HOGESCHOOL- UNIVERSITEIT BRUSSEL Campus Nieuwland

advertisement
HOGESCHOOL- UNIVERSITEIT BRUSSEL
Campus Nieuwland
Examenopdracht Muziek
Nieuwe tijd Jaren 20
Jaren 50 Jaren 70 Jaren 90
Nieuwste tijd Jaren 40
Jaren 60
Jaren 80
Reis mee door de tijd met:
Silke Uyttersprot, Svenja Elet, Amy Orinx,
Julie Van Heymbeeck en Yasmine Nagels
Brainstorm
1. Nieuwe Tijd:
a. Shakespeare : Romeo and Juliette
2. Nieuwste Tijd :
a. Klassieke Muziek: Mozart, Bach, Beethoven
b. Opera (Stomme van Portici, Carmen van Georges Bizet)
3. Jaren 20:
a. Charleston
b. Stomme film
4. Jaren 40:
a. Jazz: Toots Thielemans, Louis Armstrong
b. Franse Chanson: Edith Piaf
5. Jaren ’50 :
a. Rock ’n roll: Elvis Presley, Beatles, Rolling Stones
b. Frank Sinatra, Jacques Brel, Jo Leemans, Will Ferdy
6. Jaren 60 :
a. Rock ‘n roll: Cliff Richard,
b. Protestzanger: Boudewijn De Groot, Bob Dylan
c. Salsa
7. Jaren ’70 :
a. Schlager: Frans Bauer, Willy Sommers,
b. Disco (ABBA, Village People, Jackson 5, Stevie Wonder, Donna Summer,
Bee Gees)
c. Rock: AC/DC, Kiss, Deep Purple, Van Halen, Queen, Ramones
d. Reggae : Bob Marley
e. Filmmuziek: Indiana Jones, Star Wars
8. Jaren ’80 :
a. Pop : Michael Jackson, Madonna, Prince, Wham,
b. New Wave: The Cure, Talking Heads
c. New Beat (België) : Confetti’s
9. Jaren 90 :
a. Eurodance: 2 Fabiola, 2 unlimited
b. Grunge : Nirvana
Uitleg werkstuk
Onze doelgroep is de derde graad van de lagere school. We zouden samen met de
leerlingen vertrekken op een fantastisch leerrijke reis doorheen de tijd. Hierbij maken
wij gebruik van de teletijdmachine, die wij mochten lenen van professor Barabas. We
leiden de les telkens met een filmpje waarin we de leerlingen toespreken in aangepaste
verkleedkledij.
Het is niet de bedoeling om steeds een muziekles te geven, maar wij kunnen dit ook
verwerken in een hoekenwerk of in een dansles.
Tijdens de brainstorm zijn we op verschillende genres gestoten, maar we denken dat
het niet haalbaar is om dit allemaal op een jaar aan bod te laten komen. Misschien wel
over de hele derde graad.
Wij vinden het belangrijk dat kinderen kennismaken met de verschillende muziekgenres,
aangezien wij ze een ruim aanbod willen geven. Dit kan bijdragen tot het vormen van
hun eigen ik, ze zullen nieuwe muziekstijlen ontdekken. Hierbij is het logisch dat ze een
bepaalde voorkeur hebben en dit helpt hen zichzelf te leren kennen. We leren de
leerlingen kritisch kijken naar muziek en zichzelf waardoor ze hun mening leren uiten.
Tevens leren de kinderen tijdens het kennismaken met de muziekstijl veel over de
cultuur en de achtergrond die bij de muziek hoort.
Uitgekozen muziekgenre per tijdsperiode
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Nieuwe Tijd: Shakespeare
Nieuwste Tijd : Opera
Jaren 20 : stomme film (CharlieChaplin)
Jaren 40 : Jazz
Jaren 50 : Rock ’n roll
Jaren 60 : Salsa
Jaren 70 : hoekenwerk
Jaren 80 : Pop
Jaren 90 : Eurodance
Nieuwe tijd
Shakespeare
Een gedicht verklanken zoals William Shakespeare
Lesdoelen

Leeftijdsgroep

De leerlingen luisteren aandachtig naar het verhaal over Romeo en
Julia.
De leerlingen kunnen enkele kenmerken van William Shakespeare
opnoemen. Ze weten wij hij was.
De leerlingen kunnen muziek beluisteren en ervaren, met aandacht
voor enkele kenmerken van de muziek zoals functie/
gebruikssituatie.
De leerlingen lezen een gedicht op expressieve manier voor.
De leerlingen kiezen een gepast stukje muziek bij een gedicht.
De leerlingen werken samen om tot een mooi resultaat te komen.
http://nl.wikipedia.org/wiki/William_Shakespeare
http://www.youtube.com/watch?v=2zJhnZdq6aM = luisterfragment
1: “My lady Carey’s Dompe
Volksdans: De post- Dans van Hercules
Identiteitskaart William Shakespeare  zie bijlage
Korte inhoud verhaal Romeo en Julia  zie bijlage
Hoekenbox Van In, Muzische vorming 6de leerjaar: Poëzie: enkele
gedichten  zie bijlage
3de graad
Lesduur

60 minuten
Leerplan

VVKBaO: Domein muziek
 De leerlingen staan open voor de kenmerken van een
bepaalde muziekcultuur.
 De kinderen zingen een nieuw lied met aandacht voor een
correct stemgebruik en een goede stemexpressie.
OVSG: Domein muziek
 De leerlingen maken kennis met de maatschappelijke
verschillen die vroeger in muziek uitgedrukt werden.
 De leerlingen kunnen een lied mooi zingen.
GO: Domein muziek
 De leerlingen kunnen vormen van wereldlijke, religieuze
klassieke muziek met aandacht beluisteren.
 De leerlingen breiden hun liedrepertoire uit en zingen een
mooi lied.


