Bachelorscriptie Gezondheid en Maatschappij Lisanne van Herwijnen 950606330050 Rurale Sociologie Begeleider: Han Wiskerke Wageningen Universiteit SOCIALE ISOLATIE BIJ MANTELZORGERS Een literatuurstudie naar de verschillen in sociale isolatie tussen mantelzorgers van dementiepatiënten en kankerpatiënten Juni 2016 Inhoudsopgave Samenvatting 2 1. Inleiding 4 2. Theoretisch kader 2.1 Multidimensional caregiving model 2.2 Zorgsystemen 6 6 7 3. Methode 9 4. Resultaten 4.1 Context 4.2 Karakteristieken patiënt 4.3 Spanning mantelzorger 4.4 Intrapsychische factoren 4.5 Copingsfactoren 4.6 Uitkomst 11 11 12 13 14 15 15 5. Discussie en conclusie 5.1 Verschillen in sociale isolatie 5.2 Overeenkomsten in sociale isolatie 5.3 Multidimensional caregiving model 5.4 Zorgsystemen 5.5 Ander onderzoek 5.6 Beperkingen 5.7 Vervolgonderzoek en implicaties voor de praktijk 17 17 19 19 20 21 21 22 Referenties 24 Bijlage 28 1 Samenvatting Deze literatuurreview probeert een antwoord te geven op de vraag: zijn er verschillen in sociale isolatie tussen mantelzorgers van dementiepatiënten en mantelzorgers van kankerpatiënten, en zo ja, hoe zijn deze verschillen te verklaren? Sociale isolatie is het gebrek aan betekenisvolle relaties en kan bij mantelzorgers voorkomen wanneer zij intensieve zorg moeten geven aan een naaste. Dementie en kanker komen vaak voor bij hulpontvangers van mantelzorg en de prevalentie van deze ziekten zal de komende jaren blijven stijgen als gevolg van de vergrijzing. Door de verschillen in kaart te brengen zouden meer specifieke adviezen gegeven kunnen worden om de sociale isolatie bij mantelzorgers te verminderen. Het ‘multidimensional caregiver’ model van Raina et al. (2004) is gebruikt als richtlijn voor deze literatuurreview. De concepten hierin zijn de context, karakteristieken van de patiënt, spanning bij mantelzorger, intrapsychische factoren, copingsfactoren en uitkomst. In het model is de uitkomst de psychologische en fysieke gezondheid van de mantelzorger. Sociale isolatie is hieraan toegevoegd, omdat volgens de literatuur gezondheid en sociale isolatie aan elkaar gelinkt zijn. De databases die voor deze systematische literatuurreview zijn gebruikt zijn Web of Science en Scopus. In deze databases leverde de gebruikte zoekterm in totaal 646 resultaten op. Na de selectieprocedure zijn er 26 artikelen relevant bevonden voor de review. Een hogere leeftijd van de mantelzorger zorgde bij mantelzorgers van dementiepatiënten voor meer isolatie, terwijl het bij mantelzorgers van kankerpatiënten voor minder isolatie zorgde. Het vrouw zijn was bij beide soorten mantelzorgers een voorspeller van meer isolatie. De cognitieve vermindering bij de patiënt zorgde bij mantelzorgers van dementiepatiënten voor meer sociale isolatie, door het verlies van betekenisvolle gesprekken en sociale support. Bij mantelzorgers van kankerpatiënten zorgde de fysieke vermindering juist voor sociale isolatie, omdat de patiënt niet meer in staat was naar sociale gelegenheden te gaan. Beide soorten mantelzorgers hadden last van hun verandering in rol ten opzichte van de patiënt. De perceptie van de formele zorg had bij mantelzorgers van kankerpatiënten een grote invloed op hun sociale isolatie, terwijl tevredenheid over de formele zorg bij mantelzorger van dementiepatiënten de sociale isolatie niet verminderde. Meer bewustzijn in de omgeving en meer sociale support verminderen bij beide soorten mantelzorgers hun sociale isolatie, en ook een goede gezondheid draagt bij aan een vermindering van isolatie. De overeenkomsten in sociale isolatie bij mantelzorgers van dementiepatiënten en kankerpatiënten hebben vooral te maken met de kenmerken van de mantelzorger en de omgeving. De verschillen hebben juist te maken met de verschillende ziektebeelden van de patiënten, zoals cognitieve vermindering of fysieke vermindering. Ook is de invloed van de formele zorg bij mantelzorgers van kankerpatiënten groter, omdat zij vaker met de formele zorg te maken hebben door de behandelingen van de patiënt. Voor vervolgonderzoek zou gekeken kunnen worden naar de invloed van de formele zorg op mantelzorgers van dementiepatiënten, omdat zij hier tijdens de tussenfase van de patiënt van thuiswonend naar instelling mee te maken kunnen hebben. De resultaten van dit onderzoek kunnen ook in de praktijk gebruikt worden. Zo zou de formele zorg meer toegankelijk en behulpzaam kunnen worden voor mantelzorgers van kankerpatiënten, omdat dit hun sociale isolatie kan verminderen. Voor mantelzorgers van patiënten met een onbekendere ziekte is het belangrijk 2 dat het bewustzijn in de omgeving over de ziekte wordt vergroot, zodat zij zich minder alleen voelen. Tot slot is het voor beide soorten mantelzorgers belangrijk dat zij een zo gezond mogelijke levensstijl aannemen en waar nodig is psychologische hulp ontvangen, omdat een betere fysieke en psychische gezondheid bij mantelzorgers gerelateerd is aan minder isolatie. 3 1. Inleiding Het streven van de Nederlandse overheid naar een participatiesamenleving heeft ervoor gezorgd dat er een steeds groter beroep gedaan wordt op mantelzorgers (Josten & Boer, 2015). De invloed van de overheid neemt namelijk af en de verantwoordelijkheid voor onder andere de zorg wordt meer bij de burgers zelf neergelegd. In 2012 gaven volgens het CBS (2013) ruim anderhalf miljoen mensen in Nederland mantelzorg, maar dit zouden er ook meer of minder kunnen zijn. De cijfers over het aantal mantelzorgers verschillen, omdat de definitie van ‘mantelzorger’ niet altijd eenduidig is. De definitie die in deze literatuurstudie wordt gebruikt is mantelzorg als onbetaalde en langdurige zorg voor familieleden of vrienden met een hulpbehoefte (Rijksoverheid, z.d.). Het verlenen van mantelzorg kan zowel positieve als negatieve kanten hebben (Boer & Klerk, 2013). Mantelzorgers kunnen gevoelens van voldoening en zingeving ervaren door het zorgen voor een naaste. Ze doen het uit liefde en het geeft zin aan hun leven (Boer & Klerk, 2013). De nieuwe situatie door de ziekte van de patiënt kan zorgen voor meer intimiteit en het versterken van de band tussen mantelzorger, patiënt en andere naasten, doordat ze het gevoel hebben het samen te moeten doen (Stenberg, Ruland, Olsson & Ekstedt, 2012). Het blijkt zelfs dat het geven van mantelzorg met mate ervoor kan zorgen dat je gelukkiger wordt (Boer & Klerk, 2013). Het geven van mantelzorg kan echter ook negatieve kanten hebben. Deze ontstaan vaak doordat mensen er niet bewust voor kiezen om mantelzorger te worden, maar doordat het ze overkomt. Overbelasting van de mantelzorger kan het gevolg zijn, net als een verminderde gezondheid en conflicten op het werk of thuis (Boer & Klerk, 2013). Daarnaast kan door de intensieve verzorging van een naaste een sociaal isolement van de mantelzorger ontstaan. Sociale isolatie is het gebrek aan betekenisvolle communicatie, of het minimaal contact hebben met de familie of de gemeenschap (Victor, Scambler, Bond & Bowling, 2000), wat kan leiden tot psychologische stress (Newman & Newman, 2012). Eenzaamheid is meer het subjectieve gevoel van sociale isolatie, waarin er een verschil is tussen de feitelijke interacties en de gewenste interacties (Victor et al., 2000). Zowel sociale isolatie als eenzaamheid komt veel voor bij mantelzorgers. Uit een peiling onder het Nationaal Mantelzorgpanel blijkt dat 43% van de mantelzorgers zich eenzaam voelt, wat ruim boven het landelijke percentage van 10% ligt (Mezzo, 2013). Mantelzorgers voelen zich dus over het algemeen vaker eenzaam dan de gemiddelde Nederlandse bevolking. Ook blijkt uit ander onderzoek dat echtelijke mantelzorgers van alzheimerpatiënten zich significant eenzamer voelen dan echtgenoten die geen zorg verleenden (Beeson, 2003). Sociale isolatie bij mantelzorgers kan ontstaan door verschillende individuele, sociale en economische factoren, zoals het verlies van gezelschap, vriendschaps- en familierelaties, een verandering in rollen en onvoldoende inkomen om de benodigde diensten te kunnen kopen (Tebb & Jivanjee, 2000). Diverse studies laten zien dat sociale isolatie een goede voorspeller is voor lage kwaliteit van leven (Ekwall, Sivberg & Hallberg, 2005; Hawton et al., 2011) en dat sociale isolatie en verminderde participatie relatief vaak voorkomen bij mantelzorgers (Tebb & Jivanjee, 2000; Klerk, Marangos, Dijkgraaf & Boer, 2009; Struijs, 2006). Er is dus al redelijk veel onderzoek gedaan naar de oorzaken en gevolgen van sociale isolatie bij mantelzorgers. Er is echter nog niet eerder een vergelijking gemaakt tussen sociale isolatie bij mantelzorgers van kankerpatiënten en mantelzorgers van dementiepatiënten. 