SOCIOLOGIE 5-9-2014 19:18:00 SOCIOLOGIE Notities Sociologie 2011-2012 e 1 semester INHOUD INHOUD 2 HOOFDSTUK 2 WAARMEE ZIJN SOCIOLOGEN BEZIG? 4 POSITIVISME 6 VERSTEHENDE WETENSCHAP – MAX WEBER (!!) 6 MACRO EN MICRO DIMENSIE 8 PARADIGMA’S: EERSTE KIJK 8 WEBER 8 GEORGE MEAD 9 SYMBOLIEK 10 ETNOMETHODOLOGIE – HAROLD GARFINKEL 11 WAT IS DE ESSENTIE VAN DEZE BENADERING? 11 PERSPECTIEF 2: RUILRELATIES 11 PERSPECTIEF 3: STRUCTUREEL FUNCTIONALISME 11 EMILE DURKHEIM (DE VOORVADER) 11 TALCOTT PARSONS 12 STRUCTUREEL FUNCTIONALISME (VERVOLG) 13 PERSPECTIEF 4: HET CONFLICT SOCIOLOGISCH PARADIGMA (KARL MARX) 14 ORGANISATIE 16 DE BUREAUCRATIE 16 DE VERWORDING VAN ORGANISATIES EN OVER BUREAUCRATISERING 16 DE VERWORDING VAN ORGANISATIES EN OVER BUREAUCRATISERING 17 CULTUUR EN ORGANISATIE 19 H9: KIEZEN TUSSEN DURKHEIM, WEBER EN MARX? -- VERSCHILLENDE BENADERINGEN SOCIALE STRATIFICATIE 20 GEORGANISEERDE VORMEN VAN ONGELIJKHEID 22 CONFLICTSOCIOLOGIE 25 KARL MARX 25 WEBER 25 H10 DRIE HEDENDAAGSE BENADERINGEN VAN DE SOCIALE STRATIFICATIE 26 BOURDIEU (1930-2002) 26 MATTHEÜSEFFECT 27 H11: HET ZIJN ALTIJD DIEZELFDEN DIE ‘WINNEN’ 29 H12: STROMEND WATER LIJKT HETZELFDE, MAAR IS NOOIT HETZELFDE 32 SAMENLEVING: STABILITEIT ÉN VERANDERING 32 EXAMEN 35 3 HOOFDSTUK 2 WAARMEE ZIJN SOCIOLOGEN BEZIG? Christenen krijgen graag laatste sacramenten bij een bijna-sterfte. Moslims willen binnen 24u begraven worden. Kijk op leven en dood hangt vaak af van de sociologische afkomst vb; religie. Hoe gaan we hiermee om? (tradities leven/dood) (Antropologie) Wat is nog waardig leven? Tegenwoordig verkiest men te sterven aan de technologische machines die mensen langer in leven kunnen houden. Leven we misschien te lang? Vandaag wacht de jongere generatie vaker op de laatste adem. (erfenis) Mensen sterven vandaag ook anoniemer dan vroeger. Begraafplaatsen: vandaag zien we zelfs klassenverschil terug op de begraafplaats. (marmeren grafstenen) De sociale verschillen tussen mensen. Dit heeft te maken met de maatschappelijke achtergrond. (waar sociologen graag naar kijken) Psychologie vertrekt eerder vanuit de individu. (emoties, gevoelens, ..) Hebben economen hier iets mee te maken? Jazeker: houtindustrie (kisten), dure marmer stenen verkopen. (uitvaartproducten verkopen) Crematoriums maken ook omzet uit hun activiteit. Zij kijken eerder naar de diensten en producten die ze kunnen aanbieden. Dienstvooruitzichten: groot, want er is een grote vergrijzing meer inkomsten. Filosofen: zin van het leven. Wat is het doel van leven? Wat is de zin van een terminale kankerpatiënten? Palliatieve hulp verschaffen? Antropologie gaat over de ontwikkeling van culturen? Psychologie gaat over de ontwikkeling van een persoon. Sociologie: how people act in group situations. Fenomenen binnen een maatschappij. Hoe functioneert een samenleving? Hoe ga je om met bepaalde fenomenen. (vb. Allerzielen: op 2 november naar het kerkhof gaan om de doden te herdenken, de rest van het jaar is dit minder belangrijk) Referentiekader: Sommige dingen vinden we vanzelfsprekend. Vb. Als ik een Academisch diploma heb, zal ik een hoog inkomen verwerven. Type informatie: vb. Het nieuws van VRT en VTM is verschillend van inhoud. Sociale herkomst: kan uw beslissingen bepalen. Wij zijn dus een sociaal product. Vandaar hebben we nood aan referentiekaders. Ervaring wetenschappelijke kennis. “If people define situations as real, they become real in their consequences.” (Thomas) (zie ppt) We zitten met stereotiepe beelden over mannenrollen en vrouwenrollen. (zie ervaring in ppt over ongeluk vader dood, jongen gewond, moeder is chirurg) Chirurg is over het algemeen een mannenberoep. Door deze stereotypen maken we de realiteit niet volledig mee. Het belang van een academici: Is dit wel zo? Kritische Reflectie? Zijn de dingen wel onderbouwd? Wetenschap probeert zo getrouw mogelijk de realiteit in kaart te brengen. Arbeidssociologie: 1 aspect van het dagelijkse leven. - hoe is arbeid georganiseerd? (arbeidsorganisaties: lopende bandsysteem, hamburgertent, gereguleerd, teamwork,…) - arbeidsmarkt (vraag en aanbod, wie haalt snel een job, wie heeft veel zekerheid en wie niet?) hypotheses maken vb. hypothese: hoe hoger geschoold, hoe lager het werkloosheidsrisico zit theorie achter. (human capital theory: studie, ervaring = investering op langer termijn: return on investment) - Arbeidsverhoudingen (vakbonden en management) Typisch stereotiep: “Mensen die werkloos zijn en blijven is het hun eigen fout.” Neen Meer werkloosheid is het gevolg van hoe lager geschoold, hoe meer kans op werkloosheid.(vroeger was het mannen waren sterker dan de vrouwen op de arbeidsmarkt; ouder hebben het moeilijker dan jongeren, ..) Er zijn meerdere gevolgen waardoor mensen werkloos blijven. Dit moet doorprikt worden. We moeten vragen stellen naar de variabelen om de (hoge/lage) werkloosheid te bepalen.