Materiaal











Lesverloop
1


8 minuten
2
7 minuten



3
10
minuten
4
20
minuten







5


15
minuten
Luistermoment 1: We beluisteren fragment nr1. Dit is een dans uit de tijd
van Shakespeare. De leerlingen luisteren rustig naar het fragment.
De leerkracht vertelt iets over de persoon die William shakespeare was. Dit
met behulp van de identiteitskaart. Belangrijk is te vermelden dat hij tot de
betere kringen behoorde.
Luistermoment 2: In dit luisterfragment horen we een typische volksdans
uit de periode van Shakespeare. We bespreken wat ons opvalt aan het
fragment.
Hierna volgt een typische hofdans. De leerkracht legt uit het verschil tussen
de twee dansen uit.
De leerkracht geeft de leerlingen nog wat informatie mee over het literaire
werk van William Shakespeare. Er wordt ook verteld dat zijn werken nog
altijd gespeeld, herdrukt, herwerkt en gelezen wordt.
De leerkracht leest uit stuk voor uit het bekendste werk van Shakespeare:
Romeo en Julia. We bespreken kort wie van beiden op de volksdans zou
dansen en wie op de hofdans. Waarom?
De leerkracht legt uit dat Shakespeare ook een bekende dichter was. Wij
gaan vandaag zijn gedichten voorlezen of presenteren aan de hand van
muziek. We zullen dus goed moeten nadenken over de manier waarop we
gaan lezen.
De leerlingen mogen zelf groepjes maken van maximum 5 leerlingen.
De groepjes krijgen in deze fase voorbereidingstijd om aan hun gedichten
te werken.
De leerlingen krijgen een heleboel gedichten te zien. Ze kiezen per groepje
1 gedicht uit. Dit gedicht gaan de leerlingen verklanken. Hiervoor krijgen ze
een laptop ter beschikking.
Bij het verklanken moeten ze naast een gedicht kiezen ook nog kiezen voor
ofwel een gedicht dat in de periode van Shakespeare eerder zou passen bij
de lagere klasse of een gedicht dat hoort bij de rijke burgerij. Wanneer ze
hun gedicht voorbrengen verklappen ze dit aspect nog niet aan hun
medeleerlingen.
Eventueel mogen de leerlingen hun werk opnemen met de computer en zo
laten ook horen. Ze mogen hun gedicht ook ‘live’ voorstellen aan de klas.
We sluiten de les af door te luisteren naar de gedichten die de andere
groepjes hebben voorbereid.
Het is aan de groepjes die luisteren om te raden of het gedicht met
bijhorende muziek bestemd is voor de rijke burgerij of voor het arme
landbouwersvolk.
Identiteitskaart William Shakespeare
Korte inhoud verhaal Romeo en Julia:
In Verona wonen twee rivaliserende adellijke families: Montague en Capulet. Af en toe
raken de familieleden slaags met elkaar, en de vorst van Verona heeft de graven al
meermalen gewaarschuwd dat het afgelopen moet zijn.
De graaf Paris dingt naar de hand van Julia (Giulietta), de 13-jarige dochter van
Capulet. Capulet vindt dat ze nog te jong is om te trouwen, maar Paris dringt aan.
Capulet organiseert die avond een feest en hij geeft zijn knecht opdracht de uitnodiging
te brengen aan degenen die op een lijst staan. De knecht kan echter niet lezen en hij
vraagt de eerste de beste voorbijganger om hulp. Die voorbijganger is Romeo
Montague, die op dat moment juist verdriet heeft omdat zijn vriendin Rosaline (die niet
op het toneel optreedt) hem heeft afgewezen. Romeo helpt de knecht met de lijst van
uitnodigingen. Rosaline staat ook op de lijst. De knecht zegt dat Romeo, als hij niet van
het huis Montague is, ook wel welkom zal zijn op het feest.
Hoewel Romeo een Montague is, besluit hij toch naar het feest te gaan. Daar wordt zijn
aandacht getrokken door de schone Julia, en Julia is ook onder de indruk van Romeo.
Dan wordt Romeo herkend door Tybalt, een neef van Julia. Tybalt zegt dat tegen
Capulet. Hij is bereid de onwelkome gast dood te slaan, maar Capulet, die geen ruzie
wil, besluit de aanwezigheid van Romeo te dulden. Na het feest, laat in de avond, gaat
Romeo de tuin van Capulet in, waar hij Julia bij het raam ziet staan. Ze verklaren elkaar
hun liefde. Er is echter geen sprake van dat vader Capulet hun huwelijk zal goedkeuren,
gezien de vijandschap tussen de twee families. Romeo gaat 's ochtends meteen naar
zijn biechtvader Lawrence (Lorenzo) - hij wil vandaag nog met Julia trouwen.
De min van Julia gaat op zoek naar Romeo. Ze vindt hem bij zijn vrienden Benvolio en
Mercutio, die in een vrolijke bui zijn. De min zegt dat Julia moet trouwen met Paris,
maar dat ze absoluut niet in Paris geïnteresseerd is. Romeo geeft de min een boodschap
voor Julia: hij wil Julia die middag bij Lorenzo ontmoeten om met haar te trouwen. De
min geeft Romeo's boodschap aan Julia door en 's middags ontmoeten Romeo en Julia
elkaar bij Lorenzo, die het huwelijk voltrekt.
Drie uur later ontmoeten Romeo en zijn vrienden Tybalt op straat. Tybalt maakt Romeo
voor schurk uit. Mercutio accepteert dat niet en raakt in gevecht met Tybalt. Romeo
probeert het gevecht te verhinderen. Hij faalt echter en Mercutio wordt gedood. De
woedende Romeo daagt nu Tybalt uit en in het gevecht wordt Tybalt gedood. Romeo
gaat naar Lorenzo en hoort dat hij door de vorst uit Verona verbannen is. Julia hoort het
nieuws van haar min en de min brengt een afscheidsgroet aan Romeo. Romeo vlucht
naar Mantua.
Capulet en Paris spreken af dat het huwelijk tussen Paris en Julia over drie dagen zal
plaatsvinden. Paris meldt dat aan Lorenzo. Dat is een probleem voor Lorenzo, want hij
weet dat Julia al getrouwd is. Even later verschijnt Julia ook, en als Paris vertrokken is
geeft Lorenzo haar een slaapmiddel, waardoor het zal lijken of ze dood is op de
huwelijksdag.
Inderdaad blijkt op de huwelijksdag dat Julia dood is. De feestelijkheden gaan niet door
en Julia wordt opgebaard in de grafkelder van de familie Capulet. Lorenzo stuurt een
boodschapper naar Romeo, maar doordat er een epidemie heerst komt de
boodschapper onverrichter zake terug. Balthasar, een knecht van Romeo, gaat met
meer succes naar Mantua. Hij denkt dat Julia echt dood is en brengt dat nieuws aan
Romeo. Romeo koopt vergif voor zichzelf en reist naar Verona om afscheid van Julia te
nemen. Zijn moeder sterft van verdriet.
Bij de grafkelder komt hij Paris tegen, die ook afscheid wil nemen van Julia. Het bevalt
Paris in het geheel niet dat Romeo daar is. Romeo raakt in gevecht met Paris en doodt
hem. Paris vraagt hem, voordat hij sterft, om naast Julia gelegd te worden, en Romeo
voldoet daaraan. Romeo kust de lippen van Julia en neemt het vergif in.
Lorenzo verschijnt. Hij weet dat Julia ongeveer op dit moment zal ontwaken en is van
plan Julia bij zich te houden tot Romeo haar komt halen. In de grafkelder, juist als Julia
ontwaakt, ziet hij dat Romeo er al is, maar hij is dood en Paris ook. Hij dringt erop aan
dat Julia de grafkelder verlaat en gaat zelf weg. Als Julia ziet dat Romeo dood is, pakt ze
een dolk en steekt die in haar hart.
De vorst van Verona verschijnt, met Capulet en Montague, om vast te stellen wat er
gebeurd is. Hij bestraft de twee graven. Capulet en Montague besluiten dat het
afgelopen moet zijn met de rivaliteit en sluiten vrede.
Nieuwe tijd
Nieuwste tijd
Opera
Opera
Lesdoelen





De leerlingen staan open om een (niet-alledaagse) muziekstijl te
leren kennen.
De leerlingen kunnen de kenmerken van opera opsommen.
De leerlingen kunnen enkele instrumenten opsommen die deel
uitmaken van een opera.
De leerlingen kunnen zelf muziekinstrumenten maken, hierbij
gebruiken ze hun fantasie en creativiteit maar ze zorgen tevens
voor een goede klank.
De leerlingen durven hun instrument voorstellen aan de klas.
Materiaal

Leeftijdsgroep








Operamuziek (voorbeeld: http://www.youtube.com/
watch?v=Ubj858NL7tY)
Huis- en keukenafval
Scharen, lijm, plakband
Verf
Belletjes, kroonkurken, …
Werkblad “opera” (zie bijlage)
Stokken en ander gerief
Ondersteunend materiaal (zie bijlage)
3de graad
Lesduur

75 minuten
Leerplan

VVKBaO
De leerlingen staan open voor de kenmerken van een bepaalde
muziekcultuur.
De leerlingen kunnen muziek beluisteren en ervaren, muzikale
impressies opdoen uit de geluidsomgeving met aandacht voor
enkele kenmerken van de muziek:
Geluiden, klanken en klankeigenschappen herkennen, vergelijken
en ordenen volgens diverse criteria Dat houdt in: De functie en
de betekenis van een geluidsomgeving herkennen en beschrijven

OVSG:
De leerlingen maken kennis met de maatschappelijke verschillen
die vroeger in muziek uitgedrukt werden.
Actief gericht luisteren : De kinderen ontleden en onderzoeken
muziekfragmenten via actief gericht luisteren.

