Hoofdstuk 4 De tijd van steden en staten

advertisement
Hoofdstuk 4 De tijd van steden en staten
Introductievragen
Voor je begint
1
a
b
2
Je eigen antwoord.
3
a
b
c
d
4
Je eigen antwoord.
Je eigen antwoord.
ambacht Beroep waarbij met geschoold handwerk een product wordt gemaakt of bewerkt.
centralisatie Ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer vanuit één punt, de hoofdstad,
wordt bestuurd.
burgerij Bewoners van de steden in de middeleeuwen, met name kooplieden en
ambachtslieden.
kruistochten Gewapende tochten van christelijke ridders die ‘het heilige land’ (het huidige
Israël/Palestina) en met name Jeruzalem wilden veroveren op de islamitische heersers.
Je eigen antwoord.
Instapverhaal: Groei door de handel
5
Hamburg lag gunstig: op het punt waar de rivier de Elbe breed genoeg werd voor zeeschapen.
Daardoor groeide het uit tot tussenstop in de handel tussen het Oostzeegebied en West-Europa.
6
a
b
Een samenwerkingsverband van handelssteden, dat zorgde voor lage belastingen en
beveiliging van transporten.
Het verschuiven van macht en invloed van de adel naar de burgerij.
Kijken op de kaart
7
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Dat klopt, want die naam ‘dekt’ een Europese ontwikkeling in die periode. In andere delen van de
wereld vond staatsvorming later plaats en trad de groei van steden in sommige gebieden veel eerder
en in andere gebieden juist pas later plaats.
Het tijdvak
8
De hoge middeleeuwen en de late middeleeuwen.
De wereld
9
De kruistochten waren niet de enige veroveringsoorlogen: zie de uitbreiding van het Mongolenrijk.
Niet alleen in de kruistochten stond uitbreiding van het geloof centraal: zie d groei van de islam in
Afrika en India.
Europa
10
‘Nationaal gevoel’ maakte het de vorsten gemakkelijker een centraal bestuur te vormen (en van
daaruit dat nationaal gevoel te versterken of op te wekken). Om dat centraal bestuur te kunnen
organiseren (en bekostigen) had de koning instemming nodig van vertegenwoordigers van de drie
standen. Het parlement was een vorm om die vertegenwoordigers bij elkaar te roepen.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
1
Nederland
11
Die geschiedenis lijkt op wat elders in Europa gebeurde: ook in Nederland vond een proces van
staatsvorming en centralisatie plaats.
Heden en verleden
12
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Veel mensen vinden het niet verstandig je eigen land te verheerlijken. Door de rol van het
nationalisme in de oorlogen van de 19e en 20e eeuw zijn veel mensen beducht voor het
‘doorschieten’ van nationalistische gevoelens in vijandigheid tegenover immigranten of tegenover
buurlanden.
4.1 De opkomst van steden
Verwerkingsvragen
1
Toen de ‘overvallen’ op Europa door agressieve volken ophield, begon de bevolking explosief te
groeien en bloeide de economie weer op. Dat bevorderde het ontstaan van steden.
Oplevende steden
2
a
b
3
a
b
Drie verbeteringen:
Steeds meer weideland werd als akkerland gebruikt.
De akkers werden beter gebruikt, waardoor de opbrengst per hectare toenam.
Boeren specialiseerden zich. Ook dat kwam de productiviteit ten goede.
Boeren verkochten hun overschotten op marktplaatsen. Deze plaatsen trokken weer andere
mensen aan en groeiden uit tot steden.
Een samenleving waarin het grootste deel van de bevolking boer is, maar ook veel mensen in
de steden woonden en zich bezig hielden met handel en ambachten.
Bijvoorbeeld het Romeinse Rijk.
Handel en ambacht
4
Handelaren en ambachtslieden.
5
Ondanks de hoge sterfte bleven grote aantallen mensen naar de stad om daar werk te zoeken; de
stad bood meer kansen dan het platteland, waar (doordat de stijging van de productiviteit) voor de
groeiende bevolking niet voldoende werk meer was.