= kritische reflectie: hoe verklaren? Wetenschap is langs de ene kant theorie. Vakbonden hebben in België een veel groter werkgebied en daarom hebben we ook meer aandeel (51-53%). Biedt betere service dan in de buurlanden. (vb werkloosheidpremie) De vakbond heeft zich zo in onze maatschappij genesteld (Gentsysteem). = Voorbeeld van een maatschappelijk fenomeen. Deductie: dingen afleiden van een theorie. Er is een verband. (vb. Hoe meer human capital, hoe meer en beter je werk zal vinden) hypotheses maken. Inductief: vertrekken vanuit de eigen waarneming (observaties) en dit in een theorie vertalen. aantonen of er variabelen/kenmerken zijn. 5 SPSS: Statisch pakket van sociale wetenschappen. Wetenschap is leren van verbanden tussen afhankelijke variabelen. Leren denken tussen oorzaken en gevolgen. Auguste Compte: “als ik iets kan voorspellen, kan ik dat ook besturen”. Positivisme => zijn er rechtmatigheden die samenlevingen aanstuurt? Vroeger steunde de samenleving (Griekse) op mythes. Vb: bliksem is het gevolg van een godenstrijd. (Theologische samenleving) Metafysische samenleving: een door God geordende samenleving. God bepaald wat mag en niet mag en wat moet. Een bepaalde godsdienst kan hier dominant zijn in een samenleving. In Vlaanderen vb. Was de kerk heel sturend in onze samenleving. De secularisering = in Vlaanderen was de kerk centraal (de kerken staan nog steeds in elke gemeenten), maar de kerk is in het dagelijkse leven veel minder sturend geworden. Want wij leven in een moderne maatschappij, waar wetenschap waarheid is geworden. In een moderne samenleving willen we zien wat oorzaak en gevolg is. Vb HIV: kerk zegt: is gevolg van zonde. Wetenschap zegt: komt vaker voor in homoseksuele omgevingen. Academici zijn altijd kritisch reflectief, zomaar uitspraken worden niet aanvaard. Ze moeten wetenschappelijk onderbouwd zijn, en bevestigd. Zij aanvaarden geen common sense. Verstehende wetenschap – Max Weber (!!) Men moet proberen te begrijpen waarom mensen dingen wel of niet doen. Je kan regelmatigheden en sociaal handelen waarnemen en in cijfers vertalen, maar je moet ook begrijpen wat de zin is van mensen. (interpretatieve sociologie) Men gaat op zoek naar de zingeving. Wat beweegt mensen om in een sociale situaties dingen wel of niet te doen. Wat zijn de doelstellingen van mensen? (dit begrijpen, of proberen) ! Sociologen zijn ook maar mensen. Wetenschappers moeten leren afstand te houden van hun object. Data hebben altijd gelijk. ‘Het maatschappelijke stuurt je leven, je arbeid, …’ 6 • De wetenschap van het “sociale” Sociologi dat gedrag van mensen ‘stuurt’. e Object Wetenschap • ‘Samenlevingsverbanden’ • Wat zijn de oorzaken / gevolgen van sociale verbondenheid? • Hoe kan men begrip / ‘greep’ krijgen op het maatschappelijke? (‘orde’ en ‘conflict’) • Wisselwerking theorie en empirie • ‘Verstehen’ of positivisme? Paradigma? Wat is de grootste theorie en hoe maak ik die onderzoekbaar. Perspectieven om naar de realiteit te kijken. 7 SOCIOLOGIE 5-9-2014 19:18:00 MACRO EN MICRO DIMENSIE CONFLICT OF CONSENSUS De staat = law and order Het staatsapparaat (politie) zal evenwicht en stabiliteit eisen. Conflict en consensus hangen samen in een maatschappij. Welvaartstaat= hoe wordt het georganiseerd (liberale benadering; meer vrijheid aan de mensen), in welke maten gaan we dingen collectief organiseren dwz dat de rijken meer solidariteit tonen en in welke mate zullen de armen die solidariteit krijgen. Solidariteit conflict 4 grote stromingen (brillen) We kijken allemaal naar de zelfde samenleving, maar afhankelijk van het perspectief gaan we meer kijken naar een bepaalde ‘bril’. (zie ppt) Paradigma’s: eerste kijk Waarom? (geloofs)overtuiging Motief handelen Zingeving - - Weber o Sociaal handelen o Kapitalisme Mead o Sociale interactie o “Mind, Self and Society” Weber Je kan maar de zin van het handelen van mensen begrijpen als je de context kent van deze mensen. Wat is waarneembaar, en wat is de betekenis die we daar moeten aan geven? Ik kan dingen pas begrijpen ‘verstehen’ als ik het kan plaatsen in een zingevingskader. Er is een verband, zegt Weber, tussen de zingeving die mensen hebben en de manier van economie, die we de kapitalistische economie noemen. Historisch gezien: pracht en praal van Chinese periodes, maar toch heeft die cultuur niet geresulteerd in een performante economie. We zien dat er bepaalde (Duitse, Nederlandse) regio’s hadden in Europa die wél goeie Economie hadden. (protestantse volkeren) Calvinisme en predestinatieleer. Je moet proberen wereldlijk de schepping van God te versterken = actiegericht te zijn. Je moet dus proberen optimaal de schepping te volmaken (presteren!). Waarom? Je moet hard werken en winst maken, maar je mag die winst niet opsouperen, je moet spaarzaam zijn. (=calvinistische) Waarom sparen? Dan zou je in de hemel geraken, maar dat wist men niet zeker. Dus: predestinatieleer. Het is allemaal al lang bepaald wie er wel en niet in de hemel komt. God heeft het allemaal al beslist. Dus men wilde de hemel op aarde hebben en hier reeds ‘feestjes’ hebben. Men zocht naar indicatoren => als je succes hebt in zaken en winst maakt, deze winst opnieuw investeren om nieuwe groei mogelijk te maken en nieuwe winst te maken (rationale van kapitalistische economie). Katholicisme, waar men meer aan beschouwing deed. Men had een eigen interpretatie gecreëerd van het geloof. In onze huidige maatschappij heeft arbeid nog steeds een belangrijke functie. Maar wat is de maatschappelijke functie van arbeid? - Het is een belangrijk mechanisme om inkomen te verdelen. - Om maatschappelijke status te verwerven (positie in arbeidsmarkt) - Een job is vandaag iets waardoor we sociale contacten krijgen - Geeft zin, realisering, zelfontplooiing - Ervaring, waardoor je jezelf kan versterken – werken aan je perspectief, je (loopbaan)toekomst - Het geeft structuur aan je tijd, je leven Arbeid is een heel belangrijk iets in ons huidige leven. (!) Zingeving? Weber zegt dat er een relatie is tussen het geloof van mensen (zie protestantse regio’s waar eerste economische handelsactiviteiten ontwikkeld zijn) en zijn maatschappij. De mens is geroepen om hard te werken en kapitaal te verwerven vanuit de gedachte dat arbeid een religieus, ascetisch karakter heeft. = verband tussen overtuiging van mensen en anderzijds het kapitalisme als economisch systeem. George Mead Mind, Self and Society men wordt door z’n maatschappij beïnvloedt, we zijn ‘social beings’. ‘Signifiant other’= Belangrijke personen in je leven. Bijvoorbeeld je ouders, je ‘peers’ waar men je leeftijdgenoten mee bedoeld. 