt van start gaat. Hij vindt de post onvoorzien te gering, gezien de risico’s. Hij wil weten of Leiden bij overschrijding voor 76% moet bijdragen. De heer Keuning vindt het juist dat de begroting in deze commissie wordt besproken, gezien de risico’s en de beperkte reserveringen. Hij vindt de post onvoorzien te gering. De voorzitter concludeert dat de commissie vooral zorgen heeft en het btw-effect als vraag heeft genoemd. Hij vraagt een reactie van de wethouder. Wethouder Van Gelder merkt op dat er wat technische vragen zijn gesteld, waartoe zij de heer Beljaars aan tafel wil nodigen voor het beantwoorden van deze vragen. Zij merkt op dat tot nu toe het traject van Servicepunt71 goed verloopt, maar ze kan zich voorstellen dat de raad de vinger aan de pols wil houden. Zij zegt daarom toe met driemaandelijkse voortgangsrapportages te zullen komen. In die rapportages zullen de inkoopbesparingen worden meegenomen en natuurlijk een stand van zaken van de risico’s. De heer Beljaars zegt dat de btw-tegenvaller voorzien en structureel is; het college gaat hier nog over beraadslagen in het kader van de perspectiefnota. De heer Van Ette merkt op dat dit vooruitschuiven betekent, wat maakt dat er nu een voorstel ligt met onvoldoende dekking. Wethouder Van Gelder antwoordt dat de perspectiefnota uiterlijk in juni aanstaande in de raad wordt besproken en dan sprake zal zijn van een goed afgewogen besluit. De heer Van Etteblijft bij zijn constatering dat het voorliggende voorstel onvoldoende gedekt is. De heer Keuning is het hiermee eens: de tegenvallers zijn bekend en kunnen begroot worden. Hij vraagt wat de functie van deze begroting is. Wethouder Van Gelder zegt dat het als bij alle begrotingen gaat om een voorspelling van de kosten, dekkingen en een inschatting van de inkomsten. Zij wijst erop dat dit nog een invoeringsjaar is, dus er zijn nog veel onzekerheden. Vanwege de gefaseerde invoer zijn er in het loop van het jaar begrotingswijzigingen te verwachten. De heer Van Ette wil van de commissie weten wat men vindt van het presenteren van een voorstel zonder adequate dekking. Mevrouw Borst zegt het eens te zijn met de heren Van Ette en Keuning. De heer Hartlief vindt dat een begroting volledig dekkend dient te zijn. De heer Gubbens vindt dat het in principe dekkend hoort te zijn, maar dat hoeft voor hem niet meteen. De voorzitter constateert dat het gaat om het tijdstip dat de begroting dekkend zou moeten zijn, want ook de wethouder is het eens met de eis van dekkendheid. De heer Rademaker merkt op dat hij in de brief van het college heeft gelezen dat het bedrag pas in 2012 en volgende jaren gaat spelen; dekking in de perspectiefnota is wat hem betreft dus akkoord. Mocht er een deel in 2011 vallen, dan dient dit alsnog gedekt te worden. Wethouder Van Gelder zegt dat dit klopt: structurele tegenvallers gaan zich pas in 2012 voordoen en dit zal afhangen van rechterlijke uitspraken. Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 2 De heer Van Ette blijft van mening dat het btw-risico betrekking heeft op de formatie en dat gaat al in 2011 spelen waardoor het nadeel zich wel dit jaar zal voordoen. Hij zou toch graag een erratum zien voor dat deel van de kosten dat in 2011 te verwachten is. Wethouder Van Gelder antwoordt dat het voor 2011 waarschijnlijk om 21.000 euro gaat voor Leiden. De heer Koek wijst erop dat risico’s vermenigvuldigd dienen te worden met de kans van optreden. De heer Beljaars antwoordt dat het wachten is op een uitspraak na het beroep van Drechtsteden. Het betreft een fiscale, technische discussie. De voorzitter vat de zienswijze van de commissie samen: het bedrag van 21.000 euro dient in de begroting verwerkt te worden, eventueel door middel van een erratum. Deze zienswijze zal aan het college gestuurd worden. Hij vraagt de wethouder de laatste vragen te beantwoorden. Wethouder Van Gelder zegt dat de hoogte van de post onvoorzien als voldoende beschouwd wordt. Bij een mogelijke overschrijding geldt