Handleiding voor verslaggeving van projecten LandbouwOnderzoek Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK INHOUDSTAFEL 1. Inleiding...........................................................................................................................................3 2. Belangrijke documenten .................................................................................................................4 2.1 De projectaanvraag ................................................................................................................4 2.2 De overeenkomst met IWT-Vlaanderen ..............................................................................4 2.3 De samenwerkingsovereenkomst (indien van toepassing) .................................................4 2.4 Het reglement van orde van de gebruikerscommissie ........................................................5 3. De opvolging van een project LandbouwOnderzoek .....................................................................6 3.1 Dringende meldingen .............................................................................................................6 3.2 Voortgangsverslag en verslag van de gebruikerscommissie ..............................................6 3.3 Jaarlijks financieel overzicht ................................................................................................7 3.4 Syntheseverslag voor de tussentijdse evaluatie ...................................................................9 3.5 Eindverslag .............................................................................................................................9 3.6 Valorisatiemonitoring ..........................................................................................................10 4. Samenstelling van de gebruikerscommissie en invulling van de vereiste cofinanciering .........11 4.1 Minimale samenstelling .......................................................................................................11 4.2 Bijdrage in de cofinanciering ..............................................................................................11 4.3 Specifieke richtlijnen voor de invulling van de cofinanciering .......................................12 4.4 Valorisatie van de projectresultaten ..................................................................................13 5. Inlichtingen en correspondentie ...................................................................................................15 Bijlage 1: Opmaak prestatietabel .........................................................................................................16 Bijlage 2: Financiële verslaggeving .....................................................................................................17 Bijlage 3: Kostenmodel .........................................................................................................................19 1. Basisprincipes .......................................................................................................................19 2. Personeelskosten ...................................................................................................................19 3. Werkingskosten ....................................................................................................................20 4. Overheadkosten ....................................................................................................................21 5. Mogelijke aanpassingen .......................................................................................................22 2/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK 1. Inleiding In deze handleiding vindt u richtlijnen voor de verslaggeving en uitvoering van projecten gesteund in het kader van het programma LandbouwOnderzoek. Het uiteindelijke doel van de verslaggeving is: -het optimaal informeren van de leden van de gebruikerscommissie (inclusief IWT-Vlaanderen) -IWT-Vlaanderen toelaten de uitvoering van het project op te volgen, na te gaan of de overeenkomst behoorlijk wordt nageleefd en de uitbetaling van de steun te verzekeren Een degelijke rapportering vormt tevens de basis voor de documentering van de onderzoeksresultaten en vergemakkelijkt een verdere verspreiding en valorisatie ervan. Hiernaast heeft de handleiding tot doel u aanbevelingen te geven over de projectuitvoering met als finale doelstelling het vlot verloop van uw project te ondersteunen en de kansen op succes van uw project te vergroten. Er werd naar gestreefd de administratieve last tot een minimum te beperken. Deze handleiding is geldig voor projecten ingediend vanaf de oproep 2005-2006 (met als projectnummer 050xxx) van het programma LandbouwOnderzoek. De informatie in deze handleiding is ondergeschikt aan de bepalingen opgenomen in de overeenkomst met IWT-Vlaanderen. 3/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK 2. Belangrijke documenten 2.1 De projectaanvraag Op basis van uw projectaanvraag werd door een college van experten een advies geformuleerd over uw project. Deze evaluatienota heeft u ontvangen in bijlage bij de brief van de beslissing. De samenvatting van het project (= het innovatiedoel), het goedgekeurde budget en het maximale steunbedrag – zoals vermeld in de evaluatienota – werden in de overeenkomst met IWT-Vlaanderen opgenomen. Daarnaast werden in de evaluatienota van uw project mogelijks een aantal aandachtspunten vermeld. Ook deze aandachtspunten dienen bij de projectuitvoering aan bod te komen. 2.2 De overeenkomst met IWT-Vlaanderen De overeenkomst beschrijft de contractuele modaliteiten van het project. De overeenkomst wordt door IWT-Vlaanderen opgemaakt op basis van een standaard overeenkomst waarin projectspecifieke elementen worden opgenomen. De overeenkomst wordt door elk van de onderzoekspartners en door IWT ondertekend. Elke contractuele partij ontvangt een origineel gehandtekend exemplaar. 2.3 De samenwerkingsovereenkomst (indien van toepassing) Indien het project wordt uitgevoerd door meerdere onderzoekspartners van verschillende instellingen (= projectconsortium) moeten de betrokkenen binnen de vier maanden na de ondertekening van de overeenkomst met IWT-Vlaanderen een onderlinge samenwerkingsovereenkomst uitwerken. Deze samenwerkingsovereenkomst dient minimaal de hierna volgende zaken te regelen : - de aanwijzing van een projectcoördinator die in naam van de leden van het projectconsortium belast is met het opvolgen van het project en het rapporteren tegenover IWT-Vlaanderen; - indien nodig, verdere concretisering van de taakverdeling bij de uitvoering van het project en van modaliteiten als te leveren diensten of producten; - afspraken op het vlak van intellectuele eigendomsrechten (IPR) en valorisatie van de projectresultaten; - de wijze van onderlinge doorstorting van de steun aan elk lid van het projectconsortium; - de aanwending van de cofinanciering of van de bijdrage in natura vanwege de leden van de gebruikerscommissie. Deze samenwerkingsovereenkomst en elke wijziging ervan dient te worden voorgelegd aan IWTVlaanderen. 