9 De rol die u gegeven werd door de maatschappij heeft gedragsverwachtingen, wordt beïnvloed wat impact heeft op hoe ik denk hoe ik mij moet gedragen. Mijn maatschappelijk handelen, mijn gedrag zal bepaald wordt door mijn sociale omgeving. Door te denken wat men van mij verwacht. (spiegel) Hoe kijkt iemand anders naar mij ‘looking glass self’. Je probeert je in te leven in je prof, je ouders waardoor je weet wat er van jou verwacht wordt. We zijn voortdurend een ‘society ias conversation’. We gaan voortdurend beantwoorden aan het beeld dat de maatschappij verwacht van ons. ‘I am not what I think I am’ nee je sociale omgeving bepaald wie je bent. Vb Student van UA. ‘I am not what you think I am’ ‘I am what you think I am’. Gothic Experiment: Er was eens een bescheiden meisje, ze geloofde niet in zichzelf, was introvert. Ze voelde zich niet ‘dé madam van haar jaar’. De prof sociologie had een aantal jongens uitgepikt om dit meisje zich beter te laten voelen tijdens de TD. (trakteren complimenteren, ..) op het einde van de TD was het meisje ervan overtuigd dat het meisje tof was, begeerd was, … Zoals mensen ons definiëren, zo gaan we er ook naar handelen. Dit doen we elke dag: elkaar herdefiniëren. Hier zijn symbolen belangrijk. Symboliek “Als jij begrijpt wat ik bedoel, dan verstaan we elkaar” (hand schudden, duim opsteken,..) Waarom bestaat er een symboliek? Als we dezelfde betekenis geven aan de dingen die we doen, dan verstaan we elkaar. Als we dus dezelfde zingeving hebben gaat alles goed, zoniet hebben we een probleem. symbolisch interactionisme (belangrijk in internationale handel, om deze symbolen te begrijpen!) Corporate logo is meer dan een symbool, het is een symbool van de manier waarop de organisatie wil gezien worden. Vb symbool van UA: universiteit aan de stroom. Symbolen zijn dus belangrijk. Het logo van Dexia is besmet, door de slechte gebeurtenissen afgelopen jaren. Ze zullen misschien in de toekomst een nieuw symbool nodig hebben. - Mensen handelen ten aanzien van ‘objecten/subjecten’ op basis van de betekenis die zij daaraan toedichten. - Die betekenis is afgeleid of ontstaat binnen sociale interacties (de sociale samen- handeling) - Iets krijgt maar betekenis in het interactieproces - Betekenissen sturen het gedrag ten aanzien van bepaalde sociale situaties, actoren … Binnen een specifieke culturele contex. Hoe men kijkt naar ervaringen en de maatschappij is afhankelijk van onze opvattingen en definities van de werkelijkheid. 10 Etnomethodologie – Harold Garfinkel Etno: inleving/Begrijpen Wat zijn de strategieën die mensen hebben om bedoelingen en betekenis kenbaar te maken, dit vooral in gesprekken en omgang met mensen. Hoe kunnen ze een gedeelde sociale ordening scheppen als ze dezelfde symboliek delen, als ze dezelfde tradities hanteren. = morele orde. (wat wel/niet wordt verwacht) Wat is de essentie van deze benadering? - Welke zijn de sociaal-culturele voorwaarden waaronder een bepaalde betekenis of zingeving tot stand komt? - Sociale orde komt tot stand doordat we gemeenschappelijke betekenissen hebben (feestdagen) - Het begrijpen van betekenissen (gedrag van anderen) - Sociale ervaringen worden bepaald door collectieve voorstellen, ideeën, overtuigingen, motieven, zingevingen, … (tradities, 1november) Perspectief 2: Ruilrelaties Mensen doen maar dingen wanneer ze er elk profijt bij hebben. (ruil) We reduceren het samenleven tot een ruilrelatie. Mensen zijn gedreven door hun eigenbelang. Vb. 11.11.11 steunen is puur egoïsme: je sust je geweten. We denken dat alles zo rationeel is. Waarom ga ik een relatie wel of niet aan, waarom stoppen we een relatie als ze vb. Teveel knelt? Verschil tussen economische en sociale relatie. Als ik op een bedrijf niet voldoende kan doorgroeien (…) ga ik op zoek naar een ander bedrijf. Werkgevers/werknemers hebben een (ruil) contract. Dit gebeurt ook psychologisch. Je verwacht als (jonge) medewerker dat je op opleiding mag gaan, dat je kansen krijgt om promotie te maken om te kunnen doorgroeien en meer ervaring te kunnen opdoen. Maar de werkgever verwacht op zijn beurt loyaliteit, prestaties, … wederzijdse verwachtingen (ruil) Perspectief 3: Structureel functionalisme Emile durkheim (de voorvader) De samenleving, daar gaan we vanuit dat het een gegeven is. We passen ons aan om hierin te kunnen passen. 11 Organisme: We vergelijken de mens met een maatschappij. Als één van die onderdelen wegvalt, dan valt de maatschappij uit elkaar. Elk orgaan heeft een eigen functie dat bedraagt om het hele lichaam te laten functioneren. Vraagstuk functionalisme: Hoe ervoor zorgen dat conflicten opgelost geraken en de maatschappij niet ondermijnt geraakt? Wat zorgt voor orde/consensus in de maatschappij? Talcott Parsons “Des Faits Sociaux” Sociologie beperkt zich tot de verzameling en ordening van harde, éénduidige, niet ter discussie staande ‘sociale feiten’, die het maatschappelijke leven op diverse niveaus typeren. De maatschappij heeft dus een aantal instituties die hun rol vervullen. - Onderwijs - Gerechtelijk apparaat (sancties) - … Diversen waarbij bij ons bijvoorbeeld de idee van een ‘rechtsstaat’ ontstaat. Met instituties die ervoor zorgen dat we een duidelijke samenleving verkrijgen met orde en stabiliteit. Minstens 4 instituties (parsons) Alle delen werken om ervoor te zorgen dat we morgen nog maatschappij zijn. Dat de rechtspraak ons op het rechte pad houden. Dat we voldoende economische groei hebben om welvaart te behouden. Maar ook dat er integratie is, dat mensen gemeenschap voeren en solidariteitsgevoel hebben. Politiek: beleid ontwikkelen voor de toekomst, hoe de maatschappij organiseren? Hoe de