werken met kleine groepen binnen de grote groep

advertisement
werken met kleine groepen binnen de grote groep
Klassenmanagement en interactief taalonderwijs
in groep 1 tot en met 4
Bouwsteen interactief taalonderwijs nr. 6
Mariët Förrer
m.m.v. Marijke Kienstra, Suzan Valstar, Anneke Zielhorst
maart 2001
inhoudsopgave
Vooraf
3
Praktijkschets
4
Differentiëren en zelfstandig werken
7
Pedagogisch klimaat
9
Rol van de leerkracht
11
Activiteiten kiezen
12
Ruimte en tijd
17
Afspraken en routines
20
Invoeren van zelfstandig werken
24
Perspectief
26
Literatuur
27
Bijlagen
28
2
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
vooraf
Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs op de basisschool te verbeteren.
Centrale doelstelling is de implementatie van interactief taalonderwijs in het basisonderwijs.
Uitgangspunten van interactief taalonderwijs zijn: sociaal leren, betekenisvol leren en strategisch leren.
Het Expertisecentrum werkt samen met scholen, schoolbegeleiders en opleiders aan
ontwikkelingsprojecten rond de onderwerpen: mondelinge communicatie, woordenschat,
geletterdheid, interventies bij leerproblemen en kinderen volgen in interactief taalonderwijs.
Binnen interactief taalonderwijs wil de leerkracht de interactie tussen de leerkracht en de leerlingen en
tussen de leerlingen onderling stimuleren. Een effectieve werkwijze hiervoor is een kleine groep
leerlingen apart te nemen binnen schooltijd in het eigen lokaal. Als er niemand beschikbaar is om de
overige kinderen te begeleiden, moet de rest van de groep zelfstandig kunnen werken. Het vraagt
zowel van de leerkracht als van de leerlingen vaardigheden om dit te organiseren en uit te voeren.
In deze bouwsteen verkennen we hoe de leerkracht kan werken met een kleine groep binnen de grote
groep. Wat er precies in de kleine kring gebeurt, komt aan de orde in de prototypen van de
ontwikkelingsprojecten. In deze bouwsteen ligt het accent op het zelfstandig werken en de organisatie
ervan. Deze bouwsteen is daarom een aanvulling op en geeft achtergrondinformatie bij de prototypen
voor het basisonderwijs.
Deze bouwsteen is het resultaat van samenwerking tussen de ontwikkelingsprojecten Woordenschat
en Mondelinge communicatie van het Expertisecentrum Nederlands en CPS, onderwijsontwikkeling en
advies.
3
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
1. praktijkschets 'de bloemenwinkel'
Projectscholen die interactief taalonderwijs invoeren, experimenteren met de organisatie van
zelfstandig werken. Het volgende voorbeeld is gebaseerd op de activiteiten van een groep 1/2 van
een school die meedoet aan het project woordenschat. Leerkracht Nathalie wil tijdens de werkles een
groepje kinderen apart nemen, terwijl de andere kinderen zelfstandig werken.
Gisteren zijn 5 kinderen uit groep 1/2 van leerkracht Nathalie met een moeder naar de
bloemenwinkel geweest. ‘De bloemenwinkel’ is al een aantal weken het thema bij Nathalie in de
groep. De kinderen brengen in kleine groepjes onder begeleiding van een moeder een bezoek aan een
echte bloemenwinkel. Elke dag gaat een groepje. Zo komen ze meer te weten over de bloemenwinkel
en kunnen ze hun eigen bloemenwinkel die ze in de spelhoek hebben gemaakt zo echt mogelijk
inrichten. Van tevoren bedenken de kinderen met elkaar en met Nathalie wat ze willen bekijken en
wat ze aan de verkoper willen vragen. Nathalie schrijft dit op papier, zodat de ‘dienstdoende’ moeder
er ook van op de hoogte is. Ook krijgen de kinderen geld mee om een bloem te kopen. Wanneer alle
kinderen naar de bloemenwinkel zijn geweest, wil Nathalie aandacht gaan besteden aan de bloemen
die ze hebben gekocht. Eerder in de week zijn er tijdens de werklessen al informatieprikkertjes voor
de plantjes gemaakt.
Nathalie start in de grote kring. De kinderen die gisteren naar de winkel zijn geweest, mogen
vertellen wat ze gezien en gevraagd hebben. Tijdens het gesprekje legt Nathalie de relatie met de
eigen bloemenwinkel in de klas en vraagt aan de kinderen hoe ze kunnen zien dat het een
bloemenwinkel is.
‘Aan de tulp en aan de blaadjes,’ zegt Anne.
‘Bloemenwinkel is erbij geschreven,’ vertelt Stefan, ‘dan weten de mama’s dat ‘t de bloemenwinkel
is.’
De kinderen mogen verschillende voorwerpen in de winkel aanwijzen, zoals de toonbank, de
rekenmachine, de kassa, het plakband, de telefoon en de pen.
Ruth vertelt waar de briefjes voor zijn: ‘als je wat wil bestellen.’ Die briefjes hadden ze ook in de
echte bloemenwinkel zien liggen.
Sven heeft iets achter de toonbank zien liggen: ‘papier om bloemen in te pakken.’
Het gesprek gaat nu verder over de inpaktafel. Een van de kinderen stelt voor inpakpapier te maken,
zodat ze ook in de eigen winkel de bloemen kunnen inpakken. Sven vindt dat er voor de eigen winkel
ook een pinautomaat gemaakt moet worden. Deze twee activiteiten worden opgenomen in de
werkles.
Na het kringgesprek gaan de kinderen aan de slag. De rode tafel gaat een pinautomaat maken (aan de
tafel zitten Sven en de andere kinderen die gisteren naar de bloemenwinkel zijn geweest en de
pinautomaat met elkaar bekeken hebben). De gele tafel maakt een bloemenschilderij en de blauwe
het inpakpapier. De overige kinderen mogen spelen in de bloemenwinkel, of werken in de
computerhoek, de puzzelhoek, of de blokkenhoek. Ook gaat er vandaag weer een groepje naar de
bloemenwinkel. Een moeder komt de kinderen ophalen. Nathalie bespreekt voordat ze weg gaan nog
even de afspraken die tijdens het uitstapje gelden: rustig lopen en rustig praten.
Nathalie loopt door de klas om te kijken of alle kinderen aan het werk kunnen. Nathalie wil vandaag
het groepje aan de blauwe tafel begeleiden. Ze wil voordat de kinderen inpakpapier gaan maken, een
gesprekje met hen voeren. Voordat ze aan de blauwe tafel gaat zitten, geeft ze aan dat de andere
kinderen haar nu even niet meer kunnen storen. Ze herhaalt de afspraken die daarover in de groep
zijn gemaakt: ‘Je moet zachtjes aan het werk gaan. Je mag wel met elkaar overleggen, maar niet door
de klas gaan lopen. Als je iets niet weet, mag je hulp vragen aan een ander kind.’
4
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
de bloemenwinkel
In de blauwe groep haalt Nathalie samen met de kinderen terug wat ze gingen doen.
‘Papier voor de bloemen maken,’ weet Serina nog precies. Ze pakt bloemeninpakpapier dat ze van
haar oma heeft gekregen en vertelt hoe oma hieraan is gekomen: ‘oma had bloemen gekocht.’ Omdat
het inpakpapier van Serina niet zo groot is, moet er meer bijgemaakt worden. Nathalie bespreekt
met de kinderen, wat er allemaal te zien is op het inpakpapier dat Serina mee naar school heeft
genomen: het telefoonnummer van de bloemenwinkel (voor als je nog meer bloemen wilt bestellen)
en de naam van de bloemenwinkel. Melanie weet nog wel hoe de bloemenwinkel heet waar ze zijn
geweest, namelijk: ‘Dorpmans’. Er staan ook nog een heleboel bloemen en planten op het papier.
In de tijd dat Nathalie het gesprek over het inpakpapier voert in de kleine groep, is het in de rest van
de groep steeds onrustiger geworden. Vooral de kinderen aan de computertafel maken lawaai, ze
ruziën en zijn niet meer bezig met de computeractiviteit. Ook andere kinderen zijn intussen harder
gaan praten. Nathalie onderbreekt de activiteit in de kleine groep om de orde en de rust in de groep
te herstellen. Ze geeft aan dat de kinderen te hard praten. Dat was niet de afspraak. Ze kan de
kinderen met wie ze aan het werk is door de herrie haast niet meer verstaan. Nathalie loopt naar de
kinderen aan de computertafel om hen een standje te geven en weer op weg te helpen.
Hierna is het een stuk rustiger in de klas. De kinderen uit de kleine kring zijn zelf inpakpapier gaan
maken. De vier kinderen aan de rode tafel zijn ieder met een eigen pinautomaat bezig. Ze vinden het
vrij lastig om de pinautomaat vorm te geven. In de bloemenwinkel zijn drie kinderen bezig met het
inpakken van plantjes. Van echt rollenspel is hier geen sprake. Nathalie gaat de bloemenwinkel
binnen en spreekt een van de kinderen aan: 'Goedemorgen, ik wil graag een bosje bloemen kopen.'
De leerling reageert direct: ‘Welke bloemen wilt u?’ Er ontspint zich vervolgens een echt gesprek
tussen de klant en de verkoper. Als Nathalie weer weg is, gaat het rollenspel in de bloemenhoek
verder.