4/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK 2.4 Het reglement van orde van de gebruikerscommissie De gebruikerscommissie dient een representatieve vertegenwoordiging te zijn van de (deel-)sector waartoe het project zich richt. De gebruikerscommissie omvat een groep van bedrijven en/of beroepsorganisatie(s) die geïnteresseerd zijn in de werking en in de resultaten van het project. De gebruikerscommissie volgt het project op en "zit op de eerste rij" om de tussentijdse resultaten te bespreken. Ook vertegenwoordigers van andere onderzoeksgroepen, kenniscentra of van de Vlaamse administratie kunnen deelnemen aan de vergaderingen van de gebruikerscommissie. Deze laatsten worden eerder beschouwd als ‘adviserende’ deelnemers en zijn vrijgesteld van een bijdrage in de cofinanciering van het project. Bij de start van het project dient een kick-off vergadering georganiseerd te worden voor de voorstelling van het project, de planning en de te verwachten resultaten. Op deze vergadering zal IWT een korte toelichting geven over het programma LandbouwOnderzoek en de rol en de werking van de gebruikerscommissie. Daarna zal de gebruikerscommissie om de 6 maanden bijeenkomen om de voortgang van het project te bespreken. Een bijeenkomst van de gebruikerscommissie heeft de status van een werkvergadering waar vooral de stand van zaken, de planning van het project en een aantal concrete resultaten worden besproken. De projectleider zit deze bijeenkomsten voor, zorgt voor de praktische organisatie en staat in voor de verslaggeving. IWT-Vlaanderen volgt als waarnemer de bijeenkomsten van deze gebruikerscommissie. Om de rol en de werking van de gebruikerscommissie en de rechten en plichten van de leden ervan te verduidelijken, is door IWT een Reglement van Orde opgesteld (verstuurd samen met de IWTovereenkomst en deze Handleiding) dat door elk lid van de gebruikerscommissie, alsook door de adviserende deelnemers moet ondertekend worden. Dit Reglement van Orde is bedoeld als een beschermingskader voor alle betrokken partijen. Binnen de 4 maanden na de start van het project dient door de projectleider een exemplaar van alle ondertekende reglementen aan IWT-Vlaanderen overgemaakt te worden (bij voorkeur in één bundel). Zie verder ook hoofdstuk 4. over de minimale samenstelling van de gebruikerscommissie, de specifieke richtlijnen voor de invulling van de vereiste cofinanciering en de valorisatie van de projectresultaten. 5/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK 3. De opvolging van een project LandbouwOnderzoek 3.1 Dringende meldingen De projectleider dient IWT-Vlaanderen onmiddellijk elke gebeurtenis of omstandigheid te melden die gevolgen kan hebben op de zorgvuldige en ononderbroken uitvoering van het project. Dergelijke dringende meldingen gebeuren via een afzonderlijke brief aan IWT-Vlaanderen. Voorbeelden hiervan zijn: langdurige onderbreking van de uitvoering of stopzetting van het project; elke wijziging in de uitvoering van het project die de finaliteit ervan beïnvloedt of die belangrijke budgettaire implicaties heeft; veranderingen in de interne organisatie van de projectuitvoerder(s) met een grote impact op de realisatie of de valorisatie van de projectresultaten; alle wijzigingen op het vlak van de eigendomsrechten van de projectresultaten; het ontslag en/of de vervanging van sleutelpersonen1 in de uitvoering van het project. Voor dringende meldingen geldt, afhankelijk van de draagwijdte, volgend algemeen principe: indien u één maand na het rapporteren van een dringende melding geen reactie hebt ontvangen, betekent dit dat IWT-Vlaanderen akkoord gaat met de gemelde wijzigingen. Meer ingrijpende wijzigingen (verandering van het beoogde innovatiedoel, substantiële verschuivingen in het budget of het werkplan, wijziging in de samenstelling van het projectconsortium, verlenging van de projectduur) vereisen een expliciete goedkeuring en een addendum aan de overeenkomst. Volgende zaken daarentegen dienen gemeld te worden in het eerstvolgende voortgangsverslag (zie 3.2) na het voordoen van de feiten: elke wijziging aan de samenwerkingsovereenkomst (i.g.v. projectconsortium); elke wijziging aan de inrichting en de samenstelling van de gebruikerscommissie; de niet-nakoming of niet-tijdige vervulling van de financiële engagementen of de bijdragen in natura vanwege de leden van de gebruikerscommissie; wijzigingen aan het werkplan, zonder invloed op het te realiseren innovatiedoel; personeelswijzigingen met beperkte impact op het project; 3.2 Voortgangsverslag en verslag van de gebruikerscommissie Door de projectleider wordt ter gelegenheid van de bijeenkomsten van de gebruikerscommissie, die normalerwijze om de 6 maanden plaatsvinden, een voortgangsverslag opgemaakt. Dit voortgangsverslag dient naar alle leden/deelnemers van de gebruikerscommissie en IWT-Vlaanderen gestuurd te worden ten laatste één week voor deze bijeenkomst. Het voortgangsverslag wordt op de gebruikerscommissie besproken en eventuele opmerkingen worden in het verslag van de vergadering genoteerd. Het verslag van de vergadering zelf wordt één week na de gebruikerscommissie aan alle leden/deelnemers en IWT-Vlaanderen toegestuurd (inclusief o.m. aanwezigheidslijst). 1 Sleutelpersonen van een project zijn personen zonder wie de uitvoering van het project in het gedrang komt, of tenminste ernstig beïnvloed wordt. 