verzorgingsstaat betaalbaar houden? (goals) Systemen die stabiliteit stimuleren. = AGIL schema EXTERN INTERN MIDDELEN DOELEN Aanpassing (A) Doelbereik (G) Economie (geld) Politiek (macht) Patroonshandhaving (L) Integratie (I) Verwantschap Cultuur (invloed) (betrokkenheid) 12 SOCIOLOGIE EXTERN INTERN 5-9-2014 19:18:00 MIDDELEN DOELEN Aanpassing (A) Doelbereik (G) Economie (geld) Politiek (macht) Patroonshandhaving (L) Integratie (I) Verwantschap Cultuur (invloed) (betrokkenheid) Sociale cohesie (solidariteit) De samenleving (macro) Instrumentele functionele vereisten - Expressieve functionele vereisten Subsystemen bestaan uit instituties Instituties bestaan uit ‘rollensets’ Rollen worden bepaald door normen (zie ppt) Gezinnen - evolutie 1. De economische functie is geërodeerd naar een aparte identiteit. (scheiding werk-gezin, voorheen werkten gezinnen samen als economische entiteit) 2. Kinderen nemen geen ouders meer in huis. (geen drietrapsgezin) 3. Voeden we nog kinderen op? meer outsourcing 4. Gezelschapsspelen TV kijken Structureel functionalisme (vervolg) FUNCTIONEEL MANIFEST LATENT (bedoelde gevolgen van (niet bedoelde gevolgen van interacties) interacties) Bedoelde bijdrage stabiliteit Onbedoelde bijdrage stabiliteit DISFUNCTIONEEL Bedoelde destabilisering Onbedoelde destabilisering - Subsystemen moeten niet altijd bijdragen tot het in stand houden van het systeem. Zij kunnen disfunctioneel zijn. (criminaliteit vs goede gezondheidszorg) - Is armoede functioneel voor de maatschappij? Ja: o (M) ‘rotte’ jobs vullen o (L) onderzoek naar armoede (jobs) o (L) sociale assistenten (werkgelegenheid sociale sector) Neen: o (L) kloven = spanningen o (M) slechte gezondheid o (L) bedreigend voor sociale weefsel De Samenleving wordt maar begrepen als gekeken wordt naar die elementen die bijdragen aan het geheel, om sociale cohesie te realiseren. DE WIJSHEID VAN DE SOCIOLOGIE Conflicten komen voor, maar zijn opnieuw een tussenstapje om de samenleving weer stabiel te maken. Hoe komen we tot ‘law and order’? verandering = accident de parcours. Perspectief 4: Het conflict sociologisch paradigma (Karl Marx) Hij heeft én als econoom, socioloog, filosoof een bepaalde toenmalige situatie proberen te verklaren. (naamgeven) - uitbuiting - mensen zomaar ontslaan - uurroosters aanpassen - kinderarbeid periode van K. Marx * Spanningen: essentie is dat conflict eigen is aan elk samenlevingsverband. Er zijn tegenstellingen tussen mensen. Hoe lang blijft het volk spanningen tolereren? * Er is sociale ongelijkheid (arm – rijk) Conflict is niet negatief, door conflict zal er verandering plaatsvinden. (motor sociale samenleving) 14 Focus De "dominante" (elites) en de misverdeelde groepen van een samenleving Conflict, spanningen, tegenstellingen, dominantie, elites en sociale ongelijkheid Naast Marx ook andere sociologen (zie ppt p 33) Een conflict kan de ‘groep’ waartoe je behoort versterken. (wij versus zij) C. Wright Mills (1916-1962) “The power Elite” Stelling: de VS wordt niet geleidt door gekozen besluitvormers, maar door drie massieve bureaucratische organisaties: - die van de grote ondernemingen - van het leger - en van de federale administratie. Karl Marx (ppt p 35) - Historisch materialisme Het belangrijkste subsysteem is economie? Maatschappij klassenstructuur essentie maatschappij - Arbeid is de eerste ‘historische’ daad - Klassenstrijd als focus (kritiek op kapitalisme) - Maatschappij: onder- en bovenbouw “De sociale verhoudingen tussen mensen zijn de reproductie van - arbeidersklasse, armoede en sociale uitsluiting - Bestaande sociale orde - Zichzelf als ‘mens’ (wel vervreemding)” Om de maatschappij te structureren kijkt hij dus naar de materiële omstandigheid. Als er spanningen zijn, ontstaan er conflicten en klassenstrijden. 15 SOCIOLOGIE 5-9-2014 19:18:00 Organisatie De bureaucratie Volgens Weber de oplossing om grootschalige activiteiten te doen. ‘professionele bureaucratie’ Continuïteit is er zonder ‘aanziens des persoons. Als er iemand wegvalt, wordt de positie gewoon vervangen. = rationeel denken Exogeen Centralisatie van de markt nood @ een Staatsapparaat, Dé administratie is georganiseerd op basis van de principes van de bureaucratie. (vb. auto assemblage bedrijf, er is in detail voorgeschreven: job description) Het systeem moet de organisatie doen draaien. Men zoekt naar disciplineringsmechanisme om mensen de dingen te laten doen, die ze moeten doen. arbeidsethos: calvinisme (werken móet) Intrinsiek Een blauwdruk om het werk duidelijk te omschrijven. Eenheid van werking en minder wrijvingen. Bureaucracy’s darkest hour: Killing 20 million people in the Holocaust. = Zwarte voorbeeld van bureaucratie. = Zeer rationeel, toppunt, voorspelbaar, aanzien des persoons, planmatig De verwording van organisaties en over bureaucratisering De ‘Ijzeren wet van Robert Michels (meer macht aan een kleine groep) Vb. Agalef (groen!) – politieke partij zonder voorzitter, met basisdemocratie. Net zoals de vakbond. Iedereen moet mee bespreken. Toch: hebben ze vandaag een voorzitter. Waarom? afspraken maken, snel en accuraat, op democratische manier. Mensen hebben nood aan een leider. Men wil zich ook erkennen in een leider belang van goede redenaar. Er komt dus een onvermijdelijke oligarchisering: een kleine groep die de besluitvorming/ macht naar zich toe brengt. (dominante elite) Noodzaak om efficiënt en effectief (centraal) te sturen Massapsychologisch effect. Incompetente massa. Nood aan leider Behoefte om zich te herkennen in een ‘leiding’ (redenaarstalent) De verwording van organisaties en over bureaucratisering ‘Bureaucratische persoonlijkheid’ past de regels zeer formeel en correct toe Klantgericht werken wordt daardoor