Nathalie maakt een rondje door de groep. Ze bespreekt met individuele en groepjes kinderen wat ze
gemaakt hebben en waar ze nog mee bezig zijn. Op die manier komt iedereen aan de beurt. Na een
kwartier wordt de speelwerkles afgerond. De kinderen ruimen hun spullen op en komen terug in de
grote kring.
Nathalie evalueert met de kinderen hoe de werkles is verlopen. Kon iedereen goed werken? Wat
deed je als je zelf iets niet wist? Had je last van andere kinderen? Nathalie zegt dat ze zelf vond dat
5
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
de kinderen te veel herrie maakten. Praten is niet erg, maar er was zoveel lawaai dat ze de kinderen
waar ze mee bezig was niet goed kon horen.
’s Middags mogen de afzonderlijke groepjes in de grote kring vertellen wat ze ’s morgens hebben
gemaakt. Ook de kinderen die naar de bloemenwinkel zijn geweest, kunnen over hun ervaringen
vertellen.
Reflectie op deze activiteit
.
.
.
.
De klas ziet er heel aantrekkelijk uit voor de kinderen. Naarmate het thema langer duurt, komen
er steeds meer spullen de klas in die met de bloemenwinkel te maken hebben.
Het uitstapje naar de bloemenwinkel vormt binnen dit thema een anker. Het is heel motiverend
voor de kinderen; de bloemenwinkel krijgt betekenis voor de kinderen doordat ze er zelf naar toe
gaan en ontdekken wat er allemaal bij hoort. Nathalie bereidt het bezoek met de kinderen voor
(waar gaan we naar kijken en wat kunnen we vragen). Hierdoor kunnen ze gerichter kijken. Het
inschakelen van ouders is bij zo’n activiteit wel noodzakelijk.
Nathalie speelt in op de eigen inbreng van de kinderen. Het neerleggen van bestelbriefjes, het
maken van de pinautomaat en het maken van inpakpapier zijn ideeën van de kinderen. De
activiteiten zijn betekenisvol en functioneel: de spullen die gemaakt worden, worden in de eigen
bloemenwinkel gebruikt.
Tijdens de werkles wordt duidelijk dat de kinderen van de rode tafel, toch nog niet zo precies
weten wat een pinautomaat is. Nathalie geeft aan dat ze het liefst tijdens de werkles even bij alle
groepjes ondersteuning zou willen bieden. Dat lukte nu niet. Een oplossing zou kunnen zijn dat
Nathalie minder lang bij een groepje blijft en de kinderen eerder zelf aan het werk zet, zodat ze
haar aandacht meer kan spreiden.
6
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
2. differentiëren en zelfstandig werken
Interactie tussen leerlingen en de leerkracht en tussen leerlingen onderling is van grote betekenis voor
de taalontwikkeling van kinderen. In een gesprek met de hele groep nemen de leerlingen vaak maar
heel beperkt deel. De leerkracht is veel aan het woord, de leerkracht stelt vragen en de leerlingen
geven antwoord. Niet alle leerlingen komen aan de beurt. Veel leerlingen volgen het gesprek niet
meer omdat het gesprek voor hen niet boeiend is en hun kans om iets te zeggen maar klein is. Lang
niet alle kinderen voelen zich zeker genoeg om in de grote kring iets te zeggen. Voor een goede
taalontwikkeling hebben kinderen interactie nodig waaraan ze actief kunnen deelnemen. Een gesprek
in een kleine groep lokt leerlingen veel meer uit tot actief taalgebruik. In deze situatie is meer ruimte
voor de eigen inbreng van de kinderen. De leerkracht kan het initiatief van de leerlingen stimuleren,
onder andere door in te gaan op de onderwerpen die de kinderen aandragen en ruimte te geven om
daarover door te praten. Zo hebben leerlingen meer kans om op elkaar te reageren en van elkaar te
leren. In de ontwikkelingsprojecten van het Expertisecentrum Nederlands voeren leerkrachten
regelmatig activiteiten uit met leerlingen in een kleine groep, zoals in het volgende voorbeeld.
Vera, leerkracht van groep 3/4, heeft een aantal kinderen bij zich uitgenodigd. Aan de hand
van een stopwatch wil ze een gesprek op gang brengen. Ze wil dat de kinderen daarbij een
actieve inbreng hebben en ook op elkaar reageren. In een hoekje van het lokaal staan lage
banken in een V-vorm. In de punt zitten Jawit, Arianto, Erdem, Karn en Vera. De rest van de
groep is aan het werk met taken uit het blokuur. Vera laat de stopwatch die ze in haar
handen heeft zien: ‘Nou ben ik wel heel benieuwd wat dit is… ‘ .
Jawit: ‘Stopwatch’ en Karn tegelijkertijd: ‘Wat is het eigenlijk?’.
Vera kijkt het kringetje rond.
Arianto: ‘Voor hoe snel je ben’
Jawit: ‘Hoe lang je duurt’
Erdem: ‘Ga eens een rondje rennen’
Karn: ‘Ja, ik!’
Vera: ‘Hoe lang denk je dat het duurt?’
Erdem: ‘Ik denk een rondje’ Hij wijst op de stopwatch.
Arianto: ‘Maar mijn horloge daar kan je het ook mee doen’
Erdem en Arianto vergelijken stopwatch en horloge, terwijl Karn buiten een rondje rent.
Erdem: ‘Die van het horloge gaat sneller’
Vera: ‘Denk je, gaan we zo eens kijken’.
Dergelijke activiteiten in een kleine groep vinden plaats in schooltijd, in de eigen groep. Soms is er
iemand beschikbaar die de rest van de groep kan begeleiden, terwijl de leerkracht met een kleine
groep werkt. Vaak genoeg echter, staat de groepsleerkracht er alleen voor. Over die situatie gaat deze
bouwsteen. De leerkracht wil geconcentreerd kunnen werken met een klein groepje leerlingen, terwijl
de rest van de groep betrokken is bij zinvolle activiteiten. Deze leerlingen moeten in staat zijn enige
tijd (15 á 20 minuten) te werken zonder directe begeleiding van de leerkracht. Dit doet een beroep op
de zelfstandigheid van de leerlingen.
Differentiatie binnen de groep en zelfstandig werken zijn twee kanten van dezelfde medaille. De
leerkracht organiseert haar onderwijs zo dat zij in staat is kleine groepjes intensief te begeleiden.
Voorwaarde daarvoor is dat de andere leerlingen individueel of in groepjes zelfstandig kunnen werken.
Zelfstandigheid van de leerlingen is zo bekeken, een voorwaarde om differentiatie mogelijk te maken.
Op de basisschool is zelfstandigheidsontwikkeling echter ook een belangrijk doel op zichzelf.
Zelfstandigheid heeft te maken met onafhankelijk van anderen iets voor elkaar kunnen krijgen.
Kinderen die zich op een gezonde manier ontwikkelen, willen dingen zelf kiezen en kunnen. Kinderen
die ervaren dat ze met succes zelf iets kunnen, ontwikkelen zelfvertrouwen. Dit is de basis voor een
betrokken en gemotiveerde leerhouding. Zelfstandigheidontwikkeling is niet alleen belangrijk voor een
evenwichtige sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, maar ook voor het leren. Als kinderen de
7
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
gelegenheid krijgen zelfstandig te werken, worden ze uitgedaagd actief en zelfontdekkend bezig te
zijn. Ze gaan zelf met een onderwerp aan de slag, zijn hier actief mee bezig waardoor nieuwe kennis
voor henzelf betekenis krijgt. Ze moeten ook richting geven aan hun eigen leerproces: leren kiezen,
weten wat ze willen doen, doelen stellen, initiatief durven nemen, plannen maken, plannen uitvoeren,
nagaan of je op de goede weg bent, de tijd in de gaten houden, je eigen aanpak bijstellen, problemen
oplossen en hulp durven vragen. Dit zijn allemaal elementen van leren leren. Reflectie, nadenken over
je eigen handelen speelt hierin een belangrijke rol.
Als een leerkracht ervoor kiest regelmatig intensief aandacht te besteden aan een kleine groep
leerlingen, worden de overige leerlingen hiermee niet tekort gedaan. Voorwaarde is dat de rest van de
groep bezig kan zijn met voor hen zinvolle activiteiten. In zo’n situatie profiteren alle leerlingen. De
kleine groep krijgt intensieve begeleiding van de leerkracht. Alle leerlingen in de groep worden
regelmatig in de kleine groep uitgenodigd. De andere kinderen ontwikkelen hun zelfstandigheid door
onafhankelijk zonder directe begeleiding van de leerkracht te werken.
In dit katern komen aspecten aan de orde die te maken hebben met de organisatie van dit soort
leersituaties. Daarbij ligt het accent op het organiseren van de activiteiten van de leerlingen die niet
meedoen in de kleine groep, de leerlingen die zelfstandig werken. Hoe de kleine groepen werken en
wat er daar plaatsvindt, wordt beschreven in de prototypen. Voordat we de aandacht richten op het
organiseren van zelfstandig werken, lichten we enkele aspecten toe van het pedagogisch klimaat in de
groep. Dit vormt de context waarbinnen het zelfstandig werken plaatsvindt.
8
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
3. pedagogisch klimaat
Kinderen kunnen gemotiveerd werken, onafhankelijk van de leerkracht, wanneer ze zich op hun
gemak voelen en aan hun basisbehoeften is voldaan. Inmiddels welbekend zijn de drie basisbehoeften
die Stevens (1997) noemt: de behoefte aan relatie, competentie en autonomie.