6/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK Het voortgangsverslag heeft tot doel de leden/deelnemers van de gebruikerscommissie en IWTVlaanderen te informeren over de status van het project en moet toelaten zowel de wetenschappelijktechnologische vorderingen als de organisatorische en valorisatie – aspecten van het project op te kunnen volgen. Hiertoe moet het voortgangsverslag minstens de volgende elementen bevatten: een overzicht van de uitgevoerde activiteiten in de betreffende periode, opgesplitst per werkpakket, met inbegrip van de bekomen resultaten; een actualisering van de planning, in het bijzonder de gedetailleerde planning voor de komende periode. Verwijs hierbij zoveel mogelijk naar de mijlpalen en leverbaarheden zoals vermeld in de goedgekeurde planning; een bespreking van eventuele problemen en bijsturingen in het projectverloop en hun invloed op het bereiken van het innovatiedoel. Vermeld hierbij zowel wetenschappelijktechnologische, organisatorische als (markt-)economische problemen; de prestatietabel: een overzichtstabel van de prestaties van het personeel in het kader van het project (samenvatting projectregister). Voor het formaat wordt verwezen naar het voorbeeld in bijlage 1; een lijst van de activiteiten die zijn ondernomen om de resultaten te laten doorstromen naar de leden van de gebruikerscommissie en naar de brede groep van Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven, alsook de respons op deze activiteiten; een lijst van eventuele nieuwe contacten en concrete samenwerkingen met het bedrijfsleven of onderzoeksinstellingen die hebben plaatsgevonden in het kader van het project; meldingen: zie 3.1. De projectuitvoerders dienen een projectregister bij te houden waarin alle activiteiten (van enige omvang) van de projectmedewerkers, inclusief deze die als pro-memorie in de overeenkomst vermeld staan, worden geregistreerd. IWT-Vlaanderen kan dit projectregister controleren ter verificatie van de geleverde prestaties. In geval van discussie over de omvang en de aanwending van de steun vanwege IWT-Vlaanderen, kan dit projectregister een belangrijk element zijn om de hoogte van de steun te bepalen. De verslaggeving is samenvattend en gestructureerd. Indien nuttig kunnen als bijlage aan het voortgangsverslag kopieën van relevante documenten (publicaties, folders, proceedings, rapporten,...) worden toegevoegd. Naargelang het tijdstip van de vergadering van de gebruikerscommissie kan i.p.v. het voortgangsverslag, het syntheseverslag (na 20 maanden) of het eindverslag voorgesteld worden. 3.3 Jaarlijks financieel overzicht Na elk projectjaar en binnen drie maanden na de einddatum van het project wordt aan het IWT een financieel overzicht bezorgd van de projectgerelateerde uitgaven. De overmaking van dit financieel overzicht leidt tot de uitbetaling van de volgende schijf, mits tijdige ontvangst van de voortgangsverslagen en mits het project beantwoordt aan de andere verplichtingen opgelegd door de IWT-overeenkomst en door deze handleiding (inzonderheid de bepalingen inzake de gebruikerscommissie beschreven in hoofdstuk 4). De uitbetaling van de laatste schijf (saldo) zal plaatsvinden na goedkeuring van het eindverslag en na afrekening van alle projectkosten. De financiële verslaggeving heeft als voornaamste doel de verantwoording en verificatie van de gesteunde projectkosten. Daartoe bevat elk financieel verslag minimum een kostenstaat van de personeelskosten en een overzicht van de overige kosten. Hieronder worden enkel de belangrijkste principes van de financiële verslaggeving gegeven, de details worden besproken in bijlage 2 en 3. 7/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK Personeelskosten De aanvaardbare personeelskosten zijn de directe personeelskosten voor personeel betrokken bij de uitvoering van het project, volgens de geldende barema’s binnen de betrokken onderzoeksgroep(en). De personeelskosten moeten verantwoord kunnen worden op basis van de reële prestaties (door het bijhouden van een personeelsregister of een equivalent hiervan in de boekhouding) en de reële kosten (te bewijzen d.m.v. loonfiches en eventuele andere documenten voor extra-legale voordelen). Hiervoor wordt een kostenstaat opgemaakt met per persoon een vermelding van de aan het project bestede aantal mensmaanden en de bijbehorende kosten. De nodige bewijsstukken voor de personeelskosten dienen bij het financieel overzicht gevoegd te worden. Werkingskosten Wat de werkingskosten betreft (max. 12.500 € per voltijds gepresteerd mensjaar), dienen de projectuitvoerder(s) een boekhouding te voeren die toelaat de gesteunde projectkosten eenduidig te identificeren. Hiervan zal jaarlijks aan IWT een overzicht bezorgd worden. De officiële facturen worden ter beschikking gehouden. De werkingskosten houden alle directe kosten in die rechtstreeks verbonden zijn aan het uitvoeren van het project, met name : - algemene werkingskosten (verbruiksgoederen volgens gangbare eenheidsprijs voor de onderzoeksgroep) - specifieke werkingskosten (verbruiksgoederen) - reiskosten en/of kosten voor de deelname aan congressen en seminaries - kleine apparatuur of uitrustingsgoederen met beperkte kostprijs - leasing of aankoop van (computer)apparatuur - onderaannemingen verdeelsleutel of De werkingskosten omvatten in principe ook de apparatuurkosten (via afschrijving) die noodzakelijk zijn om het project goed uit te voeren. Het programma LandbouwOnderzoek stelt geen bijkomende middelen ter beschikking om zware basisinfrastructuur aan te kopen. Voor het uitvoeren van specifieke taken kan het werkplan voorzien in diensten van een onderaannemer of “contractant”. Deze maakt geen deel uit van het projectconsortium als dusdanig, maar kan men wel nuttig inschakelen voor specifieke taken zonder veel invloed op de intrinsieke kennis die wordt opgebouwd tijdens het project (bv. het uitvoeren van routinematige analyses). Overheadkosten De indirecte of vaste kosten worden begrensd tot max. 20 % van de totale som van personeels- en overeenkomstige werkingskosten. Deze vaste kosten dienen voor het dragen van de overheadkosten van zowel de onderzoeksgroep als van de universiteit of instelling waarbinnen deze gevestigd is. Bijdrage van de leden van de gebruikerscommissie Het steunpercentage bedraagt 92,5% van de aanvaardbare kosten. De leden van de gebruikerscommissie staan in voor de cofinanciering van de resterende 7,5%. Een bijdrage in de cofinanciering kan geschieden in de vorm van een financiële bijdrage (via overschrijvingen) of een bijdrage in natura (geleverde goederen of diensten gerelateerd aan de uitvoering van het project). Voor financiële bijdragen volstaat het rekeninguittreksel van de betaling als bewijsstuk. Voor bijdragen in natura kan bv. een leveringsbon of een kostennota opgemaakt worden. De bewijsstukken 8/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK dienen verzameld te worden door de projectleider en bijgevoegd te worden aan het jaarlijks financieel overzicht (zie ook 4.2. Bijdrage in de cofinanciering). 