moeilijk vb. politie Organisatiekenmerken Wie doet wat? Hoe gaan we dat coördineren, afstemmen op elkaar organisatie, design is nodig! Configuratie Cultuur Complexiteit Coördinatie Formalisatie (De)centralisa tie Communicatie (de)concentra tie HRM (zie ppt) 17 vb. Arbeidsreglement geformaliseerd wat te doen bij ziekte? Wanneer gebeurt de uitbetaling van salarissen? … vb. marketing (externe communicatie): geboorte van olifantje in zoo A’pen HRM: later uitwerken, ‘Hoger Rendement met Mensen’ (de) centralisatie: Gebeuren dingen centraal in de organisatie, lokaal? wie doet de besluitvorming, wie doet wat waar? Coördinatie: afstemming. Kan via cultuur: dezelfde dingen belangrijk vinden. Direct control. Controle op basis van skills. Als mensen een bepaalde expertise hebben moet men op basis daarvan functioneren. Cultuur: waarde en opvattingen, normen die de samenwerking legitimeert, zowel intern als met extern. Type van organisaties op basis van de relatie tussen variabelen zoals flexibiliteit en bestuurbaarheid. Het vermogen van een organisatie om te reageren of te anticiperen op wisselende en veranderende eisen die door de (externe) omgeving worden gesteld. Hoe evolueren wij? Rapid Complexity = alles verandert heel snel in onze samenleving. Vb. ICT sector Vroeger waren bedrijven veel minder flexibel dan tegenwoordig. Er zijn geen homogene groepen meer, dus we moeten leren ons flexibel op te stellen. Bedrijven: muren zijn niet meer volledig gebouwd, ze doen enkel nog die dingen/processen waar ze goed in zijn, of die het goedkoopst zijn. Een aantal activiteiten worden vaak geoutsourcet (zie Opel) Off shoring= verplaatsen naar het buitenland: - Brazillië - Rusland - Indië (software) - China Nieuwe groeier: Indonesië (lage loonlanden dus) Keten van ‘suppliers’: vb. unief: heel wat van de schoonmaak wordt door een ander bedrijf gedaan. Kliniek: catering gebeurt door een extern bedrijf. Men spreekt dus van samenwerkingsrelaties in een netwerk. Netwerkorganisatie: = kern van waaruit alles gestuurd wordt, contractueel worden andere bedrijven betrokken. Vb. Ikea. – productie gebeurt trouwens niet in Zweden, ze worden in lage loonlanden gemaakt, aangeleverd en dispatched. ‘Franchising’: winkel open van vb. Benetton, je bent eigenaar van de winkel, niet van het merk. vb. Al Qaida: CEO is vermoord, maar toch slagen ze er nog steeds in om wereldwijd te functioneren. = netwerk Matrix organisatie zie 2e semester (geen examenleerstof) 18 “Hawthorne-effect” = aandacht voor de mens is cruciaal om mensen gedreven te krijgen. Men zoekt altijd oplossingen om efficiënter te kunnen werken en meer te optimaliseren. Op zoek naar fysieke variabelen die verklaren waarom mensen harder/ minder hard werken. Vb. meer licht meer productie ‘Employee Engagement’ ---- Elton Mayo (1880-1949) ‘ het schouderklopje’ Aandacht voor de menselijke component. meer productie Cultuur en organisatie Wat is de software in je hoofd van wat er moet, mag en zeker niet mag. = waarde, normen, opvattingen. Cultuur= ajuin/ ui-model Waarden rituelen helden symbolen Waarden Rituelen: vb. onderzoek in de unief Helden: wordt naar uitgekeken en zijn de uitwerking van een cultuur. Symbolen: bovenste verdiepingen is het topmanagement, dresscode, Het is makkelijker om de symbolen te veranderen, dan de waarden te veranderen in een organisatie. (waarden zit in de kern van de ajuin) Probleem: kloof tussen guiding beliefs en floor beliefs. je moet werken aan de organisatie cultuur en mensen aanwerven die passen in je cultuur. Typologie: Griekse Goden (ppt 16) Vb. Cultuur meten bij Rijkswacht en politie: Organisational Climat Inventory op basis van 12 Schalen meten wat typisch is voor org. A en B. Samenvatting: p 18 EXAMEN: boek lezen, slides overlezen. Geen data en definities kennen. Belangrijk is inzicht in de materie en zelf voorbeelden kunnen geven. 19 H9: Kiezen tussen Durkheim, Weber en Marx? -- Verschillende benaderingen sociale stratificatie Een belangrijk aandachtspunt voor een socioloog is het begrip ‘sociale ongelijkheid’ sociale fenomenen begrijpen en verklaren. Titanic: sociale ongelijkheid = een kenmerk Boot voor de eerste keer van Europa naar Amerika. Onderste slaapplaatsen waren het goedkoopst, naar boven toe was het duurder en duurder. Zelfs op de trein zie je het verschil: klasse 1 en klasse 2 Belang: recent voorbeeld Wat een kind om financiële middelen zal missen.. (staat op BB) - geen nieuwe kledij - geen 3 maaltijden per dag - geen dagelijkse maaltijd met vlees/vis - geen speelgoed voor buiten - geel lid van sportclub/vereniging - nodigt geen vriendjes uit - heeft geen geschikte plaats om te studeren - neemt niet deel aan betaalde schoolactiviteiten, …. 1/5 kinderen leeft vandaag onder de armoede grens… (België/Nederland) Hoe komt het dat er mensen zijn met veel macht en mensen met weinig macht? Waarom zijn er mensen die arm zijn en rijk zijn? 20 Iedereen is sociaal een beetje verscheiden: groot, klein, man, vrouw maar dat is geen probleem. Het probleem is onderschikking en boven schikking. Samenleving is een ladder met allerlei treden. Onderste trede is een zwakke positie in de sociale maatschappij. De positie is van belang om te bepalen wat mensen kunnen en niet kunnen. Wie moet nu waar besparen? Middelklasse is nodig, zij consumeren veel. Typisch voor conflict sociologische benadering (Marx) Bij extreme sociale ongelijkheid, krijgt men vele spanningen. Er zijn breuklijnen door onderschikking/boven schikking Sociale differentiatie: uiterlijke verschillen Sociale fragmentering: plaats van woning vb. centrum Schoten/ Bloemendaal Sociale ongelijkheid: verschillen in maatschappelijke positie heeft consequentie op de sociale ongelijkheid Sociale uitsluiting: mensen die ondergeschikt zijn en een zwakke positie hebben in de maatschappij. (zwakke, marginalen, daklozen, …) dit komt veel voor in onze sociale welvaartsstaat. Hoe komen we tot een stabiele, geïntegreerde samenleving? Hoe conscience collectif krijgen? Belangen zijn altijd tegengesteld. 