De Rechterstoel van Christus. 2Kor.5:10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat ieder van ons krijgt wat hij verdient voor wat hij in zijn leven heeft gedaan, of het nu goed is of slecht. A: De rechterstoel van Christus. 2Kor.5:10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat ieder van ons krijgt wat hij verdient voor wat hij in zijn leven heeft gedaan, of het nu goed is of slecht. De rechterstoel van God (Rom.14:10-12) en de rechterstoel van Christus (2Kor.5:10) hebben door de eeuwen heen gelovigen vaak schrik aangejaagd vanwege de angst dat zij ondanks hun geloof toch voor eeuwig veroordeeld zullen worden. Maar deze angst is geworteld in een gebrekkige ontwikkeling van Gods liefde in hun hart, want een volwassen geloof in God kent geen angst voor de dag van het oordeel (1Joh.4:16-19). De rechterstoel van Christus heeft dan ook niet zozeer te maken met veroordeling maar met beoordeling, want het gaat niet om het bestraffen van slechte dingen maar veel meer om het belonen van de goede dingen die wij hebben gedaan. Joh.3:18 Over wie in Hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in Hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon. Joh.3:36 Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten. Wanneer wij in de naam van Jezus Christus geloven, is het eeuwige oordeel eens en voor altijd aan ons voorbijgegaan, want wij zijn voor eeuwig gered. Maar ondanks het feit dat alle gelovigen voor eeuwig gered zijn en niet onder het oordeel van God komen, zal er toch een groot verschil in eeuwige beloning zijn op basis van de dingen die wij in het leven op aarde voor God en Zijn koninkrijk hebben gedaan. Openb.22:12 Ik kom spoedig en heb het loon bij Me om iedereen te belonen naar zijn daden. De rechterstoel van Christus heeft alles te maken met onze beloning, en vooral met de mate waarin wij beloond zullen worden; want voor Zijn rechterstoel zal openbaar gemaakt worden wat wij in dit aardse leven gedaan hebben, maar vooral ook vanuit welke motieven wij onze goede werken hebben verricht. Het woord rechterstoel is ook niet altijd een juiste vertaling van het Griekse woord dat in het Nieuwe Testament gebruikt wordt; dit Griekse woord is “bèma”, en dit woord is afgeleid van het werkwoord “baino” dat lopen betekent. Het Griekse woord “basis” is ook van de werkwoord afgeleid, en daarom heeft het woord “bèma” een veel meer algemene betekenis van een verheven plaats, verhoging, platform, tribune, opstap of spreekgestoelte, waarbij iemand omhoog moest lopen om op deze verhoging te kunnen plaatsnemen. Dit woord komt twaalf keer in het Nieuwe Testament voor, waar het meestal de betekenis heeft van een verhoging vanaf waar Pilatus bijvoorbeeld moest rechtspreken over Jezus (Matt.27:19, Joh.19:13). Ook in Hand.18:12-17 heeft dit woord de toepassing van een rechterstoel, evenals in Hand.25:6+10+17, maar in Hand.12:21 wordt dit woord vertaald met het woord troon, hoewel daar meer sprake is van een soort podium of verhoging. Het Grieks kent namelijk het woord “thronos” voor aanduiding van een koninklijke troon. De “bèma”-stoel was in de Griekse wereld vooral een zetel vanaf waar belangrijke personen lauwerkransen en andere vormen van eerbetoon aan winnaars van sportwedstrijden uitdeelden. Daarom heeft de rechterstoel van Christus alles te maken met het uitdelen van eeuwige beloningen op grond van wat wij in dit leven voor de Heer hebben gedaan, waarbij er geen sprake is van een eeuwige veroordeling. Matt.5:19 Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan. Dan.12:3 De verlichten zullen stralen als het fonkelende hemelgewelf, en degenen die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altijd. 