3.4 Syntheseverslag voor de tussentijdse evaluatie Ieder project met een duur van meer dan 24 maanden wordt naar het einde van het tweede projectjaar door IWT-Vlaanderen tussentijds geëvalueerd. Deze tussentijdse evaluatie kan leiden tot aanbevelingen of bijsturingen aan het project en in het ergste geval tot vroegtijdige stopzetting van het project (go/no-go). De beslissing wordt per aangetekende brief aan de projectleider meegedeeld. In geval van een negatieve evaluatie kan desgewenst een nieuwe projectaanvraag ingediend worden bij de volgende oproep van het programma LandbouwOnderzoek. Om deze evaluatie tijdig te kunnen uitvoeren, zullen de projectuitvoerder(s) 20 maanden na de start van het project een syntheseverslag indienen waarin de status van het project, de geleverde inspanningen en de reeds bereikte resultaten beschreven worden, evenals de stand van zaken en vooruitzichten omtrent mogelijke implementatie van deze resultaten bij de beoogde doelgroep (opbouw analoog aan het voortgangsverslag maar dan over de volledige periode van 20 maanden). In functie van de voortgang van het project enerzijds, en van de algemene state-of-the-art anderzijds, kan het werkplan bijgestuurd worden, zonder evenwel de initiële doelstellingen te wijzigen. Bijsturingen aan het werkplan dienen duidelijk gemotiveerd te worden. 3.5 Eindverslag Op het einde van het project wordt een eindverslag verwacht, waarin o.m. de resultaten van het onderzoek en de stand van zaken en vooruitzichten omtrent implementatie van deze resultaten in innovatie- of praktijktoepassingen bij de doelgroep worden weergegeven. Het wetenschappelijk-technologisch deel van het eindverslag is een geïntegreerde synthese van hetgeen gerapporteerd is in de voortgangsverslagen en omvat de volledige projectperiode. Tevens dient een valorisatieverslag te worden opgesteld. Het valorisatieverslag geeft aan op welke wijze de resultaten benut kunnen/zullen worden in Vlaanderen, zowel door de projectuitvoerder(s) als door de leden van de gebruikerscommissie en de brede doelgroep van land- en tuinbouwbedrijven. Het doel van het valorisatieverslag is om na afloop van het project te kunnen nagaan in hoeverre de doelstellingen qua meerwaarde bij de doelgroep (de economische en – indien relevant – ook de ecologische en sociale meerwaarde) gerealiseerd werden of zullen worden. Het bevat in elk geval: 1. een beschrijving van de evolutie van het valorisatieperspectief t.o.v. het perspectief geschetst in de projectaanvraag. Deze vergelijking dient zo kwantitatief mogelijk te zijn en gesitueerd binnen de technologische en (markt-)economische context van de doelgroep en dient toe te laten het innovatiepotentieel goed in te schatten (wat is de omvang van het beoogde bedrijfsbereik vatbaar voor valorisatie van de resultaten?); 2. een overzicht van de verwachte resultaten op korte en (middel-) lange termijn (wetenschappelijke publicaties, innovatie- of praktijktoepassingen, nieuwe samenwerkingsvormen, verhoging van de competitiviteit van de betrokken land- en tuinbouwbedrijven, bijdrage aan duurzame ontwikkeling, aan een verbeterde voedselveiligheid en –kwaliteit,…) en van de activiteiten die tot doel hebben deze resultaten te valoriseren bij de doelgroep (via verder onderzoek, TD/TISprojecten, activiteiten van kennisoverdracht,…); 3. een beschrijving van de stappen die de projectuitvoerder(s) hebben ondernomen of zullen ondernemen om de projectresultaten nationaal en/of internationaal juridisch te beschermen (door middel van intellectuele eigendomsrechten (IPR) zoals octrooien en handelsmerken of door geheimhouding,...). 9/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK 3.6 Valorisatiemonitoring IWT-Vlaanderen zal een aantal interne en externe gegevens aangaande het project bijhouden. Het meest toegankelijke externe document is de publieke fiche over uw project die o.a. raadpleegbaar is op www.iwt.be/fiche. Wij vragen u om samen met IWT-Vlaanderen de actualiteit van deze fiche te bewaken en zo nodig suggesties te geven om deze fiche aan te vullen. Daarnaast kan IWT-Vlaanderen u, na het einde van het project, vragen een inlichtingenfiche in te vullen, bv. in het kader van een enquête naar het gebruik van de resultaten van het project of naar de feedback van de leden van de gebruikerscommissie. Een deel van deze informatie kan gebruikt worden voor algemene publicatie van overzichten en analyses i.v.m. de gesteunde projecten. Elke publicatie door de projectuitvoerder(s) of de leden van de gebruikerscommissie betreffende het project of de projectresultaten dient steeds te refereren naar de steun van IWT-Vlaanderen in het kader van het programma LandbouwOnderzoek. 10/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK 4. Samenstelling van de gebruikerscommissie en invulling van de vereiste cofinanciering 4.1 Minimale samenstelling De projectleider zorgt dat steeds een evenwichtige samenstelling en een constructieve werking van de gebruikerscommissie gegarandeerd is. Minimaal dient tijdens de ganse duur van het project de betrokkenheid van vier verschillende bedrijven en/of een beroepsorganisatie verzekerd te zijn. Indien de gebruikerscommissie op een bepaald moment aan deze specifieke voorwaarde niet meer voldoet, dan zal de projectleider zo snel mogelijk IWT-Vlaanderen verwittigen en één of meerdere nieuwe leden zoeken. Indien men binnen een redelijke termijn (in principe 2 maanden) geen oplossing kan vinden, kan IWT-Vlaanderen overgaan tot opschorting van de steun. Anderzijds kunnen tijdens de uitvoering van het project steeds nieuwe bedrijven of beroepsorganisaties toetreden tot de gebruikerscommissie. Zij richten hiertoe een schrijven aan de projectleider die deze vraag binnen de vijftien werkdagen schriftelijk voorlegt aan de leden van de gebruikerscommissie. Tenzij de leden hiertegen binnen de vijftien werkdagen een gemotiveerd bezwaarschrift bij de projectleider indienen, wordt het betrokken bedrijf of organisatie op de volgende vergadering van de gebruikerscommissie uitgenodigd. Indien één of meerdere leden van de gebruikerscommissie bezwaar aantekenen, wordt de vraag tot toetreding besproken op de eerstvolgende samenkomst van de gebruikerscommissie. IWT-Vlaanderen houdt zich evenwel het recht voor om een onvoldoende gemotiveerd voorstel tot weigering niet te accepteren en de opname van het betrokken bedrijf of organisatie in de gebruikerscommissie op te leggen. 