dezelfde afspraak als voor het Servicepunt in zijn geheel: 70% is voor rekening van Leiden. De heer Beljaars zegt dat er voor 2012 sprake zal zijn van taakstellingen, maar de ontvlechtingsdiscussie speelt nu nog. Dit zal tijdig voor de Begroting 2012 helder zijn. De voorzitter eindigt de discussie met de mededeling dat de zienswijze van de commissie naar het college gaat. 7. Beschikbaar stellen krediet ten behoeve van vervanging van de koelinstallatie van het Tweelinghuis (RV 11.0029) De voorzitter vraagt de commissie naar standpunten omtrent dit voorstel. Mevrouw Sandriman zou graag zien dat er gekeken wordt of de voorziening goedkoper kan worden uitgevoerd. De heer Gubbens vindt de kosten te hoog en de dekking niet realistisch. De heer Hartlief vindt dat de raad met zijn rug tegen de muur staat: hij kan niet anders dan instemmen met het voorstel. Wel vindt hij dat de raad laat geïnformeerd is over dit probleem. De heer Van Ette vindt ook dat de raad alleen nog maar ja kan zeggen. Hij hoort graag een analyse van de wethouder hoe dit heeft kunnen gebeuren. Hij zou deze rekening graag zien te vermijden. Mevrouw Borst merkt op dat de VVD niet gelukkig is omdat er geen keuze is. Het pand voldoet niet aan de eisen. Zij stelt vast dat voor haar fractie de voorgestelde 900.000 euro het maximum is en stelt voor een installatie te kiezen die aan de eisen voldoet en niet meer dan dat. Ze heeft een hard hoofd in de voorgestelde dekking en verzoekt daar om die reden sterk op te sturen. De heer Veldkamp vindt het heel amateuristisch maar hij heeft geen keuze en stelt voor de voorziening zo snel mogelijk aan te leggen. De heer Keuning vindt dat er onprofessioneel gehandeld is en denkt dat er sterke sturing nodig is om de dekking te halen. Voor hem is het bedrag ook het maximum en hij stelt voor dat te verminderen om te stimuleren een goedkopere oplossing te zoeken. De heer Rademaker denkt dat de commissie geen andere keuze heeft dan in te stemmen. De heer Van Ette doet de suggestie het btw-verhaal in VNG-verband aan te kaarten omdat dit probleem bij tal van overheden speelt. De heer Gubbens vindt dat de commissie met de rug tegen de muur staat en hoopt dat de wethouder een inspanningsverplichting voelt om het bedrag naar beneden te krijgen. De voorzitter concludeert dat de commissie een unaniem standpunt heeft. Hij verzoekt de wethouder te reageren. Wethouder Van Gelder kan zich de reactie van de commissie voorstellen. Ze noemt het ‘stom’ dat niet eerder aan deze klimaatvoorziening gedacht is. Omdat het gebouw voornamelijk ingericht is voor flexwerken, vraagt dat een andere klimaatbeheersing, aldus een rapport van Berenschot. De heer Gubbens heeft wat onderzoek op internet gedaan en gezien dat Bekink – de leverancier – meldt dat er in 2005 al klachten over de installatie waren. Hij denkt dat het probleem te voorzien was. Wethouder Van Gelder merkt op dat dit een constatering achteraf is. Het is niet realistisch om op zoek te gaan naar een goedkopere oplossing; dan zou dezelfde fout worden gemaakt als destijds. De kosten komen ten laste van het onderhoudsbudget van de gemeente en staan los van verhuur aan Servicepunt71. Het moet gewoon op orde zijn volgens norm B om mensen te kunnen laten werken in een flexibel systeem. Alle koeling gaat nu naar vergaderruimten terwijl de rest van het gebouw te warm wordt. Het is een hele investering, maar het gebouw wordt hiermee aangepast aan een moderne manier van werken. Wat de dekking betreft merkt zij op dat de inkoopvoordelen in de tijd Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 3 naar voren gehaald worden, omdat de centrale afdeling Inkoop eerder begonnen is. Daarmee is de dekking reëel. De heer Gubbens merkt op dat de inkoopgroepen niet in het SSC zijn ondergebracht. Wethouder Van Gelder zegt dat dit klopt: er wordt nu centraal ingekocht door vier gemeenten, vooruitlopend op de gemeenschappelijke regeling voor centrale inkoop. De voorzitter concludeert dat de commissie