GO:
openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden,
andere landen en culturen.
Dit houdt in:
a. beluisteren en appreciëren van hedendaagse muziek en
muziek uit andere tijden, andere landen en andere culturen,
onder meer in aansluiting bij de lessen geschiedenis en
aardrijkskunde;
b. beluisteren en appreciëren van muziek uit andere tijden
Genieten van zingen en musiceren en dit gebruiken als impuls
voor nieuwe muzikale spelideeën of andere aanverwante
expressiewijzen.
Lesverloop
1
15 minuten
2
10 minuten
3
5 minuten
4
30 minuten
5
15 minuten
De leerkracht laat een stukje muziek uit een opera horen. Een voorbeeldje:
http://www.youtube.com/watch?v=DfGs2Y5 WJ14
We bespreken de muziek. De leerkracht stelt volgende vragen:
Welke muziekinstrumenten hoor je allemaal?
Hoe is de zang?
Wat zingen ze? Hoe zingen ze?
Met hoeveel zingen ze?
Hoe klinkt de muziek?
Welk gevoel krijg je bij deze muziek?
- Indien nodig kan het stukje muziek nog eens beluisterd worden.
De leerkracht bespreekt met de kinderen de muziekinstrumenten van een
orkest in een opera.
Hierbij kan een PowerPointpresentatie gebruikt worden waarin er foto’s staan
en waarbij er ook geluisterd wordt naar de klank van dat instrument. Dit kan
ook aan de hand van Youtube en gewone foto’s.
- Hierbij kan gebruikt gemaakt worden van het werkblad (onderaan)
De leerkracht legt de volgende opdracht uit. Nu de leerlingen de
verschillende muziekinstrumenten kennen, mogen ze hun eigen instrument
maken. Ze mogen natuurlijk inspiratie halen uit de bestaande instrumenten.
De leerlingen krijgen hiervoor huis- en keukenafval zoals botervlootjes,
keukenrollen, … maar ook ander materiaal zoals kroonkurken, belletjes,
stokken, … kan worden gebruikt. De leerlingen kunnen dit materiaal zelf
meebrengen en de leerkracht kan zelf ook materiaal verzamelen.
De leerkracht zorgt voor een goede organisatie. Al het materiaal ligt bij
elkaar, op een plaats waar de kinderen gemakkelijk aankunnen en waar ze
elkaar niet in de weg lopen.
De leerlingen gaan aan het werk. Ze creëren hun eigen muziekinstrument.
Ondertussen gaat de leerkracht rond en helpt waar nodig.
Als de leerlingen klaar zijn mogen ze een leuke, hippe naam voor hun
instrument bedenken.
We gaan in een cirkel zitten.
De leerlingen stellen om beurt hun zelfgemaakt instrument voor.
De leerlingen vertellen hoe ze het juist hebben gemaakt, ze laten de klank
eens horen en als ze een naam hebben vertellen ze die er ook bij.
Ondersteunend materiaal:
Slagwerkinstrumenten:
Verschillende soorten: castagnetten, conga’s, cymbalen, drums, gong, klokkenspel,
maracas, pauken, sleebellen, tamboerijn, triangel, xylofoon
Koperblaasinstrumenten:
Verschillende soorten: Bastuba, Bugel, eufonium, hoorn, klaroen, trombone, trompet
Houtblazers:
Verschillende soorten: altsax, baritonsax, blokfluit, dwarsfluit, fagot, hobo, klarinet, panfluit,
piccolo, sopraansax, tenorsax
Strijkinstrumenten:
Verschillende soorten: banjo, contrabas, elektrische gitaar, gitaar, harp, viool
Opmerkingen:
-
natuurlijk moeten de leerlingen niet al de instrumenten kunnen benoemen.
Zolang ze één voorbeeld kennen per groep is het voldoende.
Ga zeker eens kijken op volgende site: http://instrumenten.voor-kinderen.net
Bijlage: ‘werkblad: de opera’
Het orkest
In een orkest hebben een deel van deze instrumenten een vaste plaats.
2. _________________________
3. _________________________
4. _________________________
5. _________________________
6. _________________________
De leider van het orkest is de
___________________ (1).
Tot welke groep behoren deze instrumenten ?
strijkinstrumenten

houtblazers

koperblazers

 blaasinstrumenten
 snaarinstrumenten
slagwerk 
harpen 
 slaginstrumenten
Nieuwe tijd Jaren 20
Nieuwste tijd
Stomme film: Charlie Chaplin
In de huid van Charlie Chaplin
Lesdoelen





Leeftijdsgroep





Lesduur

Leerplan

Materiaal
De leerlingen kunnen passende bewegingen bedenken bij
geluiden en muziek.
De leerlingen beleven plezier aan het maken van een filmpje.
De leerlingen zijn instaat hun bewegingen op elkaar af te
stemmen.
De leerlingen bedenken een boeiend verhaal bij geluiden en
muziek.
De leerlingen hebben voldoende durf om hun werk te presenteren
aan een groep.
http://www.youtube.com/watch?v=xoKbDNY0Zwg
http://www.youtube.com/watch?v=DfGs2Y5WJ14
Kaartjes met situaties
Rustig muziekje
3de graad
75 minuten (Deze les zou eerder een muzische namiddag worden,
zo kan er eerst geoefend worden en dan pas wordt alles gefilmd).
VVKBaO
1. De leerlingen experimenten met en bekwamen zich in de
uitdrukkingsmogelijkheden van hun lichaam.
Dat houdt in dat ze:



Dat ze genieten van hun lichaam in beweging.
Spontaan meebewegen op muziek.
Waargenomen klanken omzetten in bewegingen.
2. Kinderen worden zich bewust van hun identiteit en hun
inlevingsvermogen.
Dat houdt in dat ze:




Bewegingen nauwkeurig nabootsen.
Een eenvoudig bewegingsverhaal uitbeelden.
Een eenvoudig bewegingsverhaal kunnen opbouwen over
iets dat ze gehoord, gezien, gelezen, gevoeld of
meegemaakt hebben.
OVSG: Domein beweging
 De leerlingen kunnen genieten van lichaamstaal, beweging



en dans.
De leerlingen kunnen een eenvoudig bewegingsverhaal
opbouwen met als vertrekpunt iets wat gehoord, gezien,
gelezen, gevoeld of meegemaakt wordt.
De leerlingen kunnen samenwerken met anderen: om een
eenvoudig dansverloop op te bouwen; om al improviserend
te reageren op elkaars beweging.
GO: Domein drama
 De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën,
fantasieën … uiten in spel.
Domein beweging



De leerlingen genieten van lichaamstaal, beweging en
dans.
De leerlingen kunnen een eenvoudig bewegingsverhaal
opbouwen met als vertrekpunt iets wat gehoord, gezien,
gelezen, gevoeld of meegemaakt wordt.
De leerlingen kunnen samenwerken met anderen. Om al
improviserend te reageren op elkaars bewegingen.
Lesverloop
1
10
minuten
2




10
minuten
De leerkracht toont een filmpje van Charlie Chaplin.
http://www.youtube.com/watch?v=DfGs2Y5WJ14 Dit filmpje duurt een
3-tal minuten.
We bespreken samen wat we zagen. De leerkracht stelt enkele vragen
over de film. Mogelijke vragen:
 Waarom zou er in deze film zo weinig gesproken worden?
 Wat is er zo bijzonder aan de muziek?
 Komt deze muziek nu nog vaak voor?
 Past de muziek enkel bij de gebeurtenissen uit deze film?
 Waar zou de muziek nog kunnen bij passen?
Voor we beginnen met de opdracht doen we nog een
opwarmingsoefening.
De leerlingen staan op een lange rij met hun ogen dicht. De leerkracht
vertelt ondertussen een romantisch verhaal over hun droomman of
droomvrouw. De kinderen verbeelden dit (op het ritme van de muziek)
met hun hele lichaam. Er mag niet bij gesproken worden. De leerkracht
geeft duidelijke handelingen (zwaaien) of emoties aan. Als de
droomman dichterbij komt, neemt het verhaal een andere wending. De
droomman blijkt bijvoorbeeld heel lelijk te zijn of ontzettend te stinken.
De kinderen schakelen van emotie.
3
5 minuten