.
Relatie: Kinderen voelen zich thuis op school. Ze hebben een goede relatie met de leerkracht en
met medeleerlingen; voelen zich begrepen en gewaardeerd. Ze ervaren dat er iemand oog voor
hen heeft en helpt als het nodig is.
.
Competentie: Kinderen ervaren dat ze iets kunnen, dat iets lukt.
.
Autonomie: Kinderen krijgen de kans zelf keuzen te maken, beslissingen te nemen en ergens zelf
verantwoordelijk voor te zijn.
Het is belangrijk dat de leerkracht alert is op de basisbehoeften van leerlingen en kan inspelen op
verschillen tussen leerlingen. Sommige kinderen hebben behoefte aan houvast en ondersteuning,
andere kinderen juist aan uitdaging. Bij ieder kind kan de balans anders liggen. Het pedagogisch
klimaat dat de leerkracht schept, bepaalt of aan de behoeften van de leerlingen wordt voldaan. Een
aantal elementen van het pedagogisch klimaat die van belang zijn voor zelfstandig werken, lichten we
nader toe.
Verschillen tussen leerlingen waarderen
Het is belangrijk dat de leerkracht oog heeft voor individuele leerlingen en op een goede manier
omgaat met verschillen tussen de leerlingen. Daarmee bedoelen we dat de leerkracht het voorkomen
van verschillen tussen leerlingen vanzelfsprekend en waardevol vindt. De leerkracht praat hier ook
over met de leerlingen. Voor jonge leerlingen is het niet altijd gemakkelijk te accepteren dat de
leerkracht (tijdelijk) veel aandacht heeft voor enkele andere kinderen en zij zelf activiteiten moeten
uitvoeren zonder de leerkracht. Het wordt gemakkelijker te accepteren wanneer de leerkracht steeds
weer benadrukt dat de leerlingen in de groep niet allemaal hetzelfde zijn en niet op dezelfde manier
leren en dat het daarom handig is soms in kleine groepjes te werken. Dan kan de leerkracht met een
groepje kinderen een activiteit doen die past bij die kinderen. Iedereen komt aan de beurt om in een
klein groepje met de leerkracht te werken. Het is nodig uit te leggen (en regelmatig te herhalen)
waarom je soms met een klein groepje wilt werken. Jonge kinderen zijn gevoelig voor het
‘eerlijkheidsprincipe’: iedereen komt aan de beurt.
Een veilige leeromgeving
Een veilige leeromgeving is noodzakelijk voor het organiseren van een kleine kring in combinatie met
zelfstandig werken. Alleen als kinderen zich veilig voelen in de groep en het gevoel hebben greep te
hebben op de omgeving, durven ze zelfstandig een activiteit uit te voeren zonder directe begeleiding
van de leerkracht. Als ze zich niet veilig voelen, nemen ze geen initiatief.
De leerkracht kan nagaan of een kind zich veilig voelt in de groep door op het volgende te letten:
.
zoekt een kind contact met de leerkracht?
.
zoekt een kind contact met de andere kinderen?
.
durft een kind door het lokaal te lopen?
.
weet een kind de weg in het lokaal?
.
kent een kind de basisafspraken over bijvoorbeeld het naar toilet gaan?
Afspraken en routines zijn belangrijk om de klas tot een prettige en veilige leeromgeving te maken. In
paragraaf 7 gaan we hier verder op in. Als de leerkracht er niet alert op is of leerlingen zich voldoende
veilig voelen in de groep, kan het zijn dat sommige leerlingen tijdens het zelfstandig werken
onvoldoende toekomen aan zinvolle activiteiten. Een mogelijke aanpak is deze kinderen te koppelen
aan een maatje, een medeleerling die ze goed kennen, waar ze zich bij op hun gemak voelen en die
hen kan helpen. De aanwezigheid van een maatje kan voldoende veiligheid bieden om een leerling
toch tot activiteiten uit te lokken. Als het samenspelen en werken met een maatje geen oplossing
biedt, kan de leerkracht (tijdelijk) besluiten een kind bij zichzelf in de buurt te houden en het in de
9
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
buurt van de kleine kring een plekje te geven. De fysieke nabijheid van de leerkracht kan voor
sommige kinderen (met name voor de jongste kinderen die net op school zijn) tijdelijk nodig zijn.
Leerlingen nemen initiatief
Zelfstandig werken vraagt van de leerlingen dat ze initiatief nemen. Dit betekent zelf een aanpak
bedenken en zelf oplossingen zoeken. De leerkracht kan hen hierbij begeleiden. Ze bespreekt met de
leerlingen wat ze zelf al kunnen en mogen, heeft vertrouwen in hen en laat dit ook merken. Ze geeft
leerlingen verantwoordelijkheid en waardeert en stimuleert eigen initiatief van leerlingen. Vooral bij
kinderen die een afwachtende houding aannemen in de groep, doet ze dit stap voor stap en zorgt ze
voor positieve bevestiging.
Leerlingen helpen elkaar
Zelfstandig werken kan beter tot zijn recht komen in een omgeving waar de leerlingen gewend zijn
elkaar te helpen. Ook de manier waarop leerlingen met elkaar omgaan is een onderdeel van het
pedagogisch klimaat. Hebben leerlingen oog voor elkaar? Accepteren ze elkaar? Willen ze rekening
met elkaar houden? Geven ze elkaar gelegenheid mee te doen? Kunnen ze samen doen met
materiaal? Het is belangrijk dat de leerkracht alert is op de wijze waarop leerlingen met elkaar
omgaan. Met haar eigen gedrag geeft zij het goede voorbeeld en zij besteedt aandacht aan het
ontwikkelen van sociale vaardigheden. Hierbij hoort ook de bereidheid elkaar te helpen. Kinderen
weten dat ze elkaar hulp kunnen vragen en doen dit ook als het nodig is. Elkaar helpen is niet
gemakkelijk. De leerkracht besteedt samen met de kinderen aandacht aan het voordoen en het
oefenen ervan.
Uitstel van aandacht is geen afstel van aandacht
Als de leerkracht met een kleine groep aan het werk is, heeft zij enige tijd geen aandacht voor de rest
van de leerlingen. De leerlingen weten dit en begrijpen dit. Veel leerkrachten gebruiken hier een
symbool voor. In paragraaf 7 komen we daar op terug. Belangrijk is dat de aandacht uitgesteld wordt
en niet achterwege gelaten. Nadat de activiteit in de kleine groep is afgelopen heeft de leerkracht
aandacht voor de leerlingen die zelfstandig gewerkt hebben.
10
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
4. rol van de leerkracht
Het samen met de leerlingen werken aan een veilige en uitdagende leeromgeving, zoals beschreven in
voorgaande paragraaf, hoort bij de basistaken van de leerkracht. Specifiek met betrekking tot het
zelfstandig werken is nog meer te zeggen over de rol van de leerkracht.
Zelfstandig werken vraagt van de leerkracht vaak een verandering van houding. Leerkrachten zijn
gewend de gang van zaken in de groep goed in de hand te houden. Ze zijn er op gericht zaken te
regelen, aan te sturen en kinderen te helpen. Als we echter willen dat kinderen zelfstandig werken,
betekent dat onder andere dat de leerlingen zelf initiatief nemen, zelf een aanpak bedenken, zelf hun
materialen pakken en zelf oplossingen bedenken als iets niet lukt, ook al verschilt die van de aanpak of
oplossing die de leerkracht zelf gekozen zou hebben. De leerkracht staat hierbij niet direct klaar om
het probleem op te lossen. Vaak is het voor leerkrachten moeilijk kinderen los te laten (‘Dat kunnen ze
nog niet.’ ‘Dat durf ik ze niet te laten proberen’). Leerkrachten zijn gewend structuur te bieden en snel
te reageren op signalen van kinderen. Als leerkracht moet je je tijdens het zelfstandig werken
inhouden en moet je bewust niet doen wat je in andere situaties automatisch wel doet. Om dit te
kunnen is het belangrijk vertrouwen te hebben in de mogelijkheden van kinderen. Denk niet te snel
‘Dat kunnen ze niet’, maar bespreek met de leerlingen wat ze zelf kunnen. De leerkracht kan de
leerlingen eerst uitnodigen te laten zien wat ze zelfstandig kunnen, terwijl ze in de buurt is. Later gaan
de leerlingen zelfstandig werken zonder de directe nabijheid van de leerkracht. De leerkracht heeft
hierbij het perspectief voor ogen dat de leerlingen stap voor stap hun zelfstandigheid ontwikkelen en
laat dit de leerlingen ook merken.
Zelfstandig werken doet niet alleen een beroep op pedagogische kwaliteiten, maar ook op didactische
en organisatorische vaardigheden.
Belangrijke zaken hierbij zijn:
.
De keuze van activiteiten voor het zelfstandig werken.
.
Het gebruik van de ruimte en het benutten van de beschikbare tijd
.