4 Dementie en langdurig lichamelijke aandoeningen, waar kanker onder valt (CBS, 2013), komen relatief vaak voor bij hulpontvangers van mantelzorg (Klerk, Boer, Plaisier, Schyns & Kooiker, 2015). Ook wordt verwacht dat de prevalentie van beide ziekten de komende jaren blijft stijgen als gevolg van de vergrijzing (Gommer, 2013; Poos, Meijer & Willemse, 2014). Het doel van deze literatuurstudie is inzicht geven in de verschillen in de voorspellers van sociale isolatie bij mantelzorgers van dementiepatiënten en kankerpatiënten, eventuele samenhang tussen deze voorspellers, en de verklaring hiervoor. De onderzoeksvraag hierbij is: zijn er verschillen in sociale isolatie tussen mantelzorgers van dementiepatiënten en mantelzorgers van kankerpatiënten, en zo ja, hoe zijn deze verschillen te verklaren? Zowel dementie als kanker zijn ziektebeelden waaronder veel variaties vallen, met een verschillende ernst en duur van de ziekte. De kenmerken van deze verschillende soorten dementie en kanker bij de hulpontvanger kunnen invloed hebben op de sociale isolatie van de mantelzorger. Er wordt verwacht dat er verschillen zijn in de sociale isolatie van mantelzorgers van dementiepatiënten en mantelzorgers van kankerpatiënten. Mantelzorgers van dementiepatiënten hebben meer te maken met een geestelijke achteruitgang van de patiënt. Er wordt verwacht dat de patiënt daardoor meer afhankelijk is van de mantelzorger waardoor deze niet makkelijk meer de deur uit kan. Mantelzorgers van kankerpatiënten hebben meer te maken met de fysieke gevolgen van kanker en de behandelingen, waardoor ze de patiënt veel met dagelijkse activiteiten moeten helpen. Zij zouden de patiënt echter misschien af en toe aan iemand anders kunnen toevertrouwen, omdat ze dit goed met de patiënt kunnen overleggen. Hierdoor zouden ze minder sociale isolatie kunnen ervaren dan mantelzorgers van dementiepatiënten. Ook wordt verwacht dat mantelzorgers van kankerpatiënten gemiddeld jonger zijn dan mantelzorgers van dementiepatiënten, en daardoor een groter sociaal netwerk hebben om op terug te vallen. Door de verschillen in kaart te brengen tussen sociale isolatie bij mantelzorgers van verschillende hulpontvangers kunnen meer specifieke adviezen worden gegeven om de sociale isolatie te verminderen. Ook kan er, als bij één groep beduidend meer sociale isolatie voorkomt, de vraag worden gesteld of mantelzorg hier niet zorgt voor een verschuiving van het probleem. De zorg voor de patiënt is dan wel opgelost, maar de mantelzorger ervaart hierdoor misschien vaker sociale isolatie waardoor hij of zij meer psychologische stress en een lagere kwaliteit van leven heeft, en daarvoor weer zorg nodig heeft. In dat geval zou voor patiënten met deze ziekte professionele zorg een betere optie kunnen zijn dan mantelzorg. 5 2. Theoretisch kader 2.1 Multidimensional caregiving model Raina et al. (2004) stellen een ‘multidimensional caregiving’ model voor (Figuur 1), waarin aspecten van verschillende theorieën zijn verwerkt om het mantelzorgproces te begrijpen en waarbij gezondheid de uiteindelijke uitkomst is. In plaats van een analytische benadering waarbij een factor leidt tot een uitkomst, wordt gekeken naar de context en de verbanden tussen verschillende constructen (Raina et al., 2004). Dit model is bedoeld voor onderzoek naar mantelzorgers van kinderen, maar zal in deze studie worden gebruikt voor mantelzorgers van kankerpatiënten en dementiepatiënten. Het model maakt vooral gebruik van algemene concepten die voor alle soorten mantelzorgers kunnen gelden. Figuur 1. Multidimensional caregiving model (Raina et al., 2004) De uitkomsten van het multidimensional caregiving model zijn psychische en fysieke gezondheid. Sociale isolatie zal hieraan toegevoegd worden, omdat uit onderzoek blijkt dat sociale isolatie een goede voorspeller voor de gezondheid en kwaliteit van leven is (Ekwall, Sivberg & Hallberg, 2005; Hawton et al., 2011). Andere constructen uit het model zijn: sociaaleconomische status, karakteristieken van het kind, spanning en stress bij de mantelzorger, intra-fysieke factoren van de mantelzorger, en copingsfactoren. Sociaaleconomische status valt onder de context van het mantelzorgen en gaat over het opleidingsniveau, werk en inkomen van familie. Het is belangrijk om ook naar de context te kijken, omdat mantelzorgen niet op zichzelf staat, maar in een sociale omgeving plaatsvindt 6 (Raina et al., 2004). Onder context zullen in deze literatuurreview ook de kenmerken van de mantelzorger worden meegenomen. ‘Karakteristieken van het kind’ is voor deze studie niet relevant, en zal daarom veranderd worden in ‘karakteristieken van de patiënt’. Daarbij wordt het functioneren en het gedrag van de patiënt met dementie of kanker besproken, en de invloed hiervan op de andere factoren. Dementie wordt gedefinieerd als combinatie van symptomen, waarbij de verwerking van informatie in de hersenen is verstoord (Alzheimer Nederland, z.d.). Kanker wordt gedefinieerd als een ziekte waarbij een ongecontroleerde deling van lichaamscellen plaatsvindt (kanker.nl, z.d.). Er wordt in deze review geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten dementie en kankers, omdat de literatuur daarvoor niet toereikend is. Onder het construct ‘spanning en stress bij de mantelzorger’ vallen twee factoren: mantelzorgbehoeften en perceptie van de formele zorg. Mantelzorgers hebben bepaalde behoeften bij het uitvoeren van hun mantelzorgtaken. Daarnaast hebben ze soms een conflicterende rol als partner of kind, mantelzorger en werknemer (Raina et al., 2004). Verder kan de manier waarop mantelzorgers de formele zorg zien invloed hebben op de andere factoren. Intrapsychische factoren beschrijven de interne staat van de mantelzorger, met name zelfperceptie. Zelfperceptie gaat om hoe mensen zichzelf zien en hoe ze zelf vinden dat ze presteren. Volgens Raina et al. (2004) kan zelfperceptie in beeld worden gebracht door het meten van het zelfvertrouwen van de mantelzorger en het gevoel van ‘meesterschap’ over de situatie. Dit gevoel van meesterschap van de situatie kan weer gemeten worden door de sense of coherence (SOC) vragenlijst. De SOC komt uit het salutogene perspectief waarin niet wordt gekeken naar ziekte, maar naar gezondheid. Het bestaat uit drie componenten: begrijpelijkheid, beheersbaarheid en zinvolheid (Antonovsky, 1993). Begrijpelijkheid is in hoeverre iemand een situatie logisch, geordend en gestructureerd vindt, beheersbaarheid gaat over in hoeverre iemand het gevoel heeft goed met de situatie om te kunnen gaan, en zinvolheid is in hoeverre iemand vindt dat gebeurtenissen in het leven interessant en bevredigend zijn. Hoe hoger de sense of coherence van iemand, hoe minder het gevoel van spanning en stress en hoe meer het geloof van diegene dat hij of zij aan eigen behoeften kan voldoen. Copingsfactoren verwijst naar manieren waarop mensen omgaan met stress of een probleem. De copingsfactoren in dit model zijn sociale support, het functioneren van de familie en stress management. Sociale support gaat over de informele steun die mensen ontvangen van sociale relaties, zoals familie, vrienden en buren. Het functioneren van de familie gaat over de mate waarin een familie samen een eenheid is en stress management zijn de strategieën die een mantelzorger kan toepassen om beter om te kunnen gaan met een moeilijke situatie. In het multidimensional caregiving model leiden alle constructen uiteindelijk naar een bepaalde welzijnsuitkomst. Omdat welzijn, in deze studie de gezondheid en mate van sociale isolatie, ook weer invloed kan hebben op de constructen zal geprobeerd worden dit terug te koppelen. Op deze manier wordt er niet alleen gekeken naar de verschillen in oorzaken van sociale isolatie bij mantelzorgers, maar ook naar de verschillen in de gevolgen ervan. De concepten zullen worden gebruikt om de resultaten gestructureerd weer te geven. In de discussie zal worden geprobeerd om het model zodanig aan te passen dat het een zo 7 adequaat mogelijke weergave geeft van de voorspellers van sociale isolatie bij mantelzorgers van dementie- en kankerpatiënten. 2.2 Zorgsystemen In deze literatuurreview worden onderzoeken gebruikt uit verschillende landen. Niet elk land heeft hetzelfde zorgsysteem en de verschillen in zorgsystemen zouden invloed kunnen hebben op de mantelzorg. Er zijn vier basismodellen voor zorgsystemen, namelijk het Beveridge model, het Bismarck model, het Nationale ziektekostenverzekeringsmodel en het private verzekeringsmodel (PNHP, 2010; Reina, 2014). In landen met het Beveridge model, zoals Groot Brittannië, wordt het zorgsysteem verstrekt en gefinancierd door de overheid. Het Bismarck model is meer privaat, maar heeft wel de intentie om iedereen te verzekeren en maakt geen winst. Het is gebaseerd op een volksverzekering met meerdere verzekeraars die onafhankelijk zijn van de zorgverleners en het wordt gefinancierd door werknemers en werkgevers. Het zorgsysteem in Nederland valt onder het Bismarck model. Het Nationale ziektekostenverzekeringsmodel heeft kenmerken van zowel het Beveridge als het Bismarck model. Het heeft aanbieders uit de private sector, maar de financiering komt vanuit een programma van de overheid. Dit model wordt onder andere in Canada toegepast. De Verenigde Staten is het enige ontwikkelde land dat het private verzekeringsmodel toepast, waarbij verzekeringen door de werkgever of private verzekeraars geregeld wordt, en het gaat om winst maken (Reina, 2014). In de discussie zal aandacht worden besteed aan waar de studies zijn uitgevoerd om zo iets te kunnen zeggen over of het zorgsysteem van het land invloed heeft gehad en zo ja, op welke manier. 