Standpunt NVOG Nieuwe Influenza A (H1N1) en zwangerschap/lactatie 10 augustus 2009 Toevoeging aangaande vaccinatie 28 augustus 2009 en 23 september 2009 Introductie Het RIVM heeft op 6 augustus 2009 aan alle artsen in Nederland een brief gestuurd met de mededeling dat er wereldwijd inmiddels honderdduizenden besmettingen met Nieuwe Influenza A (H1N1) zijn en dat na de zomerperiode in Nederland een toename van het aantal gevallen wordt verwacht, met een hoogtepunt in het najaar van 2009. In de brief worden adviezen gegeven op het gebied van diagnostiek, meldingsplicht en indicaties voor behandeling met antivirale middelen. Omdat zwangerschap en lactatie bijzondere categorieën vormen heeft de NVOG besloten daarover separaat te adviseren. Zie voor achtergrondinformatie www.rivm.nl en met name de daar in pdf-formaat opgenomen Leidraad voor infectiepreventie in ziekenhuizen tijdens de pandemie met nieuw influenza A (H1N1) en Advies neuraminidaseremmers bij pandemie Patiënten met een hoge verdenking op of een bewezen H1N1-infectie moeten alleen in het ziekenhuis komen als er een bijzondere (extra) reden voor is. Bij zwangeren kan koorts een reden zijn voor nadere diagnostiek die alleen in het ziekenhuis kan plaatsvinden (o.a. CTG en echo). Ook kunnen zwangere vrouwen, als ze (mogelijk) een H1N1-infectie hebben om andere redenen dan die infectie in het ziekenhuis moeten zijn. Triage daarvoor kan niet altijd en alleen thuis door een huisarts / verloskundige plaatsvinden. Tenslotte dienen zwangeren in het derde trimester in geval van (hoge verdenking op) H1N1-infectie antivirale middelen te krijgen. De triage van zwangeren met een (verdenking op) H1N1-infectie, de procedures bij het ontvangen van deze patiënten in het ziekenhuis / op de afdeling verloskunde en de behandelingsadviezen worden hieronder beschreven. Op 17 augustus 2009 heeft de Gezondheidsraad het advies Vaccinatie tegen pandemische influenza A/H1N1 2009: doelgroepen en prioritering aangeboden aan de minister van VWS. In hoofdstuk 5 van het advies worden groepen genoemd die in aanmerking komen voor vaccinatie, waaronder bepaalde categorieën zwangeren en zorgverleners. Omdat er niet expliciet over de zwangere hulpverlener wordt geadviseerd heeft de NVOG het RIVM verzocht hierover nog separaat te adviseren, hetgeen is gebeurd middels een raadpleegronde onder de betrokken deskundigen. In de laatste paragraaf van dit standpunt wordt op vaccinatie ingegaan en er wordt in beschreven dat er naar aanleiding van een vervolgberaad van de deskundigengroep op 15 september 2009 een uitbreiding van de indicatie wordt aanbevolen voor zwangeren in het tweede en derde trimester zonder bijkomende risicofactor, zoals verwoord in een brief van de Gezondheidsraad / RIVM aan de Minister van VWS op 17 september 2009. Indien er de komende weken of maanden ontwikkelingen zijn die een wijziging van het onderhavige NVOG standpunt nodig of wenselijk maken zal die zo snel mogelijk worden doorgevoerd. AJvL 20090923 1 (Telefonische) melding van een (mogelijk) H1N1-geïnfecteerde zwangere Deze melding kan komen van een huisarts, een verloskundige, een zwangere zelf of iemand die voor haar belt. Een melding zal in de regel terechtkomen bij het secretariaat (binnen kantooruren) of de verpleging (buiten kantooruren). Van belang is dat degenen die het eerste contact vormen weten dat ze in deze gevallen dienen door te verbinden met de dienstdoende arts: - Bij bekende patiënte (elektronische) dossier erbij, indien niet bekend NAW en alle andere gegevens zoals gebruikelijk noteren, met name ook zwangerschapsduur. - Vragen naar klachten of reden voor