4

15
minuten

5

25
minuten
6
5 minuten


De leerkracht legt de leerlingen uit dat we zelf zo’n filmpje gaan
maken. We gebruiken enkel de muziek uit de film van Charlie Chaplin.
We verdelen de klas in groepjes van 4.
Elke groepje komt bij de leerkracht een kaartje trekken. Hierop staat de
situatie die zij moeten uitbeelden. De leerkracht legt de nadruk op het
uitbeelden, er mag NIET gesproken worden in onze film.
De leerlingen hebben voor deze opdracht voldoende ruimte nodig,
zodat de groepjes elkaar niet storen. We verspreiden ons over
verschillende lokalen. Elke groep heeft een laptop waarop ze de muziek
en de film nog eens kunnen bekijken.
De leerlingen zijn zelf volledig verantwoordelijk voor de verhaallijn,
rolverdeling, inleiding,… Tijdens deze lesfase worden de verhalen
verder bedacht. De enige criteria zijn de muziek uit Modern Times en
het kaartje met de situatie.
We spelen nu het toneel dat we binnen ons groepje bedachten. We
doen dit voorlopig nog binnen ons eigen groepje. De leerkracht komt
regelmatig kijken.
Na het oefenen is het tijd om ons werk te tonen aan de rest van de
klas. De leerkracht filmt hier voor de eerste keer het acteertalent van
de leerlingen.
We sluiten de les af door allemaal in een kring te gaan liggen op onze
buik. Er staat een rustig muziekje op. De leerkracht stapt rond en geeft
de leerlingen om de beurt een tik op de rug. Wie een tik kreeg stapt
weg zoals zijn lievelingsdier.
Nieuwe tijd Jaren 20
Nieuwste tijd Jaren 40
Jazz
Jazz in lijn en kleur
Lesdoelen
Materiaal
De leerlingen kunnen een muziekfragment verbinden met een cd –
hoesje.
De leerlingen kunnen muziekfragmenten omzetten in lijnen en kleuren.
De leerlingen kunnen gevoelens in muziek herkennen.
De leerlingen kunnen lijnen en vormen versieren en aanvullen met kleur
zodat ze bij de muziek passen.
De leerlingen kunnen vertrekkend van muziek en een tekening een
passend verhaal verzinnen.
Leerlingen beleven plezier aan het beluisteren van muziek.
4 fragmenten Jazz – muziek (Louis Armstrong, Toots Thielemans, Nat
King Cole, Norah Jones)
4 bijhorende cd – hoesjes
Kleurpotloden
Pen en papier
A4 – bladen
Leeftijdsgroep 3e graad
Lesduur
50 min
Leerplan
VVKBaO
2.1 De leerlingen kunnen muziek beluisteren en ervaren, muzikale
impressies opdoen uit de geluidsomgeving met aandacht voor enkele
kenmerken van de muziek:
Klankeigenschap/ functie/gebruikssituatie.
5.1 Geluiden, klanken en klankeigenschappen herkennen, vergelijken en
ordenen volgens diverse criteria. Dat houdt in: Kenmerken van de
geluidsomgeving onderscheiden en bewust ervaren
5.3 Geluiden, klanken en klankeigenschappen herkennen, vergelijken en
ordenen volgens diverse criteria Dat houdt in: De functie en de
betekenis van een geluidsomgeving herkennen en beschrijven
7.1 Het luisteren naar muziek verfijnen door aandacht te schenken aan
de muzikale aspecten Dat houdt in: Eenvoudige melodie- en
ritmepatronen herkennen en vergelijken
7.3 Het luisteren naar muziek verfijnen door aandacht te schenken aan
de muzikale aspecten Dat houdt in: De klankkleur herkennen en
beschrijven.
7.6 Het luisteren naar muziek verfijnen door aandacht te schenken aan
de muzikale aspecten Dat houdt in: Eenvoudige muzikale vormen
herkennen en vergelijken
8.1 Beelden en symbolen van waargenomen auditieve prikkels lezen en
waargenomen auditieve prikkels schriftelijk verwerken Dat houdt in:
Beelden of symbolen van auditieve prikkels herkennen of noteren
OVSG:
MUZIEK BELUISTEREN
1) de luisterhouding verbeteren:
1.2 Actief gericht luisteren : De kinderen ontleden en onderzoeken
muziekfragmenten via actief gericht luisteren.
1.3 Actief luisteren:
- De kinderen kunnen met begeleidende opdrachten gedurende een
bepaalde tijd zonder onderbreking naar een kort muziekfragment
luisteren.
- De kinderen kunnen na het beluisteren van een muziekfragment hun
indrukken verwoorden.
2) Het auditief onderscheidingsvermogen vergroten:
2.2 klankkleuren onderscheiden: De kinderen kunnen verwoorden dat
de gevoelsmatige reacties die klinkende voorwerpen of instrumenten
oproepen niet voor iedereen gelijk zijn.
2.4 In muziek sfeer en intensiteit ontdekken :
- De kinderen kunnen tijdens het beluisteren van een muziekfragment
met kleur, lijn, beweging, ... de sfeer weergeven.
- De kinderen kunnen tijdens het beluisteren van een muziekfragment
met kleur, lijnen, beweging, ... de intensiteit weergeven.
3.2 de klanktaal van muziek:
De kinderen ervaren bij muziekactiviteiten:
verschillen in dynamiek (zacht-piano, luid-forte),
variaties in intensiteit (crescendo-decrescendo),
verschillen in tempo
GO:
Domein muziek
2.1 muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen uit de
geluidsomgeving met aandacht voor enkele kenmerken van de muziek:
- klankeigenschap;
- functie/gebruikssituatie
Dit houdt in:
a. speelse oefeningen met het herkennen van timbres;
b. een klankbron situeren;
c. muzikale tegenstellingen herkennen en benoemen;
d. muzikale vormen onderscheiden.
2.3 openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden,
andere landen en culturen.
Dit houdt in:
a. beluisteren en appreciëren van hedendaagse muziek en muziek uit
andere tijden, andere landen en andere culturen, onder meer in
aansluiting bij de lessen geschiedenis en aardrijkskunde;
b. beluisteren en appreciëren van muziek uit andere tijden
2.4 genieten van zingen en musiceren en dit gebruiken als impuls voor
nieuwe muzikale spelideeën of andere aanverwante expressiewijzen.
Dit houdt in:
a. uitbreiden van het liedrepertoires;
b. melodische en ritmische verwantschap ontdekken tussen:
- verschillende liederen;
- lied en luisterfragment;
- luisterfragmenten;
het verloop van een melodie weergeven;
c. composities van verschillende componisten die over hetzelfde thema
gaan vergelijken en bespreken;
d. transformeren:
- liedjes illustreren;
- beeldend weergeven van een luisterfragment;
- het timbre van een instrument in lijn, kleur en beweging weergeven.
2.5 vanuit het eigen muzikaal aanvoelen praten over het zingen en
musiceren.
Dit houdt in:
a. de activiteiten van de eerste en tweede graad verder uitbreiden;
b. over de muziekfragmenten praten en schrijven;
c. gevoelens uiten naar aanleiding van de aangeboden muziek;
e. de associatie over de betekenis van muziek uitspreken;
Lesverloop
1
Leerkracht zet jazzmuziek op van Miles Davis.
http://www.youtube.com/watch?v=zqNTltOGh5c
5 minuten Nadat we het filmpje hebben beluisterd, stelt de lkr enkele vragen :
Weet iemand welk muziekgenre dit is?
Welke instrumenten kwamen er in voor?
Wat is je gevoel bij deze muziekstijl?
2
10
minuten
3
10
Leerlingen worden verdeeld in groepjes van 4.
Ieder groepje gaat ergens in een hoek van de klas zitten met een cd speler
met de 4 muziekfragmenten op en 4 cd – hoesjes.
Leerlingen bekijken eerst aandachtig alle hoesjes.
Vervolgens luisteren ze fragment per fragment.
Ze schrijven op een blaadje welk fragment met welk hoesje overeenkomt.
Leerlingen gaan terug aan hun bank zitten.
Lkr laat de fragmenten nog eens kort beluisteren.
Lkr overloopt per hoesje wie welk muziekfragment gekozen heeft en
minuten
4
20
minuten
5
5 minuten
waarom.
We hangen de hoesjes omhoog die de meeste groepjes hadden.
Achteraf zegt de leerkracht de juiste combinaties.
Lln krijgen een A4 – blad dat verdeeld is in vier vakken.
Het is de bedoeling dat de leerlingen lijnen tekenen op het ritme en de
sfeer van de muziek. Lkr laat een voorbeeld horen en maakt samen met de
lln een tekening van lijnen. Als het rustig is dunne, zachte lijnen. Als het
heviger en luider is, dikkere en wildere lijnen.
Leerkracht verdeelt de kinderen in groepjes van 4.
Lkr geeft aan elke groep 4 liedjes (verschillende).
Leerlingen tekenen op hun blad bij elk lied. Ze mogen hiervoor potloden,
stiften of hun pen gebruiken.
Daarna mogen ze de liedjes opnieuw beluisteren, nu mogen de lln hun
tekeningen versieren met kleur, schaduwen, stippen, ... .
Lln gaan terug allemaal aan hun bank zitten.
Ze verwisselen hun blad met iemand uit een ander groepje.
Stel je voor dat dit fragment een gevoelens voorstellen uit een verhaal.
Verzin bij de tekening een verhaal.
Nieuwe tijd Jaren 20
Nieuwste tijd Jaren 40
Jaren 50
Rock – ‘n – Roll
Identiteitskaart maken van rock ‘n’ rollers
Lesdoelen




Materiaal

Leeftijdsgroep




De leerlingen kunnen hun voorkennis van rock en roll verwoorden.
De leerlingen kunnen kritisch informatie opzoeken.
De leerlingen leren samenwerken.
De leerlingen beleven plezier bij het creatief voorstellen van hun
zanger en hebben voldoende durf.
De leerlingen kunnen via boeken, internet,… een identiteitskaart
maken van hun zanger.
De leerlingen kunnen via een identiteitskaart de kenmerken van
rock en roll aanhalen.
Computer met internet:
http://www.youtube.com/watch?v=TBiLhQpaUaM
Identiteitskaart
Informatieboeken, artikels, foto’s,… van de rock & rollers
Verkleedkleren
3de graad
Lesduur