8 3. Methode De databases die voor deze systematische review zijn gebruikt zijn Scopus en Web of Science. De zoekterm die in deze databases wordt gebruikt is: Caregiver* AND (“social isolation” OR isolation OR loneliness OR solitude OR aloneness) AND (dementia OR Alzheimer OR Parkinson OR cancer OR leukaemia OR tumo*r). Er is gekozen om alleen het woord ‘caregiver’ in de zoekterm te gebruiken, in plaats van ‘informal caregiver’ of ‘family caregiver’, omdat op deze manier een zo volledig mogelijke selectie uit de databases kwam. Artikelen die gaan over formele verzorgers zijn eruit gehaald na het lezen van de titels en abstracts. Ook is er voor gekozen niet alleen te zoeken op sociale isolatie, maar ook op eenzaamheid, omdat er maar een klein verschil tussen deze twee termen zit en er anders veel nuttige artikelen verloren zouden kunnen gaan. Verder zijn verschillende vormen van kanker en dementie in de zoekterm opgenomen, om zo alle relevante resultaten te vinden. De verschillende vormen van dementie zijn gehaald van de site van ‘Alzheimer Nederland’. De meeste vormen van dementie hebben het woord ‘dementie’ in hun naam, en zijn daarom niet apart vermeld in de zoekterm. In de namen van Alzheimer en de ziekte van Parkinson, waarbij ook verschijnselen van dementie kunnen optreden, komt het woord dementie niet voor en deze zijn daarom wel apart vermeld. De selectiecriteria voor deze literatuurreview zijn te zien in tabel 1. Tabel 1 Inclusie- en exclusiecriteria voor literatuurselectie Inclusiecriteria Artikelen in Engels of Nederlands Gepubliceerd na 2000 Exclusiecriteria Studies over welzijn patiënt Studies die niet gaan over sociale isolatie of eenzaamheid Geen primaire data Lage kwaliteit Alleen artikelen na 2000 zijn meegenomen in deze review, om zo oudere artikelen uit de selectie te halen. Deze oudere artikelen zijn minder relevant voor dit onderzoek, omdat mantelzorgen, en de last die daarbij hoort, met de tijd veranderd zou kunnen zijn. Om de kwaliteit van de studies te bepalen is in dit onderzoek vanwege de kortere duur alleen gekeken naar de kwaliteit van de tijdschriften. De kwaliteit werd als eerst beoordeeld door te kijken of het tijdschrift op de Beall’s lijst1 stond. Op de Beall’s lijst staan alle kwalitatief minder goede of dubieuze tijdschriften. Geen van de tijdschriften waarin de artikelen gepubliceerd zijn stond op de Beall’s lijst, dus hierbij zijn geen studies verwijderd uit de selectie. Verder is er gekeken naar de impactfactor om het belang van een artikel te beoordelen en de kwaliteit van de artikelen te vergelijken. Artikelen uit tijdschriften met een impactfactor lager dan 0,5 zijn uitgesloten van de review. Er is gekozen voor 0,5, omdat sociaalwetenschappelijke tijdschriften over het algemeen geen hoge impactfactor hebben en bij een grens van een impactfactor van 1 er kans van is dat een aantal nuttige artikelen verloren gaan. Eén artikel uit een tijdschrift werd verwijderd omdat de impactfactor 0,378 en dus lager dan 0,5 was. 1 https://scholarlyoa.com/publishers/ 9 De selectie is uitgevoerd volgens het stappenplan in figuur 2. Figuur 2. Systematische literatuurreview In de geselecteerde artikelen is een onderscheid gemaakt tussen artikelen die gaan over mantelzorgers van dementiepatiënten en mantelzorgers van kankerpatiënten. Er is daarna gekeken naar de constructen uit het multidimensional caregiving model van Raina et al. (2004). Op basis van deze constructen is een vergelijking gemaakt tussen sociale isolatie bij mantelzorgers van dementiepatiënten en sociale isolatie bij mantelzorgers van kankerpatiënten. 10 4. Resultaten Na de selectieprocedure zijn 26 artikelen overgebleven. Daarvan gaan 14 studies over mantelzorgers van dementiepatiënten, en 12 studies gaan over mantelzorgers van kankerpatiënten. Verder gebruikten 13 studies van de 26 een kwalitatieve onderzoeksmethode (interviews en/of focusgroep), en 12 een kwantitatieve onderzoeksmethode (vragenlijst), en in één studie werden zowel vragenlijsten afgenomen als interviews gehouden. Een overzicht van alle artikelen is te zien in de bijlage. Vier van de 26 artikelen zijn in een tijdschrift gepubliceerd met een impactfactor lager dan 1. Desondanks worden deze meegenomen in de review, maar de resultaten zullen vergeleken worden met andere studies om de betrouwbaarheid te vergroten. 4.1 Context Sociaaleconomische status De invloed van de sociaaleconomische status op sociale isolatie of andere factoren komt bij zowel de studies over mantelzorgers van kankerpatiënten als de studies over mantelzorgers van dementiepatiënten niet veel aan bod. Desondanks zijn er enkele studies over mantelzorgers van dementiepatiënten die ingaan op de educatie van de mantelzorger of de patiënt. Uit het onderzoek van McRae (2009) blijkt dat meer educatie van de mantelzorger van een patiënt met Parkinson kan beschermen tegen eenzaamheid. Ook bij mantelzorgers van Alzheimerpatiënten komt slechter psychologisch welzijn vaker voor bij mantelzorgers met een lagere educatie (Raivio et al., 2015). Een betere educatie van de dementiepatiënt is bij mantelzorgers van dementerende veteranen juist geassocieerd met meer eenzaamheid bij de mantelzorger (Bass et al., 2012). Leeftijd Onder de context worden in dit onderzoek ook kenmerken van de mantelzorger gerekend, namelijk leeftijd, geslacht en relatie tot patiënt. De leeftijd van mantelzorgers is gerelateerd aan verschillende factoren. Uit de studie van Matthews, Baker & Spillers (2004) over mantelzorgers van kankerpatiënten blijkt dat hoe ouder de mantelzorger is, hoe minder het gevoel van insluiting is en hoe beter het psychologisch en sociaal welzijn is. Bij mantelzorgers van dementiepatiënten is ouder zijn juist geassocieerd met meer negatieve effecten. Zo draagt een hoge leeftijd bij mantelzorgers van Alzheimerpatiënten negatief bij aan het psychologisch welzijn van de mantelzorger (Raivio et al., 2015), en is ouder zijn bij mantelzorgers van patiënten met dementie geassocieerd met meer rolspanning (Leggett, Zarit, Taylor & Galvin, 2011). Hierbij was echter de relatie met de patiënt een confounder, omdat echtgenootmantelzorgers vaak ouder zijn dan volwassen kinderen die voor hun ouders zorgen. Wel heeft ouder zijn volgens het onderzoek van Leggett et al. (2011) een negatief verband met zorgen maken over het presteren. Echtgenootmantelzorger Het echtgenoot zijn van de patiënt heeft over het algemeen een negatief effect op de sociale isolatie van de mantelzorger van een dementiepatiënt. Veel mantelzorgers hadden vóór de ziekte de dementiepatiënt als hun grootste bron van sociale support, maar door de ziekte valt 11 deze bron van support weg. Vooral echtgenootmantelzorgers hebben last van deze vorm van isolatie, omdat ze gewend waren altijd met elkaar te zijn (Sanders et al., 2008). Daarnaast rapporteren echtgenootmantelzorgers een zwaardere last dan niet-echtgenootmantelzorgers en hebben ze meer gezondheidsproblemen (Andrén & Elmstål, 2008; Colvez, Joël, PontonSanchez & Royer, 2002; Galvin et al., 2010). Geslacht Verder heeft het geslacht van de mantelzorger zowel bij mantelzorgers van dementie- als van kankerpatiënten invloed op de sociale isolatie en het welzijn. Vrouwelijke mantelzorgers hebben meer last van gevoelens van sociale isolatie en depressie (Colvez et al., 2002; Ussher, Sandoval, Perz, Wong & Butow, 2013). Dit kan komen door de hogere verwachtingen van vrouwelijke mantelzorgers en minder erkenning voor hun rol als verzorger (Ussher et al., 2013). Ook hebben vrouwen over het algemeen een slechtere gezondheid dan mannelijke mantelzorgers (Matthews et al., 2004). Ze zijn over het algemeen meer tijd kwijt aan het zorg geven dan mannen waardoor ze hun eigen gezondheid op de tweede plaats zetten. Ook hebben vrouwen vaker last van stress, wat kan leiden tot gewichtsverlies en uitputting (Ussher et al., 2013). 4.2 Karakteristieken patiënt Afhankelijkheid en cognitieve afname Onder de karakteristieken van de patiënt vallen in het onderzoek van Raina et al. (2004) zowel het functioneren als het gedrag van de patiënt. De zorgafhankelijkheid van de patiënt heeft invloed op de sociale isolatie van mantelzorgers van dementiepatiënten (Bass et al., 2012). Hoe meer zorg de patiënt nodig heeft, hoe groter de last voor de mantelzorger. Ook het verlies van betekenisvolle gesprekken tussen mantelzorger en patiënt kan zorgen voor sociale isolatie bij de mantelzorger (Albinsson & Strang, 2013; Massimo, Evans & Benner, 2013; Sanders, Ott, Kelber & Noonan, 2008). Bij dementiepatiënten in een later stadium is geen enkele vorm van communicatie meer mogelijk (Albinsson & Stang, 2013). Mantelzorgers missen hierdoor in sommige gevallen hun belangrijkste bron van sociale support, bijvoorbeeld hun ouder of echtgenoot, en hebben het gevoel alleen achter te blijven (Albinsson & Strang, 2013; Sanders et al., 2008). Dit verlies van betekenisvolle communicatie met de patiënt heeft te maken met de cognitieve afname bij de dementiepatiënt. Hoe verder de cognitieve afname bij de patiënt is, hoe meer isolatie en hoe minder sociale support mantelzorgers ervaren (Bass et al., 2012; Carter, Lyons, Lindauer & Malcolm, 2012; Massimo et al., 2013; Nordtug, Krokstad, Sletvold & Holen, 2013). Gedragsproblemen bij de patiënt waren moeilijk voor de mantelzorgers om mee om te gaan en voorspelden daardoor isolatie, maar in mindere mate dan de zorgafhankelijkheid en cognitieve afname (Bass et al., 2012; Raivio, Laakkonen & Pitkala, 2015). Ook mantelzorgers van kankerpatiënten kunnen zich alleen voelen in de relatie met de patiënt, omdat deze niet meer dezelfde persoon is als vroeger (Coolbrandt et al., 2015). De patiënten in deze studie hebben een hooggradig glioom, wat de hersenen aantast en dus niet alleen fysieke, maar ook psychische veranderingen met zich meebrengt. Verder blijkt de duur en het stadium van de ziekte van de patiënt bij mantelzorgers van kankerpatiënten van invloed op de sociale isolatie (Matthews, 2004). Hoe langer de duur van de ziekte is, hoe meer sociale isolatie en hoe slechter de psychologische gezondheid. Dit kwam ook naar voren in 12 het onderzoek bij mantelzorgers van patiënten met dementie van McRae et al. (2009), hoewel hier de uitkomst net niet significant was. Fysieke afname Een voorspellende factor die wel uit onderzoeken over mantelzorgers van kankerpatiënten naar voren kwam, maar niet bij dementiepatiënten, is de beperking van de patiënt om onder de mensen te zijn door hun fysieke afname (Carter, Bryant-Lukosius, DiCenso, Blythe & Neville, 2010; Coolbrandt et al., 2010; Janda, Eakin, Bailey, Walker & Troy, 2006; Stenberg et al., 2012). Als gevolg van hun ziekte willen patiënten niet meer naar sociale activiteiten, bijvoorbeeld door incontinentie, en ze hebben liever geen visite thuis door hun continue vermoeidheid. Mantelzorgers willen de patiënt niet alleen thuislaten en hebben daardoor ook minder contact met andere mensen (Carter et al., 2010). 