van mening is dat er geen andere mogelijkheid is dan instemmen, zodat het stuk als hamerstuk naar de raad kan. Hij vraagt of er stemverklaringen te verwachten zijn. De heer Van Ette zou graag zien dat het proces geëvalueerd wordt. De voorzitter zegt dat hij deze vraag meeneemt naar het presidium. Wethouder Van Gelder vindt het eveneens van belang dat teruggekeken wordt naar wat er mis is gegaan. Zij zegt toe de processen zodanig in te richten dat dit soort dingen niet meer over het hoofd kunnen worden gezien. D66, ChristenUnie, VVD en PvdA zeggen met stemverklaringen te zullen komen. Wethouder Van Gelder verzoekt de commissie om toestemming om alvast met de aanbesteding te beginnen om tijd te winnen. De heer Van Ette merkt op dat het een bevoegdheid van de raad is om geld vrij te geven. De heer Hartlief is akkoord zolang het geen precedent schept. De voorzitter constateert dat de commissie akkoord is. Pauze De voorzitter merkt na heropening van de vergadering op dat de heer Rademaker een rondvraag had ingediend, die hem niet heeft bereikt. Hij stelt voor de heer Rademaker nu zijn vraag te laten stellen. De heer Rademaker zegt een vraag te hebben namens de SP en SLO. Er is een motie aangenomen voor kwijtschelding van lokale lasten voor ondernemers en kleine zelfstandigen. De Tweede Kamer heeft besloten dat dit per 1 april 2011 ingaat, het college stelt voor er in 2012 mee te beginnen. Hij wil weten of dit in 2011 nog invloed kan hebben. Wethouder Strijk zegt dat het college in januari al gemeld heeft dat dit eraan kwam; inmiddels is het inderdaad wetgeving. Hij stelt voor dat hij hierover overleg pleegt met BSGR en hij zal binnen een maand laten weten wanneer er een antwoord komt. 8. Financiële verordening (RV 11.0032) De voorzitter stelt voor het voorstel als hamerstuk in de raad van 19 mei aanstaande te behandelen. De commissie gaat hiermee akkoord. 9. Uitgangspunten invoering roerenderuimtebelasting De voorzitter zegt dat de commissie zich dient uit te laten over afdoening van de motie en het uiten van gevoelens rondom de acht uitgangspunten van het college. Eerst vraagt hij aandacht voor twee insprekers. De heer Kruijs maakt een vergelijking tussen woonboten en huizen, waarbij de woonboten in het nadeel blijken te zijn. Ook zijn inmiddels de woonwagens en kiosken uit de roerenderuimtebelasting (hierna: RRB) vervallen. Hij beargumenteert waarom liggelden niet vergelijkbaar zijn met erfpacht en vindt dat liggelden ook fiscaal aftrekbaar zouden moeten zijn. Daarnaast betalen woonbootbewoners veel precario over allerlei zaken waar huizenbezitters niet voor betalen en wordt er veelal zelfs dubbele precario gerekend omdat ook nutsbedrijven dat nog een keer heffen, met als reden dat die aan de gemeente moeten betalen. Hij is benieuwd wat de grondslag van de RRB wordt, omdat het alleen over de boot zelf kan gaan. Al eerder is geprobeerd een vergelijkbare belasting te gaan heffen, maar dit ketste altijd af op de hoge perceptiekosten. Hij wil weten of dit inmiddels opnieuw bekeken is. In de woonlastenvergelijking dient ook gekeken te worden naar de woonboten die zelf verantwoordelijk zijn voor de aanvoer van vuilwater naar de riolering. Woonbootbewoners hebben veel extra onderhoudskosten omdat het gemeentelijk rioleringssysteem ondeugdelijk is: er loopt afvalwater terug. Hij wijst op een vergelijking die mevrouw Van Tol heeft gemaakt tussen lokale lasten voor woningen en woonboten. Er wordt binnenhavengeld betaald van ongeveer 500 euro per jaar; dit is een belasting. Er wordt precario betaald, eveneens een belasting, maar die wordt ook geheven over Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 4 meerpalen en waterleidingen, waardoor er dubbel aangeslagen wordt. Daarbovenop komt de derde precarioaanslag van het waterleidingbedrijf. Ook de precario beloopt 500 euro per jaar. Dit betekent dat woonbootbewoners 1000 euro per jaar meer betalen, waar de RRB nog aan toegevoegd gaat worden. Als dit ongeveer het bedrag van