De risterploeg
6
2
a
b
De risterploeg was sterker en kon in hoogte worden versteld.
Ze konden sneller werken en de opbrengsten werden hoger.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
 Wolters-Noordhoff bv
Oriëntatiekennis
7
a
b
De eerste steden ontstonden op plaatsen waar handel werd gedreven. Hier vond ook
nijverheid plaats doordat handwerklieden, die producten leverden aan handelaren, op
dergelijke plaatsen gingen wonen. Zo groeiden de eerste steden.
De groei van steden was mogelijk doordat in de landbouw meer geproduceerd werd. Zo
kwam arbeidskracht vrij en nam de handel toe – twee voorwaarden voor de trek van
platteland naar stad.
8
Op de afbeelding is duidelijk te zien dat de stad op de voorgrond omringd is door landbouwgrond
en boerderijen. De boeren brengen hun producten naar de markt, waarschijnlijk om ze te verkopen.
Dit zijn allemaal kenmerken van een landbouwstedelijke samenleving.
9
In de tijd van Grieken en Romeinen was ook een landbouwstedelijke samenleving ontstaan. Na de
ondergang van het Romeinse rijk waren de meeste steden verdwenen; nu kwamen (vaak op
dezelfde plaatsen) die steden weer terug.
Reflectie
10
Je eigen antwoord.
Samenvatting
11
Vanaf boven:
verbetering landbouwmethoden
oogstoverschotten
landbouwspecialisatie
markten
ambachtslieden
4.2 De stedelijke burgerij
Verwerkingsvragen
Vrijheid
1
Ze mochten een eigen bestuur vormen en zelf recht spreken
2
a
b
Veel heersers verdienden goed aan de belastingen die de stadsbewoners betaalden.
De invloed van de adel nam af.
3
a
b
Er braken regelmatig besmettelijke ziektes uit, er ontstonden branden en er was veel honger.
Er was daar meer vrijheid dan op het platteland; de bedrijvigheid trok ook gelukszoekers
aan.
4
a
b
Door het hoge sterftecijfer. In de stad gingen meer mensen dood dan er geboren werden.
Er was daar meer vrijheid dan op het platteland; de bedrijvigheid trok ook gelukszoekers
aan.
5
Door het ontstaan van de steden konden mensen vrij worden door naar de stad te gaan. Bovendien
was de heer door de belastingen van de steden minder afhankelijk geworden van de horigheid.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
3
Trots
6
Zij moesten de stad beschermen tegen aanvallers en zij waren een teken van trots van de burgerij.
7
a
b
Zij regelden de opleidingen tot het ambacht, waarborgden de kwaliteit van de producten,
voorkwamen te zware concurrentie en stelden prijzen vast. Bovendien zorgden zij voor de
leden van de wieg tot het graf.
De gilden zorgden er zelf voor dat er niet teveel ambachtslieden kwamen; ze lieten maar
weinig nieuwelingen toe. Om meester te worden moest je bovendien veel geld betalen aan
het gilde. Dat was niet voor iedereen weggelegd.
Clanvorming
8
a
b
c
De rijke kooplieden.
De gilden gingen een deel van de macht opeisen; zij dwongen de patriciërs (rijke burgers in
het bestuur) meer op het algemeen belang te letten.
Naar nauwe samenwerking (waaronder het binnen de groep trouwen) van families, in dit
geval uit het patriciaat. Een clan is een (groep) rijke familie(s) met een verzameling
afhankelijke burgers.
Francesco di Marco Datini, de koopman van Prato
9
Datini verdiende veel geld in de (internationale) handel . Hij is een voorbeeld van een niet-adellijke
figuur die veel bezit en aanzien weet te verwerven: de opkomst van de burgerij.
Oriëntatiekennis
10
Je eigen antwoord.
11
a
b
12
In de tijd van monniken en ridders waren er nauwelijks ambachtlieden, er was sprake van
een overwegend zelfvoorzienende landbouwsamenleving.
Met vakbonden; ook die behartigen de belangen van een bepaalde beroepsgroep.