4.3 Spanning bij mantelzorger Onvervulde behoeften Onvervulde behoeften zijn bij mantelzorgers van kankerpatiënten gerelateerd aan eenzaamheid (Balfe et al., 2016). Sociale netwerken zoals buren kunnen onvoldoende zijn om aan de complexe behoeften van mantelzorgers te voldoen, omdat mantelzorgers niet al hun problemen met hen willen bespreken (Balfe et al., 2016). Ook mantelzorgers van dementiepatiënten hebben te maken met onvervulde behoeften als het gaat om vriendschappen. Zij geven aan vrienden te willen hebben om er niet alleen voor te staan (Sanders, 2008), maar verliezen juist vrienden doordat hun werk nooit stopt en zij dus geen tijd hebben om af te spreken, of doordat vrienden na een tijd niet meer langskomen (Rodriguez et al., 2003; Sanders et al., 2008). Verandering in rol De behoefte van mantelzorgers gaat ook over hun conflict tussen rol als mantelzorger en hun beroepsmatige rol (Raina et al., 2004). Ouders van kinderen met kanker hebben te maken met een verandering in hun rol als ouder en werknemer (Klassen et al., 2012). Als de ouders meer dan één kind hebben is het lastig om de aandacht te verdelen. Het kind met kanker heeft meer zorg nodig en de broertjes en zusjes worden dan vaak voor een langere periode bij familie achtergelaten. Ook gaan sommige ouders minder werken om meer tijd te hebben voor de zorg van hun kind. Als ze nog wel werken geven ouders aan dat de kwaliteit hiervan achteruit gaat doordat ze zich zorgen maken en zich niet goed kunnen concentreren (Klassen et al., 2012). Familiemantelzorgers van kankerpatiënten hebben ook te maken met een permanent veranderende rol ten opzichte van hun familielid met kanker (Stenberg et al., 2012). Ze worden steeds meer een aanbieder van zorg en patiënt in plaats van man en vrouw of moeder en dochter. Verder kan de rol van mantelzorger worden beschreven als eenzaam, omdat deze op het terrein ligt tussen de patiënt en de formele zorg (Stenberg et al., 2012). Ook mantelzorgers van patiënten met dementie kunnen te maken hebben met een verandering in de rol die ze aannemen. Zo ervaarden mantelzorgers van dementiepatiënten een verandering in de relatie van man en vrouw naar mantelzorger en patiënt als gevolg van de ziekte (Massimo et al., 2013). De studie van Leggett et al. (2011) laat zien dat mantelzorgers van Lewy body 13 dementie2 patiënten hun nieuwe rol als mantelzorger soms niet aankunnen waardoor rolspanning ontstaat. Ze hebben niet meer genoeg tijd voor zichzelf, kunnen minder sociale activiteiten doen en ervaren stress tussen de zorg die ze moeten geven en hun persoonlijke verantwoordelijkheden. Deze rolspanning is significant geassocieerd met isolatie (Legget et al., 2011). Ook het gevoel van vader of moeder worden van je eigen vader of moeder draagt bij mantelzorgers van dementiepatiënten bij aan de sociale isolatie (Albinsson & Strang, 2003). Formele zorg De perceptie van de formele zorg is de tweede factor die naast behoeften van de mantelzorger te maken heeft met spanning bij de mantelzorger. De geselecteerde studies over mantelzorgers van dementiepatiënten hebben niet veel onderzoek gedaan naar het verband tussen perceptie van de formele zorg en isolatie of gezondheid. Desondanks blijkt uit onderzoek van Legget et al. (2011) dat mantelzorgers zich geïsoleerd kunnen voelen als ze niet in staat zijn om steunende medische professionals te vinden. Verder zorgt tevredenheid bij mantelzorgers over sociale diensten en gezondheidszorgdiensten, zoals thuiszorg, respijtzorg, fysiotherapie en diensten van artsen, voor minder bitterheid en meer positieve gevoelens, maar er is geen verschil in sociale isolatie (Raivio et al., 2015). Uit studies over mantelzorgers van kankerpatiënten komt de invloed van gezondheidsprofessionals meer naar voren. Goede ervaringen met professionals kunnen zorgen voor mentale support en gevoelens van waardering (Gilbert, Ussher, Perz, Hobbs & Kirsten, 2010). Negatieve ervaringen daarentegen, zoals slechte communicatie en gebrek aan informatie, kunnen leiden tot gevoelens van verwaarlozing, frustratie, woede en isolatie bij de mantelzorger (Gilbert et al, 2010). Ook weinig hulp en uitleg van professionele verzorgers en het gevoel niet betrokken te worden bij de behandeling van de patiënt kunnen zorgen voor gevoelens van isolatie bij de mantelzorger (Coolbrandt et al., 2010; Stenberg et al., 2012; Totman et al., 2015) 4.4 Intrapsychische factoren Sense of coherence en zelfeffectiviteit Een hogere sense of coherence is gerelateerd aan minder sociale isolatie bij mantelzorgers van dementiepatiënten (Andrén & Elmståhl, 2008). Mantelzorgers met een hogere SOC vinden de situatie begrijpelijker, minder moeilijk om mee om te gaan en hebben meer resources om zich aan te passen. Daardoor kunnen ze beter een effectieve copingstrategie kiezen en hebben ze minder last van isolatie en teleurstelling, en zijn ze meer emotioneel betrokken (Andrén & Elmståhl, 2008). Ook meer zelfeffectiviteit is een voorspeller van minder eenzaamheid bij mantelzorgers van dementiepatiënten (McRae et al., 2009). Zelfeffectiviteit geeft mantelzorgers vertrouwen in het eigen kunnen en het gevoel invloed te kunnen uitoefenen op hun omgeving. Andersom verhoogt eenzaamheid bij mantelzorgers van kankerpatiënten ook de kans dat mantelzorgers hulpeloosheid ervaren, wat weer de gevoelens van zelfeffectiviteit en dat ze hun eigen behoeften kunnen vervullen verlaagt (Balfe et al., 2016). 2 Vorm van dementie met sterke schommelingen in achteruitgang van het geestelijk functioneren, vaak met verschijnselen van Parkinson. 14 Zorgen over eigen presteren Het zorgen maken over het eigen presteren komt vaak voor bij mantelzorgers van Lewy body dementiepatiënten (Leggett et al., 2011). Het zorgen maken over het eigen presteren is geassocieerd met sociale isolatie. Jongere mantelzorgers maken zich meer zorgen over het eigen presteren dan oudere mantelzorgers. Ook worden deze zorgen beïnvloed door gedragsproblemen en emotionele problemen van de patiënt (Leggett et al., 2011). 4.5 Copingsfactoren Sociale support Copingsfactoren zijn factoren die mensen, mantelzorgers in dit geval, gebruiken om beter met een situatie om te kunnen gaan. De copingsfactoren uit het model van Raina et al. (2004) zijn sociale support, het functioneren van de familie en stress management. Een gebrek aan bewustzijn in de omgeving over Lewy body dementie, een redelijk onbekende vorm van dementie, geeft mantelzorgers van patiënten met deze ziekte een gevoel van sociale isolatie (Galvin et al., 2010; Leggett et al., 2011). Ook mantelzorgers van patiënten met andere vormen van dementie gaven aan zich geïsoleerd te voelen door gebrek aan begrip van naasten (Raivio et al., 2015; Russel, 2001). Mantelzorgers die minder sociale support van naasten ervaren hebben meer last van sociale isolatie (Galvin et al., 2010; Sanders et al., 2008). Ook bij mantelzorgers van Parkinsonpatiënten zijn de oorzaken van isolatie dat familie, vrienden en medici de situatie niet begrijpen en geen tijd nemen om te helpen (Carter et al., 2012). Support van familie en vrienden blijkt ook bij mantelzorgers van kankerpatiënten belangrijk te zijn. Een sterk supportnetwerk voor sociale en emotionele steun bij ouders van een kind met kanker is belangrijk om de sociale gezondheid te behouden (Klassen et al., 2012). Ook verminderd sociale support van vrienden en familie de eenzaamheid bij de mantelzorger en kunnen ondersteunende anderen de sociale isolatie verminderen (Sahin & Tan, 2012; Totman, Pistrang, Smit, Hennessey & Martin, 2015). Uit onderzoek van Janda et al. (2006) blijkt echter dat support van de sociale omgeving vaak verdwijnt bij een langere ziekteduur, wat dus kan leiden tot sociale isolatie bij de mantelzorger. Ook moeizaam contact met familieleden of familieleden die de mantelzorger vermijden zorgen voor gevoelens van isolatie (Coolbrandt et al., 2010; Totman et al., 2015). Religie Religie en spirituele hoop zijn zowel bij mantelzorgers van dementie- als kankerpatiënten een copingsstrategie tegen verdriet en eenzaamheid (Sanders et al., 2008; Rokach, Findler, Chin, Lev & Kollender, 2013). Sommige mantelzorgers hebben het gevoel dat ze meer moeite zouden hebben met hun mantelzorgtaak als ze geen geloof in God hadden gehad. Rokach et al. (2013) stellen dat het een universele eenzaamheidscopingstrategie is, die in veel situaties gebruikt wordt. Religie en hoop helpen mantelzorgers zich met iemand verbonden te voelen en troost te vinden in het gevoel van verbondenheid met een beschermende macht. 