Afspraken en routines in verband met de start, het verloop en de afronding van het zelfstandig
werken
Hieronder gaan we op deze onderwerpen in. Invoeren van zelfstandig werken vraagt een stapsgewijze
opbouw. Daarom besteden in een aparte paragraaf ook aandacht aan de invoering van zelfstandig
werken
11
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
5. activiteiten kiezen
De leerkracht bepaalt welke activiteiten zij geschikt vindt voor zelfstandig werken. Ze maakt een
selectie van activiteiten die de leerlingen tijdens het zelfstandig werken kunnen uitvoeren. Welke
activiteiten geschikt zijn, wordt door meerdere factoren bepaald. De leerkracht schat in wat de
leerlingen aankunnen. De eigen stijl van werken van de leerkracht is ook bepalend: wat durft de
leerkracht zelf aan? Ook de inrichting van het lokaal speelt een belangrijke rol. Een rijke omgeving
biedt leerlingen meer kansen om actief en betrokken aan het werk te zijn. Als daarbij de inrichting ook
nog goed georganiseerd is en de leerlingen zelf materialen kunnen pakken, zijn wellicht meer
activiteiten voor zelfstandig werken geschikt dan de leerkracht aanvankelijk dacht.
De leerkracht biedt de leerlingen een selectie van activiteiten aan. Vooraf bedenkt ze of ze de
leerlingen vrij wil laten kiezen of dat activiteiten verplicht zijn. Het is de bedoeling dat de leerlingen die
zelfstandig werken bezig zijn met activiteiten die voor hen zinvol zijn. Belangrijk is dat de leerlingen
activiteiten doen die ze in principe aankunnen en waarvan de leerkracht weet of verwacht dat de
leerlingen ze zonder hulp uit kunnen voeren. Hierbij moet er voor gewaakt worden dat de activiteiten
te eenvoudig en te weinig uitdagend zijn. In dat geval zijn de leerlingen snel klaar of uitgekeken op
hun activiteiten en gaan ze zich vervelen en elkaar storen. Daarom benadrukken we nogmaals dat een
stimulerende omgeving een belangrijke rol speelt bij het zelfstandig werken. Als de omgeving rijk en
uitdagend is en de kinderen veel kansen biedt om zelf aan de slag te gaan, zullen zij beter en langer
zelfstandig kunnen werken. In de prototypen die voor leerkrachten ontwikkeld worden, wordt veel
aandacht besteed aan het inrichten van een stimulerende lees- en schrijfomgeving.
In de kleutergroepen is het het meest gebruikelijk dat de kinderen zelf kiezen. De leerlingen maken
hierbij gebruik van het keuzebord. Een keuze brengt voor de leerlingen ook consequenties met zich
mee: als je aan iets begint blijf je daar ook een poosje mee bezig, maak je iets af, en loop je er niet
zomaar bij vandaan. Belangrijk is de leerlingen te vragen: ‘wat wil je?’ en “kun je dat alleen?’. De
leerkracht moet inschatten of de leerlingen de activiteit die ze kiezen aankunnen, dat wil zeggen
zelfstandig kunnen uitvoeren. Soms is het nodig de keuze bij te sturen.
Bepaalde activiteiten kunnen worden ‘gesloten’ als de leerkracht verwacht dat de leerlingen die niet
zonder begeleiding kunnen uitvoeren. Het is in het begin aan te raden activiteiten te kiezen waar niet
teveel materiaal bij nodig is en die niet teveel beweging en geluid veroorzaken. Een activiteit is echter
nooit per definitie ongeschikt voor zelfstandig werken. Zo kan een verfhoek mogelijk wel open blijven,
wanneer de materialen van tevoren klaar staan. Wellicht kunnen de leerlingen ook zelf verf pakken of
krijgt één leerling de taak dit te doen.
Ook voor de leerlingen in groep 3 en 4 zal de leerkracht van tevoren activiteiten selecteren die
geschikt zijn voor zelfstandig werken.
In groep 3 en 4 is het een goede werkwijze om de klas te verdelen in groepjes en ieder groepje aan
een bepaalde activiteit te laten werken. In de groepjes werken de kinderen individueel, maar kunnen
elkaar wel hulp vragen en helpen. Door vijf verschillende activiteiten te organiseren en de leerlingen
elke dag een korte periode zelfstandig te laten werken, kunnen de leerlingen aan het eind van de
week vijf verschillende activiteiten gedaan hebben. Op het bord of op een schema kan worden
bijgehouden welke activiteiten de groepjes al gedaan hebben.
Als kinderen al wat meer gewend zijn om zelfstandig te werken kan binnen een les een circuit worden
opgezet. De leerlingen starten bij een activiteit en na een bepaalde tijd wisselen ze van activiteit. De
kleine groep onder begeleiding van de leerkracht, kan een van de activiteiten van het circuit zijn.
Afhankelijk van de situatie in het lokaal en de te gebruiken materialen, kunnen de groepjes rouleren
langs de activiteiten, of de activiteiten rouleren langs de groepjes.
12
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
KEUZEBORD
Leerkrachten kunnen ervoor kiezen alle leerlingen tegelijk met hetzelfde vakgebied bezig te laten zijn,
bijvoorbeeld met taal-leesactiviteiten of met rekenactiviteiten. Dit is geen noodzaak. Zo kan er ook
met een takensysteem gewerkt worden. Kinderen hebben hierbij voor verschillende inhouden een
aantal taken die ze op een dag (of in een week voor oudere kinderen) zelfstandig kunnen uitvoeren.
Ze bepalen dan zelf de volgorde waarin ze de taken uitvoeren.
In de gecombineerde groep 3-4 van leerkracht Vera wordt tijdens een blokuur zelfstandig
gewerkt. Iedere week zijn er minimaal zes verschillende activiteiten voor zelfstandig
werken. De leerkracht zet deze op het bord. De kinderen houden zelf bij welke activiteiten
ze hebben gedaan. Er zijn taal-leesactiviteiten, maar ook rekenactiviteiten en
knutselopdrachten zijn mogelijk. En heel soms, als er een onderwijsassistente beschikbaar is,
kan een kleine groep zelfs tijdens het blokuur in het kader van een thema buiten op
onderzoek gaan. Veelal wordt er in tweetallen gewerkt en veel van de opdrachten zijn door
de kinderen zelf te controleren en corrigeren.
Als de leerkracht kinderen wel zelf wil laten kiezen, kan net als in de kleutergroepen met een
keuzebord gewerkt worden. Elke activiteit wordt aangegeven met een symbool, tekening, foto en
geschreven woord en de kinderen kunnen hun naam daarbij hangen.
In groep 3 en 4 zijn verschillende taal-/leesactiviteiten geschikt voor het zelfstandig werken, zoals het
lezen in een bibliotheekboek, het maken van een eigen (prenten)boekje, werkstuk, woordenschema,
of woordenboek, taalspelletjes, het voorbereiden van een presentatie, taalactiviteiten op de computer
of het inrichten van een themahoek. Leerkrachten kunnen voor deze activiteiten ideeën ontlenen aan
de prototypen die in de ontwikkelingsprojecten van het Expertisecentrum Nederlands ontwikkeld
worden.
In interactief taalonderwijs zoeken we naar een balans tussen meer open, functionele activiteiten en
meer gesloten activiteiten waarbij kinderen vaardigheden oefenen. Suggesties voor meer gesloten
activiteiten voor het zelfstandig werken, kan de leerkracht vaak ontlenen aan methoden voor
aanvankelijk lezen. Als voorbeeld geven we een overzicht van de materialen van de Leessleutel en
Veilig leren lezen.
13
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
Activiteiten bij de ‘Leessleutel’ tijdens zelfstandig werken
Eerste half jaar groep 3:
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
letters stempelen
sleuteldoos
magneetletters en flanelbordletters
letters versieren
opdracht met letters in het tekenschrift
werkbladen uit de map
letters zoeken in kranten en tijdschriften
letters uitknippen
zoveel mogelijk woorden maken met een letter
letterdomino
letters maken met klei
opdrachten uit het werkboekje
In de tweede helft van groep 3 zijn ook geschikt:
.
.
.
.
.
.
.
woord- en letterspelen uit de doosjes
mini loco
scrabble
spel met letterdobbelstenen
varia
verhalen/korte teksten schrijven
mini informatie opdrachten
plusboek
luisteroefeningen met de cassetterecorder
software bij de “Leessleutel”
Activiteiten bij ‘Veilig Leren Lezen’ tijdens zelfstandig werken
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
werkbladen uit de map en werkboekjes
stempelopdrachten met de stempeldoos, letterstempels en de stempelopdrachtenboekjes
knipoogkaarten
lees- en luisterspelletjes individueel of in tweetallen
software bij V.L.L. , dit kan ook in tweetallen
in de leeshoek prentenboeken bekijken en samen lezen die passen bij het thema van de kern
(prenten)boeken beluisteren met de cassetterecorder
knutselopdrachten bij het thema van de kern
opdrachtkaarten en spelletjes van de speelleessets bij de kernen 1-12; individueel, duo’s en
groepsspelletjes
woorden leggen met de letterdoos
woordkaartjes met leesboekjes bij kern 1-6
woorden maken met het klikklak-leesbordje en de klikklakletters
14
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
Belangrijk is dat de leerlingen vertrouwd zijn met het soort activiteit. Daarom is het zaak dat de
leerkracht van tevoren (klassikaal) uitlegt wat de bedoeling van een activiteit is. Aandachtspunt bij de
selectie van activiteiten is ook hoe lang de leerlingen ermee bezig kunnen zijn. De leerkracht maakt
een inschatting en zorgt ervoor dat er een zinvolle vervolgactiviteit is die de leerlingen kunnen
uitvoeren als ze klaar zijn. Kritische momenten in een periode van zelfstandig werken zijn de
momenten dat leerlingen klaar zijn met hun activiteit. Leerlingen moeten eraan wennen dat ze dit niet
kunnen laten weten aan de leerkracht en dat de leerkracht hun werk niet direct kan bekijken. Ze
moeten dan zelf het initiatief nemen om aan een nieuwe activiteit te beginnen.