de ozb zou worden komt er nog 400 euro per jaar bij, gebaseerd op een bootwaarde van 250.000 euro. Er is al drie keer geprobeerd deze belasting in te voeren. Er is door GroenLinks een motie ingediend om een woonlastenonderzoek uit te voeren. Steeds bleek dat de perceptiekosten te hoog waren. Het gelijkheidsbeginsel wordt met voeten getreden omdat nu de woonwagens en kiosken uit het voorstel gehaald zijn. Een speciaal probleem doet zich voor in de Haarlemmertrekvaart, waar de gemeente geen eigenaar is, maar wel onderhoud hoort te doen. Daar moet eerst nog van alles worden opgeknapt, waardoor deze geen liggelden hoeven te betalen. Er is sprake van een zeer ongelijke situatie. De voorzitter stelt commissieleden in de gelegenheid vragen te stellen. De heer Keuning vraagt of de heer Kruijs vindt dat de gemeente zou moeten compenseren omdat liggelden niet fiscaal aftrekbaar zijn en hij vraagt of er landelijk actie wordt ondernomen om deze ongelijkheid aan te kaarten. De heer Rademaker zegt dat dit de kern is: in hoeverre gaat het om belastingen? Hij wil de visie van de wethouder weten in hoeverre woonbootbewoners wel of niet iets concreet van de gemeente krijgen. De heer Hartlief vindt dat het ook over woonwagens en kiosken dient te gaan. Hij vraagt de heer Kruijs wat deze vindt van de kosten die de gemeente moet maken voor woonboten. Mevrouw Van Tol zegt dat sprake is van belastingen, omdat de Verordening binnenhavengelden dit zo noemt. Er wordt geen landelijke actie gevoerd over fiscale aftrekbaarheid: ze heeft slechts het gelijkheidsbeginsel willen benadrukken dat voor woonbootbewoners blijkbaar niet opgaat. Woonbootbewoners zijn beduidend minder goed af. De voorzitter geeft het woord aan de heer Issendonk. De heer Issendonk verwijst naar eerdere discussies over dit onderwerp, voor het laatst in 2007. De perceptiekosten bleken extreem hoog te zijn. Het is hem opgevallen dat er wonderlijke redeneringen worden gevolgd als het gaat om de waarde van woonwagens en woonarken: deze lopen zeer sterk uiteen, hetgeen geen recht doet aan het gelijkheidsbeginsel. Het is een misvatting dat woonbootbewoners geen lokale lasten betalen. Men betaalt liggelden, precario, voor afvalwater en afvalstoffenheffing en andere tarieven van de gemeente. Naast de precario van de gemeente wordt dit nogmaals in rekening gebracht door nutsbedrijven, die zeggen dat ze dit moeten betalen aan de gemeente. Daarmee betaalt de woonbootbewoner dubbel. Hij stelt voor dat er eerst goed naar dat stelsel gekeken moet worden en vervolgens moet een goede afweging gemaakt worden. Hij gaat niet zielig doen over de RRB, maar wijst op het gelijkheidsbeginsel en verzoekt de rekenmethode te vergelijken met andere gemeenten. De heer Hartlief vraagt wat de verschillen met Leiden zijn, als het om andere gemeenten gaat. De heer Issendonk noemt Amersfoort, Amsterdam en Haarlemmermeer. In Leiden zou de RRB tussen de 700 en 1000 euro per jaar zijn. In Amsterdam is het tussen 300 euro en 500 euro per jaar. De voorzitter dankt de insprekers voor hun bijdrage en stelt voor dat de commissie zich buigt over de brief met uitgangspunten van het college; hij verzoekt wethouder Strijk deze toe te lichten. Wethouder Strijk zegt dat in de raad discussie ontstond naar aanleiding van een motie, waardoor er verwarring ontstond. Vandaar dat het college voorstelt eerst ten principale over RRB te spreken, waarna het voorstel uitgewerkt zal worden. Wat de perceptiekosten betreft is gekeken naar Amsterdam, waarbij bleek dat deze tendert naar ozb, alleen in het eerste jaar zijn ze hoger vanwege de taxatiekosten. De voorzitter vraagt of het de bedoeling is uiteindelijk de tarieven gelijk te schakelen met die van de ozb. Wethouder Strijk zegt dat dit streven er is. Maar er moeten meer kosten in de vergelijking worden betrokken. Er is geen streven om de woonbootbewoners zwaarder te gaan belasten. Mevrouw Borst zegt het moeilijk te vinden een principiële discussie te voeren, als ze niet weet wat uiteindelijk beoogd wordt. De heer Rademaker zegt dat als de meerderheid ja zegt dit alleen betekent dat er een voorstel uitgewerkt gaat worden. Dan kan alsnog besloten worden het niet te doen. De heer Hartlief is van mening dat als het om rechtvaardigheid gaat de kosten en opbrengsten bekend dienen te zijn. Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 5 De heer Van Ette stelt voor de vraag anders te formuleren: zijn er principiële bezwaren tegen de invoering van RRB? Dan kan in het midden blijven of het ooit gaat gebeuren. De heer Hartlief zegt dat GroenLinks geen bezwaren heeft tegen een rechtvaardige verdeling van de lokale lasten. Als nu duidelijk is dat het nader onderzoek veel werk en energie gaat kosten, lijkt het hem handiger er helemaal niet aan te beginnen. In de brief van het college staan drie belastingen die vergelijkbaar zouden zijn, maar het valt hem op dat het college vindt dat mensen die precario betalen niets bijdragen. Gelijke tarieven betekent niet dat het eerlijker is. Het gaat om de methode van meten. En wat de perceptiekosten betreft wijst hij erop dat het slechts om 250 belastingplichtigen gaat. De heer Rademaker zegt dat hem duidelijk is geworden dat liggelden en precario geen belastingen zijn. Liggelden gaan veelal niet naar de gemeente. Hem is niet duidelijk wat woonbootbewoners terugkrijgen van de gemeente. Wat hem betreft mag de RRB er komen, maar hij wijst erop dat nu ook sprake is van dubbele precario. Als de perceptiekosten hoog zijn moet het niet ingevoerd worden. Als er vergeleken wordt met mensen in woningen, dient er ook vergeleken te worden met het tarief voor RRB in andere gemeenten. De heer Keuning zegt dat zijn fractie kan instemmen met de uitgangspunten. Hij hoort van insprekers fiscale bezwaren, maar hij vindt niet dat de gemeente dat hoeft te compenseren. Hij ziet het uitgewerkte voorstel van het college graag tegemoet. De heer Veldkamp zegt met het principe van RRB te kunnen instemmen. Bij een latere beoordeling zal het gelijkheidsbeginsel wat zijn fractie betreft leidend zijn. Mevrouw Borst vindt dat als woonbootbewoners niet gelijk bijdragen aan de algemene middelen, dit moet worden rechtgetrokken. Maar de VVD is tegen het invoeren van nieuwe belastingen. Ze noemt de vergelijking van het college interessant, maar conceptueel. Ze vindt het raar dat woonwagens niet worden meegenomen. Ze wijst erop dat er een belastingregeling wordt ingevoerd voor 250 huishoudens, hetgeen nauwelijks lonend kan zijn. Ze wil ook weten wat de perceptiekosten werkelijk zullen zijn. Ze is dus niet tegen het concept van de RRB, maar ze is het niet eens met de inhoud van het voorstel. Er zijn nog te veel vragen onbeantwoord. De heer Van Ette zegt niet principieel tegen RRB te zijn. Het is hem niet duidelijk wat met elkaar vergeleken kan worden, bijvoorbeeld precario met erfpacht. Als de kosten hoger zijn dan de opbrengsten hoeft dit voorstel van hem niet. De heer Koek zegt praktische bezwaren tegen RRB te hebben. Het betreft een belasting voor minder dan 1% van de bevolking, om de begroting met 1,5 ‰ te verhogen. In 2007 is al besloten dat de perceptiekosten te hoog zouden zijn. Hij stelt voor de ambtelijke organisatie deze exercitie te besparen. Elke uitkomst na een vergelijking zal ter discussie worden gesteld. Dit leidt voor hem tot een principieel bezwaar tegen de RRB. De heer Keuning vraagt of dit ook geldt voor het creëren van gelijkheid. De heer Koek zegt dat er te ingewikkelde wetgeving voor nodig is. De heer Keuning vindt dit een onjuist beeld: het betreft alleen een roerende variant op de OZB. De heer Schrama zegt het eens te zijn met uitgangspunt 1; hij is benieuwd naar de kosten en opbrengsten en de vergelijking tussen woningen, woonwagens en kiosken. De belasting dient zo eenvoudig mogelijk te zijn met zo’n hoog mogelijk rendement. Mevrouw Sandriman zegt dat het CDA principieel niet tegen een RRB is. De voorzitter constateert dat een meerderheid van de commissie geen