4.6 Gezondheid De uitkomst van het multidimensional caregiving model is gezondheid, en de gezondheid van mantelzorgers van dementiepatiënten is gerelateerd aan sociale isolatie. Mantelzorgers met een slechtere gezondheid hebben meer gevoelens van isolatie (Andrén & Elmstahl, 2008; 15 McRae et al., 2009; Raivio et al., 2015). Een betere psychologische gezondheid zorgt niet alleen voor minder sociale isolatie, maar ook voor meer positieve gevoelens en minder bitterheid. In tegenstelling tot veel andere studies, stelt McRae (2009) dat de kenmerken van de mantelzorger de sociale isolatie zelfs meer voorspellen dan de kenmerken van de patiënt. Vooral meer educatie (hoofdstuk 4.1), meer zelfeffectiviteit (hoofdstuk 4.4) en een betere gezondheid beschermen tegen eenzaamheid. Andrén en Elmstahl (2008) stellen zelfs dat isolatie bij mantelzorgers van dementiepatiënten relatief onafhankelijk is van de ziekte, en grotendeels wordt beïnvloed door de gezondheid van de mantelzorger. Ook de fysieke gezondheid en het psychologisch en sociale welzijn van mantelzorgers van patiënten met kanker is gerelateerd aan hun sociale isolatie (Matthews et al., 2004). Psychologische en fysieke gezondheid zijn ook onderling gerelateerd. Het stadium van de ziekte is negatief geassocieerd met zowel de fysieke gezondheid, als het psychologisch en sociale welzijn. 16 5. Conclusie en discussie 5.1 Verschillen in sociale isolatie en verklaringen De onderzoeksvraag waarop deze literatuurreview een antwoord probeert te geven is: zijn er verschillen in sociale isolatie tussen mantelzorgers van dementiepatiënten en mantelzorgers van kankerpatiënten, en zo ja, hoe zijn deze verschillen te verklaren? Uit de literatuur blijkt dat er een aantal verschillen zijn in sociale isolatie bij mantelzorgers van dementiepatiënten en van kankerpatiënten. Sociaaleconomische status Een betere educatie, wat onder de sociaaleconomische status in de context valt, komt alleen bij studies over mantelzorgers van dementiepatiënten als beschermende factor van isolatie naar voren (McRae et al., 2009; Raivio et al., 2015). Hieruit kan echter niet geconcludeerd worden dat educatie geen rol speelt bij mantelzorgers van kankerpatiënten, er is hier slechts nog geen onderzoek naar gedaan. Leeftijd In de context is er wel een verschil gevonden met betrekking tot de leeftijd van de mantelzorger. Mantelzorgers van kankerpatiënten hebben een betere psychische gezondheid en minder sociale isolatie als ze ouder zijn (Matthews et al., 2004), terwijl mantelzorgers van dementiepatiënten op oudere leeftijd juist een slechter psychologisch welzijn hebben en meer last hebben van rolspanning (Leggett et al., 2011; Raivio et al., 2015). Wel maken oudere mantelzorgers van kankerpatiënten zich minder zorgen over het eigen presteren (Leggett et al., 2011). De mantelzorgers van kankerpatiënten in de studie van Matthews et al. (2004) zijn gemiddeld 56 jaar, wat een stuk jonger is dan het gemiddelde van 78 in de studie van Raivio et al. (2015) bij mantelzorgers van dementiepatiënten. Het zou dus kunnen zijn dat de oudere mantelzorgers van de dementiepatiënten hun mantelzorgtaak niet goed aan kunnen omdat ze te oud zijn, terwijl de oudere mantelzorgers van de kankerpatiënten minder oud zijn en de situatie daardoor nog wel goed aan kunnen. In de studie van Leggett et al. (2011) zijn de mantelzorgers van dementiepatiënten echter gemiddeld ook 56, net als in de studie van Matthews et al. (2004), dus deze verklaring is hiervoor niet geldig. Het zou ook kunnen zijn dat er te weinig studies zijn om te vergelijken, dus misschien is bij één van de studies er een confounder geweest en zouden bij meer studies de resultaten anders zijn. Echtgenootmantelzorger Uit verschillende onderzoeken over mantelzorgers van dementiepatiënten komt naar voren dat echtgenootmantelzorgers meer last en sociale isolatie ervaren dan nietechtgenootmantelzorgers (Andrén & Elmståhl, 2008; Colvez et al., 2002; Galvin et al., 2010; Sanders et al., 2008), maar deze factor is niet onderzocht in studies over mantelzorgers van kankerpatiënten. Of de ervaring van meer mantelzorglast en isolatie bij echtgenootmantelzorgers in vergelijking met andere type mantelzorgers ook bij mantelzorgers van kankerpatiënten gevonden zou worden is niet duidelijk. Het zou kunnen zijn dat echtgenootmantelzorgers van kankerpatiënten niet meer, maar evenveel sociale isolatie ervaren als andere type mantelzorgers, omdat zij minder vaak te maken hebben met een geestelijke achteruitgang van de patiënt. 17 Karakteristieken patiënt Onder het tweede concept, karakteristieken van de patiënt, zijn zowel bij gedrag als het functioneren van de patiënt verschillen gevonden. Bij mantelzorgers van dementiepatiënten zorgt het verlies van een betekenisvolle connectie met dierbare voor meer sociale isolatie (Albinsson & Strang, 2013; Massimo et al., 2003; Sanders et al., 2008). De cognitieve afname van de patiënt zorgde voor meer sociale isolatie en minder sociale support (Bass et al., 2012; Carter et al., 2012; Massimo et al., 2013; Nordtug et al., 2013). Het verlies van een betekenisvolle connectie met de patiënt bij mantelzorgers van dementiepatiënten ontstaat doordat dementiepatiënten in een later stadium van de ziekte vaak niet meer in staat zijn een gesprek te voeren. Deze cognitieve afname is bij de meeste soorten kanker niet van toepassing, dus kankerpatiënten kunnen nog wel met hun mantelzorger communiceren. Bij mantelzorgers van kankerpatiënten zorgde de beperking van de patiënt om onder de mensen te zijn voor meer sociale isolatie (Carter et al, 2010; Coolbrandt et al., 2010; Janda et al., 2006; Stenberg et al., 2012). Dit kan verklaard worden doordat kankerpatiënten over het algemeen meer fysieke klachten hebben in vergelijking met dementiepatiënten. Daardoor kunnen ze zich moeilijker in sociale situaties begeven, en kan de mantelzorger er dus minder makkelijk op uit. Formele zorg Een ander verschil dat uit de literatuur naar voren komt is het verschil in invloed van de formele zorg, wat onder het concept ‘spanning bij mantelzorger’ valt. In studies over mantelzorgers van dementiepatiënten komt de invloed van de perceptie van de formele zorg op isolatie van de mantelzorgers niet erg naar voren; uit slechts één studie blijkt dat tevredenheid over de formele zorg wel zorgt voor meer positieve gevoelens bij mantelzorgers van dementiepatiënten, maar niet voor minder isolatie (Raivio et al., 2015). In verschillende studies over mantelzorgers van kankerpatiënten kwam de invloed van de formele zorg juist wel naar voren. Negatieve ervaringen van mantelzorgers van kankerpatiënten met de formele zorg, zoals slechte communicatie en gebrek aan informatie, kunnen bij hen leiden tot sociale isolatie (Gilbert et al., 2010). Ook bij mantelzorgers die weinig hulp ontvangen van de formele zorg en het gevoel hebben niet betrokken te worden bij de behandeling kunnen gevoelens van isolatie ontstaan (Coolbrandt et al., 2010; Stenberg et al., 2012; Totman et al., 2015). Mantelzorgers van kankerpatiënten hebben waarschijnlijk meer te maken met de formele zorg door behandelingen en medicatie van de patiënt. Daardoor heeft de formele zorg ook meer invloed op hoe zij zich voelen en de sociale isolatie die ze ervaren. Er is nog geen behandeling tegen dementie, dus hebben mantelzorgers van dementiepatiënten in dit opzicht minder met de formele zorg te maken. De stap van de dementiepatiënt van thuis wonen naar in een formele instelling verblijven verloopt echter vaak niet plotseling, maar meer geleidelijk. In die fase tussen het thuis wonen en in een instelling verblijven kunnen patiënten met dementie naar een dagbehandeling in een verpleeghuis gaan of kan er betaalde thuishulp ontvangen worden, om zo de mantelzorgers wat te ontlasten (Alzheimer Nederland, z.d.). Op deze manier kan de perceptie van de formele zorg ook invloed hebben op de sociale isolatie van de mantelzorger, maar hier is in de literatuur nog niet veel over geschreven. 18 Sense of coherence en zelfeffectiviteit Als laatst is een hogere SOC en meer zelfeffectiviteit bij mantelzorgers van dementiepatiënten gerelateerd aan minder sociale isolatie (Andrén & Elmståhl, 2008; McRae et al., 2009). In de literatuur over mantelzorgers van kankerpatiënten is niks geschreven over zowel de invloed van de SOC als zelfeffectiviteit op isolatie bij de mantelzorger. Als er wel onderzoek gedaan zou zijn naar de invloed van de SOC of zelfeffectiviteit op sociale isolatie bij mantelzorgers van kankerpatiënten, zou het waarschijnlijk zijn dat een hogere SOC en meer zelfeffectiviteit ook bij deze mantelzorgers zorgen voor minder sociale isolatie. Er kan niet worden geconcludeerd dat mantelzorgers van dementiepatiënten of mantelzorgers van kankerpatiënten meer sociale isolatie ervaren. De sociale isolatie is namelijk niet kwantitatief gemeten, dus de literatuur kan op dit vlak niet met elkaar vergeleken worden. 