Samenwerken
Het is ook mogelijk leerlingen in tweetallen zelfstandig te laten werken. Leerlingen kunnen elkaar dan
helpen. Dit kan vooral een oplossing zijn voor leerlingen die moeilijk zelf sturing kunnen geven aan
hun activiteiten of bij alles bevestiging van de leerkracht nodig hebben. Een leerling die de eigen
aanpak wel kan sturen, kan voor hen als een voorbeeld fungeren. Het biedt onzekere leerlingen steun
te weten dat ze samen kunnen werken met een medeleerling. De coöperatieve werkvorm duo’s is een
manier om kinderen samen te laten werken. Een andere mogelijkheid is dat leerlingen zelfstandig de
opdracht uitvoeren, maar weten dat ze een maatje hebben aan wie ze iets kunnen vragen als ze
ergens niet uitkomen. Kinderen kunnen ook samen aan één product werken. Met name in groep 1 en
2 wordt veel samen gebouwd, gespeeld of ‘gelezen’. Maar ook in groep 3 en 4 zijn gezamenlijke
werkstukjes mogelijk; een tekening en tekst bijvoorbeeld voor een uitnodiging of een knutselwerk
voor een tentoonstelling.
SAMENWERKEN
15
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
Duo’s
1. Leerling A maakt de eerste opgave (of het eerste rijtje of legt het eerste stukje van een
puzzel, of het eerste …) en lost deze opgave(n) hardop denkend op. Leerling B luistert en
denkt mee.
2. Leerling B controleert of het antwoord naar zijn idee goed is. Als het antwoord van de
leerlingen verschilt, proberen ze samen het goede antwoord te vinden. De opgaven waar ze
samen niet uitkomen bewaren ze om later aan de leerkracht voor te leggen.
3. De leerlingen wisselen van rol: leerling B denkt hardop en leerling A denkt mee.
4. Leerling A controleert of het antwoord van leerling B goed is.
16
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
6. ruimte en tijd
Het organiseren van een kleine kring in combinatie met zelfstandig werken, vraagt een slim gebruik
van de beschikbare ruimte en een efficiënt gebruik van de tijd. Voor de leerlingen moeten situaties
herkenbaar en voorspelbaar zijn, daarom is het belangrijk dat de werkwijze en de afspraken rond het
zelfstandig werken steeds hetzelfde zijn.
Ruimte
De inrichting van de ruimte en de beschikbaarheid van materialen zijn een belangrijk punt om vooraf
goed te doordenken. Als de ruimte en de materialen kinderen inspireren tot taal- en spelactiveiten, zal
dit het zelfstandig werken ondersteunen. Kinderen kunnen langer geconcentreerd bezig zijn als de
omgeving en de activiteiten hen aanspreken en passen bij hun belangstelling. Veel leerkrachten
werken graag vanuit een thema en proberen ook de inrichting van de verschillende hoeken af te
stemmen op het thema. Als de leerlingen zelfstandig gaan werken ligt het voor de hand dit ook aan te
laten sluiten bij het thema en in de verschillende hoeken activiteiten te bedenken die met het thema
samenhangen. Ook de activiteit in de kleine kring wordt in verband gebracht met het thema.
bij de dierenarts
Wat betreft de indeling van het lokaal is het handig de kleine kring steeds op dezelfde plaats in het
lokaal te situeren. Een rustige plek is het meest geschikt. Meestal zal de leerkracht zo gaan zitten dat
ze overzicht houdt over de rest van de groep. Als de leerkracht merkt dat ze, terwijl ze in de kleine
groep bezig is, sterk de neiging heeft te letten op de rest van de groep, kan het zinvol zijn eens te
proberen hoe het gaat als ze juist met haar rug naar de rest van de groep toe zit. Dit dwingt de
leerkracht de rest van de groep ‘los’ te laten en de aandacht specifiek te richten op de kleine groep.
Voor de kinderen die zelfstandig werken onderstreept het dat de leerkracht niet beschikbaar is. Als er
minder oogcontact is, zullen de kinderen in de grote groep ook minder snel iets aan de leerkracht
vragen.
17
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
De leerkracht denkt na over de werkplekken van de kinderen die zelfstandig werken. Als er in de klas
verschillende hoeken zijn, zullen deze ook tijdens het zelfstandig werken gebruikt worden. De hoeken
en de daarbijhorende activiteiten hebben dan een vaste plek in het lokaal en de kinderen rouleren
langs de werkplekken. In groep 3 en 4 zien we vaak een opstelling van tafels die in groepjes staan. Een
praktische werkwijze voor het zelfstandig werken is dan bijvoorbeeld van iedere activiteit het materiaal
in een aparte doos op te bergen. In iedere doos zit voldoende materiaal voor het groepje. Dit kan voor
alle kinderen dezelfde opdracht zijn, maar het kunnen ook verschillende activiteiten zijn die rouleren
langs de leerlingen. De leerkracht kan voor bepaalde leerlingen ook specifieke opdrachten toevoegen.
In de doos zitten ook extra activiteiten voor kinderen die snel klaar zijn. De leerlingen blijven op hun
plaats zitten en het materiaal rouleert langs de leerlingen.
Extra gebruiksmateriaal (papier, potloden, enzovoort) dat leerlingen tijdens het zelfstandig werken
nodig hebben is in voldoende hoeveelheden in de klas aanwezig en ligt klaar op een plek waar de
leerlingen het gemakkelijk zelf kunnen pakken. Alle maatregelen die getroffen worden met betrekking
tot indeling en inrichting van de ruimte, moeten de noodzaak tot lopen beperken. Dit met het oog op
de onrust in de groep.
Tijd
Leerkrachten streven ernaar de tijd die beschikbaar is goed te benutten. Als leerkrachten willen werken
met een kleine groep terwijl de overige leerlingen zelfstandig werken, is het van belang hiervoor een
goed moment op de dag te kiezen. Leerkrachten in groep 1 en 2 kiezen er vaak voor om de kleine
kring in combinatie met zelfstandig werken op te starten vanuit de grote kring in de ochtend. De
zelfstandig werkende kinderen gaan aan de slag met keuzeactiviteiten. Ze zijn dit ook gewend. De
kinderen uit de kleine groep kunnen zich als de activiteit in de kleine groep is afgelopen (meestal na
ongeveer 15 minuten), bij de overige kinderen voegen en een activiteit kiezen. De kleine kring kan
ook als een van de keuzeactiviteiten worden aangeboden.
Een andere mogelijkheid is direct te starten met speel-werkactiviteiten en de groepskring pas
halverwege de ochtend te houden. ‘s Middags na de lunch kan een ook goed moment zijn voor de
kleine kring en zelfstandig werken. Er is dan een hele korte gezamenlijke start. Vervolgens gaan de
kinderen verder met de activiteit waar ze voor de lunchpauze al mee bezig waren. Het keuzeproces
heeft dan al eerder plaatsgevonden, waardoor het opstarten heel snel kan gebeuren.
Het organiseren van de kleine kring en het zelfstandig werken vraagt zeker in het begin enige tijd,
omdat de leerkracht er ook zeker van moet zijn dat alle leerlingen goed weten wat ze gaan doen en
hoe ze dat gaan doen. Het is best lastig hierin de juiste balans te vinden: zo snel mogelijk aan het
werk, maar iedere leerling moet wel goed weten wat hij kan gaan doen. Een kwartier bezig zijn met
opstarten is te lang!
De leerlingen die je uitnodigt in de kleine kring moeten in feite het langste wachten. Dit is op te lossen
door zo ongeveer halverwege het keuzeproces deze leerlingen alvast plaats te laten nemen in de
kleine kring. Daar ligt dan iets klaar waarmee ze bezig kunnen zijn tot de leerkracht eraan komt. Ze
kunnen bijvoorbeeld een boek bekijken of lezen, of een spelletje doen.
Als de leerlingen gekozen hebben, maakt de leerkracht een rondje door de groep om er zeker van te
zijn dat iedereen begonnen is en voorlopig vooruit kan. Daarna gaat de leerkracht naar de kleine kring.
Wanneer de leerkracht met de leerlingen in de kleine groep aan het werk is, wil zij echt haar aandacht
richten op die kinderen en niet gestoord worden door leerlingen die zelfstandig werken. Hierover
worden met de kinderen afspraken gemaakt. We komen daarop terug.
Wanneer het gaat om het efficiënt gebruiken van de tijd, hoort daar ook bij dat de leerkracht als de
activiteit in de kleine groep afgelopen is, niet vergeet de uitgestelde aandacht te schenken aan de
leerlingen die zelfstandig hebben gewerkt. De leerkracht geeft de kinderen in de kleine kring een korte
opdracht naar aanleiding van wat er in de kring is gebeurd of laat ook deze kinderen een activiteit
kiezen. Vervolgens maakt ze een ronde langs de kinderen die zelfstandig gewerkt hebben. Ze
beantwoordt vragen en bekijkt het werk van de leerlingen. Belangrijk is de kinderen te
18
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
complimenteren als ze goed zelfstandig gewerkt hebben. Na de ronde is er een korte gezamenlijke
afsluiting. Met de leerlingen bespreekt de leerkracht wat goed ging tijdens het zelfstandig werken en
waar de leerlingen de volgende keer nog extra op kunnen letten. De leerkracht kan de leerlingen die
mee hebben gedaan aan de kleine kring hierin betrekken, door aan hen te vragen of ze in de kleine
kring ongestoord konden werken.