principiële bezwaren heeft. De heer Hartlief zegt geen principiële bezwaren te hebben, maar het een onverstandig voorstel te vinden. Hij sluit zich aan bij D66: de wethouder hoeft het niet uit te werken. Wethouder Strijk zegt dat hem duidelijk is dat de commissie meer informatie dient te hebben om een vergelijking te kunnen maken. Het leidende principe is dat alle burgers op dezelfde manier bijdragen aan de algemene middelen. Er is een verschil tussen ozb en liggelden, maar 60% van de precario gaat inderdaad naar de algemene middelen. De heer Van Ette wijst op de draagkracht: wellicht wordt de extra RRB een probleem, terwijl er geen toeslagen of inkomensmaatregelen meegenomen kunnen worden. Wethouder Strijk zegt te willen toezeggen dat de opbrengsten fors hoger dienen te zijn dan de kosten; procentueel dient het vergelijkbaar te zijn met de ozb. Wel zijn de kosten in het begin hoger, vanwege de taxaties, maar dat neemt af. Hij wil bij de BSGR een offerte vragen als die de inning gaat doen. De heer Rademaker vraagt of het kwijtscheldingsbeleid ook zal gelden voor de RRB. Wethouder Strijk zegt dat er geen verschil is tussen de verschillende inwoners van Leiden. De heer Hartlief vindt dat naar het onderzoek in 2007 gekeken moet worden. Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 6 De heer Van Ette denkt dat een meerderheid tegen het principe is. De heer Keuning denkt dat het de wethouder vrij staat een voorstel uit te werken. De heer Rademaker zegt als mede-indiener van de motie om een gedegen overzicht te hebben gevraagd. De motie is nog niet afgedaan. Hij wacht een voorstel af. De heer Hartlief vindt dat het college niet de vrijheid heeft met een voorstel te komen: de raad wil zelf een besluit nemen gezien de motie. De voorzitter vraagt de commissieleden nogmaals aan te geven of men voor of tegen het principe van RRB is. De heer Koek is tegen. De heer Schrama is voor. De heer Keuning is voor. De heer Veldkamp is voor. De heer Van Ette is voor. De heer Rademaker is tegen. Mevrouw Borst zegt dat er eerst een onderzoek moet plaatsvinden, maar is niet principieel tegen. Mevrouw Sandriman is voor. De voorzitter concludeert dat het college kan beginnen met de uitwerking. 10. Bestemming restant reserve verkoop aandelen Nuon (collegebrief d.d. 1 maart 2011) De voorzitter zegt dat het de bedoeling is terug te koppelen uit de commissies Leefbaarheid en Bereikbaarheid en Onderwijs en Samenleving. Hij is benieuwd naar de gevoelens van de commissie Werk en Financiën. De heer Rademaker zegt niet te kunnen bedenken wat deze commissie nog aan de inhoudelijke discussie kan toevoegen. Het college komt met een voorstel en daarmee is de motie afgedaan. De heer Hartlief zegt dat nog niet naar het totale beeld is gekeken. De heer Rademaker merkt op dat met het voorstel voldaan wordt aan de coalitieafspraken. De voorzitter zegt dat dit inderdaad een jaar geleden in het beleidsakkoord is gezet. De heer Scheffer zegt dat hij een opmerking heeft over de principiële gang van zaken. Hij begrijpt niet dat er nu geld geoormerkt moet worden, terwijl de perspectiefnota nog moet komen. Daar zou deze discussie thuishoren. Bovendien is 36% van het geld nog niet beschikbaar. Het heeft alleen zin om over plannen te praten als er dekking is en andersom. Hij wil geen reserveringen maken als er geen duidelijke plannen zijn. De heer Rademaker merkt op dat het niet om kredieten gaat en dat het geld al wel deels aanwezig is. De voorzitter zegt dat het voorstel een uitvoering van de motie is. De heer Van Ette zegt dat er nu geld in potjes wordt gestopt dat er nog niet is; dat lijkt hem strijdig met wettelijke regels. De heer Rademaker benadrukt dat er slechts een voorstel is om in de toekomst met een voorstel te komen. Nu worden verhoudingen tussen de reserves voorgesteld. Het gaat juist om een nieuwe werkwijze waarbij de raad in een vroeg stadium betrokken wordt. De heer Scheffer zegt het niet eens te zijn met de verdeling 30-30-20-20. Hij is