100 minuten


Leerplan
VVKBaO:
 6.02 De leerlingen benaderen de wereld, en in het bijzonder de
muzische expressie ervan, met een open houding
 6.19 de leerlingen beleven genoegen aan het muzisch bezig zijn
OVSG: domein muziek
 1.2 Actief gericht luisteren: de kinderen ontleden en onderzoeken
muziekfragmenten via actief gericht luisteren.
 1.3. Actief luisteren: De kinderen kunnen met begeleidende
opdrachten gedurende een bepaalde tijd zonder onderbreking
naar een kort muziekfragment luisteren.
 3.2. De klanktaal van muziek: de kinderen ervaren bij
muziekactiviteiten:
- verschillen in dynamiek
- variaties in intensiteit
- verschillen in tempo
- verschillen in speelwijze
GO: Domein muziek
 muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen uit
de geluidsomgeving met aandacht voor enkele kenmerken van
de muziek:
- klankeigenschap;
- functie/gebruikssituatie
Dit houdt in:
a. speelse oefeningen met het herkennen van timbres;
b. een klankbron situeren;
c. muzikale tegenstellingen herkennen en benoemen;
d. muzikale vormen onderscheiden.

2.3 openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere
tijden, andere landen en culturen.
Lesverloop
1
15minuten



2

45 minuten



3

De leerkracht schrijft aan bord: rock en roll. De leerkracht toont
een film over rock en roll van de Beatles:
http://www.youtube.com/watch?v=TBiLhQpaUaM
De leerlingen komen aan bord (maximum per 4 aan bord) en
noteren wat ze over deze muziekgenre al weten. De leerkracht
stelt enkele vragen om de lln. te helpen:
 wat roept rock en roll bij jou op?
 welke zangers ken jij in de jaren 50? waar heb je al van
gehoord?
 welke instrumenten gebruikten ze ?
 hoe kleden ze hun in die tijd?
De leerkracht overloopt wat er allemaal aan bord staat en samen
groeperen we dit. Bijvoorbeeld wanneer er iets staat over de
kledij omcirkelen we dit in een bepaalde kleur enzovoort… De
leerkracht bespreekt ook elk woord. Zo bekomen we een
identiteitskaart over rock en roll.
De leerkracht vertelt dat de leerlingen per 2 gaan samenwerken
en een identiteitskaart gaan maken van een rock en roller in de
jaren 50. De leerlingen hebben keuze uit: Elvis Presley, the
Beatles, Rolling Stones, Bill Hayley, Little Richard, Jerry Lee Lewis
en Buddy Holly.
De leerlingen mogen kiezen welke zanger ze gaan nemen. De
leerkracht bespreekt klassikaal even kort wie welke zanger heeft.
Zo is er toch zekerheid dat alle zangers aan bod komen.
De leerlingen krijgen hiervoor informatieboeken, foto’s en artikels
over hun zanger. Ze mogen indien mogelijk het internet
gebruiken en op youtube liedjes van hun beluisteren en verder
informatie opzoeken.
Wie klaar is met de identiteitskaart, laat dit lezen aan de
leerkracht.
De leerlingen gaan straks hun zanger voorstellen voor de klas. Ze
mogen hierbij creatief zijn: een toneeltje, een interview, een
radioprogramma, al dansend voorstellen,…. De uitwerking is aan
25 minuten


4
15 minuten


de leerlingen.
Vooraan liggen er allerlei kleren die de leerlingen eventueel
kunnen aandoen bij het voorstellen van hun zanger.
De leerkracht gaat rond en helpt indien nodig.
De leerlingen stellen hun zanger voor op een creatieve manier.
Wanneer ze een zanger hebben voorgesteld vraagt de leerkracht:
 wat vond je ervan?
 welke zanger hebben ze voorgesteld?
 wat heb je nog onthouden van wat ze zeiden?
 spreekt deze zanger jou aan, waarom wel/niet?
Naam zanger: ……………………………………………………………………………………
Algemene informatie: vertel iets over zijn muziekcarrière:
- wat heeft de zanger(es) allemaal gepresteerd in de muziekwereld?
- welke liedjes waren een hit?
……………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………….
Kledij:
- welke kledij droeg de groep?
- wat is er opvallend aan die kledij?
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………..
Muziek:
- wat is hun muziekgenre?
- wordt er veel gezongen?
- wordt er gebruik gemaakt van instrumenten? Welke?
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
Extra informatie: weetjes
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………
Nieuwe tijd Jaren 20
Jaren 50
Nieuwste tijd Jaren 40
Jaren 60
Salsa
Salsa dansen
Lesdoelen

Leeftijdsgroep
De leerlingen kunnen via een filmpje de kenmerken van
salsamuziek en salsadans aanhalen.
 De leerlingen leren samenwerken en hebben vertrouwen in elkaar.
 De leerlingen beleven plezier bij het salsadansen.
 De leerlingen durven zich volledig te geven bij het dansen.
 De leerlingen kunnen zelf enkele salsapassen verzinnen rekening
houdend met de kenmerken.
- Computer met internet:
http://www.youtube.com/watch?v=MPtPag7U_dY
http://www.youtube.com/watch?v=sG0fnjjWnQ&feature=watch_response
- Cd-speler
- Een salsalied (eigen keuze)
 3de graad
Lesduur

Materiaal
Leerplan
75 minuten
- VVKBAO
 6.02 De leerlingen benaderen de wereld, en in het bijzonder de
muzische expressie ervan, met een open houding
 6.19 de leerlingen beleven genoegen aan het muzisch bezig zijn
- OVSG: Domein muziek
 De kinderen ontleden en onderzoeken muziekfragmenten via
actief gericht luisteren.
 De kinderen kunnen na het beluisteren van een
muziekfragment hun indrukken verwoorden.
-OVSG: Domein beweging
 De kinderen observeren diverse bewegingsvormen en
dansvormen zoals salsa.
 De kinderen tonen vaardigheden in voortbeweging:
 ze kunnen in voortbeweging diverse bewegingskwaliteiten
vasthouden;
 ze kunnen in voortbeweging vormkwaliteiten vasthouden.
 De kinderen tonen vaardigheden in het combineren van
bewegingen ter plaatse, voortbewegen, evenwicht en
aspecten van vorm.
 De kinderen ervaren langzaam / snel in muziek en in
beweging.
 De kinderen ervaren ritmes en eenvoudige maatsoorten.

De kinderen kunnen samen met een ander kind een
eenvoudige bewegingsopdracht uitvoeren.
De kinderen kunnen individueel of in groep een eigen
beweging- of dansstukje tonen.
De kinderen kunnen twee plaatsgebonden bewegingen in
opeenvolgende herhaling tot één geheel combineren.
De kinderen kunnen een verplaatsende beweging uitvoeren
waarbij twee passen in herhalende opeenvolging
gecombineerd worden.



- GO: Domein muziek
 muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen
uit de geluidsomgeving met aandacht voor enkele
kenmerken van de muziek:
- klankeigenschap;
- functie/gebruikssituatie

2.3 openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit
andere tijden, andere landen en culturen.
Lesverloop
1

15minuten




2

De leerkracht toont enkele filmpjes over salsa, de leerkracht vraagt
om goed naar de muziek te luisteren en goed naar de dans te
kijken:
- http://www.youtube.com/watch?v=MPtPag7U_dY
- http://www.youtube.com/watch?v=sG0fnjjWnQ&feature=watch_response
De leerkracht wil tot de kenmerken van salsa komen en vraagt:
 wat vind je van deze dans en muziek?
 wat is er typisch aan, wat is je vooral opgevallen?
 met wat bewegen ze het meest bij het dansen?
 aan wat doet de muziek je denken?
De leerkracht noteert aan bord de kenmerken van salsamuziek en de
dans.
Dans: het dansen komt voornamelijk uit de heupen. De man leidt de
vrouw, het is een partnerdans. Er wordt niet over de vloer bewogen,
maar alles wordt ter plaatse gedanst. Ingewikkelde bewegingen met
de armen zijn typisch voor de salsa. De voeten doen alleen de
basispas met enkele beperkte varianten. Er zitten veel
draaibewegingen in.
Muziek: een salsaband bestaat meestal uit een uitgebreide
combinatie van instrumenten.
De leerkracht vertelt dat als je salsa wilt dansen je met 2 moet zijn.
De leerkracht plaatst iedereen per 2. Als je met 2 wilt dansen moet
je elkaar vertrouwen, dat zag je ook in de filmpjes. We gaan hierop
oefenen.
15 minuten