Een verschil is dat vakbonden open organisaties zijn: iedereen (met dat bepaalde beroep) kan
er lid van worden. Bovendien is de invloed van vakbonden op het bestuur minder groot dan
die van gilden.
De burgerij ging in de steden steeds meer dingen zelf regelen. Voor bestuur en verdediging waren
zij niet langer afhankelijk van de heer (adel)
Reflectie
13
Zoek ik mijn geluk in de stad? Het leven is er niet gezond, maar biedt er meer kansen dan hier op
het platteland. Ik waag het erop; lukt het niet kan ik altijd nog terug.
Samenvatting
14
De kooplieden waren vaak rijk. Zij hadden de macht in de steden, terwijl de adel daar juist geen
macht meer had.
15
a
b
c
4
De invloed van de adel nam af doordat steden steeds meer dingen zelf gingen regelen.
De burgerij kreeg meer invloed en (en deel ervan) verdiende veel geld.
Doordat de heren nu inkomsten uit de steden kregen, waren ze minder afhankelijk van de
opbrengst van hun land en hadden ze de horigen niet langer nodig
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
 Wolters-Noordhoff bv
b
Adel: Baljuw, graaf, schout.
Kooplieden: Burgers, patriciërs, rechtbank, schepenen, stadsbestuur.
Ambachtslieden: Burgers, gezel, gilde.
4.3 Staatsvorming en centralisatie
Verwerkingsvragen
Het vorstenhof
1
Hij kon niet vanuit één plek de ontwikkelingen in zijn rijk overzien, daarom moest hij voortdurend
rondreizen.
2
a
b
c
3
Met het geld konden ze de ‘trouw’ van hun leenmannen kopen en hun legers en ambtenaren
betalen.
Doordat de koningen nu een eigen leger hadden, waren ze minder afhankelijk van hun
leenmannen.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Steeds meer vanuit één plaats een groter gebied besturen.
Een gebied steeds meer als een eenheid besturen, dus overal dezelfde regels laten gelden.
Duitsland
4
a
b
c
Ze probeerden zich door de paus tot keizer te laten kronen.
De hertogen kozen hun eigen koning. De koning was dus van hen afhankelijk. Omgekeerd
was dat minder het geval, want hun hertogstitel was erfelijk.
De titel van koning was niet erfelijk, de Duitse koning was afhankelijk van de hertogen en
was met hen in een voortdurende machtsstrijd verwikkeld. Het lukte hem niet een sterk
centraal gezag te vestigen.
5
De Engelse koningen voorkwamen dat de lenen van vader op zoon overgingen. Bovendien stelden
ze sheriffs in loondienst aan in plaats van de edelen.
6
De Franse koning versloeg de edelen die niet wilden dat hij zijn macht zou kunnen vergroten.
Vervolgens stelde hij vertrouwelingen aan op belangrijke posten, die precies deden wat de koning
wilde.
Parlementen
7
a
b
c
Vertegenwoordigers van de drie standen: adel, geestelijkheid en burgerij.
De standen wilden alleen belasting betalen aan de koning als ze daarover afspraken hadden
gemaakt. Ze wilden zeker weten dat ze er ook iets voor terug kregen. OM het maken van die
afspraken mogelijk te maken ontstonden de eerste parlementen.
Veel edelen en steden waren zo goed als onafhankelijk en trokken zich weinig aan van de
macht van de koning.
De Magna Carta van 1215
8
De koning kon niet meer zomaar belasting heffen, maar moest eerst om toestemming vragen.
Bovendien moest hij zich nu ook aan de wet houden.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
5
Oriëntatiekennis
9
Twee voorbeelden:
De koning van Engeland, Willem de Veroveraar, gaf zijn volgelingen hoge posities en
probeerde de invloed van de adel te beteugelen. Hij stelde sheriffs in loondienst aan om recht
te spreken en belasting te heffen.
10
De staatsvorming is het meest geslaagd in Frankrijk. De Franse koning slaagde erin de macht van
zijn leenmannen in te dammen en alle macht naar zichzelf toe te trekken. Door het aanstellen van
ambtenaren wist hij van zijn land een eenheid te maken.