1 Deze twee teksten laten - net als andere teksten in de Bijbel - zien dat er in de eeuwigheid wel degelijk verschil bestaat tussen gelovigen, want Jezus spreekt over mensen die als de kleinste in het koninkrijk van de hemel zullen worden beschouwd, terwijl anderen in hoog aanzien zullen staan. De profeet Daniël kreeg te horen dat sommige gelovigen zullen stralen als het fonkelende hemelgewelf, terwijl andere gelovigen zullen stralen als de sterren omdat zij andere mensen tot gerechtigheid hebben gebracht. Er is dus wel degelijk verschil in de eeuwige positie tussen gelovigen onderling, maar er zal geen enkele sprake van jaloersheid zijn, omdat iedereen zal beseffen dat de verworven positie een zéér genadige beloning van God is voor vaak zéér kleine daden op de aarde, die uit liefde voor Jezus en vanuit een nederig hart verricht zijn. Maar onze God en Vader nodigt iedereen uit om groot te zijn in Zijn koninkrijk, en dat is het primaire doel van de Bergrede in Matt.5-7, die de grondwet van het koninkrijk van God is. Daarom is de boodschap van de rechterstoel van Christus een Goddelijke uitnodiging tot het zoeken naar hemelse beloningen, die onze eeuwige grootsheid zullen bepalen. Wij kunnen ons niet bekeren van het verlangen naar grootsheid, en dat hoeft ook helemaal niet, omdat God ons naar Zijn eigen beeld geschapen heeft (Gen.1:26), waardoor wij het Goddelijke verlangen in ons hebben om groots te zijn. We hebben echter wel bekering nodig van de vele verkeerde manieren waarop wij grootsheid zoeken, maar we moeten ons ook bekeren van het feit dat wij het zoeken naar eeuwige grootsheid ernstig verwaarlozen. Jezus onderwees deze uitnodiging van de Vader voor eeuwige grootsheid meer dan enige andere apostel of profeet in de hele Bijbel, maar Jezus openbaarde ook een volledig nieuw denkpatroon over deze grootsheid. Het is de bedoeling dat wij onze aandacht richten op groots zijn in Zijn ogen in plaats van reputatie in de ogen van mensen; de Bijbel maakt duidelijk dat deze van God gegeven grootsheid volledige openbaar zal worden in de toekomende eeuw, maar niet in deze tijd. Onze grootsheid zal gebaseerd zijn op de reactie van ons hart naar God toe, en niet op onze natuurlijke gaven en mogelijkheden; daarom is deze grootsheid voor iedereen beschikbaar. Matt.20:26-27 Zo zal het bij jullie niet mogen gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal jullie dienaar moeten zijn Matt.23:11-12 De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd. B: Wij zullen allemaal beoordeeld en beloond worden. 1Kor.3:11-15 Want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt, Jezus Christus zelf. Of er op dat fundament nu verder wordt gebouwd met goud, zilver en edelstenen of met hout, hooi en stro, van ieders werk zal duidelijk worden wat het waard is. Op de dag van het oordeel zal dat blijken, want dan zal het door vuur aan het licht worden gebracht. Het vuur zal laten zien wat ieders werk waard is. Wanneer iemands bouwwerk blijft staan, zal hij worden beloond. Wanneer het verbrandt, zal hij daarvoor de prijs betalen; hijzelf zal echter worden gered, maar door het vuur heen. Het absolute fundament van onze relatie met Jezus als wedergeboren gelovigen is dat wij de vrije gave van gerechtigheid hebben ontvangen (2Kor.5:17-21); maar deze vrije gave is een geschenk van God die Hij ons uit Zijn genade gegeven heeft (Efez.2:8), en deze gave kan niemand van ons afnemen. Paulus had in zijn apostolische bediening als bekwaam architect dit fundament in de gemeente van Korinte neergelegd, maar iedere gelovige moest zelf erop toezien hoe hij op dat fundament verder bouwde (1Kor.3:10). Daarom moeten wij zorgvuldig zijn, en goed opletten met welke bouwmaterialen wij ons geestelijk leven op dit fundament opbouwen (1Kor.3:12). Want op de dag van het oordeel zal blijken wat de