4.2 Bijdrage in de cofinanciering Al de leden van de gebruikerscommissie (met uitzondering van de adviserende deelnemers) engageren zich principieel tot de gezamenlijke financiering van het niet-gesubsidieerde gedeelte van het project, wat overeenkomt met 7,5% van de projectbegroting. Deze bijdrage in de cofinanciering kan geschieden in de vorm van een financiële bijdrage (via overschrijvingen) of een bijdrage in natura (geleverde goederen of diensten gerelateerd aan de uitvoering van het project). Zo mogen voor het ter beschikking stellen van materiaal, van infrastructuur of van proefvelden en –dieren, alsmede voor het verstrekken van bepaalde diensten als bijv. teeltopvolging, verzorging van dieren, staalnames,... kosten aangerekend en ingebracht worden als een bijdrage van de sector. Ook kosten die verband houden met het verspreiden van de projectresultaten komen in beperkte mate in aanmerking. Een bijdrage afkomstig van andere overheidsinstanties (provincie, vlaams, federaal of europees), of een eigen bijdrage van de projectuitvoerder(s) zelf, wordt niet gerekend bij de 7,5%. Praktische werkwijze: - De projectleider maakt in samenspraak met de leden van de gebruikerscommissie een verdeling op van de vereiste cofinanciering. Voor projecten met een duur van meer dan 24 maanden dient er voor gezorgd te worden dat de in totaal toegezegde cofinanciering voor de eerste biënnale overeenstemt met 7,5% van de aanvaarde projectkosten voor deze periode. - Na goedkeuring door IWT van de voorgestelde invulling van de cofinanciering, zal de projectleider voor elk lid dat bijdraagt in de cofinanciering een individuele verbintenis opmaken met het afgesproken bedrag of de wijze waarop de bijdrage in natura zal ingebracht worden, de tijdstippen en de bewijsstukken van betaling of van de vervulling van de bijdrage in natura. 11/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK Deze individuele verbintenissen dienen in overeenstemming te zijn met de bepalingen in de IWTovereenkomst en vormen een bijlage bij het te ondertekenen Reglement van Orde. - De projectleider zendt aan IWT-Vlaanderen, in één bundel, een overzichtstabel van de cofinanciering samen met een exemplaar van alle ondertekende reglementen van orde (+individuele verbintenissen), ten laatste binnen de 4 maanden na de start van het project. - De projectleider volgt de effectieve naleving van de individuele verbintenissen op, en meldt de totaliteit van de ontvangen sommen en/of de geleverde bijdragen in natura in het jaarlijks financieel overzicht. De bewijsstukken van betaling en/of vervulling van de bijdrage in natura die reeds beschikbaar zijn, dienen bij het financieel overzicht gevoegd te worden. IWT-Vlaanderen kan de betalingen aan een project opschorten en eventueel het project stopzetten, indien de vereiste cofinanciering niet aangetoond wordt binnen een redelijke termijn. Een bedrijf of organisatie verzaakt automatisch aan zijn lidmaatschap van de gebruikerscommissie bij niet-nakomen van zijn bijdrage. Anderzijds kan de projectleider het bedrijf of de organisatie op zijn plichten wijzen, zonodig met een ingebrekestelling, indien er een ondertekend reglement van orde bestaat. Wanneer een bedrijf of organisatie de gebruikerscommissie verlaat, wordt de reeds geleverde bijdrage niet teruggestort of vergoed. Desgevallend dient deze te worden vervangen door een nieuw lid. In elk geval dienen de leden van de gebruikerscommissie samen in te staan voor het totale aandeel van 7,5% in de projectkosten. 4.3 Specifieke richtlijnen voor de invulling van de cofinanciering Uitgaande van een aantal vaststellingen bij de voorgaande oproepen zijn een aantal concrete richtlijnen geformuleerd, enerzijds om enige duidelijkheid te creëren naar de projectuitvoerders toe, en anderzijds om een gelijke behandeling na te streven conform de rationale en de doelstellingen van het programma LandbouwOnderzoek. Om te vermijden dat één enkel bedrijf uit de agro-food keten quasi volledig de 7,5% cofinanciering voor haar/zijn rekening neemt, is het noodzakelijk dat een minimum aantal bedrijven betrokken worden bij de samenstelling van de gebruikerscommissie en mede instaan voor de cofinanciering. Het ontwikkelen van specifieke toepassingen op maat van een individueel bedrijf valt namelijk buiten de scope van het programma LandbouwOnderzoek. Daarnaast dient ook de primaire sector nog een substantiële bijdrage te leveren aan de cofinanciering van een project, daar zij de eigenlijke doelgroep vormt voor valorisatie van de resultaten. Van de primaire sector wordt een minimum aandeel in de cofinanciering verwacht van 20%. Zoals reeds gesteld dient de bijdrage in natura eerder uitzondering te zijn dan regel. Omdat in bepaalde sectoren van de Vlaamse land- en tuinbouw het niet evident blijkt om aan de gevraagde cofinanciering te voldoen, zullen we een gedeeltelijke bijdrage in natura blijven toestaan. Deze mag echter nooit meer bedragen dan 2/3 van de totale cofinanciering. Voor wat de invulling van deze bijdrage in natura betreft, worden een aantal aanvullende voorwaarden opgelegd. Het ter beschikking stellen door de toeleveringssector van producten, plantmateriaal, dieren en machines of machine-onderdelen stelt geen specifieke problemen. Het uitvoeren in onderaanneming van praktijkproeven op land- en tuinbouwbedrijven, of van staalnames en metingen die gerelateerd zijn aan de uitvoering van bepaalde deeltaken in het project is eveneens aanvaardbaar. Er dient daarentegen voorzichtig omgegaan te worden met het inbrengen van datasets (voor bijv. de validatie van statistische modellen) en het verspreiden van de onderzoeksresultaten. Het louter ter beschikking stellen van data afkomstig van publiek gefinancierd onderzoek kan bijgevolg niet meer aanvaard worden. De ingebrachte kosten voor de verspreiding van onderzoeksresultaten dienen 12/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK beperkt te blijven tot max. 1000 € per onderzoeksjaar, en voor zover extra activiteiten van kennistransfer ondernomen worden buiten de geëigende informatiekanalen voor de sector. Tenslotte wordt vastgesteld dat voor eerder maatschappelijk georiënteerde projecten (een deel van) de bijdrage in de 7,5% cofinanciering vaak afkomstig is van organisaties die wél in de resultaten van het onderzoek geïnteresseerd zijn, maar in wezen toch redelijk veraf staan van de landbouwpraktijk en al dan niet door de overheid gesubsidieerd worden. Om dergelijke projecten niet “de facto” uit te sluiten van het IWT-programma LandbouwOnderzoek, kan een bijdrage in de cofinanciering van Vlaamse overheidsorganisaties (bijv. VMM, VLACO, VMW, VLM,…) toegestaan worden op voorwaarde dat: 1) het een meerwaarde is voor het project, als een vorm van dienstverlening; 2) deze instanties de IWT-subsidies niet beschouwen als een extensie van hun werkingsmiddelen; 3) de andere leden ook nog een substantiële bijdrage leveren; 4) er geen interferentie is met de randvoorwaarden die zij als overheidsorganisatie opleggen. 