De staatsvorming is het minst geslaagd in Duitsland. De Duitse keizers kregen geen grip op de
edelen. Daardoor behielden de steden en edelen hun zelfstandigheid en bleef het land uit kleine
gebiedjes bestaan.
11
Nee, de Magna Carta verkleinde de macht van de koning terwijl bij centralisatie de macht van de
koningen juist vergroot werd.
12
Drie overeenkomsten:
De koning zit op een troon.
Dezelfde symbolen van macht: scepter, kroon, troon.
Op alle afbeeldingen is de geestelijkheid afgebeeld.
Reflectie
14
a
b
In het parlement zitten geen geestelijken. De overheid laat de kerken met rust zolang ze zich
aan de wet houden.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Gods wil is het hoogste gebod.
Samenvatting
15
a/b
Je eigen antwoorden.
4.4 Kerk en staat
Verwerkingsvragen
Paus of keizer
1
a
b
Als opvolger van Petrus, die door Jezus was aangewezen als zijn vervanger, moest de paus
het laatste woord hebben. En met de kerk moesten vorsten en andere leken zich al helemaal
niet bemoeien.
De keizer zag zichzelf als erfgenaam van de Romeinse keizers. Hij had veel invloed in de
kerk; hij benoemde bijvoorbeeld de bisschoppen, die hij ook wereldlijke macht gaf als hertog
of graaf, waardoor ze ‘steunpilaren’ van zijn macht waren. Dat wilde de keizer zo houden.
Investituurstrijd
2
a
b
6
Gregorius deed de keizer in de ban: hij verbande hem uit de kerk. Ook zei hij dat Hendrik
niet langer keizer was en verbood hij iedereen hem te gehoorzamen.
Hij had weinig keuze: de vorsten in zijn Duitse rijk eisten dat hij zich met de paus verzoende
en dat kon alleen door toe te geven.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
 Wolters-Noordhoff bv
c
3
Paus en keizer kregen beide iets van hun zin: bisschoppen werden voortaan gekozen door de
geestelijken zelf, maar de keizer mocht bisschoppen wel met wereldlijke (bestuurlijke) taken
toewijzen.
Ruzie over wie het recht om nieuwe bisschoppen te benoemen, de paus of de keizer.
De macht van Rome
4
Hij bouwde vanuit Rome een machtige organisatie op rond het college van kardinalen met aan
groot ambtenarenapparaat. Door overal in Europa belastingen te heffen werd de kerk bovendien
steenrijk.
5
a
b
Met de scheiding van kerk en staat: de paus was de baas in de kerk, de keizer had de
wereldlijke macht.
Scheiding van kerk en staat was uniek, nergens anders (dan in Europa) kwam die scheiding
zo vroeg tot stand (en hield zij stand).
De kracht van het geloof
6
a
b
7
Iedereen die afweek van de ‘zuivere’ geloofsleer; de kerk zelf (met de paus aan het hoofd) bepaalde
wanneer dat het geval was.
Aan de indrukwekkende kathedralen, waaraan soms honderden jaren gewerkt was.
Mensen maakten zich zorgen of zij wel in de hemel zouden komen en/of hoopten gespaard te
blijven van ziektes. Om God gunstig te stemmen bouwden zij zo groot en mooi mogelijke
kathedralen.
Geert Groote
8
Van ketterij. Van verzet tegen misstanden in de kerk. Van volksgeloof.
gebruikte de kerk om scholing te geven aan zijn bestuurders. Bovendien waren veel bisschoppen
vazallen van Karel.
Oriëntatiekennis
9
In de vorige paragraaf stond de groei van de macht van de vorsten centraal. Deze kwamen daardoor
in conflict met de macht van de kerk, met als gevolg de investituurstrijd.
10
Argument voor: De investituurstrijd ging om de vraag wie de bisschoppen mocht benoemen, de
paus of de keizer. In 1122 werd besloten dat bisschoppen door de priesters werden gekozen. Noch
de paus, noch de keizer had de strijd dus gewonnen.