21 Georganiseerde vormen van ongelijkheid Verschillende lagen (strata) en klassen in de samenleving. Een klasse is een collectiviteit. (ppt) Modellen: On ne change pas le société par les décrets. wetten veranderen niets aan de sociologische realiteit. (vb. afschaffing kasten in Indië) 22 Vandaag is de moderne maatschappij een actuele samenleving, wat eigenlijk een sociale klassenmaatschappij is. Maatschappij heeft mechanisme nodig dat er voor zorgt dat er moeilijke dingen gebeuren. Vb. gezondheidszorg: nood aan chirurgen jongeren motiveren om geneeskunde te studeren (lange studies) hoog inkomen, hoge status als beloning/stimulus. Verklaring: sociale stratificatie helpt de maatschappij te functioneren, doordat zij leden van de maatschappij een beloning geeft. stelling functionalisme. Paradigma zegt: ongelijke posities zijn normaal. Zo wordt de juiste man/vrouw naar de juiste plaats gelokt, en daarom is dat functioneel. Hoe ziet deze ongelijkheid er uit? (Yankee City – onderzoek van verschillende klassen in Newburyport) vele mensen met de naam Jan Kees uit Holland naar NY in het verleden. Criteria: - onderwijs - beroep - inkomen - levensstijl - sociale herkomst 23 Kritiek hierop: - negatie nefaste gevolgen van ongelijkheid - geen verklaring waarom ‘knelpuntberoepen’ niet hoger worden gewaardeerd - opinie over status voorgevormd door media ‘als vanzelfsprekend’ - aanwezigheid van drempels en schotten in het sociale gebeuren is een feitelijkheid - geloof, vrijhied binnen USA BESLUIT Functie: druk om te werken door sociale ongelijkheid - Mensen vinden een job - Slecht voor de maatschappelijke samenhang - Disfunctioneel: gemis van mensen die competenties zullen hebben maar omwille van sociale achtergrond niet lang genoeg studeren = verlies van talenten. - Latente (niet bewust): als er veel sociale ongelijkheid is, dan verhoogt dit de spanning in de maatschappij aanleiding tot revolutie - Dit tast solidariteit en sociale cohesie aan. 24 SOCIOLOGIE 5-9-2014 19:18:00 Conflictsociologie Karl Marx Samenleving met tegenstellingen tussen rijk en arm. (proletariaat) Geen vakbonden: men mocht zich niet syndicaliseren, geen collectieve belangenbehartiging. Essentie: tegenstelling ingebouwd binnen KPW (kapitalistische productie wijze) globale economie getypeerd door voortdurend op zoek gaan naar nieuwe winst maken. Gokkapitalisme: grote risico’s nemen met alle problemen van dien. Uitbuiting= uitgangspunt. Arbeid wordt voortdurend uitgebuit ten voordele van een kleine machtselite. Uitbetaalde loon is lager dan de meerwaarde: antagonisme van arbeid vs. Kapitaal. Mensen zouden zich er bewust van gaan worden dat ze uitgebuit worden evolutie. Klasse-ansich- Klasse-für-sich Strijd: klassenstrijd Sociale ongelijkheid omdat onze economie het kapitalisme onrechtvaardig georganiseerd, arbeid wordt dus uitgebuit. Daarom (volgens Marx) - functionalisme - conflictsociologie daarom is er arm/rijk door onrechtvaardigheid van het economisch systeem. Maar niet enkel de economie is belangrijk in een samenleving, ook andere dingen. Weber klasse, stand en partij Hij geeft een driedimensionale kijk om sociale ongelijkheid te begrijpen. Er zijn dus verschillende visies op ongelijkheid vanuit verschillende paradigma’s. (Kuzenets curve) Industriële maatschappij: arbeiders hebben status en inkomens niveau dankzij vakbonden en verzorgingsstaat. ICT kennis is vandaag ongelofelijk belangrijk digitale kloof , technologie geeft vandaag een nieuwe ontwikkeling in de maatschappij. (evolutie) Paradigma/Focus/Inzichten kader H10 Drie hedendaagse benaderingen van de sociale stratificatie Één auteur (Bourdieu)+ Mattheüs effect goed kennen! Vraagstuk: sociale ongelijkheid Er zijn winners en losers. Wie vindt een goede job, met goede maatschappelijke status, inkomen, … Probleem: ‘werkende arme’ Visie sociologen: - Waarom heeft de ene meer kans dan de andere? o Ras (vb. Zuid Afrika, VS,) o Etniciteit (1e generatie, 2e generatie, …) o CV: (onbewuste) discriminatie bij (im)migranten Gender: Vrouwen/mannen Er zijn ook andere dingen dan structureel functionalisme en conflictsociologie aangegeven heeft empirische focus is nodig - Objectieve maatstaven om sociale verschillen in kaart te brengen: o intergenerationeel vergelijken (tussen generaties, ouders/kind) o intragenerationeel (binnen zelfde generatie, variabelen die van invloed zijn waarom iemand wel/niet kansen krijgt) o klassenbewustzijn perceptie van sociale ongelijkheid naargelang sociale klassen Bourdieu (1930-2002) 3 begrippen om iemand te positioneren: - economisch kapitaal (bezit van aandelen, vermogen, inkomen, …) - sociaal kapitaal (sociaal netwerk) - cultureel kapitaal (diploma, normen en waarden, intellect, spelregels van maatschappij) Velden/instituties verbonden met samenleving die leiden naar machtsrelaties. Naargelang van de toegang die verschaft is tot het kapitaal dat in het veld voorhanden is. De hoeveelheid kapitaal + de samenstelling bepalend (voor ‘succes’) Centrale hypothese: omzetbaarheid (converteerbaarheid) van verschillende soorten kapitaal. Kapitaal habitus (attitude, houding) leefstijl (distinctie) Onderscheid maken van anderen distinctie (Bourdieu) Vb. consumptiegoederen: Delveau vs. Gewone sjakos (voorkeuren) 26 Drie klassen van Bourdieu: - burgerij (dominant) - klein burgerij - arbeidersklasse (gedomineerd) dichotomie (Marx’ denken: denken in 2 klassen) Hoe lager de sociale klasse, hoe