4.4 Valorisatie van de projectresultaten De gebruikerscommissie volgt het project op en stuurt het zo nodig bij. Daarbij kan rekening worden gehouden met de wensen/noden van de leden voor zover deze in overeenstemming zijn met de algemene doelstellingen van het programma LandbouwOnderzoek en met het goedgekeurde innovatiedoel van het project. Voor aanbevelingen terzake streeft de gebruikerscommissie naar een consensus. In functie van de voortgang van het project, en van de algemene state-of-the-art, kunnen ook de projectuitvoerder(s) het project bijsturen, zonder evenwel het innovatiedoel te wijzigen. Met het oog op de valorisatie fungeert de gebruikerscommissie als klankbord voor de mogelijkheden van economische en/of maatschappelijke implementatie van de projectresultaten. De projectuitvoerder(s) hebben evenwel in het kader van de valorisatieplicht ten aanzien van IWTVlaanderen de opdracht de algemene inzichten die uit het project voortvloeien zo ruim mogelijk kenbaar te maken aan de brede doelgroep van Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven. Deze opdracht omvat bijgevolg ook verspreiding van de resultaten buiten de gebruikerscommissie (in vakbladen, op studiedagen,…). De eigendomsrechten van de projectresultaten komen volledig toe aan de projectuitvoerder(s). De opgebouwde algemene inzichten kunnen evenwel tijdens en na de uitvoering van de IWTovereenkomst door de leden van de gebruikerscommissie vrij gebruikt worden op eigen initiatief en risico van de leden. 13/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK Tijdsschaal met aanduiding van de rapporteringsmomenten en de uitbetaling van de steun (voor een projectduur van 48 maanden) B1: betaling 1ste schijf na ontvangst van IWT-overeenkomst, samenwerkingsovereenkomst en reglementen van orde van de gebruikerscommissie B2: betaling 2de schijf na ontvangst en controle van de voortgangsverslagen en het financieel verslag na 12 maanden B3: betaling 3de schijf na ontvangst en controle van het syntheseverslag en het financieel verslag na 24 maanden (i.g.v. positieve herevaluatie) B4: betaling 4de schijf na ontvangst en controle van de voortgangsverslagen en het financieel verslag na 36 maanden B5: betaling saldo na ontvangst en controle van het eindverslag en het financieel verslag na 48 maanden B1 FV 0 6 12 VV VV B2 FV 18 24 VV VV B3 FV 30 VV B4 FV 36 VV 42 VV SV FV: financieel verslag VV: voortgangsverslag SV: syntheseverslag (na 20 maanden) EV: eindverslag 14/22 Versie 1.1 48 EV B5 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK 5. Inlichtingen en correspondentie Voor bijkomende inlichtingen in verband met deze handleiding en de toepassing ervan kan men contact opnemen met: IWT-Vlaanderen Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel t.a.v. programma LandbouwOnderzoek tel.: 02/209.29.18 (Ferdi Soors) 02/209.09.16 (Fredy Van Wassenhove) fax.: 02/223.11.81 e-mail: [email protected] Alle briefwisseling aangaande contractuele aspecten in verband met de IWT-overeenkomst gebeuren aan de Directievoorzitter, dhr. Paul Zeeuwts, met vermelding van het projectnummer. 15/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK Bijlage 1: Opmaak prestatietabel De prestatietabel vormt een belangrijk element in de voortgangsverslagen aan de gebruikerscommissie en IWT. De prestatietabel is de zesmaandelijkse samenvatting van het projectregister (zie ook 3.2). U kan het volgende voorbeeld als formaat gebruiken: Prestatietabel voor de periode van <datum> tot <datum> werkpakket wp1: operationaliseren meetopstelling idem idem wp2: test case 1: evaluatie idem idem ... ... Totaal periode: naam uitvoerder kwa lific atie J. Klaasen Ir. gepresteerde dagen (**) 35 P. De Boer C. Hampetter J. Klaasen P. De Boer C. Hampetter Dr. A1 Ir. Dr. A1 10 15 5 15 5 ten laste van het project pro memorie 35 10 15 5 15 5 ....... 95 70 25 (**) U mag de tijdseenheid gebruiken die u verkiest en die binnen uw instelling gebruikelijk is. Ter informatie: één jaar telt in principe 12 mensmaanden = 44 mensweken = 220 mensdagen = 1672 mensuren. In het synthese- en/of het eindverslag aan de gebruikerscommissie en aan IWT dient een prestatietabel opgenomen te worden die een totaal overzicht geeft van de gepresteerde mensmaanden per persoon over de betrokken periode. Vanzelfsprekend dient deze tabel overeen te komen met de eerder verschafte detailinformatie in de voortgangsverslagen. De details moeten hier echter niet herhaald worden. Gelieve deze totale prestatietabel enkel in mensmaanden in te vullen. 16/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK Bijlage 2: Financiële verslaggeving De financiële verslaggeving heeft als voornaamste doel de verantwoording van de kosten die in het kader van het project gemaakt worden. Na elk projectjaar wordt een financieel verslag opgesteld met een overzicht van de kosten gemaakt tijdens het voorbije jaar. Het jaarlijks financieel verslag bevat minimum voor elke partner afzonderlijk een kostenstaat van de personeelskosten en een overzicht van de overige kosten (werkingskosten en overheadkosten). De tussentijdse financiële verslagen hebben geen impact op de schijven die worden uitbetaald, tenzij er redenen zijn tot herziening van de steun. Op het einde van het project wordt een financieel eindverslag over de volledige projectperiode ingediend. Op basis van het financieel eindverslag wordt, in relatie met het wetenschappelijktechnologisch deel en het valorisatieverslag, de definitieve steun bepaald. Rapporteringsformaat voor de rubriek personeelskosten De “kostenstaat personeel” is een overzichtstabel van de reële personeelskosten. De lijst van personeel is in dit stadium volledig gedetailleerd per naam, met een vermelding van het reële aan het project bestede aantal mensmaanden en de bijhorende kosten. Een kostenstaat personeel na één jaar werking ziet er dan bijvoorbeeld als volgt uit: KOSTENSTAAT PERSONEEL naam personeelslid Persoon 1 Persoon 2 Persoon 3 kwalificatie Ir. Dr. A1 periode actief op het project 8 mnd 4 mnd 5 mnd % bezetting op het project 50 % 75 % 80 % TOTAAL aantal aangerekende mens-maanden jaarlijkse loonkost loonkost zonder extra-legale voordelen € 76.850,00 € 56.390,00 € 60.883,00 4 mm 3 mm 4 mm ingebrachte kost voor het project extralegale voordelen € 1.560,00 € 1.200,00 € 820,00 € 26.136,67 € 14.397,50 € 20.567,67 € 61.101,84 11 mm In het financieel eindverslag wordt naast de details voor het laatste projectjaar tevens een overzicht gegeven van de ingebrachte personeelskosten voor het volledige project. Voor een project met een looptijd van 2 jaar wordt dit: OVERZICHT PERSONEELSKOSTEN Naam personeelslid jaar 1 Persoon 1 Persoon 2 Persoon 3 ... TOTAAL Aantal mensmaanden jaar 2 totaal mm jaar 1 Ingebrachte kost jaar 2 Totaal € Aan het financieel verslag voegt u de kopies toe van de loonfiches (jaaroverzicht, incl. sociale lasten) van de personen die op het project vergoed worden (dus niet van de personen “pro memorie”). Voor de berekening van de loonkosten per persoon, zie het kostenmodel in bijlage 3. 