3
40 minuten

Oefeningen:
Eerst een klassikale oefening: de leerlingen gaan op 2 rijen staan en
strekken onze handen naar elkaar uit. Eén iemand gaat helemaal
door de rij lopen. Op het moment dat de persoon loopt en bijna bij
jou is, doe je je handen omhoog.
Ga bij je partner staan. Eén iemand doet zijn ogen toe en de andere
persoon staat erachter. De persoon met zijn ogen toe laat zich naar
achter vallen, zoals een plank en de andere persoon vangt deze op.
Wissel om.
De leerlingen staan in duo’s tegenover elkaar en pakken elkaars
rechterpols beet met de vingers aan één kant en de duim aan de
andere kant. Beide voeten staan tegen elkaar waarbij de tenen
elkaar raken. Terwijl ze elkaar goed vast houden en de voeten op de
grond houden gaan de leerlingen tegelijk langzaam naar achteren
hangen. De handen verschuiven in de acrobatiekgreep naar de pols.
Ze proberen een plank te blijven door niet met de heupen naar
voren of achteren te gaan.
 De leerlingen leiden elkaar langs een circuit door het lokaal. Een
leerling is geblinddoekt, de ander leidt hem door achter of naast
hem te lopen met een hand op de schouder.
Nu kunnen jullie elkaar voor de 100% vertrouwen. Dus nu gaan we
salsa aanleren, de basispassen. Let er op man en vrouw zijn elkaars
spiegelbeeld!
 Ga rechtover elkaar staan en neem elkaars hand vast. Zet je
rechtervoet opzij en zet bij. Doe dit ook zo voor je linkervoet.
Doe dit 8 keer na elkaar.
 We gaan juist hetzelfde doen als maar nu gaat enkel onze voet
naar achter. Wanneer je voet naar rechts gaat, maakt je arm
een krulbeweging naar rechtsboven. Dit is hetzelfde voor links.
 Zet je voet naar achter, de voet van je partner komt naar voor.
Zet dezelfde voet terug naar voor en nu gaat de linkervoet ook
naar voor. Hierin wordt een kleine draai gedaan met de vrouw.
 We nemen elkaar vast en draaien naar links, stoppen en
draaien naar rechts.
 We gaan een draaibeweging doen: de jongen gaat onder de
arm van het meisje en het meisje staat vooraan en de jongen
schuin achter haar.
 We doen weer dezelfde passen zoals bij het eerste bolletje. Na
4 tellen komt het meisje bij de jongen, laat deze vallen en het
meisje doet haar been in de lucht. Hierna doen we weer verder
met het voetenwerk.
 Men doet hetzelfde voetenwerk als bij het eerste bolletje. Maar
we nemen de partner niet meer vast, we dansen naar het
publiek. En we maken bewegingen met onze handen. Bij tel 4
gaat het meisje en de jongen een sexy pose doen en erna doen
we weer verder.

4


5 minuten
Nu hebben jullie een deel aangeleerd, maar de rest van de dans ligt
bij jullie. Jullie kennen het voetenwerk al heel goed. Jullie verzinnen
3 danspasjes waarin de kenmerken van salsa aan bod komen en
doen het voetenwerk zoals we geleerd hebben. Dit wil zeggen dat je
3 pasjes maakt waarin een draaibeweging zit.
We tonen aan elkaar onze salsadans. De helft van de klas zet zich
vooraan en kijkt naar de rest, nadien wisselen we.
De leerkracht vraagt:
 wat vond je leuk/minder leuk aan deze les?
 wat vond je van het salsadansen, iets voor jou?
 wat heb je geleerd uit deze les?
Nieuwe tijd Jaren 20
Jaren 50 Jaren 70
Nieuwste tijd Jaren 40
Jaren 60
Hoekenwerk
Zie ander document
Nieuwe tijd Jaren 20
Jaren 50 Jaren 70
Nieuwste tijd Jaren 40
Jaren 60
Jaren 80
Pop
Van pop naar rap
Lesdoelen




Materiaal



De leerlingen kunnen expressief omgaan met woord en lichaamstaal.
De leerlingen kunnen een aangepaste spreektechniek ontwikkelen
(articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte, toonsterkte).
De leerlingen kunnen de structuur en de vorm van een ritme, een
melodie of een klank- of muziekstuk aan de hand van de structurele
principes (herhaling, variatie, contrast) herkennen en benoemen.
De leerlingen kunnen de opnamemogelijkheden van audioapparatuur
zinvol gebruiken.
Laptop per groepje
Bestandmapje met youtube links:
 http://www.youtube.com/watch?v=srdfhvGY4gU = Kraantje
Pappie
 http://www.youtube.com/watch?v=JikZ12lcC44 = Jeugd van
Tegenwoordig
 http://www.youtube.com/watch?v=3pZuZ9RVgZI&feature=fv
wrel = Soulja Boy
 http://www.youtube.com/watch?v=CURKfkl0ROM&feature=re
lated = Fat Joe (Lean Back)
 http://www.youtube.com/watch?v=rlCLfddqMuQ&feature=rel
ated = Busta Rhymes (Touch it)
 http://www.youtube.com/watch?v=Ptu8xX_QttU = Nicki Minaj
Bestandmapje met de teksten van Nederlandstalige popliedjes
Vb. muziek van clouseau, arbeid adelt!, Get Ready, K3,….
Leeftijdsgroep


Pen en papier
3de graad
Lesduur

60 minuten
Leerplan

VVKBaO: Domein muziek
 2.1 De leerlingen kunnen muziek beluisteren en ervaren,
muzikale impressies opdoen uit de geluidsomgeving met
aandacht voor enkele kenmerken van de muziek:
Klankeigenschap/ functie/gebruikssituatie.
 7.1 Het luisteren naar muziek verfijnen door aandacht te
schenken aan de muzikale aspecten Dat houdt in: Eenvoudige
melodie- en ritmepatronen herkennen en vergelijken
 7.3 Het luisteren naar muziek verfijnen door aandacht te
schenken aan de muzikale aspecten Dat houdt in: De
klankkleur herkennen en beschrijven.
 7.6 Het luisteren naar muziek verfijnen door aandacht te
schenken aan de muzikale aspecten Dat houdt in: Eenvoudige


muzikale vormen herkennen en vergelijken
 Musiceren en experimenteren met de stem, met aandacht
voor een goed stemgebruik (ademhaling, stemplaatsing,
resonantie, articulatie), een zuivere toon (toonovername,
intonatie) en expressiviteit Dat houdt in:
 Een tekst of een lied uitvoeren met aandacht voor een
correct stemgebruik en een goede stemexpressie
 Genoegen beleven aan de omgang met klank en muziek Dat
houdt in: Zich door middel van klank en muziek durven uiten.
OVSG: Domein muziek
 1.2 Actief gericht luistern
 De kinderen kunnen uit een muziekfragment een
opvallend detail isoleren.
 De kinderen kunnen in een fragment een verrandering
ontdekken.
 3.2 De klankkleur van muziek
 De kinderen ervaren bij muziekactiviteiten:
- verschillen in dynamiek (zacht-piano, luid-forte),
- variaties in intensiteit (crescendo-decrescendo),
- verschillen in tempo,
- verschillen in speelwijze (staccato-afgesloten,
legato-gebonden).
 Stemvorming: 3. Stembeheersing verbeteren
 Kinderen kunnen klanken en geluiden na-bootsen.
 De kinderen kunnen zingen of neuriën op een vocaal
(klinkers, tweeklanken, stemhebbende medeklinkers).
 Liederen begeleiden: 1. Ritmische begeleiding
 De kinderen kunnen een tekst ritmisch vertolken en
hierbij ook varianten bedenken.
 De kinderen kunnen in het lied voorkomende ritmische
patronen ontdekken en meespelen.
 Liederen begeleiden: 2. Melodische begeleiding
 De kinderen kunnen een lied begeleiden met een
vocale bourdon.
 De kinderen kunnen een lied begeleiden met een
vocaal ostinato.
GO: Domein muziek
 2.1 muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies
opdoen uit de geluidsomgeving met aandacht voor enkele
kenmerken van de muziek:
 klankeigenschap;
 functie/gebruikssituatie
 2.3 openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere
tijden, andere landen en culturen. Dit houdt in:
 Beluisteren en appreciëren van hedendaagse muziek en
muziek uit andere tijden, andere landen en andere
culturen, onder meer in aansluiting bij de lessen
geschiedenis en aardrijkskunde;