minder de kapitaalsamenstelling. Kapitaalssamenstelling is symmetrisch (soms assymetrisch: iemand met diploma, maar is gebleven met even weinig opvoeding om het cultureel kapitaal te hebben, …) wijsheid sociologie: inkomen, vermogen, opleiding, sociaal netwerk, cultureel kapitaal zijn determinerend in het leven levenskansen, arbeidsmarkt, levenspartner, …(onbewuste keuze) Cultureel kapitaal (opvoeding, generatie) mechanisme (ongelijkheden worden overgedragen) resultaat: maatschappelijke reproductie H1: massificatie van het onderwijs: meer mensen studeren de verhouding is echter de zelfde gebleven (sociale ongelijkheidsstructuur) = Mattheüs effect (zie txt BB) Mattheüseffect Hoe de verzorgingsstaat betaalbaar houden?? - Verzorgingsarrangementen pijlers sociale zekerheid (belangrijk) - Collectief aanbod van onderwijs overheid subsidieert Een verzorgingsstaat typeert zich door een sociaal beleid. (goed voorbeeld België) IDEE: <prof Deleeck “Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hen zal zelfs wat hij heeft nog ontnomen worden” hoe meer u bijdraagt in de maatschappij (vb. rijken: hoge belasting) meer voordelen/profijt Onderscheid tussen: - Ongelijkheden, zelfs in onze verzorgingsstaat er wordt geen gelijkheid meer gecreëerd - Goederenverdeling Stelling: sociale voordelen stromen systematisch en verhoudingsgewijs meer naar de hogere sociale groepen (en vooral middengroepen) , dan naar de lagere (zwakke) sociale groepen in een samenleving. 27 er is geen herverdeling (beperkt!!) van arm/rijk horizontale herverdeling - Primair inkomen: salaris, rente spaarboekje, inkomen uit eigendom, onroerende goederen, erfenis, … (ongelijk!) - Secundair en tertiair inkomen: sprake van matteüseffect: belastingen, RSZ bijdrage, sociale uitkeringen (pensioen) o Gezondheidszorg: lager geschoolde groepen gaan niet preventief naar dokter (lagere medische consumptie) o Levensduur: arme mensen sterven sneller, krijgen minder lang pensioen o Onderwijs: onder de kostprijs aangeboden, de maatschappij subsidieert. Hoger sociale laag hebben meer onderwijskinderen, naar hoge school of universiteit, zij zullen ook veeleer naar duurdere studies gaan, zoals geneeskunde. Hoe langer kinderen studeren, krijgen ouders langer subsidie (kindergeld). Ouders betalen minder belastingen door kinderen ‘ten laste’ te hebben. Horizontale verdeling o Sociale huisvesting: eigen huis is niet evident. Lagere groepen hebben geen startkapitaal om huizen te kopen. Ten voordele van de middenklasse. o Politieke partijen in BE/NL houden vooral rekening met de middengroepen in de samenleving. ‘de hardwerkende mens’ uit de ‘middengroepen’ in de maatschappij. beter corrigerend werken ten voordele van de armere, ipv universeel systeem. = selectief toekennen van sociale arrangementen. Belang van diploma zit meer bij mensen die zelf hoger opgeleid zijn, dan laaggeschoolden. (hogere motivatie) Matteüseffect wordt verklaard door politieke besluitvorming, sociale en culturele verschillen en door universalisme. Zelf voorbeelden zoeken (pensioenmaatregelen) voor op examen om dit te bewijzen. Laatste 5 jaren zijn als basis voor pensioen? brengt meer op Hele loopbaan als basis voor pensioen minder voordelig. 28 Hoger kansen op arbeidsongeval, beroepsziekte, hoger risicogewoonten (alcoholisme, roken) hoger kans op sterven van mensen. (kunnen uitleggen op EX) statistisch verband tussen zowel voor mannen als vrouwen, van geen diploma (..) naar hooggeschoold als master is het statistisch zo dat je gemiddeld langer zult leven. Waarom? - Meer preventieve gezondheidszorg - Werkgever biedt hospitalisatieverzekering - Minder ongezonde (vetrijke voeding?) leefgewoonten, …. (grafiek in ppt kunnen interpreteren) conclusie: er is zelfs voor de dood sociale ongelijkheid. Uitz. Borstkanker bij vrouwen, prostaatkanker bij mannen, komen voor in alle sociale lagen in de maatschappij. Ppt ‘decielen’ – verdeling van belastingen en sociale bijdragen over inkomensdecielen Schuine lijn: hoe lager inkomen, hoe minder Betekenis? Recente Belastingverlaging: de hoogste lagen worden gerecupereerd, dus meer van belang bij de rijkeren. Song beluisteren van Chapman Boodschap: sociale herkomst is sterk bepalend voor de mogelijkheden van mensen. reproductie van generaties. Er zijn veel liedjes die maatschappelijk engegaged zijn. Naast Marx, Weber, Parsons zijn er dus ook andere sociologen: Bourdiau. H11: Het zijn altijd diezelfden die ‘winnen’ 2 centrale begrippen: - hoe sociale ongelijkheid begrijpen - macht? (veel/weinig) - begrijpen dynamiek Bij ons is de geboorteplek niet definitief, maar inzet kan leiden tot het vooruit geraken = sociale mobiliteit. Onderscheidt tussen beïnvloeding en macht. Weber Beïnvloeding leidt niet tot macht, wel gezag. Gezag wordt algemeen aanvaard. - charismatisch gezag – bijzondere kenmerken - traditioneel gezag - tradities - rationeel-legaal gezag – principes en regel – typisch in moderne maatschappij 29 MACHT Je kan anderen beperken in hun handelen. Dit is gebaseerd op een positie. - beperking - wijze van handelen - positie Hoe meer bronnen van macht, hoe meer macht mensen hebben. Er zijn verschillende vormen van macht. - Manipulatie: onbewuste beïnvloeding - Dominantie: aanvaarding van gezag - Hegemoniale: vanzelfsprekend. ‘Management van seduction’ Machtsbronnen: - Politieke macht (positie: politie, rechter, prof - Economische macht (aanbieding goederen) - Sociale macht (staking) - Culturele macht (ideeën) o Aanbieden van ideeën, waarden, overtuigingen Waar ligt de macht in de maatschappij? – Who rules? democratie! Mensen combineren verschillende machtsbronnen, netwerken, elites. Machtselite versus de publieke opinie. - Elite: combineren machtsbronnen, proberen