ongerustheid. - Koorts (oortemperatuur of rectaal gemeten, liefst met een digitale thermometer)? Hoe lang al? - Koude rillingen, hoofdpijn, spierpijn, moeheid, droge hoest, diarree? Hoe lang al? - Zijn er zieken in omgeving met (verdenking op) H1N1-infectie? - Buitenlands bezoek in de laatste 2 weken? Zo ja, waar? - Indien alleen melding van een contact: hoe en wanneer? Beleid bij een melding - Indien er door/over een zwangere alleen een contact met een H1N1-patiënt wordt gemeld: uitleggen dat het vooralsnog om een milde griep gaat, die voor gezonde zwangeren geen extra risico oplevert. Voor zwangeren met aandoeningen als longziekten, HIV-infectie of een andere afweerstoornis, bij medicatie voor systeemaandoeningen, een BMI >40, etc. geldt dat ze wel een verhoogd risico hebben. Voor deze laatste categorie geldt: indien zelf niet ziek maar wel contact, dan gedurende 7 dagen twee keer per dag de temperatuur op te nemen met een digitale thermometer. - In geval van koorts (>38ºC) / ziekte kunnen zwangeren onder de 28 weken contact opnemen met hun huisarts om te laten beoordelen of ze griep hebben. In geval van griep hoeft er in deze gevallen in principe geen ziekenhuisbezoek te volgen en kan een eventueel geplande afspraak verzet worden tot 7 dagen nadat ze klachtenvrij zijn. Indien de huisarts wel een reden aanwezig acht om een patiënte in deze situatie te verwijzen volgt vanzelfsprekend die verwijzing direct. - In geval van koorts (>38ºC) / ziekte ≥28 weken, of voor 28 weken en behorende tot een risicogroep, dan in onderling overleg tussen huisarts en gynaecoloog wel verwijzing voor consult. - In geval van (sterke verdenking op) H1N1-infectie bij een zwangerschapsduur >28 weken en gedurende de gehele zwangerschap bij een bijkomende risicofactor wel antivirale medicatie (zie hierna). - Bij koorts wordt aan alle zwangeren koortswerende medicatie aanbevolen (zie hierna). - Indien een zwangere met een (verdenking op) H1N1-infectie moet worden opgenomen of poliklinisch gezien moet worden, dan moeten isolerende maatregelen worden genomen conform de geldende ziekenhuisprotocollen daaromtrent. - Overleg in geval van twijfel over wat te doen of te laten altijd met viroloog en eventueel ook met het RIVM. Indicaties voor behandeling met antivirale medicatie 1. Vrouwen met een (sterke verdenking op) H1N1-infectie en een zwangerschap ≥28 weken (diafragmahoogstand). 2. Vrouwen met een (sterke verdenking op) H1N1-infectie en een meerlingzwangerschap of anderszins een zodanig positieve discongruentie, dat ze vergelijkbaar zijn met de onder 1 genoemde categorie. 3. Vrouwen met een (sterke verdenking op) H1N1-infectie en een zwangerschap met een bijkomend risico, zoals (niet limitatief): Afwijkingen / functiestoornissen aan de luchtwegen (o.a. astma) AJvL 20090923 2 Acute of chronische stoornis van de hartfunctie. Diabetes mellitus. Chronische nierinsufficiëntie. Ook als er behandeld wordt met hemodialyse en chronische ambulante peritoneale dialyse. Status na niertransplantatie. Recente beenmerg- of orgaantransplantatie. Verstandelijke handicap in intramurale voorzieningen. Verminderde weerstand tegen infecties in het algemeen: o Patiënten met a- of hypogammaglobulinaemie., zoals Bruton’s X-linked agammaglobulinaemie; common variable immunodeficiency; en de hypogammaglobulinaemie secundair aan chronisch lymfatische leukemie; Morbus Kahler stadium II-III; o Behandeling met anti-CD20 Mab zoals Rituximab. o Patiënten met een defect van hun cellulaire afweer, zoals na allogene beenmergtransplantatie; Morbus Hodgkin (de eerste 5 jaren na een behandeling inbegrepen); o Langdurige lymfopenie na chemotherapie