 Beluisteren en appreciëren van muziek uit andere
tijden.
2.4 genieten van zingen en musiceren en dit gebruiken als
impuls voor nieuwe muzikale spelideeën of andere
aanverwante expressiewijzen. Dit houdt in:
 Uitbreiden van het liedrepertoires;
 Melodische en ritmische verwantschap ontdekken
tussen:
- verschillende liederen;
- lied en luisterfragment;
- luisterfragmenten;
Lesverloop
1
8 minuten
2
7 minuten






3


20
minuten

4
15
minuten
5
10minuten
De leerkracht laat een muziekstukje horen waarin duidelijke een loop te
horen is. De leerkracht legt de leerlingen uit dat dit een stukje muziek is
dat zich een aantal keer herhaald in het liedje.
Het muziekstukje: 1 van bovenstaande.
De leerkracht verdeelt de klas in 5 groepjes van 4 leerlingen.
De leerkracht legt de opdracht van deze les uit. Het is de bedoeling dat
wij een Nederlandstalig lied gaan omzetten naar een echt rapnummer.
Hiervoor krijgt elke groep een laptop. Op het bureaublad staat een mapje
met youtube links. Dit zijn de mogelijke loops of ritmes van jullie
rapnummertje. In het tweede mapje op het bureaublad staan enkel
documenten de songteksten van Nederlandstalige muziek. Dit is de tekst
van jullie rap.
Kort samengevat: Je kiest uit map1: een loop. En uit map 2: de tekst van
je nummer. Dit gebeurt in samenspraak met de hele groep.
Jullie krijgen ook nog een hulpkaart met enkel tips.
De groepen krijgen elk een aparte ruimte in de school om aan hun
nummer te werken. De leerkracht stapt rond om te kijken of dit bij elk
groepje lukt.
Tijdens het rondstappen vermeldt de leerkracht dat ze straks ook hun
nummer moeten opnemen met de computer.

De leerlingen nemen hun nummertje op en slaan het op de laptop op
onder de naam : ”Rapsong”.

We luisteren nu met de hele klas naar de nummertjes van de andere
groepjes.
Hulpkaart: een rap maken
1. Kies eerst een loop uit. Welk nummertje vind je wel leuk klinken?
2. Kies vervolgens een liedjestekst uit. Hou er rekening mee dat deze moet passen
bij de loop die je koos. Het is niet nodig dat je de volledige liedjestekst in je rap
gebruikt.
3. Enkele tips om een echte rap te maken:
 Je kan de liedjestekst ritmisch opzeggen.
 Je kan er allerlei geluiden met je stem aan toe voegen.
 Je mag eventueel nog enkele woorden toevoegen aan de tekst.
 Je mag woorden (vb. aan het einde van een zin) herhalen.
 Je mag sommige stukjes zingen.
 Het klinkt leuk als je het ene stuk sneller of trager zegt dan het andere
stuk.
 Je bent met vier dus kan de ene een paar woorden herhalen terwijl de
andere de tekst zingt.
 Je hoeft deze tips niet allemaal te volgen! Laat ook je eigen creativiteit de
vrije loop!
Nieuwe tijd Jaren 20
Jaren 50 Jaren 70 Jaren 90
Nieuwste tijd Jaren 40
Jaren 60
Jaren 80
Eurodance
EURODANCE EN NU
Lesdoelen
Leeftijdsgroep









De leerlingen staan open om een andere muziekstijl te leren kennen.
De leerlingen kunnen samenwerken.
De leerlingen kunnen twee muziekstijlen met elkaar vergelijken.
De leerlingen beseffen dat muziek evolueert.
Computers met internet
Hoofdtelefoons
Opdrachtenkaart
schrijfgerief
3de graad
Lesduur

50 minuten
Leerplan

VVKBaO
De leerlingen staan open voor de kenmerken van een bepaalde
muziekcultuur.
Materiaal
De leerlingen kunnen muziek beluisteren en ervaren, muzikale
impressies opdoen uit de geluidsomgeving met aandacht voor enkele
kenmerken van de muziek:
Geluiden, klanken en klankeigenschappen herkennen, vergelijken en
ordenen volgens diverse criteria Dat houdt in: De functie en de
betekenis van een geluidsomgeving herkennen en beschrijven

OVSG:
De leerlingen maken kennis met de maatschappelijke verschillen die
vroeger in muziek uitgedrukt werden.
Actief gericht luisteren : De kinderen ontleden en onderzoeken
muziekfragmenten via actief gericht luisteren.

GO:
openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden, andere
landen en culturen.
Dit houdt in:
a. beluisteren en appreciëren van hedendaagse muziek en muziek uit
andere tijden, andere landen en andere culturen, onder meer in
aansluiting bij de lessen geschiedenis en aardrijkskunde;
b. beluisteren en appreciëren van muziek uit andere tijden Genieten
van zingen en musiceren en dit gebruiken als impuls voor nieuwe
muzikale spelideeën of andere aanverwante expressiewijzen.
Muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen uit de
geluidsomgeving met aandacht voor enkele kenmerken van de muziek:
- klankeigenschap;
- functie/gebruikssituatie
Dit houdt in:
a. speelse oefeningen met het herkennen van timbres;
b. een klankbron situeren;
c. muzikale tegenstellingen herkennen en benoemen;
d. muzikale vormen onderscheiden.
Lesverloop
1

De leerkracht laat een muziekstukje (voorbeeld: Corona “rhythm of the
night) horen uit de jaren 90’ en vraagt of dat deze muziek klinkt zoals nu.
De leerlingen antwoorden.
Deze muziek klinkt anders, de verschillen gaan de leerlingen onderzoeken
deze les.
-
De leerkracht legt de opdracht uit: “jullie gaan per 2 werken (indien geen
even aantal werkt 1 groepje met 3, je kan kiezen om de groepjes zelf te
maken of ze te laten kiezen) Jullie gaan het verschil ondertussen tussen
muziek van nu en van vroeger. Dit gaan jullie doen aan de hand van een
opdrachtenkaart. Eerst kiezen jullie twee artiesten (één uit de jaren 90’ en
één van nu), daarna gaan jullie deze twee vergelijken. Jullie letten op de
kledij, de muziek, de artiesten, het ritme, … Jullie vullen deze in de tabel
in.
Daarna geven jullie jullie eigen mening.
-
De leerlingen krijgen per 2 een opdrachtenkaart en gaan aan de slag.
De leerkracht gaat rond en begeleidt waar nodig.