de samenleving te sturen - Publieke opinie: vage en vluchtige, maar invloedrijke macht in een moderne samenleving. o Politieke commentatoren o Opiniepeilen o Sociale mobilisatie (groepen bijeenbrengen: betoging) Machtsmiddelen/ lokmiddelen zie tabel 30 Sociale mobiliteit Sociale ladder! Horizontale /verticale beweging Horizontaal mobiliteit: gebeurt tussen posities op hetzelfde niveau. Verticale mobiliteit: - Intergenerationele mobiliteit (onderscheid in loopbaan –vader/zoon) - Intra generationele mobiliteit (tijdens loopbaan een hogere/lagere positie) - Collectieve mobiliteit (groep/sociale categorie die stijgt/daalt) o Tijden van grootouders: dokter, notaris, pastoor hebbe, hoge status o Vandaag: arbeiders dankzij vakbonden ’60, verpleegkundigen Statuscongruëntietheorie – sociale achtergrond – remmende/stimulerende invloed Meten (geen details) vragen naar vader en kind intergenerationeel: sociaal economische status Stelling: Westerse samenleving geeft meer mogelijkheden naar sociale mobiliteit, dan ontwikkeling economieën. Gevolgen? Harder presteren, meer vooruitkomen (zie structureel functionalisme) o positie verwerven door eigen ervaring/talent - als er een opschuiving is: - - laagje hoger - - laagje lager - het is beperkter dan we ooit gezien hebben!! Hefbomen: - Jobs op basis van prestaties ‘achievement’ - Onderwijs - Structurele evoluties - Exogame huwelijken (rijke persoon trouwen) - Sociale actie (verpleegkundigen gaan betogen ‘witte hoeden’ positief resultaat) Verklarende factoren van de geringe feitelijke sociale mobiliteit - ‘’Ideological equalitarism’ - Statische technologische en economische toestand - Hoogste sociale klassen willen via machtsmiddelen bestaande macht behouden MACHT – SOCIALE MOBILITEIT Stop leerstof H11 31 H12: Stromend water lijkt hetzelfde, maar is nooit hetzelfde Dingen zien er hetzelfde uit, maar daarvoor zijn ze niet zo. Maatschappij vandaag lijkt dezelfde dan aantal jaren geleden, maar eigenlijk gebeuren er voortdurend nieuwe ontwikkelingen. We komen uit een platte landscultuur, vandaag zie je een ‘open’ wereld. - Globalisering - ICT (wireless) - Geografische mobiliteit - Welvaartsstijging (lang termijn) - Massamedia (satelliet, digitale tv) Samenleving: stabiliteit én verandering Processen die zorgen voor verandering. Functionalisme baseert zich op continuïteit. - ‘conscience collectif’ - cultuur - zaken institutionalisering - collectieve rituelen Conflictparadigma: altijd spanningen, druk naar veranderingen. - Dialectiek: These Antithese Synthese Evolutie (traag) – Revolutie (snel) verschillende typen van maatschappijen - clan maatschappij - landbouwmaatschappij - industriële maatschappij - informatie samenleving (netwerk) Basisslide (de rest lezen): Oude/nieuwe dichotomie Verschillende scholen: - Frankfurter school - Neo-marxisme - Ullrich Bech 32 Endogeen/Exogeen - eigen samenleving, binnen maatschappij uitvinding auto - importaties van andere maatschappijen: massamedia, sociale culturele factoren, natuurlijke factoren, … Evolutie van Feodale maatschappij naar nieuwe samenleving samenleving is maakbaar? - ! Mattheüs effect! - Factoren zorgen voor de evolutie van traditionele naar moderne maatschappij. Modernisering in Parson’s schema: (conceptueel kader) - People are social beings!! - Natuur - Structuur - Cultuur Structuur Van kleinschalig naar… - economische schaalvergroting - kapitalisme (Weber) - verstedelijking - nationale staten – Europese unie - burgerij als ‘klasse’ Structurele veranderingen in de maatschappij! Cultuur - wetenschap en ontdekkingen - rationaliteit (Weber) - arbeidsethos (Weber) - secularisatie – scheiding Kerk en Staat - vooruitgangsdenken - ontmythologisering Persoon - nieuwe omgangsvormen - ‘onttovering’ wereldbeeld We geloven niet meer in hiernamaals, we willen zekerheid in het ‘nu’. Sociale acceleratie: altijd maar snel - civiliseringsthese We hebben ons leren beheersen (Elias) - ‘Entzauberung’ minder steun op traditie, wetenschappelijke onderbouwing 33 Natuur Het leren beheersen van de natuur. Structurele differentiatie. (van gasthuis naar ziekenhuis) Rationalisatie (Weber), we willen alles plannen, we zijn berekend geworden ‘cost cutting’: tegen lagere kost, meer produceren Individualisering: eigen keuzes in het leven. -- geen langdurige relaties meer, minder engagement (kind) We zappen van de ene post naar de ander (tv) – We surfen op het internet: eigen keuzes. – Geloof à la carte Domesticatie: alles beheersen, greep krijgen op het gebeuren (ouderdom) – belang van gezondheidszorg Paradox: schijnbare tegenstelling (basisschema kennen en aangeven met vbn) - Schaalverkleining versus schaalvergroting (globalisering) - Pluralisering (ruimer, religies) versus generalisering (van waarden) - Vrijheid (idee van vrijheid) versus macht (beperkte keuzes) - Deconditionering (ontwikkeling) versus conditionering (afhankelijk) o Langer leven vs. Ethiek van het leven o Staking (beperking) vs. Online communicatie (ontwikkeling) Big Brother: Grote broer, koekeloer :D (Africa) risicogezelschap (Ülrich B.) – risico’s nucleaire energie social accileration (technologie, internet, …) 34 EXAMEN 40 meerkeuzevragen o sanctie: 1p goed, 0p geen antwoord, -0,25p fout Essayvragen (beperkt aantal woorden: essentie) o Opladen via attachment (Word) - Afkijken kan niet – buur heeft ander exemplaar - Studentenkaart en ID kaart meenemen! - Examen via Blackboard - 15min. Vooraf aanwezig zijn!! - Einde: alles ingestuurd? - ‘score maken’ niet invullen, alles is doorgestuurd - Samenhang van essay – mpc - Handboek en slides doornemen! Niets vanbuiten leren! eigen woorden/voorbeelden 52% scoort goed Naar examen gaan, tenzij vakbondsacties inhaaldag Vragen via BB - 35