19
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
7. afspraken en routines
Om het werken met een kleine groep in combinatie met zelfstandig werken goed te laten verlopen
zijn duidelijke afspraken onmisbaar. De kinderen die in de kleine groep meedoen, maar vooral de
kinderen die zelfstandig gaan werken, moeten weten welk gedrag van hen wordt verwacht. Afspraken
bieden duidelijkheid, kinderen weten waar ze aan toe zijn: wat kan wel en wat kan niet. Heldere
afspraken maken de omgeving voor de kinderen overzichtelijk en voorspelbaar. Afspraken geven
structuur en zijn het kader waarbinnen kinderen zelfstandig bezig kunnen gaan.
Afspraken zijn echt functioneel wanneer kinderen ze begrijpen en het nut ervan inzien. Daarom is het
goed afspraken met de leerlingen te bespreken of, liever nog, ze samen met de leerlingen te
formuleren. Probeer afspraken positief te formuleren door aan te geven wat leerlingen wel mogen
doen in plaats van wat leerlingen niet mogen. Voor jonge kinderen is het belangrijk hierbij zo concreet
mogelijk te zijn. Waar het mogelijk is, is het goed om zelf voor te doen of kinderen voor te laten doen,
bijvoorbeeld hoe pak je spullen die je nodig hebt, of hoe leg je werk weg dat klaar is.
Het uitgangspunt is dat we in de klas allemaal prettig kunnen werken. Soms zijn kinderen aan de beurt
om in een klein groepje met de juf mee te doen met een activiteit. Soms zijn kinderen aan de beurt om
zelfstandig te werken. Het is voor de kinderen in het kleine groepje niet leuk als ze steeds gestoord
worden door de rest van de klas. Het is voor de kinderen die zelfstandig werken niet leuk als ze niet
verder kunnen omdat ze niet goed weten wat ze kunnen doen. Welke afspraken kunnen we met
elkaar maken om dit goed te laten verlopen?
In iedere klas bestaan afspraken. Deze afspraken zeggen iets over de manier waarop de kinderen met
elkaar en de materialen in de klas omgaan en over de ‘bewegingsvrijheid’ van de kinderen. Deze
afspraken blijven natuurlijk ook van kracht tijdens het zelfstandig werken, maar er komen nog
afspraken bij. Welke afspraken zijn specifiek voor zelfstandig werken belangrijk? Het gaat erom vooraf
te bedenken met welke vragen kinderen tijdens het zelfstandig werken zouden kunnen komen en
hierover al vooraf duidelijkheid te verschaffen.
Hoe weet ik of ik de juf wel of niet mag storen?
De meeste leerkrachten gebruiken hiervoor een symbool. Het stoplicht, met een rode zijde (niet
storen) en een groene zijde is hiervan wel het meest bekende voorbeeld. Andere leerkrachten zetten
een knuffel of een pop neer op een afgesproken plaats om te laten zien dat de leerlingen geen beroep
op haar kunnen doen. Sommige leerkrachten maken dit duidelijk door iets op hun hoofd te zetten of
een ketting om te doen. Het is goed om ook te bespreken dat er ‘noodgevallen’ kunnen zijn. Als er
iets ergs gebeurt (bloedneus, in je broek geplast, pijn gedaan), mag je de juf wel storen.
Ondanks die afspraken gebeurt het waarschijnlijk toch dat leerlingen van buiten de kleine groep de
aandacht van de leerkracht vragen. Hoe gaat de leerkracht daarmee om? Het beste is leerlingen die
aandacht vragen, te negeren (maar wel te onthouden welke leerlingen er langs kwamen). Echt
negeren is heel lastig. Als leerkracht ben je snel geneigd iets te zeggen als “Het stoplicht staat op
rood”, of “Kijk eens naar het bordje” of “Ik kom zo bij je” of “Dat heb je goed gedaan” (zonder echt
te kijken). Hiermee beloont de leerkracht echter de leerling die haar stoort toch met aandacht. Zelfs als
de leerkracht zonder woorden alleen maar wijst naar het stiltesignaal geef ze het kind in feite al
aandacht. Het echt negeren van leerlingen die je aandacht vragen vraagt een bewuste inspanning en
zal bij sommige kinderen misschien ook niet mogelijk zijn. We noemden al eerder de nieuwkomers in
groep 1. Soms is voor deze kinderen de nabijheid van de juf nodig. Deze kinderen kunnen er
eventueel bij zitten in de kleine kring. Wat je wel vaak ziet gebeuren in klassen is dat kinderen elkaar
gaan corrigeren en herinneren aan de afspraken.
20
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
KLEINE GROEP MET LEERKRACHT
Niet altijd blijft het storen beperkt tot kinderen die aan je mouw trekken om iets te vragen. Het
gebeurt ook dat het lawaai in de klas zo groot wordt dat je elkaar in de kleine groep niet goed meer
kunt verstaan. Dan zal de leerkracht toch ingrijpen en vragen of het wat zachter kan en de leerlingen
herinneren aan de afspraken. Het kan gebeuren dat de kleine groep zo vaak gestoord wordt dat de
leerkracht eraan gaat twijfelen of ze er nog wel mee door moet gaan. Bijvoorbeeld als in de groep een
of enkele echte stoorzenders aanwezig zijn die constant aandacht vragen. Probeer toch door te zetten
met de kleine kring en de activiteit niet te laten vervallen. Zoek naar activiteiten die kinderen echt
aanspreken en waar ze alleen mee bezig kunnen zijn (de computer?). Een ‘noodoplossing’ is misschien
om met een collega af te spreken dat zo’n leerling tijdelijk even in een ander klas mag spelen.
Waar mag ik werken of spelen?
Het moet duidelijk zijn welke werkplekken leerlingen kunnen gebruiken. Zijn alle hoeken open?
Mogen de leerlingen ook spelen buiten het lokaal? Is de computer ook beschikbaar?
Waar kan ik de spullen vinden die ik nodig heb?
De kinderen moeten weten dat ze zelf spullen mogen pakken die ze nodig hebben, waar ze die spullen
kunnen vinden en hoe ze ze weer moeten opruimen.
Wat moet ik doen als ik iets moeilijk vind en niet verder kan?
Als kinderen tijdens het zelfstandig werken niet verder kunnen, kunnen ze niet de juf om hulp vragen.
Kinderen kunnen wel hulp vragen aan een andere leerling. Hierover worden afspraken gemaakt. Een
mogelijkheid is de leerlingen in tweetallen te verdelen. Ze kunnen dan hun maatje om hulp vragen.
Een andere mogelijkheid is hulp vragen binnen de tafelgroep. Het is goed om van te voren met de
kinderen het verschil tussen ‘helpen’ en ‘overnemen’ te bespreken en te oefenen in een eenvoudig
rollenspel. Ook is het mogelijk dat een aantal leerlingen van te voren als helpers wordt aangewezen.
21
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
Die hebben bijvoorbeeld dan een symbool op hun tafel staan waaraan je kunt zien dat ze ‘helper’ zijn.
In een groep 2 op een van de projectscholen is een andere oplossing bedacht. Daar is een ‘denkstoel’
ingesteld. Deze stoel wordt gebruikt door de leerlingen die een vraag of een probleem hebben. De
leerlingen waren gewend bij een vraag of probleem als spontane reactie direct naar de leerkracht te
stappen. Nu gaan ze echter even op de stoel zitten om na te denken hoe ze het probleem zelf kunnen
oplossen. Leerlingen moeten weten dat als ze er met elkaar niet uitkomen, ze de lastige activiteit of
opdracht beter even kunnen laten liggen en met iets anders verder gaan. Als je maar rond blijft lopen
om hulp te vragen is dat jammer van de tijd. De leerlingen weten dat de leerkracht op een bepaald
moment langs zal komen om te helpen.
Wat moet ik doen als ik klaar ben of als ik iets anders wil gaan doen?
De leerlingen weten waar ze hun werk dat af is kunnen neerleggen. Dit kan bijvoorbeeld een aparte
tafel zijn. Bij de nabespreking liggen alle producten bij elkaar en kunnen kinderen werkstukken aan
elkaar laten zien of er iets over vertellen. De leerkracht zorgt ervoor dat er altijd een zinvolle
vervolgopdracht is voor kinderen die klaar zijn met hun werk. De spullen die de leerlingen daarvoor
nodig hebben liggen klaar. In groep 1 en 2 gaat het er vaak om dat kinderen van activiteit willen
veranderen. Hier bestaan meestal al afspraken voor, bijvoorbeeld wanneer een hoek ‘vol’ is. Soms is
het nodig er even bij stil te staan of de gewone afspraken ook voldoende zijn voor het zelfstandig
werken, of dat aanscherping nodig is.