5.2 Overeenkomsten in sociale isolatie Er zijn niet alleen verschillen, maar ook overeenkomsten gevonden in de literatuur over sociale isolatie bij mantelzorgers van dementie- en kankerpatiënten. Zo hebben vrouwelijke mantelzorgers van zowel dementie- als kankerpatiënten meer mantelzorglast en ervaren ze meer sociale isolatie dan mannelijke mantelzorgers (Colvez et al., 2002; Ussher et al., 2013). De veranderingen van de patiënt zorgen bij beide soorten mantelzorgers voor eenzaamheid in relatie met de patiënt (Albinsson & Strang, 2013; Massimo et al., 2013; Sanders et al., 2008). De patiënt is namelijk niet meer dezelfde persoon als vroeger. Ook de verandering in rol ten opzichte van de patiënt en als werknemer kan bij mantelzorgers zorgen voor meer gevoelens van isolatie (Klassen et al., 2012; Massimo et al., 2013; Stenberg et al., 2012). Zowel mantelzorgers van dementiepatiënten als mantelzorgers van kankerpatiënten hebben het gevoel meer verzorger en patiënt te worden dan man en vrouw of ouder en kind. Uit veel studies blijkt dat het gevoel van onbegrip in omgeving de sociale isolatie bij de mantelzorger verhoogd (Carter et al., 2012; Galvin et al., 2010; Janda et al., 2006; Leggett et al., 2011; Raivio et al., 2015; Russel, 2001) en dat sociale support belangrijk is om de isolatie te verminderen (Galvin et al., 2010; Klassen et al., 2012; Sahin & Tan, 2012; Sanders et al., 2008; Totman et al., 2015). Religie en geloof zijn bij zowel mantelzorgers van kankerpatiënten als van dementiepatiënten een copingsstrategie om beter om te kunnen gaan met eenzaamheid (Sanders et al., 2008; Rokach et al., 2013). De laatste overeenkomst is dat bij beide soorten mantelzorgers een goede fysieke en psychische gezondheid beschermt tegen isolatie (Andrén & Elmstahl, 2008; Matthews et al., 2004; McRae et al., 2009; Raivio et al., 2015). Deze overeenkomsten laten zien dat sociale isolatie bij mantelzorgers niet alleen afhankelijk is van de ziekte van de patiënt, maar voor een groot deel ook van de kenmerken van de mantelzorger en van omgevingsfactoren. 5.3 Multidimensional caregiving model Het multidimensional caregiving model dat in deze review is gebruikt bleek voor een groot deel goed toepasbaar op mantelzorgers van dementiepatiënten en van kankerpatiënten. De meeste factoren uit het model komen in de literatuur die gebruikt is in dit onderzoek ook naar 19 voren en het model was een goede richtlijn voor het onderzoek. Er zijn echter een paar verschillen in de resultaten van dit onderzoek en het model, en daarom wordt er voor mantelzorgers van zowel dementie- als kankerpatiënten een aangepast model van het multidimensional caregiving model voorgesteld (zie figuur 3). Dit model heeft veel overeenkomsten met het model van Raina et al. (2004), maar ook een aantal verschillen. Zo is de uitkomst veranderd in welzijn, en is sociale isolatie daaraan toegevoegd en gelinkt aan gezondheid, omdat uit de literatuur blijk dat deze twee factoren gerelateerd zijn (Andrén & Elmstahl, 2008; Matthews et al., 2004; McRae et al., 2009; Raivio et al., 2015). Ook zijn de kenmerken van de mantelzorger in de context toegevoegd, omdat niet alleen sociaaleconomische status van de mantelzorger invloed heeft op zijn of haar gezondheid en de sociale isolatie, maar ook zijn of haar leeftijd (Leggett et al., 2011; Matthews et al., 2004; Raivio et al., 2015), geslacht (Colvez et al., 2002; Ussher et al., 2013), en de relatie tot de patiënt (Andrén & Elmståhl, 2008; Colvez et al., 2002; Galvin et al., 2010; Sanders et al., 2008). De grootste verandering is dat veel factoren in het aangepaste model ook terugkoppelen. Zo hebben copingsfactoren niet alleen invloed op de gezondheid en sociale isolatie, maar hebben sociale isolatie en gezondheid ook invloed op de copingsfactoren. Uit de literatuur kwam namelijk naar voren dat factoren niet alleen een causaal verband met sociale isolatie hebben, maar dat sociale isolatie ook invloed op de factoren kan hebben en dat factoren ook invloed op elkaar kunnen hebben (Andrén & Elmstål, 2008; Bass et al., 2012; Balfe et al., 2016; Leggett et al., 2011; Matthews et al., 2004; Stenberg et al., 2012). Het aangepaste model kan gebruikt worden om de sociale isolatie bij mantelzorgers van dementieen kankerpatiënten beter te kunnen begrijpen en als richtlijn voor volgende onderzoeken naar sociale isolatie bij mantelzorgers. 20 Figuur 3. Aangepast mantelzorgmodel 21 5.4 Zorgsystemen Tussen de studies zat niet alleen het verschil in ziekte van de patiënt, maar ook in de landen waar de studies zijn uitgevoerd. Het verschil in landen en de daarbij behorende zorgsystemen lijkt echter geen invloed te hebben gehad op de resultaten, terwijl dit wel was verwacht. Zo is er is een tegenovergesteld resultaat gevonden bij de invloed van de leeftijd van de mantelzorger op zijn of haar sociale isolatie, maar de zorgsystemen kunnen geen invloed hebben gehad. Uit de studie van Matthews et al. (2004) over mantelzorgers van kankerpatiënten blijkt dat een hogere leeftijd gerelateerd is aan minder sociale isolatie. Uit de studies van Leggett et al. (2011) en Raivio et al. (2015) over mantelzorgers van dementiepatiënten blijkt dat bij deze groep een hogere leeftijd juist gerelateerd is aan meer sociale isolatie. Het land waar de studies zijn uitgevoerd kan geen invloed hebben gehad op de resultaten, omdat zowel de studie van Matthews als van Leggett zijn uitgevoerd is de VS. De studie van Raivio komt niet uit de VS, maar uit Finland. Verder komen de onderzoeken waarin blijkt dat de formele zorg invloed heeft op de sociale isolatie van mantelzorgers van kankerpatiënten uit verschillende landen, namelijk Australië, België, Noorwegen en Groot Brittannië. Het enige onderzoek over mantelzorgers van dementiepatiënten waaruit blijkt dat tevredenheid over de formele zorg geen invloed heeft op sociale isolatie komt uit Finland, wat net als Noorwegen en Groot Brittannië het Beveridge model als zorgsysteem toepast (Reina, 2014). Ook hier heeft het land en zorgsysteem dus geen invloed gehad. 5.5 Andere onderzoeken In het literatuuronderzoek van Johansson, Sundh, Wijk & Grimby (2013) naar het verschil in verdriet bij naasten van dementie- en kankerpatiënten kwam naar voren dat er vooral veel overeenkomsten in verdriet bij naasten van dementie- en kankerpatiënten zijn. Dit komt overeen met het feit dat in deze review veel overeenkomsten zijn gevonden tussen mantelzorgers van dementie- en kankerpatiënten, maar dan wat betreft sociale isolatie. Verder komt ook uit het onderzoek van Johansson et al. (2013) naar voren dat mantelzorgers van dementiepatiënten meer last hebben van eenzaamheid als ze erg dicht bij de patiënt staan, wat overeenkomt met de bevinding dat echtgenootmantelzorgers van dementiepatiënten meer last hebben van isolatie dan niet-echtgenootmantelzorgers. Ook komt het vrouwelijke geslacht als voorspellende factor voor sociale isolatie overeen met de literatuurreview van Li en Loke (2013). Zij onderzochten de last van echtgenootmantelzorgers van kankerpatiënten, en het verschil daarbij in geslacht van de mantelzorger. Als laatst komt in een hoofdstuk uit het boek Psycho-Oncology, waarbij verschillende artikelen zijn vergeleken, naar voren dat er onduidelijkheid is of jongere mantelzorgers meer of minder risico op angst en depressie hebben (Williams, 2014). Ook in dit onderzoek is er een verschil in de invloed van de leeftijd van de mantelzorger op de sociale isolatie tussen mantelzorgers van dementiepatiënten en van kankerpatiënten. De auteurs van het boek geven als verklaring dat de uitkomsten van de artikelen afhankelijk zijn van factoren waar de onderzoekers voor controleren, wat waarschijnlijk ook bij de artikelen van deze review het geval is. 5.6 Beperkingen Hoewel dit onderzoek een goed overzicht geeft van wat al bekend is in de literatuur over sociale isolatie bij mantelzorgers van dementie- en kankerpatiënten, zijn er ook enkele 22 beperkingen om rekening mee te houden. Ten eerste is de kwaliteit van de literatuur niet nauwkeurig onderzocht. Er is in verband met de geringe tijd alleen gekeken naar de kwaliteit van de tijdschriften waarin de artikelen gepubliceerd zijn door middel van de impactfactor en afwezigheid op de Beall’s lijst. Dit is een goede indicatie, maar het kan de kwaliteit van een artikel niet volledig beoordelen. Ook waren er studies uit tijdschriften met impactfactor lager dan 1 geïncludeerd, namelijk de studie van Raivio et al. (2015), Sahin & Tan (2012), Sanders et al. (2008) en Stenberg et al. (2012), en kwamen de studies van Carter et al. (2010) en Nordtug et al. (2013) uit een tijdschrift met een onbekende impactfactor. Verder bestaat de studie van Massimo et al. (2013) uit een steekproef van slechts twee participanten. De resultaten van al deze studies worden echter ondersteund door andere studies, en daarom wordt verwacht dat deze resultaten wel geldig zijn. Ook kunnen andere factoren een rol hebben gespeeld bij de sociale isolatie van mantelzorgers, zoals hoe lang ze op het moment van het interview of de vragenlijst voor de patiënt zorgden, hoeveel uur per dag ze aan de zorg kwijt waren en of ze nog andere afhankelijke personen in hun huishouden hadden. Dit is niet meegenomen omdat er bij de meeste onderzoeken weinig informatie over was. Als laatst moet er voorzichtig omgegaan worden met de getrokken conclusies, gezien de kleine omvang van het onderzoek. 