17/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK Rapporteringsformaat voor de overige kosten Wat de overige kosten betreft, dient u een overzicht te geven van de effectief gemaakte en aangerekende werkingskosten. Elke contractant houdt daartoe een overzicht bij van de onkosten, verdeeld over grote categorieën, zoals reis- en seminariekosten, materiaalkosten, onderaannemingen, uitrustingsgoederen,… volgens aanvaardbare verdeelsleutels (zie ook bijlage 3). IWT-Vlaanderen kan in het kader van steekproefsgewijze controles verdere details en bewijsstukken vragen, voor de verantwoording van deze kosten. De werkingskosten moeten in principe verantwoord kunnen worden aan de hand van officiële facturen die betrekking hebben op de projectperiode en rechtstreeks te relateren zijn aan de uitvoering van het project. Indien een bijdrage in natura geleverd werd door de leden van de gebruikerscommissie dient daarvan een apart overzicht gemaakt te worden, met de nodige bewijsstukken en een verantwoording voor de gemaakte kosten (zie ook 4.2. Bijdrage in de cofinanciering). Rapporteringsformaat voor de totale kostenstaat Samen met het financieel eindverslag wordt een “totale kostenstaat” ingediend. Deze kostenstaat geeft per partner een overzicht van alle ingebrachte kosten, aangevuld met een verklaring op eer door de rechtsgeldige vertegenwoordiger van de instelling volgens onderstaand formaat (en op het briefpapier van de betrokken partner). Naam van de instelling: Rechtsgeldige vertegenwoordiger: Nummer van de IWT-overeenkomst: Projectleider: Relatie met het project: hoofdaanvrager / onderzoekspartner Kostenstaat voor de periode van <datum> tot <datum> bedrag jaar 1 bedrag jaar 2 bedrag TOT Personeelskosten Werkingskosten Overheadkosten € € € € € € € € € TOTAAL PROJECT € € € omschrijving Naam rechtsgeldige vertegenwoordiger verklaart hierbij dat de subsidies uitgekeerd in het kader van de vermelde IWT-overeenkomst integraal zijn aangewend ter uitvoering van deze overeenkomst en in het bijzonder het werkprogramma zoals beschreven in bijlage 1 van de overeenkomst. Ondergetekende verklaart dat het personeel en de onkosten aangerekend op deze overeenkomst niet betaald zijn via andere overheidsfinanciering. De bewijsstukken onder de vorm van loonfiches, facturen, boekhoudstaten e.d. die de kosten gemaakt in het kader van deze overeenkomst kunnen bewijzen, zullen worden bewaard volgens de wettelijke termijnen en op eenvoudig verzoek aan de overheid worden voorgelegd. Datum : Handtekening : 18/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK Bijlage 3: Kostenmodel 1. Basisprincipes De Vlaamse overheid geeft een subsidie van 92,5% van de goedgekeurde en aanvaardbare projectkosten. De kostenstructuur van een project LandbouwOnderzoek wordt bepaald aan de hand van eenvoudige administratieve bepalingen. De kosten omvatten enerzijds de reële (nog niet gesubsidieerde) personeelskosten en anderzijds de werkingskosten (maximum € 12.500 per voltijds mensjaar) en de overheadkosten (forfaitair 20% van de personeel- en werkingskosten). De werkingskosten kunnen ook beperkte onderaannemingen of de afschrijving van uitrustingsgoederen omvatten die noodzakelijk zijn om het project goed uit te voeren. De maximaal aanvaardbare begroting werd vastgelegd in bijlage 2 van de overeenkomst. De aanrekening van de kosten, evenals de kostenverantwoording, dient te beantwoorden aan de normale standaarden van verifieerbaarheid vanuit de boekhouding van elke contractant. Elke contractant dient dan ook de specifieke wettelijke regels te volgen die gelden voor zijn organisatie. De toekenning van steun kan enkel voor kosten die niet reeds gedekt zijn door andere subsidies van de Vlaamse overheid of van een andere overheid. De begunstigden zullen de ontvangen vergoedingen enkel benutten voor de uitvoering van het project of de verspreiding van de resultaten. Niet benutte subsidies of onterecht verkregen subsidies moeten worden terugbetaald. 2. Personeelskosten Alle personeelsleden die onderzoeksactiviteiten of activiteiten van kennisverspreiding uitvoeren op het project, en à rato van hun deelname aan het project, kunnen op de projectbegroting ingebracht worden. Personeel voor ondersteunende taken zoals secretariaat, boekhouding, aankoop, enz... kan hier niet ingebracht worden (=overheadkosten). Personeelsleden ingezet voor technisch onderhoud zijn slechts aanrekenbaar voor zover zij taken uitvoeren die noodzakelijk zijn voor de kennisverruiming, zoals het uitvoeren van testen en gelijkaardige routinematige activiteiten. Voor onderzoeksinstellingen zoals universiteiten en hogescholen geldt dat enkel personen op een project gebudgetteerd kunnen worden die niet reeds via andere overheidsbronnen betaald worden (zoals het Zelfstandig en Assisterend Academisch Personeel aan universiteiten, doctoraatsbeurzen, onderzoeksmandaten, docenten met een vast contract aan hogescholen,...). Zo kunnen medewerkers die reeds een verloning krijgen via een andere financieringsbron, enkel “pro-memorie” meewerken (voor zover de eigendomsrechten van de resultaten niet in het gedrang komen en hun statuut dit toelaat). De personeelskosten omvatten de reële brutolonen die uitbetaald worden, de wettelijke werkgeversbijdragen, de bijdrage voor de wettelijke verzekeringen, elke andere wettelijk verplichte vergoeding of toelage bij de wedde zoals vakantiegeld, de tussenkomst van de werkgever in de kosten van het woon-werkverkeer en andere voordelen voor zover die niet afwijken van de normale praktijk bij de contractant, en die als verloning kunnen beschouwd worden in overeenstemming met de wetgeving op de directe personenbelasting en de regels van de sociale zekerheid. Aanvaardbare extra-legale voordelen zijn: 19/22 tussenkomst van de werkgever bij groepsverzekering overeenkomstig de reglementering betreffende de controle van zulke verzekeringen; Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK maaltijdcheques (maximaal toegelaten patronale tussenkomst); vrijwillige bijdrage in het woon-werkverkeer, naast het wettelijk