Alles bij elkaar zijn er toch heel wat afspraken die de kinderen moeten onthouden. We kunnen de
leerlingen helpen zich de afspraken te herinneren door het gebruik van symbolen, vaste signalen en
pictogrammen. We kunnen de belangrijkste afspraken ook op een groot vel papier schrijven en
ophangen in de klas. Herhaling is belangrijk. Bij het opstarten van het zelfstandig werken is het
herhalen van de belangrijkste afspraken, zeker in het begin, een vast onderdeel!
afspraken in de groep
De ideale situatie bereik je niet in een keer. Het is een proces dat de leerkracht samen met de groep
doorloopt. Het is niet zinvol een lijst met afspraken te presenteren en dan te verwachten dat de
leerlingen deze kunnen onthouden en zich er aan houden. Het werkt beter om met een beperkt aantal
afspraken die de leerlingen begrijpen en waar ze het nut van inzien, te beginnen. Al werkende merken
22
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
de leerlingen en de leerkracht vanzelf welke afspraken nog meer nodig zijn. Leerlingen kunnen zelf
zeggen wat ze wel en niet prettig vinden van het zelfstandig werken. Daarna kan besproken worden
hoe het voor iedereen zo aangenaam mogelijk gemaakt kan worden. Situaties die niet helemaal goed
verlopen geven aanleiding tot het maken van nieuwe afspraken.
Zo worden rond het zelfstandig werken afspraken gemaakt met de leerlingen, passend bij de situatie
in de groep. Leerlingen zijn er medeverantwoordelijk voor dat iedereen in de klas prettig kan werken.
Juist omdat ze zelf betrokken zijn bij het maken van afspraken kunnen ze er ook op aangesproken
worden. Het is belangrijk dat de leerkracht leerlingen die zich goed aan de afspraken houden een
compliment geeft. Uiteindelijk wil de leerkracht bereiken dat het geheel van afspraken rond het
zelfstandig werken een routine wordt. Dit is een voor de leerlingen en voor de leerkracht
vanzelfsprekende gang van zaken, een vaste manier van werken die bijna ‘als vanzelf’ verloopt en niet
veel sturing van de leerkracht vraagt. Routines kunnen ontstaan wanneer het zelfstandig werken
regelmatig (elke dag) plaatsvindt, consequent op dezelfde manier verloopt en leerlingen consequent
aan de afspraken worden herinnerd.
23
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
8. invoeren van zelfstandig werken
Invoeren van zelfstandig werken vraagt een stapsgewijze aanpak. In deze paragraaf beschrijven we
een route die de leerkracht kan volgen bij het invoeren van zelfstandig werken. Hoe snel de leerkracht
gaat en hoe groot de stappen zijn die ze zet, hangt af van wat de leerkracht en de leerlingen
aandurven en aankunnen.
Voorbereiding
Voordat de leerkracht met leerlingen over zelfstandig werken gaat praten, denkt ze na over de
randvoorwaarden waarbinnen zelfstandig werken in de klas plaatsvindt:
.
Op welk moment plan ik zelfstandig werken in het dagprogramma?
.
Welke activiteiten zijn geschikt?
.
Welke leerlingen doen welke activiteiten? (activiteiten rouleren langs groepjes leerlingen of
groepjes leerlingen rouleren langs activiteiten)
.
Is er vrije keuze voor de leerlingen of sturing door de leerkracht?
.
Welke materialen zijn nodig en kunnen de leerlingen ze zelf pakken?
.
Welke afspraken moet ik in ieder geval met de kinderen maken om te kunnen starten met
zelfstandig werken?
Als aan de voorwaarden voor de invoering van zelfstandig werken is voldaan, kan de leerkracht
starten met de leerlingen.
Gesprek met de leerlingen
De leerkracht introduceert zelfstandig werken bij de leerlingen. Zelfstandig werken is zelf iets doen
zonder de hulp van de leerkracht. Of zoals een kleuter het in groep 2 formuleerde: ‘Zelf verstandig
werken’. Leerlingen regelen hun werk zelf, zonder hulp aan de leerkracht te vragen. Aanknopingspunt
voor het gesprek kan zijn wat de leerlingen al zelfstandig kunnen: aankleden, veters strikken,
tandenpoetsen, de hond uitlaten enzovoort. In dit gesprek introduceert de leerkracht het symbool dat
zij gebruikt om aan te geven dat ze niet gestoord kan worden. Ook de belangrijkste afspraken komen
aan de orde:
.
Waar mag je werken?
.
Waar kun je de spullen vinden die je nodig hebt?
.
Wat moet je doen als je er alleen niet uitkomt?
.
Wat moet je doen als je klaar bent?
Korte rollenspelletjes kunnen illustratief zijn en de leerlingen helpen de afspraken goed te begrijpen.
De leerkracht geeft bijvoorbeeld aan: ‘Het stoplicht staat op rood en er komt toch iemand naar me
toe, wat gebeurt er dan? Probeer me maar eens te storen.’ De leerkracht geeft duidelijk aan wanneer
ze wel aandacht heeft voor de kinderen die zelfstandig werken.
Oefenen en nabespreken
Alle kinderen gaan gedurende een bepaalde periode dagelijks zo’n 10 minuten zelfstandig werken. De
leerkracht kiest activiteiten waarmee de leerlingen vertrouwd zijn. Er is nog geen activiteit in de kleine
kring. In groep 3 en 4 is het in het begin handig als alle leerlingen met dezelfde activiteit bezig zijn,
maar dit is geen noodzaak. Heel nadrukkelijk wordt de aandacht gevestigd op het begin- en
eindsignaal (bijvoorbeeld het stoplicht). De leerkracht is voor zichzelf bezig. Haar houding bevestigt
dat ze ‘niet beschikbaar’ is. Zonder dat het de leerlingen opvalt, probeert zij wel te observeren hoe het
zelfstandig werken verloopt.
Achteraf bespreekt de leerkracht met de leerlingen hoe het ging. Hebben jullie op het stoplicht gelet?
Wist je wat je moest doen? Wat deed je toen je klaar was? De leerkracht bevestigt wat al goed ging.
Naar aanleiding van de ervaringen van de leerlingen en de observaties van de leerkracht kunnen
afspraken aangescherpt worden en kunnen lastige situaties besproken worden. Hoe moet je reageren
24
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
als een kind je hulp vraagt en je zelf net met iets ingewikkelds bezig bent? Hoe kun je elkaar het beste
helpen? Leerlingen kunnen zelf oplossingen bedenken voor dingen die minder goed gaan. Korte
rollenspelletjes zijn verhelderend en geven kinderen gelegenheid een onderdeel van het zelfstandig
werken te oefenen. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld het ‘hulp vragen’ en het ‘hulp geven’ oefenen.
In deze periode is de tijd voor het zelfstandig werken kort en neemt de leerkracht ruim de tijd voor het
nabespreken. Ze bevestigt wat goed ging en oefent samen met de leerlingen wat nog moeilijk is. De
afspraken worden steeds weer opnieuw onder de aandacht gebracht en herhaald als het nodig is. De
leerkracht reflecteert ook op haar eigen rol tijdens het zelfstandig werken: Vind ik het moeilijk om niet
in te grijpen? Ben ik duidelijk genoeg geweest voor de kinderen?
Als het zelfstandig werken goed loopt kan de tijd voor het zelfstandig werken wat langer worden en
kan de leerkracht tijdens het zelfstandig werken activiteiten in een kleine groep uitvoeren. Wanneer
het zover is, is per situatie verschillend. Heel in het algemeen zou je kunnen zeggen dat je tot aan de
herfstvakantie de tijd moet nemen om het zelfstandig werken goed te laten lopen en daarna kunt
gaan werken met een kleine groep.
Zelfstandig werken en kleine groep
Als de leerlingen het zelfstandig werken onder de knie hebben, kan de leerkracht tijdens de periode
van zelfstandig werken met een aantal kinderen werken in een kleine groep. Het verloop is dan als
volgt:
.
De hele groep begint met elkaar (5 minuten). De leerkracht kondigt aan dat de leerlingen
zelfstandig gaan werken of meedoen aan een activiteit in een kleine groep. Leerlingen die
zelfstandig gaan werken kiezen activiteiten,of de leerkracht vertelt wie wat gaat doen. De
afspraken die gelden voor het zelfstandig werken worden herhaald.
.
De leerkracht maakt een rondje om er zeker van te zijn dat alle leerlingen aan het werk kunnen (5
minuten of minder). Intussen krijgen de kinderen in de kleine kring alvast een korte opdracht.
.
Het niet storen signaal gaat op rood. De leerkracht onderstreept dit door bijvoorbeeld iets te
zeggen als: ‘Werk prettig, tot straks!”
.
De leerkracht gaat gedurende 10 tot 15 minuten aan het werk in de kleine groep.
.
Het niet storen signaal gaat weer op groen. De leerkracht kan hier eventueel op wijzen.
.
De leerkracht maakt een ronde langs de kinderen die zelfstandig gewerkt hebben: ze bekijkt het
werk, beantwoordt vragen en geeft complimenten (5-10 minuten). De kinderen in de kleine kring
krijgen een opdracht die ze in deze tijd kunnen doen of kiezen ook een activiteit als daar nog tijd
voor is.
.
Als de tijd voor zelfstandig werken afgelopen is, eindigt de hele groep met een korte terugblik op
het werk: wat ging goed en waar moeten we volgende keer nog extra op letten? (5 minuten).
Het is aan te raden af en toe tijdens het zelfstandig werken geen activiteit te plannen in de kleine
groep, maar de tijd te nemen om de leerlingen te observeren. Op deze manier kan de leerkracht de
vinger aan de pols houden over de kwaliteit van het werk tijdens het zelfstandig werken.