De leerlingen gaan terug op hun plaats zitten.
De leerkracht overloopt samen met hun de gevonden antwoorden.
Eventueel kunnen nog muziekfragmenten/videoclips worden
getoond/beluisterd.
10 minuten
2
5 minuten
3
25 minuten
4
10 minuten
Opmerkingen:
-
Deze opdracht kan ook in een hoekenwerk of contractwerk worden gegeven.
Deze site kan gebruikt worden: http://www.jaren90muziek.nl/91
Opdrachtenkaart: “twee muziekstijlen vergelijken”
Muziekstijlen vergelijken: de jaren 90’ en nu
Wat moet je doen?
Bekijk twee videoclips, een videoclip van vroeger (van in de jaren 90’) en van nu. Vergelijk
deze daarna. Gebruik hiervoor Youtube. Zo gebruik je het:
-
Ga naar internet en typ deze site in: www.youtube.com
In de zoekbalk typ je de artiest.
Je selecteert een clip.
De artiesten:
Kies uit volgende artiesten:
Van vroeger: Nirvana, 2 unlimited, 2 fabiola, Vanilla Ice, Corona, Snap!, Ice MC, ATC, Aqua,
S club 7
Van nu: Lady Gaga, Rihanna, LMFOA, Justin Bieber, Sean Paul, … of je favoriete artiest
De vergelijking:
Richtvragen
Welke videoclip heb je
bekeken? (artiest + lied)
Wat merk je aan de kledij in
de videoclip? Hoe zijn ze
gekleed?
De
muziek:
welke
instrumenten hoor je? Welk
klanken? Het ritme van het
Muziek van nu
Muziek uit de jaren 90’
lied?
De zang: met hoeveel
zangers of zangeressen zijn
ze?
Het beeld: hoe is de
videoclip? Wat gebeurd er
in de videoclip?
Andere:
Eigen mening:
Wat vind je van de muziek uit de jaren 90’?
Naar welke muziek luister je nu graag?
Nieuwe tijd Jaren 20
Jaren 50 Jaren 70 Jaren 90
Nieuwste tijd Jaren 40
Jaren 60
Jaren 80
Afsluitingsles
SCHOOL’S GOT TALENT
Lesdoelen
De leerlingen kunnen andere leerlingen beoordelen op basis van
criteria.
De leerlingen kunnen hun muzisch talent verwerken in een klein
spektakel.
De leerlingen durven een kleine show te spelen.
De leerlingen beleven plezier aan het acteren / zingen / dansen / ... .
Leerlingen kunnen respect opbrengen voor de prestaties van de
anderen.
Materiaal
Jury – beoordelingsblad
Verkleedkledij
Leeftijdsgroep 3e graad
Lesduur
100 minuten (hele namiddag)
Leerplan
VVKBaO
:
Sociale vaardigheden:
1.1 De leerlingen kunnen zich op een assertieve wijze voorstellen.
Domein bewegingsexpressie:
Kinderen experimenteren met en bekwamen zich in de
uitdrukkingsmogelijkheden van hun lichaam. Dat houdt in dat ze:
genieten van hun lichaam in beweging.
verschillende houdingen en bewegingen exploreren.
spontaan meebewegen op muziek
een persoonlijke stijl ontwikkelen en durven tonen.
Kinderen kunnen zichzelf met een zekere dynamiek in bewegingen
aanvoelen en organiseren. Dat houdt in dat ze: de lichaamsruimte
aanvoelen en gebruiken.
Kinderen bewegen vlot in tijd en ruimte. Dat houdt in dat ze: bewust
omgaan met bewegingsrichtingen, plaats en bewegingsbanen.
Kinderen worden zich bewust van hun identiteit en hun
inlevingsvermogen.
Kinderen ervaren de mogelijkheden van de lichaamstaal en van de dans
om met zichzelf en met anderen te communiceren. Dat houdt in dat ze:
zelf dansen ontwerpen om individueel of in groep uit te voeren.
genieten van en belangstelling tonen voor bewegingsexpressie van
anderen.
Kinderen trachten de bewegingsexpressie van zichzelf en van anderen
te beoordelen.Dat houdt in dat ze:
vorm- en kwaliteitscriteria hanteren om bewegingsexpressie te
beoordelen,
kunnen en durven verwoorden wat ze vinden van de eigen
bewegingsexpressie en die van hun leeftijdsgenoten.
Domein muziek
Musiceren en experimenteren met de stem, met aandacht voor een
goed stemgebruik (ademhaling, stemplaatsing, resonantie, articulatie),
een zuivere toon (toonovername, intonatie) en expressiviteit Dat houdt
in:
Een tekst of een lied uitvoeren met aandacht voor een correct
stemgebruik en een goede stemexpressie
Een gevarieerd repertoire van kindgerichte liederen zuiver en expressief
zingen en gebruiken als impuls voor diverse expressiewijzen en
spelvormen.
Genoegen beleven aan de omgang met klank en muziek Dat houdt in:
Zich door middel van klank en muziek durven uiten
Een kritische houding aannemen tegenover de auditieve omgeving Dat
houdt in: Openstaan voor de muzikale uitdrukking van anderen.
Domein drama
Kinderen genieten van dramatisch spel Dat houdt in dat ze: plezier
beleven aan en genieten van zelf spelen en samenspelen met anderen.
Kinderen genieten van dramatisch spel Dat houdt in dat ze: plezier
vinden in een presentatie voor 'publiek'.
Kinderen maken gebruik van dramatisch spel om eigen beleving,
ervaringen, gedachten en gevoelens in handelingen te verwerken Dat
houdt in dat ze: bij de voorbereiding en de uitvoering van het spel, hun
fantasie en voorstellingsvermogen activeren.
Kinderen ontwikkelen hun speeldurf. Dat houdt in dat ze: iets met
zelfvertrouwen spelen, met of zonder publiek.
OVSG:
Domein beweging
2) Betekenisgeving vanuit ervaringen en gevoelens
- De kinderen drukken zichzelf uit met dansbewegingen die naar
gevoelens, ervaringen, situaties en gebeurtenissen verwijzen.
Bewegingsmogelijkheden:
Ruimte:
De kinderen kennen en tonen vaardigheden (pak. 4) in verband met:
ruimtelagen, deze ruimtelagen doorbreken en er combinaties
mee maken,
richtingen en de combinatie van verschillende richtingen,
vloerpatronen
Samenwerken:
De kinderen kunnen individueel of in groep een eigen bewegings- of
dansstukje tonen.
Vormgeven en beschouwen:
De kinderen gebruiken in beweging en dans bewegingskwaliteiten. Ze
maken overgangen en onderzoeken combinaties van diverse
kwaliteiten.
Beschouwen:
De kinderen kunnen zich een eigen mening over een dansvoorstelling
vormen.
Domein drama:
2.5) De kinderen exploreren de vele mogelijkheden van het lichaam om
vorm te geven aan dramatisch spel.
2.12) De kinderen kunnen samen een eenvoudig dramatisch spel
opbouwen. (wie, wat, waar, wanneer, hoe en waarom?)
3.6) De kinderen reageren gepast en respectvol op het voorlezen en het
spel van anderen met eenvoudige commentaar.
Domein muziek:
De kinderen kunnen het lied volledig meezingen.
De kinderen kunnen het lied zelfstandig zingen.
GO:
2.2 improviseren en experimenteren, klankbronnen en
muziekinstrumenten uittesten op hun klankwaarde en in muzikaal
(samen)spel daarvan gebruik maken.
a. melodische wendingen nazingen;
b. muzikale vraag en antwoord oefenen;
2.4 genieten van zingen en musiceren en dit gebruiken als impuls voor
nieuwe muzikale spelideeën of andere aanverwante expressiewijzen.
Dit houdt in:
a. uitbreiden van het liedrepertoire;
d. transformeren:
- liedjes illustreren;
- beeldend weergeven van een luisterfragment;
e. musiceren vanuit en met betrekking tot andere muzische domeinen;
2.5 de leerlingen kunnen vanuit het eigen muzikaal aanvoelen praten
over het zingen en musiceren.
Domein drama:
De leerlingen kunnen spelvormen waarnemen en inzien dat de juiste
verhouding tussen woord en beweging de expressie kan vergroten.
Dit houdt in:
b. emoties en handelingen dramatiseren;
Lln kunnen een aan de speelsituatie aangepaste en aangename
spreektechniek ontwikkelen (articu-latie, adembeheersing, tempo,
toonhoogte) en verschillende verbale en non-verbale spelvormen
improviseren.
De lln kunnen genieten van, praten over en kritisch staan tegenover het
eigen spel en dat van anderen, de keuze van spelvormen, onderwerpen,
de beleving.
Domein beweging
Leerlingen kunnen :
genieten van lichaamstaal, beweging en dans
nieuwe dansen ontwerpen met eenvoudige passen en figuren.
Lesverloop
1
Lkr toont enkele filmpjes van een paar talentenshows. (Britain’s got talent,
so you think you can dance, move like Michael Jackson, idool)
10
http://www.youtube.com/watch?v=_WH93AaXDfo
minuten
http://www.youtube.com/watch?v=-o8we0lJptM
http://www.youtube.com/watch?v=z9FB4obB7vg
http://www.youtube.com/watch?v=Fxnyy3aCe5E&feature=related
Lkr vraagt: Kennen jullie deze show? Wat gebeurt hier in? Wat is de
bedoeling?
Lkr zegt: Wij gaan nu ook een talentenshow houden. Ieder van jullie mag
zijn talent straks komen voorstellen in een kleine show. Het moet wel een
muzisch talent zijn bv: toneel spelen, dansen, zingen, ... . Je doet dit ofwel
per 2 ofwel alleen.
2
50
minuten
3
45
minuten
Leerlingen krijgen 50 minuten voorbereidingstijd.
Lln gaan in het publiek zitten. Iedereen krijgt een beoordelingsformulier. Er
wordt beoordeeld op zang / dans/acteerpresentatie, inzet, durf, creativiteit,
... . Er wordt beoordeeld door de andere groepen die dan niet spelen.
Punten worden gegeven van --, -, +-, +, ++.
Achteraf bespreken we wat we vonden van de groepjes. Wat vonden de
groepjes zelf moeilijk? Wat ging goed?
Daarna roepen we een winnaar uit.
Download