5.7 Suggesties vervolgonderzoek en implicaties voor de praktijk Vervolgonderzoek Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden te kijken naar de invloed van sociaaleconomische status op isolatie bij mantelzorgers van zowel kankerpatiënten als dementiepatiënten, omdat de literatuur hiervan tot nu toe niet toereikend is. Hierbij zou de invloed van educatie op sociale isolatie bij mantelzorgers van kankerpatiënten interessant kunnen zijn, aangezien uit onderzoeken bij mantelzorgers van dementiepatiënten blijkt dat hogere educatie beschermt tegen isolatie. Ook zou meer onderzoek gedaan kunnen worden naar de invloed van de leeftijd van de mantelzorger op de sociale isolatie bij beide soorten mantelzorgers, omdat de leeftijd een tegenovergesteld effect leek te hebben op de isolatie van mantelzorgers van kankerpatiënten en dementiepatiënten, maar er nog te weinig onderzoek naar is gedaan om hier een conclusie uit te kunnen trekken. Verder zou onderzoek naar de invloed van de sense of coherence op de isolatie van mantelzorgers van kankerpatiënten interessant kunnen zijn, om te zien of een hogere sense of coherence ook bij hen leidt tot minder sociale isolatie. Tot slot is er nog maar weinig bekend over de invloed van de formele zorg op isolatie bij mantelzorgers van dementiepatiënten, waarschijnlijk omdat er nog geen behandeling of medicijn tegen dementie bestaat. Toch hebben ook mantelzorgers van dementiepatiënten te maken met de formele zorg, bijvoorbeeld bij thuiszorg of dagbehandelingen. Het kan dus interessant zijn om te onderzoeken wat de invloed van de perceptie van deze vorm van formele zorg is op de sociale isolatie bij mantelzorgers van dementie. Praktijk Er kan uit deze literatuurreview niet worden geconcludeerd dat één groep, mantelzorgers van dementiepatiënten of mantelzorgers van kankerpatiënten, meer last heeft van sociale isolatie. Er zijn echter wel een aantal verschillende factoren gevonden die eraan bijdragen, die implicaties kunnen hebben voor de praktijk. Er kan op kortere termijn niet veel veranderd 23 worden aan de karakteristieken van de patiënt zoals de cognitieve en fysieke vermindering. De formele zorg daarentegen kan wel helpen bij verminderen sociale isolatie van mantelzorgers van kankerpatiënten. Vooral toegankelijkheid, behulpzaamheid en mantelzorgers het idee geven dat ze er niet alleen voor staan zijn belangrijk. Bij onbekende ziektes zoals Lewy body dementie is het belangrijk om het bewustzijn over deze ziektes te verhogen, zodat mantelzorgers meer begrip vanuit de omgeving krijgen en zich dus minder geïsoleerd voelen. Ook de overeenkomsten in sociale isolatie zijn belangrijk, omdat ze laten zien wat zorgt voor sociale isolatie bij de mantelzorger, ongeacht wat de ziekte van de hulpontvanger is. Sociale support is voor beide soorten mantelzorgers erg belangrijk, dus het aansluiten bij een supportgroep zou mantelzorgers kunnen helpen hun isolatie te verminderen (Steward, 2006). Tot slot is een betere fysieke en psychische gezondheid bij beide soorten mantelzorgers gerelateerd aan minder sociale isolatie. Er kan mantelzorgers dus aangeraden worden om een zo gezond mogelijke levensstijl aan te nemen en als het nodig is psychologische hulp in te schakelen. Ze zouden hierbij geholpen kunnen worden door een mantelzorgcoach. 24 Referenties Albinsson, L. & Strang, P. (2003). Existential concerns of families of late-stage dementia patients: questions of freedom, choices, isolation, death, and meaning. Journal of Palliative Medicine, 6(2), 225-235. Alzheimer Nederland (z.d.). Verzorging. Geraadpleegd op 26 mei 2016, van http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/zorgen-voor-iemand-metdementie/verzorging.aspx Andrén, S. & Elmståhl, S. (2008). The relationship between caregiver burden, caregivers’ perceived health and their sense of coherence in caring for elders with dementia. Journal of Clinical Nursing, 17(6), 790-799. Antonovsky, A. (1993). The structure and properties of the sense of coherence scale. Social science & medicine, 36(6), 725-733. Balfe, M., O'Brien, K., Timmons, A., Butow, P., O'Sullivan, E., Gooberman‐Hill, R. & Sharp, L. (2016). The unmet supportive care needs of long‐term head and neck cancer caregivers in the extended survivorship period. Journal of Clinical Nursing, 25(11-12), 1576-1586. Bass, D. M., Judge, K. S., Snow, A. L., Wilson, N. L., Looman, W. J., McCarthy, C., ... & Kunik, M. E. (2012). Negative caregiving effects among caregivers of veterans with dementia. The American Journal of Geriatric Psychiatry, 20(3), 239-247. Beeson, R. A. (2003). Loneliness and depression in spousal caregivers of those with Alzheimer’s disease versus non-caregiving spouses. Archives of Psychiatric Nursing, 17(3), 135-143. Boer, A. H. de, & Klerk, M. de. (2013). Informele zorg in Nederland: een literatuurstudie naar mantelzorg en vrijwilligerswerk in de zorg. Sociaal en Cultureel Planbureau. Carter, N., Bryant-Lukosius, D., DiCenso, A., Blythe, J. & Neville, A. J. (2010). The supportive care needs of family members of men with advanced prostate cancer. Canadian Oncology Nursing Journal, 20(4), 166-170. Carter, J. H., Lyons, K. S., Lindauer, A. & Malcom, J. (2012). Pre-death grief in Parkinson's caregivers: A pilot survey-based study. Parkinsonism & Related Disorders, 18, S15S18. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (2013). Gezondheid en zorg in cijfers. Geraadpleegd op 19 april 2016, van file:///C:/Users/Lisanne/Downloads/2013c156puberr%20(1).pdf Colvez, A., Joel, M. E., Ponton-Sanchez, A. & Royer, A. C. (2002). Health status and work burden of Alzheimer patients’ informal caregivers: comparisons of five different care programs in the European Union. Health Policy, 60(3), 219-233. Coolbrandt, A., Sterckx, W., Clement, P., Borgenon, S., Decruyenaere, M., De Vleeschouwer, S., ... & de Casterlé, B. D. (2015). Family caregivers of patients with a high-grade glioma: a qualitative study of their lived experience and needs related to professional care. Cancer Nursing, 38(5), 406-413. Ekwall, A. K., Sivberg, B. & Hallberg, I. R. (2005). Loneliness as a predictor of quality of life among older caregivers. Journal of Advanced Nursing, 49(1), 23-32. 25 Galvin, J. E., Duda, J. E., Kaufer, D. I., Lippa, C. F., Taylor, A. & Zarit, S. H. (2010). Lewy body dementia: caregiver burden and unmet needs. Alzheimer Disease and Associated Disorders, 24(2), 177. Gilbert, E., Ussher, J. M., Perz, J., Hobbs, K. & Kirsten, L. (2010). Positive and negative interactions with health professionals: a qualitative investigation of the experiences of informal cancer carers. Cancer nursing, 33(6), E1-E9. Gommer, A.M. (2013). Neemt het aantal mensen met kanker toe of af? Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Geraadpleegd op 10 april 2016, van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-enziekte/ziekten-en-aandoeningen/kanker/trend/ Hawton, A., Green, C., Dickens, A. P., Richards, S. H., Taylor, R. S., Edwards, R., Greaves, C. J. & Campbell, J. L. (2011). The impact of social isolation on the health status and health-related quality of life of older people. Quality of Life Research, 20(1), 57-67. Janda, M., Eakin, E. G., Bailey, L., Walker, D. & Troy, K. (2006). Supportive care needs of people with brain tumours and their carers. Supportive Care in Cancer, 14(11), 10941103. Josten, E. & Boer, A. de. (2015). Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk. Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd op 19 april 2016, van file:///C:/Users/Lisanne/Downloads/Concurrentie%20tussen%20mantelzorg%20en%20 betaald%20werk.pdf Johansson, Å. K., Sundh, V., Wijk, H. & Grimby, A. (2013). Anticipatory grief among close relatives of persons with dementia in comparison with close relatives of patients with cancer. American Journal of Hospice and Palliative Medicine, 30(1), 29-34. kanker.nl (z.d.). Wat is kanker. Geraadpleegd op 26 mei 2016, van https://www.kanker.nl/bibliotheek/kanker/wat-is/792-wat-is-kanker Klassen, A. F., Gulati, S., Granek, L., Rosenberg-Yunger, Z. R., Watt, L., Sung, L., ... & Shaw, N. T. (2012). Understanding the health impact of caregiving: a qualitative study of immigrant parents and single parents of children with cancer. Quality of Life Research, 21(9), 1595-1605. Klerk, M. de, Boer, A. de, Plaisier, I., Schyns, P. & Kooiker, S. (2015). Informele hulp: wie doet er wat? Sociaal Cultureel Planbureau. Klerk, M. de, Marangos, A. M., Dijkgraaf, M. & Boer, A. de. (2009). De ondersteuning van Wmo-aanvragers. Sociaal Cultureel Planbureau. Leggett, A. N., Zarit, S., Taylor, A. & Galvin, J. E. (2010). Stress and burden among caregivers of patients with Lewy body dementia. The Gerontologist, gnq055. Li, Q. & Loke, A. Y. (2013). A spectrum of hidden morbidities among spousal caregivers for patients with cancer, and differences between the genders: A review of the literature. European Journal of Oncology Nursing, 17(5), 578-587. Massimo, L., Evans, L. K. & Benner, P. (2013). Caring for loved ones with frontotemporal degeneration: The lived experiences of spouses. Geriatric Nursing, 34(4), 302-306. 