voor de fietsenstalling bij Leiden Centraal, de afvalcontainers en de groene singelroute. Mevrouw Borst vindt dat deze commissie iets dient toe te voegen. De voorzitter vindt dat deze commissie op een hoger plan naar het voorstel moet kijken. De heer Scheffer zegt dat zijn fractie de 6,3 miljoen euro voor de groene singelroute wil ophogen met het bedrag voor groen en milieu, zodat het op 9,8 miljoen euro komt. Er komen vrijvallende gelden, ten bedrage van 4,5 miljoen euro waarmee groen en milieu weer kan worden aangevuld. In totaal komt dan 11,2 miljoen euro beschikbaar voor de singelroute. De heer Rademaker vraagt naar de extra vrijvallende gelden. De heer Scheffer zegt dat 9 miljoen euro was gereserveerd voor belastingclaims; volgens de accountant valt de helft daarvan vrij. Zijn fractie gaat een amendement indienen voor de singelroute. De heer Hartlief merkt op dat de heer Scheffer put uit het duurzaamheidsfonds en de klimaatproblematiek, hetgeen hij in strijd acht met het verkiezingsprogramma van de PvdA. De heer Scheffer spreekt dit tegen. Het kan zijn dat hij later terugkomt op duurzaamheid, maar dat er niet voldoende geld is om alle wensen te vervullen. De heer Keuning vraagt wat de heer Scheffer vindt van zijn plan om de groene singel te betalen uit bereikbaarheid. Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 7 De heer Scheffer vindt dat prima, zolang de fietsenstalling niet in gevaar komt. De heer Hartlief zegt zich aan te sluiten bij de ChristenUnie omdat het om toerisme en bereikbaarheid gaat. Mevrouw Borst zegt dat er afspraken liggen in het beleidsakkoord en is blij met het collegevoorstel. De VVD zou het graag nog concreter zien en ze kondigt vijf moties aan. Helaas passen niet alle voorstellen van het college in de doelstelling Leiden, stad van ontdekkingen. Vandaar dat de VVD een zesde motie overweegt: het instellen van een Economic Development Board (EDB) die gaat adviseren over wat de beste plannen voor de stad zijn als het om de centrale doelstelling gaat. Het voorstel wordt om het EDB eenmalig te voeden met 3,5 miljoen euro, door overal 5% tot 10% te bezuinigen op de Nuonreserves. De heer Rademaker is het niet met dit voorstel eens: het Bio Science Park is al de grote multiplier als het gaat om Leiden, kennisstad. De heer Keuning vindt het een overbodig nieuw orgaan. De heer Koek vindt het vreemd dat een nieuwe structurele club incidenteel geld krijgt. Mevrouw Borst zegt dat het EDB zichzelf gaat terugverdienen waarmee het structureel wordt. De heer Koek vraagt of het in overeenstemming is met het beleidsakkoord om overal 10% af te halen. Mevrouw Borst zegt dat dit niet het geval is. Maar omdat het beleidsakkoord ook niet letterlijk wordt uitgevoerd als het gaat om de centrale doelstelling, is dit een poging het beleidsakkoord beter na te leven. De heer Gubbens zegt dat het juist de VVD was die vragen had over de diverse organisaties die de marketing van Leiden doen en elkaar overlappen. Mevrouw Borst zegt dat er daarover nog geen conclusies getrokken zijn. Het EDB gaat alleen maar adviseren waaraan de gemeente geld gaat uitgeven om de beste resultaten te halen voor de stad. De heer Keuning vindt het een moeilijk voorstel van het college, omdat zijn fractie niet voor reserveringen is. Maar hij begrijpt dat het college de motie moet uitvoeren. Nu komt de VVD met een plan om miljoenen te gaan uitgeven. De heer Koek zegt dat de bedoeling van de motie was transparantie aan te brengen. Er was geen overzicht per potje en daarom is voorgesteld aparte reserves te maken. Het college is nu zelfs een stap verder gegaan dan de motie vroeg. Hij ziet het slechts als voornemens; alle onttrekkingen verlopen via de raad en uitsluitend als de raad daartoe besluit; hij verzoekt deze aanvulling in het voorstel te verwerken. De heer Rademaker merkt op dat is afgesproken dat het college alleen voorzieningen mag gebruiken en geen reserves, zonder toestemming van de raad. De heer Van Ette vraagt of het