Argument tegen: De kerk bepaalde voortaan zelf wie bisschop werd. Dat was een overwinning
voor de paus.
11
a
b
12
Tegenstander. Hij laat zien welke mooie dingen het oplevert als de koning zich met de kerk
bemoeit.
13
Je eigen antwoord.
Veel mensen geloofden dat de paus verantwoordelijk was voor de misstanden in de kerk.
De inquisitie kon mensen berechten die afweken van de kerkelijke leer en hen eventueel ter
dood brengen. Zo konden mensen tot gehoorzaamheid gedwongen worden.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
7
Reflectie
14
a
b
De kerk bemoeit zich niet met politieke besluitvorming en heeft bijvoorbeeld geen
vertegenwoordigers in het parlement.
Geloof is het belangrijkste in het leven van mensen. Ook in het bestuur moeten mensen zich
laten leiden door hun geloof / door de wil van God.
Samenvatting
15
a
b
Je eigen antwoord.
Je eigen antwoord.
4.5 Christelijk Europa en de buitenwereld
Verwerkingsvragen
Heilige Oorlog
1
Het doel van de kruistochten was het veiligstellen van de heilige plaatsen in Palestina voor de
christelijke pelgrims.
2
De lage adel was gefrustreerd omdat er door de opkomst van de steden een langzaam einde kwam
aan het feodalisme, waarbij edelen als leenmannen voor de heer optreden. Er was voor deze edelen
in deze nieuwe samenleving geen plaats meer.
Barbaarse plunderaars
3
In Europa konden zij hun macht niet meer uitbreiden. Daarom probeerden zij het in het oosten.
4
Door hun ‘vroom geloof’ dachten middeleeuwers dat het hun plicht was hun geloof te verdedigen;
geweld tegen de vijanden van de christenen was altijd gerechtvaardigd.
5
De verovering van Jeruzalem door Saladin in 1187. Vanaf dat punt werden de christelijke ridders
steeds verder teruggedreven.
Kolonisatie
6
Twee voorbeelden van kruistochten die niet naar het Midden-Oosten gingen:
De reconquista, de herovering van Spanje op de moslims en de uitbreiding van het Duitse
Rijk in het oosten.
Verovering door de lagere Duitse adel van gebied van de Balten.
7
Door de kruistochten deden de Europeanen kennis op van nieuwe gebieden om handel mee te
drijven.
De tempeliers
8
a
b
c
8
Een organisatie waarvan de leden zowel een geestelijke als een militaire functie hebben, een
soort monniksoldaten.
Ze kregen veel schenkingen. Later werden zij bankiers en financierden zij de Franse koning.
De Franse koning raakte diep in de schuld bij de Tempeliers en dreigde zo in hun macht te
komen.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
 Wolters-Noordhoff bv
Oriëntatiekennis
9
a
b
Het kruis is een christelijk symbool. De kruisvaarders droegen een kruis op hun kleding als
herkenningsteken.
Ook in Spanje en in het gebied van de Balten werd gestreden tegen ‘heidenen’. (Zie ook
vraag 6.)
10
Zowel voor de kruistochten als voor de ontdekkingsreizen geldt dat de Europeanen uit de hen
bekende gebieden trokken en wegen zochten naar nieuwe streken. De kruistochten waren voor veel
Europeanen hun eerste kennismaking met gebieden buiten Europa. Zo begonnen zij met het
verkennen van de rest van de wereld.
11
a
b
12
Naast conflicten vonden er ook uitwisselingen van plaats: in dit geval reist een monnik naar
Tunis om te leren van de Arabische wetenschappers.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Propaganda. De Spaanse koningin wordt als grote maar ook waardige overwinnaar
afgeschilderd; doel van dit schilderij kon bijna niet anders zijn geweest dan deze historische
gebeurtenis (en de rol van de koningin daarin)
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Nee, door de kruistochten werd de vijandschap tussen moslims en christenen alleen maar erger. Of:
Ja, ondanks alle ellende die de kruistochten hebben veroorzaakt, hebben zij er voor gezorgd dat de
Europeanen de wereld buiten Europa konden gaan ontdekken met als gevolg een geweldige
uitbreiding van de handel en een groei van de welvaart.