of gebruik van Mab zoals ATG en OKT3; langdurig gebruik van glucocorticosteroïden (of cumulatieve dosis van equivalent van 1000 mg prednison) of methotrexaat; o HIV-patiënten; gebruik van anti-TNFalpha Mab (Infliximab, Etanercept of Adalimumab) in combinatie met methotrexaat; en o Patiënten na solide orgaantransplantatie die een immuunmodulerende of suppressieve therapie ondergaan. o Zwangeren die een behandeling met corticosteroïden wegens dreigende vroeggeboorte krijgen Sterk obese patiënten (BMI>40) Medicatie bij (sterke verdenking op) H1N1-infectie - Antivirale medicatie in de vorm van oseltamivir (Tamiflu®), 75 mg 2dd gedurende 5 dagen. Starten binnen 48 uur na klachten (koorts!). NB: als er bij de risicocategorie in het 1e trimester een reden is om te behandelen, dan is daarvoor geen contra-indicatie. - Er is geen indicatie voor profylactische behandeling met antivirale medicatie. - Koortswerende medicatie in de vorm van paracetamol, 500 mg tot 6dd. Positie van de (zwangere) zorgverlener Voor de niet-zwangere zorgverleners zij verwezen naar de algemene richtlijnen hieromtrent (ziekenhuisprotocol, RIVM). Voor de zwangere huisarts, specialist, verloskundige, verpleegkundige, doktersassistente, etc. gelden bijzondere omstandigheden. Indien zij niet tot een bijzondere risicocategorie behoren gelden in het 1e en 2e trimester geen bijzondere maatregelen, anders dan de gebruikelijke. In het derde trimester wordt geadviseerd contact zo mogelijk te voorkomen, hetgeen dan kan betekenen dat een zwangere huisarts in het 3e trimester geen huisbezoek doet bij (verdenking op ) H1N1-geïnfecteerden en dat in de kliniek die contacten door nietzwangere collegae worden gedaan. Lactatie Er is geen reden om de borstvoeding te staken in geval van een (verdenking op) H1N1infectie. De gebruikelijke hygiënische maatregelen zijn van kracht, een mondkapje kan overwogen worden. Kolven indien er toch vrees blijft bestaan voor besmetting of wanneer een moeder zich erg ziek voelt kan een optie zijn. AJvL 20090923 3 Als een moeder antivirale medicatie moet gebruiken dient te worden beseft dat die in de borstvoeding overgaat. Er is onvoldoende informatie over de eventuele schadelijkheid ervan, maar er zijn zelfs in de USA reeds adviezen gegeven om de borstvoeding gewoon te continueren. Desgewenst kan worden besloten om de vijf dagen dat de antivirale medicatie duurt tijdelijk te kolven en borstvoeding niet te geven, maar tijdelijk op kunstvoeding over te gaan. Meldingsplicht In de eerder genoemde brief van het RIVM wordt gewezen op de aangepaste meldingsplicht: vanaf 15 augustus 2009 alleen nog patiënten met Influeza die op grond van de ernst van het ziektebeeld zijn opgenomen in een ziekenhuis of eraan zijn overleden. Wat betreft de melding van eventuele bijwerkingen van antivirale medicatie: bij Lareb kunnen net als anders de eventuele bijwerkingen worden gemeld, nu de medicatie mogelijk op grotere schaal gebruikt gaat worden is melding eens te meer van belang. Vaccinatie Er zijn op dit moment nog geen vaccins Influenza A/H1N1 2009 beschikbaar, naar verwachting zal dat in oktober 2009 wel het geval zijn. Het zullen geadjuveerde vaccins zijn, dat wil zeggen vaccins waaraan een stof is toegevoegd om de immuunreactie te versterken. Op 10 augustus 2009 is er een deskundigenberaad gehouden over de doelgroepen en eventuele prioritering van vaccinatie tegen pandemische influenza A/H1N1 2009. Op 15 september 2009 is er een vervolgberaad geweest. De deskundigen raden algehele vaccinatie van de Nederlandse bevolking niet aan, wel bevelen ze vaccinatie aan van de volgende (risico-)groepen: Personen met een