kwaliteit van de door ons gebruikte bouwmaterialen geweest is, en ook hoe wij met deze bouwmaterialen gebouwd hebben op het fundament. Het vuur van Goddelijke liefde en heiligheid zal dan uit de ogen van Jezus stromen, en dit vuur zal bepalen wat de werkelijke kwaliteit van ons leven op aarde geweest is. Openb.2:18-19 Dit zegt de Zoon van God, die ogen heeft als vlammend vuur en voeten als brons: Ik weet wat u doet, hoe liefdevol, gelovig, hulpvaardig en standvastig u bent. Ons leven op aarde kan oprecht en ijverig zijn, maar desondanks kunnen wij toch slordig zijn 2 in het bouwen op Gods fundament, en het vuur op de dag van Gods oordeel zal de waarheid van ons werk aan het licht brengen, en alle onzuiverheid, die de tegenwoordigheid van God niet kan doorstaan, verwijderen. Hierbij moeten we wel in de gaten houden dat Paulus hier niet spreekt over de grote dag van het oordeel over de hele mensheid uit Openb.20:11-15, want dat is in veel opzichten een dag van veroordeling. Maar Paulus spreekt hier over het moment waarop de hele wereldwijde gemeente met Jezus zal worden verenigd in de lucht (1Tess.4:16-17), waarbij alle gelovigen de toets van Zijn beoordeling zullen ondergaan, en op grond daarvan hun eeuwige beloning zullen ontvangen. In het licht daarvan spoorde hij de gelovigen in Korinte aan om zich niet schuldig te maken aan zelfbeoordeling, maar wel aan een grondig zelfonderzoek; de beoordeling van ons leven ligt in de handen van de Heer, die iedereen de juiste vorm van lof zal geven met de daarbij behorende eeuwige beloning. 1Kor.4:5 Houd dus op te oordelen en wacht de tijd af dat de Heer komt, omdat Hij het is die aan het licht zal brengen wat in het duister verborgen is en zal onthullen wat de mensen heimelijk beweegt. En dan zal God het zijn die ieder de lof geeft die hem toekomt. Paulus gebruikt de aardse symbolen van goud, zilver en edelstenen als beeld van de goede bouwmaterialen, die de kracht van Goddelijk vuur kunnen doorstaan, zodat het bouwwerk intact blijft (1Kor.3:14). De kwaliteit van deze edelstenen zal nog meer tot zijn recht komen, waardoor deze edelstenen nog meer gaan schitteren in de tegenwoordigheid van God, want edelstenen komen het beste tot hun recht in het Nieuwe Jeruzalem (Openb.21:11+18-21). Maar hij gebruikt de aardse symbolen van hout, hooi en stro als beeld van slechte en zwakke materialen, die de kracht van Goddelijk vuur niet kunnen doorstaan en dus verbrand worden, waardoor het bouwwerk in vlammen opgaat (1Kor.3:15). De gelovige zelf zal nog steeds gered worden, maar hij zal wel een dure prijs betalen, omdat hij schade lijdt vanwege het verlies van eeuwige beloning die God voor hem heeft klaarliggen. De werkelijke kwaliteit van de bouwmaterialen wordt bepaald door de verborgen motieven van ons hart, die blijk geven van de werkelijke reden waarom wij dingen hebben gedaan zoals we ze gedaan hebben; God is op zoek naar onze heimelijke beweegredenen (1Kor.4:5). Openb.14:13 zegt dat wij in de eeuwigheid zullen mogen uitrusten van onze inspanningen, want onze daden volgen ons na; maar niet al onze werken zullen ons navolgen, omdat niet alles blijvende waarde heeft. Wij hoeven echter niet te wachten op het louterende vuur van de dag van het oordeel, maar wij mogen nu al bidden om de openbaring van Gods oordeel d.w.z. beoordeling - in dit leven, zodat wij nu in staat zullen zijn om dingen te veranderen. Maar ook mogen wij niet de zeer genadige hartsgesteldheid van Jezus als rechtvaardige Rechter onderschatten, want Hij weet waarvan wij gemaakt zijn, en Hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd (Ps.78:39, 103:14). Onze God is een onvoorstelbaar genadige Rechter die zelfs de kleinste bewegingen van ons hart ziet, en elke kleine en zeer onopvallende