Reflectie
13
Je eigen antwoord.
Samenvatting
14
Je eigen antwoord.
Kennisquiz
1
Door het verbeteren van de landbouwmethoden werden de opbrengsten groter. Daarom was niet
iedereen meer nodig in de landbouw maar konden mensen een ander beroep kiezen zoals
ambachtsman.Deze mensen gingen in de steden wonen. Bovendien was er door de grotere
opbrengsten voldoende voedsel om de mensen in de steden te onderhouden.
2
Een oorzaak. Door het grotere aantal mensen konden sommigen als ambachtsman of koopman in
de steden gaan wonen.
3
a
b
c
In ruil voor het betalen van belasting aan de heer verwierf de stedelijke burgerij stadsrechten
voor hun stad en daarmee een grote mate van onafhankelijkheid.
Door de opkomst van een geldeconomie werden de edelen minder afhankelijk van de
horigheid; op den duur verdween die helemaal.
De stedelijke burgerij bestond naast handelaren ook uit kooplieden die door het oprichten
van gilden ingang hoopten te krijgen in het stedelijk bestuur.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
9
4
De juiste combinaties:
A: 962
B: 1066
G: 1075
E: 1099
H: 1122
F: 1302
C: 1337-1453
D: 1492
5
De juiste combinaties:
A: Worms
B: Londen
C: Clermont
D: Canossa
E: Santiago de Compostella
F: Hastings
G: Zwolle
H: Kortrijk
I: Granada
6
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
j
10
De opbouw van een middeleeuwse stad was anders dan in de tijd van de Romeinen. Ze
waren gebouwd rond een plein met een kerk en een raadhuis en waren ommuurd door hoge
wallen met grachten. De straten waren meestal nauw en de meeste huizen waren van hout.
Het sterftecijfer was juist hoger dan op het platteland door de slechte hygiënische
omstandigheden.
De hertog had een baljuw in dienst om namens hem toezicht te houden op het stadsbestuur.
De positie van de adel verzwakte juist door de opkomst van de steden omdat zij een deel van
hun macht moesten afstaan. De geldeconomie zorgde er voor dat het systeem van de
horigheid steeds meer verouderde en tenslotte verdween.
De muren konden gebouwd worden door belastingen van burgers te heffen.
De handelaren werden juist steeds machtiger en domineerden de stadsbesturen. De gilden
hadden slechts bij uitzondering een plaats in het stadsbestuur.
De geldeconomie maakte de staatsvorming juist eenvoudiger. Hierdoor konden koningen
ambtenaren aanstellen om het land te besturen en konden ze makkelijker belastingen heffen.
De gang naar Canossa was weliswaar een overwinning van de paus, maar de investituurstrijd
werd pas beslist met het Concordaat van Worms, dat een compromis was tussen de paus en
de keizer.
Al voor de kruistochten waren er handelscontacten geweest tussen de Europeanen en het
Midden-Oosten.
Ondanks de nederlaag van 1187 nam de Europese expansie na de kruistochten alleen maar
toe en ondernamen de Europeanen vele reizen naar Azië om handelscontacten te leggen.
Ondanks de nederlaag van 1187 nam de Europese expansie na de kruistochten alleen maar
toe en ondernamen de Europeanen vele reizen naar Azië om handelscontacten te leggen.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
 Wolters-Noordhoff bv
7
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
ambacht (b)
middeleeuwen (u)
centralisatie ( r)
geestelijkheid (g)
investituur (e)
staatsvorming (r )
ketterij (t)
parlement (r )
kruistocht (o)
Staten-Generaal (t)
Inquisitie (s)
Het begrip luidt: burgertrots
Historisch denken
1
Bijvoorbeeld:
a
Het ontstaan van een eenvoudige landbouwsamenleving na de volksverhuizingen.
b
De uitbreiding van het feodalisme in de Nederlandse kustgebieden.
c
De verbreiding van het christendom in Europa.
d
De groei van de Europese bevolking tussen 600 en 1000.