25
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
perspectief
Leerkrachten die interactief taalonderwijs in de groep willen invoeren hechten veel belang aan
interactie met en tussen leerlingen. Een klassikale situatie geeft daar weinig kansen voor. Daarom is
het belangrijk in kleine groepjes te werken met leerlingen. De kinderen die meedoen aan de kleine
groep krijgen de kans intensief met taal bezig te zijn onder directe begeleiding van de leerkracht. Het
organiseren van een kleine groep binnen de klas kan alleen als de rest van de leerlingen zelfstandig
kan werken. Hier zien we de nauwe relatie tussen interactief taalonderwijs en klassenmanagement.
Realiseren van interactief taalonderwijs doet een beroep op de vaardigheden van de leerkracht met
betrekking tot klassenmanagement. Deze bouwsteen geeft vanuit die invalshoek een aantal praktische
aanwijzingen voor het organiseren van zelfstandig werken in combinatie met activiteiten in de kleine
kring.
26
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
literatuur
Meer lezen over zelfstandig werken?
Förrer, M., Janssen, A. (1996), Verder met klassenmanagement, Amersfoort: CPS
onderwijsontwikkeling en advies
Leenders, Y. (1994), Klassenmanagement in de onderbouw, Hoevelaken, CPS
Kaizer, W (1993), Zelfwerkzaamheid, Tilburg: Zwijsen
Stevens, L (1997), Overdenken en doen, Een pedagogische bijdrage aan adaptief onderwijs., ‘sGravenhage: PMPO
Visser-Meijman, M.E., Roozendaal J.G. (1997), Werken in de klas met het GIP-model, Amsterdam:
Gemeentelijk Pedologisch Instituut
27
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
bijlage 1: checklist voor zelfstandig werken
Deze checklist bevat aandachtspunten voor de leerkracht bij het werken met een kleine groep binnen
de grote groep. De leerkracht kan deze lijst gebruiken bij het opzetten van zelfstandig werken of om
te kijken hoe ver de leerkracht en de leerlingen al zijn met zelfstandig werken. Aan de hand van de lijst
kan de leerkracht ook nagaan waar het aan zou kunnen liggen als bij het zelfstandig werken nog niet
alles naar wens verloopt. Het gaat er niet om alles tegelijk aan te pakken. De lijst is juist bedoeld om
het complexe begrip zelfstandig werken uiteen te rafelen in een aantal concrete onderdelen waar de
leerkracht stap voor stap aan kan werken.
Mijn eigen houding
‰
Heb ik vertrouwen in de mogelijkheden van kinderen?
Laat ik dit ook aan ze merken?
‰ Vind ik het belangrijk dat kinderen zelfstandig worden?
‰ Aanvaard ik hiervan ook de consequenties:
.
Durf ik kinderen los te laten?
.
Kan ik accepteren dat niet alles loopt zoals ik van te voren verwacht had?
.
Kan ik accepteren dat leerlingen zaken anders aanpakken dan dat ik zelf de beste manier
vind?
‰
Pedagogisch klimaat
‰
‰
‰
‰
‰
‰
‰
‰
‰
Voelen de kinderen zich op hun gemak bij mij?
Voelen de kinderen zich op hun gemak met de andere leerlingen?
Durven de kinderen zich te bewegen door het lokaal?
Weten de kinderen de weg in het lokaal?
Kennen de kinderen de basisafspraken over bijvoorbeeld het naar toilet gaan?
Durven de kinderen zelf een activiteit uit te voeren?
Weten de kinderen dat uitstel van aandacht geen afstel van aandacht is?
Weten de kinderen dat iedereen een keer aan de beurt komt om in een kleine groep te
werken?
Willen en kunnen kinderen elkaar helpen ?
Activiteiten kiezen
‰
‰
‰
‰
‰
‰
Zijn de leerlingen vertrouwd met de activiteiten die ze tijdens het zelfstandig werken gaan
doen?
Zijn de activiteiten zinvol (niet te simpel en niet te moeilijk)?
Is het materiaal dat voor de activiteiten nodig is beschikbaar?
Zijn de activiteiten zo verdeeld over de ruimte dat de kinderen elkaar zo min mogelijk storen?
Is er een vervolgactiviteit voor kinderen die klaar zijn?
Is er een routine voor de keuze van activiteiten? (keuzebord, rouleersysteem)
28
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
Ruimte
‰
‰
‰
‰
‰
Is er een vaste plek voor de kleine kring?
Weten de kinderen welke werkplekken er zijn?
Hebben de materialen een vaste plek?
Kunnen de kinderen de materialen zelfstandig pakken en opbergen?
Weten de kinderen waar ze hun werk dat af is neer kunnen leggen?
Tijd
‰
‰
‰
‰
‰
‰
‰
‰
Is er een vast moment op de dag voor de kleine kring?
Verloopt het opstarten vlot?
Is er een routine voor het opstarten?
Hoe controleer ik of de zelfstandig werkende kinderen aan het werk zijn?
Kunnen de kinderen in de kleine kring alvast iets doen terwijl ze wachten op de leerkracht?
Ga ik consequent om met kinderen die de kleine kring storen?
Heb ik een oplossing voor kinderen die (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen werken?
Neem ik na afloop van de kleine kring de tijd om het werk van de andere kinderen te
bekijken? (uitgestelde aandacht)
Afspraken en routines
‰
‰
‰
‰
‰
‰
‰
‰
Is er een duidelijk signaal of symbool dat aangeeft wanneer ik niet gestoord kan worden?
Wordt dit signaal of symbool consequent gebruikt?
Weten de leerlingen waar ze mogen werken en spelen?
Weten de leerlingen waar ze de spullen kunnen vinden die ze nodig hebben?
Weten de leerlingen wat ze moeten doen als ze iets moeilijk vinden of niet verder kunnen?
Weten de leerlingen wat ze moeten doen als ze klaar zijn of iets anders willen doen?
Worden de afspraken regelmatig onder de aandacht van de leerlingen gebracht?
Worden de leerlingen betrokken bij het formuleren van de afspraken?
29
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
bijlage 2: reageren?
Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze bouwsteen of heeft u ervaringen opgedaan
met het werken met een kleine groep binnen de grote groep, noteer ze op deze bladzijde en stuur die
naar:
Expertisecentrum Nederlands
t.a.v. Marijke Kienstra
Postbus 9104
6500 HE Nijmegen
U kunt ook een e-mail sturen naar: [email protected]
Wij zijn benieuwd naar uw reactie!
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________
30
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
Bouwstenen voor interactief taalonderwijs
1.
Mienke Droop & Sylvia Peters (1999)
Starten met leerlingportfolio’s
2.
Mariët Förrer, Resi Damhuis, Marieke Tomesen, Akke de Blauw, Margareth van Kleef en Marijke
Kienstra (2000)
Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs. Samen taal leren in groep 1 tot en met 4
3.
Marieke Tomesen (2000)
Het nieuwsprikbord: Een betekenisvolle aanleiding voor lees- en schrijfactiviteiten in groep 3.
4.
Resi Damhuis & Piet Litjens (2000)
Vragen? Geen vragen! Waarom leerkrachten minder en andere vragen stellen in interactief
taalonderwijs.
5.
Marieke Tomesen en Margareth van Kleef (2000)
De ABC-muur: Stimuleren van fonologisch bewustzijn en letterkennis in groep 1 – 3.
6.
Mariët Förrer, Marijke Kienstra, Suzan Valstar en Anneke Zielhorst (2001)
Werken met kleine groepen binnen de grote groep. Klassenmanagement en interactief
taalonderwijs in groep 1 tot en met 4.
31
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
colofon
 Expertisecentrum Nederlands
Auteurs:
Mariët Förrer, onderwijskundig medewerker bij CPS, onderwijsontwikkeling en advies in Amersfoort
Marijke Kienstra, projectleider Woordenschat, Expertisecentrum Nederlands in Nijmegen
Suzan Valstar, schoolbegeleider en betrokken bij het project Woordenschat
Anneke Zielhorst, schoolbegeleider en betrokken bij het project Mondelinge communicatie
Foto’s:
Afspraken in de groep: Basisschool De Catamaran, Rotterdam (fotograaf: Marijke Kienstra)
Bij de dierenarts: Basisschool De Catamaran, Rotterdam (fotograaf: Marijke Kienstra)
Bloemenwinkel: Basisschool De Rank, Spijkenisse (fotograaf: Ildiko Molnár)
Kleine groep met leerkracht voorpagina: fotograaf: Marian van de Veen – van Rijk
Kleine groep met leerkracht: Basisschool Trudo, Eindhoven (fotograaf: Marieke Tomesen)
Keuzebord: Basisschool Trudo, Eindhoven (fotograaf: Monique van der Heijden)
Samenwerken: Basisschool De Catamaran, Rotterdam (fotograaf: Marijke Kienstra)
Kleuters zelfstandig aan het werk: Basisschool Hobbitstee, Eindhoven (fotograaf: Jack Duerings)
Met dank aan
Marieke Boers, teamleider Taaldoka, Het Projectbureau en betrokken bij het project woordenschat
Anneke Elenbaas, senior adviseur KPC-groep en betrokken bij het project woordenschat
Nathalie Kombrink, leerkracht van basisschool ‘De Rank’ in Spijkenisse
Vera den Boeft, leerkracht van basisschool ‘De Biënkorf’ in Amsterdam
Adres:
Expertisecentrum Nederlands
Katholieke Universiteit Nijmegen
Postbus 9104
6500 HE Nijmegen
Telefoon: 024 – 361 56 24
Fax: 024 – 361 56 44
e-mail: expert.ned@ taalonderwijs.nl
http://www.kun.nl/en
32
Werken met kleine groepen
binnen de grote groep
Download