college meer ruimte krijgt om zelfstandig uitgaven te doen, zodat sprake is van impliciete besluitvorming. De heer Koek antwoordt dat dit niet het geval is. Het geld is er wel en het college noemt dit kasritme. Mocht een bedrag er niet op tijd zijn, dan verwacht hij dit terug te zien in de risicoparagraaf. De heer Hartlief zegt in zijn algemeenheid te vinden dat er te weinig geld naar groen vervoer, klimaat en zwakkeren in de samenleving gaat. Van de 98,5 miljoen euro gaat er 40,4 miljoen euro naar de auto, 4 miljoen euro naar de fiets en nul naar het OV. De heer Koek wijst naar de keuze voor een Ringweg Oost waar GroenLinks in de vorige periode mee heeft ingestemd. De heer Hartlief zegt dat het nu om de verdeling gaat. De Ringweg Oost is gepland toen de RGL nog door de binnenstad ging. Nu dat veranderd is, stelt hij voor die 25 miljoen euro voor fiets en OV te bestemmen. Hij zal hiertoe met een voorstel komen. Er dient evenwicht te zijn tussen de verschillende vormen van vervoer. Bij die 40 miljoen euro voor auto’s gaat er maar 3,5 miljoen euro naar klimaatmaatregelen. Dat is weinig coherent en er moet meer geld naar duurzame energie. Mevrouw Borst vraagt of de heer Hartlief wel vindt dat het oplossen van files bijdraagt aan een beter milieu. De heer Hartlief zegt dat het beter is om in te zetten op verbetering van het OV. Als er bezuinigd wordt, wordt altijd naar de zwakkeren gekeken. Nu er wat te besteden is, komt er geen zwakkere in de samenleving in het voorstel voor. Daarom zal GroenLinks ook op dit onderwerp met een voorstel komen. Er komt dus een totaal tegenvoorstel om die 98 miljoen euro anders te investeren. Mevrouw Sandriman steunt het voorstel. Wel is meer nodig voor maatschappelijke voorzieningen. Het CDA wil voorstellen van de binnenstad een beter uitgaansgebied te maken. De heer Rademaker geeft het presidium mee voortaan een beter behandelvoorstel te doen. Hij vindt de hele discussie tijdverspilling. Wat hem betreft is de motie afgedaan. Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 8 De voorzitter stelt voor de wethouder om een reactie te vragen. Wethouder Strijk was prettig verrast door de discussies in de beide inhoudelijke commissies. Als er concrete plannen zijn komt het college terug bij de raad; het college doet alleen verevening. Het college stond weliswaar te trappelen, maar sommige dingen kunnen pas in 2015. Bij de perspectiefnota komt er een voorstel voor fasering in de tijd. Hij ziet maar een heel klein risico dat er niet uitbetaald wordt: de Zweedse staat staat garant. Hij wijst de VVD erop dat een van de moties, Lammenschansplein, ontwikkeld zal worden binnen de RijnlandRoute en door de provincie betaald zal worden. Hij concludeert dat het collegevoorstel past binnen het akkoord en dat de kaders vastliggen. Hij noemt het voorstel van GroenLinks interessant, maar geredeneerd vanuit andere politieke denkbeelden. Het grootste deel van de Nuonreserve is bestemd voor exploitatie, dus meer dan de helft wordt gebruikt om rente van te trekken. De voorzitter vraagt de heer Koek of zijn motie is afgedaan. De heer Koek antwoordt dat zijn verwachtingen overtroffen zijn. De commissie is eveneens van mening dat de motie is afgedaan. De voorzitter zegt dat het behandelvoorstel beter had gekund. Hij dankt eenieder voor de inbreng. Einde vergadering: 23.35 uur Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 9 Lijst van toezeggingen d.d. 29 april 2011 1. Driemaandelijks met voortgangsrapportages komen inzake Servicepunt71. (Wethouder Van Gelder) 2. Processen rondom huisvesting ambtenaren zodanig stroomlijnen dat zich geen verrassingen (bijvoorbeeld over klimaatbeheersing) meer kunnen voordoen. (Wethouder Van Gelder) 3. Met BSGR overleggen of ontheffing van lokale lasten voor ondernemers en kleine zelfstandigen al in 2011 ingevoerd kan worden. (Wethouder Strijk) 4. Opbrengst van RRB dient procentueel gelijk te zijn aan ozb. (Wethouder Strijk) Commissie Werk en Financiën d.d. 28 april 2011 10