2
Bijvoorbeeld:
a
Na hun vernielingen brachten Mongolen rust en vrede, waardoor kooplieden, zoals Marco
Polo naar China konden reizen.
b
Omstreeks 750 viel het Arabische rijk uiteen in verschillende rijken.
c
Tegelijkertijd begon de kerk op grote schaal ketters te vervolgen.
d
In vier jaar bezweek eenderde van alle Europeanen aan de 'zwarte dood'.
3
Bijvoorbeeld:
a
In het Byzantijnse rijk bleef de landbouwstedelijke samenleving bestaan.
b
In Oost-Afrika bleef Abessinië een onafhankelijk christelijk koninkrijk.
c
In het Byzantijnse rijk bleef de hoogontwikkelde Grieks-Romeinse cultuur bestaan.
d
In de tijd van monniken en ridders heersten de geestelijkheid en de adel over de boeren.
4
Twee ontwikkelingen
Christelijke ridders gingen Palestina veroveren: een politieke ontwikkeling.
Europa groeide en er werd steeds meer land ontgonnen: een sociaaleconomische
ontwikkeling.
Toepassen
1
a
b
c
d
e
Groningen werd ommuurd, het was een centrum van handel, het kreeg een eigen bestuur en
het kreeg belangrijke rechten.
Boeren hakken hout in het bos. Verder is nog te zien dat er schapen en bijen gehouden
worden.
Op de achtergrond zijn boeren op weg naar de stad in de verte.
Bij een landbouwstedelijke samenleving leeft een klein deel van de mensen in de steden. Het
omliggende platteland levert landbouwproducten aan de steden.
De bronnen geven aan dat er steden zijn waar gehandeld wordt. Dat was nog niet het geval in
de tijd van monniken en ridders.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
11
2
a
b
c
d
e
f
3
a
b
c
d
4
a
b
c
d
f
g
5
a
b
c
12
De groei van de bevolking.
Bijvoorbeeld, rond het jaar 1000 neemt de bevolking opeens enorm toe in korte tijd. Een
verklaring hiervoor is de grotere opbrengsten van de oogst door betere landbouwmethoden.
Rond het jaar 1350 neemt het aantal mensen opeens af. Dit komt door de pest.
Continuïteit: de bron laat zien dat het aantal mensen gestaag toeneemt over een langere
periode. Verandering: De groei van de bevolking gaat niet altijd even snel, soms neemt het
aantal mensen zelfs af.
Het ontstaan van een landbouwstedelijke samenleving.
Een gevolg. Door het grotere aantal mensen konden meer mensen in de steden gaan wonen.
Vanaf 1850 tot 1950 (tijd van burgers en stoommachines en tijd van de wereldoorlogen) zie
je ook een grote toename van het aantal steden.
’s Nachts kun je niet zo netjes werken. Bedriegers werken ook meestal ’s nachts en ’s nachts
zijn mensen soms dronken en stoken ze het vuur te hoog op.
Kwaliteit van de producten: Het niet werken in het donker omdat je dan niet zo netjes kan
werken.
Werkgelegenheid van de gildenleden: Vreemdelingen mogen niet zonder vergunning het vak
uitoefenen.
Door de meesterproef kon de gezel laten zien dat hij het vak beheerste. Alleen wie slaagde
mocht meester worden. Dat kwam de kwaliteit van de producten ten goede, en het
voorkwam dat er teveel nieuwe meesters kwamen.
Dan konden de gezellen niet de geheimen van andere meesters doorvertellen.
Bron 7: De schrijver was een geestelijke en deelnemer aan de eerste kruistocht. Hij is
voorstander van wat de kruisvaarders beogen.
Bron 8: De schrijfster van de bron is dochter van de Byzantijnse keizer. Zij doet niet mee
met de kruistochten en kijkt als een buitenstaander. Het kruisvaarderleger is op doorreis door
haar stad en zorgt voor veel problemen.