verplichte (abonnementen), en andere terugbetalingen van reiskosten (rubrieken 14b en c van de fiche 281.10); aanwending voor persoonlijk gebruik van bedrijfswagens (zoals ingevuld in vakje 9 c van de fiche 281.10 van de personenbelasting); de aanwending voor professioneel gebruik maakt deel uit van de “overige kosten” (indirecte kosten). aanvullende speciale (persoonsgebonden). verzekeringen, zoals hospitalisatieverzekering 3. Werkingskosten Hierbij dient een onderscheid gemaakt tussen de kosten voor werkingsmiddelen enerzijds en de kosten voor uitrustingsgoederen anderzijds. Ze moeten rechtstreeks ingezet worden voor de uitvoering van het project, met facturen kunnen gestaafd worden en terug te vinden zijn in de boekhouding. Voor uitrustingskosten worden enkel afschrijvingen in rekening gebracht. Werkingskosten kunnen (eventueel proportioneel) volledig op het project ingebracht worden. Als werkingskosten kunnen bijv. beschouwd worden: kosten voor verbruikte materialen en hulpmiddelen of grondstoffen, verbruik van gereedschappen, werkkledij; projectspecifieke onderaanneming, toelevering van specifieke stukken of diensten (zoals bijv. standaardtesten, beperkte studies); IT-kosten zoals gebruikslicenties voor projectspecifieke toepassing exclusief specifieke licenties die door de aanvrager als duurzame goederen geboekt worden; kosten gerelateerd aan octrooien en licenties: Dit betreft enerzijds de kosten verbonden aan het opzoeken van octrooiinformatie (de stand van de techniek in de octrooiliteratuur; opzoeking naar de geldig verleende octrooien) en anderzijds de kosten verbonden aan het nemen van een octrooi m.b.t. de projectresultaten. Beide kosten zijn werkingskosten in de mate men beroep doet op externe instanties (bv. een erkend octrooigemachtigde, de Dienst Industriële Eigendom van het Ministerie van Economische Zaken). In de mate u zelf een aantal activiteiten uitvoert (opzoekingen, een eerste draft voor octrooiname), kan het ook gaan om personeelskosten. Op het vlak van de officiële taksen voor octrooiname worden de jaarlijkse instandhoudingstaksen echter uitgesloten. De kosten voor de aankoop van een licentie voor het definitief verwerven van de eigendom, komen niet in aanmerking. De kosten van gebruiksrechten (licenties) tijdens de uitvoering van het project komen echter wel in aanmerking als werkingskosten, voor zover ze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project 20/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK kosten voor documentatie, conferenties, reiskosten, test runs, gespecialiseerde opleidingen, niet-recupereerbare BTW2,... Uitrustingskosten zijn afschrijvingskosten voor gebruik van apparatuur die noodzakelijk is voor het project. De aankoop van nieuwe apparatuur kan aanvaard worden onder de projectonkosten, mits een aanvaardbare verdeelsleutel van deze kosten wordt toegepast en mits er ruimte overblijft voor de andere onkosten die nodig zijn om het project goed uit te voeren. Het is niet de bedoeling van deze projecten om zware investeringen te financieren voor basisuitrusting van O&O apparatuur. Deze kunnen enkel worden ingebracht voorzover effectief relevant voor het betrokken onderzoek en er zich geen alternatieven voordoen via onderaanneming of door gerichte samenwerking. Om als uitrustingskosten in aanmerking te komen moeten de uitrustingsgoederen: - een verwachte levensduur hebben van tenminste de duur van de werkzaamheden van het project, of - in de inventaris van kapitaalsintensief materiaal worden geplaatst, of - volgens de boekhoudkundige conventies en regels als kapitaalskosten worden geboekt. Alleen de afschrijvingskost gedurende de duur van het project en evenredig met de bezetting van het toestel wordt als subsidieerbare projectkost aanvaard. Een benodigd nieuw apparaat dat hoofdzakelijk tijdens het project zal worden gebruikt, op ± continue wijze en met een beperkte restwaarde na afloop van het project, kan men volledig in rekening brengen. Een apparaat dat ook voor andere doeleinden en/of voor langere tijd kan worden benut, zal men volgens een specifieke regeling in rekening brengen. Dit afschrijvingsregime moet ook in de boekhouding van de contractant terug te vinden zijn. 4. Overheadkosten De indirecte of overheadkosten, ook wel vaste kosten genoemd, zijn algemene onkosten die weliswaar uit de onderzoeksactiviteiten voortvloeien, maar die bv. ofwel niet direct toewijsbaar zijn, of kosten van algemeen ondersteunende aard betreffen. Het zijn bv. kosten voor normaal waterverbruik, gas, electriciteit, afschrijving en onderhoud van gebouwen en meubilair, administratie, secretariaat, algemene directie, algemene opleidingen, verzekeringen, ... De indirecte kosten worden steeds forfaitair berekend als 20% van de andere kosten (personeelskosten + werkingskosten). Deze kosten moeten op geen enkele wijze verantwoord worden. 2 wordt slechts aanvaard als de betrokken organisatie eerst toepassing heeft gemaakt van de verschillende mogelijkheden van BTW-recuperatie. 21/22 Versie 1.1 HANDLEIDING VERSLAGGEVING LANDBOUWONDERZOEK 5. Mogelijke aanpassingen Bij de uitvoering van het project zijn verschuivingen tussen personeels- of verloningscategorieën mogelijk binnen de grenzen van de globaal aanvaarde personeelskosten. Zo is het bv. mogelijk dat een senior-onderzoeker, die tijdens de uitvoering van het project onbeschikbaar zou worden, vervangen kan worden door een grotere menskracht aan junior-onderzoekers. Eventuele overschotten op de rubriek personeelskosten kunnen mits expliciete goedkeuring van IWTVlaanderen benut worden voor de aanwerving van extra personeel of voor een beperkte projectverlenging (max. 6-tal maanden). Eventuele tekorten vallen geheel ten laste van de aanvrager. De inzet van méér mensmaanden dan oorspronkelijk voorzien, kan slechts aanvaard worden voor zover deze inzet effectief is, leidt tot meer of betere resultaten en voldoende verantwoord geweest is in de voortgangsverslagen (cfr. prestatietabellen). Uiteraard is het zo dat deze extra mensmaanden geen aanleiding kunnen geven tot een indirecte verhoging van de aanvaarde werkingskosten. Een verschuiving van middelen van personeel- naar werkingskosten (of omgekeerd) kan niet toegestaan worden; evenmin als verschuivingen tussen de budgetten van de partners in een projectconsortium, tenzij a priori goedgekeurd en duidelijk gerelateerd aan wijzigingen in de onderlinge taakverdeling. Budgettaire aanpassingen dienen per afzonderlijke brief aangevraagd te worden, volgens de modaliteiten beschreven in Hoofdstuk 3.1 “Dringende meldingen”. 22/22 Versie 1.1