26 Matthews, B. A., Baker, F. & Spillers, R. L. (2004). Family caregivers' quality of life: influence of health protective stance and emotional strain. Psychology & Health, 19(5), 625-641. McRae, C., Fazio, E., Hartsock, G., Kelley, L., Urbanski, S.,& Russell, D. (2009). Predictors of loneliness in caregivers of persons with Parkinson's disease. Parkinsonism & Related Disorders, 15(8), 554-557. Mezzo (2013). Mantelzorg en eenzaamheid. Geraadpleegd op 2 april 2016, van https://www.mezzo.nl/pagina/voor-professionals/thema-s/cijfers-informelezorg/resultaten-nationaal-mantelzorgpanel/mantelzorg-en-eenzaamheid Newman, B. M. & Newman, P. R. (2014). Development through life: A psychosocial approach. Belmont, CA: Cengage Learning. Nordtug, B., Krokstad, S., Sletvold, O. & Holen, A. (2013). Differences in social support of caregivers living with partners suffering from COPD or dementia. International Journal of Older People Nursing, 8(2), 93-103. Poos M. J. J. C., Meijer S., Willemse B. (2014). Neemt het aantal mensen met dementie toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Geraadpleegd op 10 april 2016, van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-enaandoeningen/psychische-stoornissen/dementie/trend/ Physicians for a National Health Program (PNHP) (2010). Geraadpleegd op 2 juni 2016, van http://www.pnhp.org/single_payer_resources/health_care_systems_four_basic_models. php Raina, P., O'Donnell, M., Schwellnus, H., Rosenbaum, P., King, G., Brehaut, J., ... Walter, S. D. (2004). Caregiving process and caregiver burden: conceptual models to guide research and practice. BMC Pediatrics, 4(1), 1. Raivio, M. M., Laakkonen, M. L. & Pitkälä, K. H. (2015). Psychological well-being of spousal caregivers of persons with Alzheimer's disease and associated factors. European Geriatric Medicine, 6(2), 128-133. Rijksoverheid (z.d.) Mantelzorg. Geraadpleegd op 2 april 2016, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mantelzorg Reina, V. (2014). Health care systems: differences around the globe. Geraadpleegd op 2 juni 2016, van http://www.gapmedics.com/blog/2014/02/22/health-care-systemsdifferences-around-the-globe/ Rodriguez, G., De Leo, C., Girtler, N., Vitali, P. Grossi, E., & Nobili, F. (2003). Psychological and social aspects in management of Alzheimer’s patients: an inquiry among caregivers. Neurological Sciences, 24(5), 329-335. Rokach, A., Findler, L., Chin, J., Lev, S. & Kollender, Y. (2013). Cancer patients, their caregivers and coping with loneliness. Psychology, health & medicine, 18(2), 135-144. Russell, R. (2001). In sickness and in health: A qualitative study of elderly men who care for wives with dementia. Journal of Aging Studies, 15(4), 351-367. 27 Sahin, Z. A. & Tan, M. (2012). Loneliness, depression, and social support of patients with cancer and their caregivers. Clinical Journal of Oncology Nursing, 16(2), 145. Sanders, S., Ott, C. H., Kelber, S. T. & Noonan, P. (2008). The experience of high levels of grief in caregivers of persons with Alzheimer's disease and related dementia. Death studies, 32(6), 495-523. Stenberg, U., Ruland, C. M., Olsson, M. & Ekstedt, M. (2012). To live close to a person with cancer—Experiences of family caregivers. Social Work in Health Care, 51(10), 909926. Stewart, M., Barnfather, A., Neufeld, A., Warren, S., Letourneau, N. & Liu, L. (2006). Accessible support for family caregivers of seniors with chronic conditions: from isolation to inclusion. Canadian Journal on Aging, 25(02), 179-192. Struijs, A. J. (2006). Informele zorg: het aandeel van mantelzorgers en vrijwilligers in de langdurige zorg. Zoetermeer: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Tebb, S. & Jivanjee, P. (2000). Caregiver isolation: An ecological model. Journal of Gerontological Social Work, 34(2), 51-72. Totman, J., Pistrang, N., Smith, S., Hennessey, S. & Martin, J. (2015). ‘You only have one chance to get it right’: A qualitative study of relatives’ experiences of caring at home for a family member with terminal cancer. Palliative Medicine, 29(6), 496-507. Ussher, J. M., Sandoval, M., Perz, J., Wong, W. T. & Butow, P. (2013). The gendered construction and experience of difficulties and rewards in cancer care. Qualitative Health Research, 23(7), 900-915. Victor, C., Scambler, S., Bond, J., & Bowling, A. (2000). Being alone in later life: loneliness, social isolation and living alone. Reviews in Clinical Gerontology, 10(4), 407-417. Williams, A. L. (2014). Psychosocial burden of family caregivers to adults with cancer. In U. Goerling (Red.), Psycho-Oncology (pp. 73-85). doi:10.1007/978-3-642-40187-9 28 Bijlage Tabel 2 Overzicht studies Eerste Land auteur, jaartal Albinsson, Zweden 2003 Ziekte hulpbehoevende Dementie in een laat stadium Methode dataverzameling Steekproefgrootte Interview 20 Kwaliteit (impactfactor) 1,912 Andrén, 2008 Zweden Dementie Vragenlijst 130 1,225 Balfe, 2016 Ierland Hoofd- en nekkanker Vragenlijst 197 1,255 Bass, 2012 Verenigde Staten Dementie Telefooninterview 489 4,235 Carter, 2010 Canada Prostaatkanker Interview 19 Onbekend Carter, 2012 Verenigde Staten Parkinson Vragenlijst 74 3,972 Colvez, 2002 Frankrijk Alzheimer Vragenlijst 322 1,907 29 Belangrijkste uitkomsten Subcategorieën in sociale isolatie: enige familielid zijn, niemand hebben om dingen met de bespreken, niet meer met de patiënt kunnen praten en een ouder van je ouder zijn. Isolatie hangt meer van gezondheid mantelzorger af dan van patiënt. Isolatie heeft significant verband met mantelzorgers SOC. Eenzaamheid en financiële stress waren significant gerelateerd aan onvervulde behoeften. Frequenter probleemgedrag van veteranen voorspelden meer onvervulde behoeften, emotionele spanning, overspanning fysieke gezondheid, sociale isolatie, relatiespanning en depressie. Sociale isolatie als gevolg van ziekte. Man wil niet naar buiten door incontinentie en geen visite thuis door vermoeidheid. Sociale isolatie doordat familie, vrienden en medici de situatie niet begrijpen. Daarnaast spelen fluctuaties en cognitieve veranderingen bij patiënt een rol. Echtgenootmantelzorgers hebben significant meer gezondheidsproblemen dan andere soort mantelzorgers. De graad van de handicap hulpbehoevende was gelinkt aan sociale isolatie. Coolbrandt, 2015 België Hooggradig glioom Interview 16 1,966 Galvin, 2010 Verenigde Staten Lewy body dementie Vragenlijst 962 2,440 Gilbert, 2010 Australië Kanker Vragenlijst en interview 484 1,966 Janda, 2006 Australië Hersentumor Focus groep en telefooninterview 18 patiënten + 18 mantelzorgers 2,364 Klassen, 2012 Canada Kanker (bij kinderen) Interview 79 2,486 Leggett, 2011 Verenigde Staten Lewy body dementie Vragenlijst 611 3,231 Massimo, 2013 Verenigde Staten Frontotemporale dementie Interview 2 1,200 Matthews, 2004 Verenigde Staten Kanker Vragenlijst 152 1,871 30 Eenzaamheid in de relatie met het zieke familielid omdat zij niet meer dezelfde persoon zijn. Bijna de helft van de mantelzorgers voelde zich geïsoleerd omdat weinig mensen weten wat Lewy body dementie is. Ook leidde de toenemende last tot meer sociale isolatie Positieve ervaringen met gezondheidsprofessionals kunnen ervoor zorgen dat mantelzorgers zich niet alleen voelen, terwijl negatieve ervaringen kunnen zorgen voor gevoelens van isolatie Beperkingen van patiënt om aanwezig te zijn bij sociale bijeenkomsten leidde bij zowel patiënt als mantelzorger tot sociale isolatie Sterk support netwerk belangrijk om sociale gezondheid ouders te behouden. Door angst voor ziektekiemen lieten ouders kind liever thuis en nodigden ze geen visite uit. Groot deel mantelzorgers voelde zich eenzaam door gebrek aan bewustzijn over Lewy body dementie in hun gemeenschap. Verlies van een betekenisvolle connectie met echtgenoot creëerde gevoelens van isolatie. Isolatie was significant gecorreleerd met gezondheid, stadium en duur ziekte, gedrag van mantelzorger, gevoel van insluiting, en overbelasting. McRae, 2009 Verenigde Staten Parkinson Vragenlijst 70 3,972 Nordtug, 2013 Noorwegen Dementie en COPD Vragenlijst 206 Onbekend Raivio, 2015 Finland Alzheimer Vragenlijst 728 0,733 Rodrigues, 2003 Italië Alzheimer Interview 120 1,447 Rokach, 2013 Israël Kanker Vragenlijst 97 1,255 Russell, 2001 Verenigde Staten Dementie Interview 14 1,184 Sahin, 2012 Turkije Kanker Vragenlijst 0,91 Sanders, 2008 Verenigde Staten Alzheimer Interview 60 patiënten + 60 mantelzorgers 44 Stenberg, 2012 Noorwegen Kanker Interview 15 0,785 31 0,774 Meer educatie, betere gezondheid en meer waargenomen zelfeffectiviteit beschermden tegen eenzaamheid Meer sociale isolatie bij dementiegroep. Vrienden en familie zouden het lastiger kunnen vinden om te communiceren met iemand met dementie en komen daardoor minder vaak langs. Grootste verschil in sociale isolatie bij mantelzorgers waarbij naasten situatie wel of niet begrijpen, en met goede of slechte psychologische gezondheid. Verlies van vrije tijd en vriendschap omdat ze de hele tijd bij de patiënt moeten zijn. Ook moeilijkheden in de relatie met familieleden. Vergeleken met de ‘algemene populatie’ subgroep hadden zowel patiënten als mantelzorgers meer sociale support Gevoelens van isolatie omdat ze het gevoel hebben dat hun werk onzichtbaar is en niet gewaardeerd wordt. Hoe hoger de scores voor sociale support, hoe minder depressie en eenzaamheid Isolatie doordat vrienden wegvielen en ze 24 uur per dag met hun mantelzorgtaak bezig zijn. Bij echtgenoten viel de primaire bron van sociale support en socialisatie, hun partner met Alzheimer, nu weg. Mantelzorgers vonden het moeilijk om de patiënt alleen te laten en werden daardoor Totman, 2015 Groot Brittannië Terminale kanker Interview 15 1,912 Ussher, 2013 Australië Kanker Interview 53 1,441 32 afgesloten van hun normale sociale leven. Ook voelden ze zich niet betrokken bij het gezondheidszorgpersoneel. Vooral het weten dat anderen aan je denken hielp om minder eenzaam te voelen. Mantelzorgers konden zich geïsoleerd voelen doordat ze niet veel hulp kregen van professionals. Intensiteit van zorg werd geassocieerd met sociale isolatie en eenzaamheid. Ook veranderingen konden zorgen voor sociale isolatie door verlies van buren en collega’s.