Bron 7: De schrijver is christen en keurt het optreden van de kruisvaarders goed.
Bron 8: Als buitenstaander heeft de auteur een zeer kritische mening over de kruisridders. In
Byzantium heeft men veel last van de kruisvaarders.
Beide bronnen zijn gekleurd. Ze geven veel aan over hoe bepaalde mensen dachten in die
tijd, maar voor een objectief oordeel over de kruisvaarders zijn ze niet zomaar geschikt.
Ten eerste beschrijven ze wel een deel van de werkelijkheid. Ten tweede geven zij een goed
beeld van hoe bepaalde mensen toen dachten.
Je eigen antwoorden. Bijvoorbeeld:
Bron 7: Hoe gingen de kruisvaarders om met de bewoners van Jeruzalem nadat ze de stad
hadden ingenomen.
Bron 8: Hoe keken buitenstaanders tegen de kruisridders aan?
De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe.
Aan de ene kant bevestigt bron 9 wat er gezegd werd in bron 7, aan de andere kant geeft
bron 9 meer informatie over de schaal van de slachting.
Betrouwbaarder. Bij een moslim kun je denken dat hij overdrijft omdat hij de kruisvaarders
in een slecht daglicht wil stellen. Bij een christen is dat niet het geval.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
 Wolters-Noordhoff bv
Verdieping
De Bourgondiërs
1
b
2
a
b
3
a
b
Filips de Goede zorgde er voor dat hij zelf de baas was in alle gebieden die onder
Bourgondië vielen. Hij probeerde deze gebieden aaneen te smeden en er een echte staat van
te maken onder zijn leiding.
Hij creëerde een centraal punt voor de rechtspraak en voor het bestuur.
Voor de Bourgondiërs waren de gebieden waaruit het huidige Nederland bestaat nauwelijks
met elkaar verbonden. Door de staatsvorming van de Bourgondische heersers ontstond het
idee van een gemeenschappelijke identiteit.
Karel had maar één nakomeling. Als dat er meer waren geweest was de erfenis misschien
opgesplitst en waren de gebieden verdeeld geraakt. Als de Franse legers niet tegelijkertijd
aan het optrekken waren richting het noorden had Maria de Rijke misschien niet toegegeven
aan de Staten-Generaal. Daardoor was de centralisatie beter gelukt en hadden de
Nederlandse gebieden zich nooit afgescheiden.
De gewesten hadden veel privileges verloren en de macht van de statenvergaderingen was
afgenomen. Bovendien voelden de gewesten zich bedreigd in hun zelfstandigheid door de
ambtenaren van Maria de Rijke.
De centralisatie was een moeizaam proces. De gewesten verzetten zich tegen de groeiende
macht van de heersers en dwongen hen soms om de centralisatie terug te draaien.
Decamerone
4
a
b
c
d
5
a
b
c
De rijkere burgers. Zij dankten hun positie niet aan hun afkomst zoals de adel maar aan hun
eigen handigheid in het handeldrijven.
Boccaccio was de zoon van een bankier.
Het nieuwe is dat Boccaccio nergens moraliseert, hij maakt van geen enkel verhaal een
zedenles, zoals toen gebruikelijk was.
De burgerij werd steeds belangrijker en begon ook een eigen cultuur te ontwikkelen met een
literatuur die daar bij hoort. Zonder een rijke burgerij was er geen publiek geweest voor
Boccaccio’s verhalen.
Het feit dat het gaat over gewone mensen en dat er vrijelijk gesproken wordt over
seksualiteit. Het gaat om een ontwikkeld publiek, dat geld genoeg heeft om boeken te kopen
en dat los staat van de heerschappij van de kerk.
Schokkend kon men vinden dat gezegd wordt dat er ook seks is in de hemel en dat zelfs de
engelen eraan doen.
Ook in deze tijd vinden wij het nog interessant over liefde en seksualiteit van herkenbare
mensen te lezen.
Keuzeopdrachten
Je eigen uitwerkingen.
Laat je antwoorden bekijken door je docent.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 4
13
Download