medisch risico conform de indicatie voor de jaarlijkse seizoensgriepvaccinatie, en alle gezonde 60-plussers. Zwangere vrouwen uit een medische risicogroep, maar dan alleen tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap. Gezondheidszorgpersoneel met mogelijk direct contact met patiënten uit de eerder gedefinieerde medische risicogroepen. Gezinsleden en mantelzorgers van mensen met een zeer hoog risico op ernstige ïiziekte en sterfte door griep. In aanvulling hierop bevelen de deskundigen aan om de vaccinatie ook beschikbaar te stellen aan gezonde zwangeren in het 2e en 3e trimester, gezien het gerapporteerde verhoogde risico in deze groep. De deskundigen wijzen hierbij op het belang van goede voorlichting aan zwangeren. De doelstelling van vaccinatie van zorgverleners is de aan hun zorg toevertrouwde patiënten te beschermen, de individuele bescherming is secundair. Vaccinatie kan niet worden afgedwongen. Over de plaats van de zwangere zorgverlener is onder de deskundigen die het advies Vaccinatie tegen pandemische influenza A/H1N1 2009: doelgroepen en prioritering hebben opgesteld een additionele peiling uitgevoerd, toen nog niet was besloten alle zwangere in het 2e en 3e trimester het vaccin aan te bieden. Toen werd gesteld dat zwangere zorgverleners het vaccin wel aangeboden dienden te krijgen. Nu in het laatste beraad van 15 september 2009 is besloten het vaccin voor alle zwangeren in het 2e en 3e trimester beschikbaar te stellen, is die expliciete melding van zwangere zorgverleners in dat kader niet meer nodig. Overigens is het zo dat de deskundigen stellen dat het vaccin beschikbaar moet zijn voor zwangeren in het 2e en 3e trimester (dat impliceert nog niet een advies dat ook te doen) en dat er goede voorlichting gegeven moet worden. De kans op onduidelijkheid en grote individuele variatie in counseling hieromtrent is groot en om dat te voorkomen is het wenselijk om er toch een advies van te maken, conform hetgeen elders wordt gedaan. AJvL 20090923 4 Vanzelfsprekend dient een individuele afweging te worden gemaakt of de vaccinatie ook daadwerkelijk gegeven moet worden. Voor een zwangere zorgverlener kan die afweging anders zijn dan voor een andere zwangere. Ook de fase van de zwangerschap waarin de vaccinatie aan de orde zou moeten zijn kan van invloed zijn op de afweging, die zal in de aterme fase anders zijn dan in het 2e trimester. Tot nu toe zijn er geen negatieve effecten bekend van vaccineren van moeders die borstvoeding geven. Ook voor het komende vaccin wordt gesteld dat het tijdens lactatie veilig gegeven kan gaan worden. Als er gevaccineerd gaat worden zal dat met twee doses, met een interval van drie weken, gebeuren. Ontraden wordt vooralsnog het gelijktijdige toediening van het (ongeadjuveerde) seizoensgriepvaccin, dat geïndiceerd is voor zwangeren die tot een medische risicogroep behoren en dat in de gehele zwangerschap mag worden toegediend. Voor de groepen die ook voor die vaccinatie in aanmerking komen zullen dan drie prikmomenten nodig zijn. Eerst de vaccinatie voor de seizoensgriep, dan met een interval van twee weken de eerste vaccinatie Influenza A/H1N1 2009 en dan met een interval van minimaal 3 weken de tweede vaccinatie daarvan. Conclusie vaccinatie pandemische Influenza A/H1N1 2009 en zwangerschap/lactatie In het 1e trimester van de zwangerschap niet vaccineren. Na een vaccinatie 8 weken lang contraceptie/niet zwanger worden. Vaccinatie voor alle zwangeren in 2e en 3e trimester geïndiceerd en niet meer alleen de zwangeren met een bijkomende risicofactor en de zwangere zorgverlener. Vaccinatie tijdens lactatie geen bezwaar. AJvL 20090923 5