daad van liefde voor Hem waarneemt (Hebr.6:10); want zelfs het geven van een beker koud water wordt door Hem beloond (Matt.10:42). God beoordeelt ons leven op basis van drie dingen; dat zijn onze daden (Rom.2:6, Openb.2:23b, 22:12), onze motieven (Rom.2:16, 1Kor.4:5), en onze woorden (Matt.12:36-37). De Bijbel benadrukt het meest Gods oordeel over onze daden, maar onze motieven spelen ook een grote rol, omdat zij niet spreken van vluchtige gedachten, maar van hardnekkige denkpatronen van waaruit wij leven, en die dus een grote invloed hebben op onze daden. Onze woorden komen uit dezelfde bron van hardnekkige denkpatronen in ons hart, zodat wij ook rechtvaardig beoordeeld kunnen worden op grond van onze woorden. Want een goed mens haalt uit de schatkamer van zijn hart het goede tevoorschijn, terwijl een slecht mens uit de schatkamer van zijn hart het slechte tevoorschijn haalt (Matt.12:35). C: De negatieve aspecten van de rechterstoel van Christus. 2Kor.5:10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat ieder van ons krijgt wat hij verdient voor wat hij in zijn leven heeft gedaan, of het nu goed is of slecht. Uit deze tekst blijkt dat de Heer zowel het goede als het slechte van ons leven op aarde zal beoordelen; het goede van ons leven beslaat een zeer breed terrein dat ook de kleinste en schijnbaar zeer onbelangrijke daden omvat, terwijl het slechte van ons leven spreekt over al 3 die dingen waarvoor wij verantwoording moeten afleggen, omdat we verzuimd hebben ons daarvan te bekeren. Verlies lijden volgens de definitie van 1Kor.3:15 heeft te maken met het niet ontvangen van de volledige beloning, die God echter wél voor ons bestemd heeft. Het feit dat sommige gelovigen als door vuur heen gered worden, heeft te maken met de werking van het vuur dat alles verwijdert wat niet de tegenwoordigheid van God kan binnengaan. Het idee is dat deze gelovigen net op tijd uit het vuur worden getrokken, waarbij de persoon in kwestie zelf wordt gered, maar zijn daden blijven achter in het vuur en worden verbrand. Dit oordeel zal zeer schokkend zijn, omdat het niet wordt verwacht, en het zal zeer pijnlijk zijn, omdat de gelovige zich op dat moment voor de rechterstoel van Christus realiseert, dat hij voor eeuwig allerlei beloningen zal moeten missen die God echter wél voor hem bestemd had. De persoon zelf is gelukkig dat hij het brandende en ineenstortende huis ontsnappen kan, maar hij is ongelukkig omdat zijn bouwwerk verloren gaat; dit is een zeer reële pijn die gelovigen voor de rechterstoel van Christus zullen ondergaan. Paulus sprak deze waarheid tegen de gemeente van Korinte uit om de gelovigen aan de ene kant te verzekeren dat zij voor eeuwig gered waren, maar aan de andere kant om hen vurig aan te sporen zorgvuldig te bouwen op het fundament van Christus. Paulus ontleende de uitdrukking “aan het vuur ontrukt” uit Amos 4:11 en Zach.3:2, terwijl Judas in vers 23 van zijn brief ook spreekt over het redden van mensen door hen aan het vuur te ontrukken. De waarschuwende boodschap van de rechterstoel van Christus is dat wij bepaalde aspecten van onze eeuwige, glorieuze positie in het koninkrijk van God kunnen verliezen. De dringende oproep in de Bijbel is dan ook dat wij nauwlettend toezien op ons hart en leven, en de manier waarop wij ons geestelijk leven op het fundament opbouwen. 1Joh.2:28 Blijf dus in Hem, kinderen. Dan kunnen we vol vertrouwen zijn wanneer Hij verschijnt en hoeven we ons niet te schamen bij Zijn komst. 2Joh.8 Wees op uw hoede en verspeel niet wat we bereikt hebben, maar zorg dat u het volle loon ontvangt. Wij hebben maar één menselijk leven gekregen, en we moeten ons op de goede manier inspannen om dit leven ten volle te benutten, en ervoor te zorgen dat we de volle beloning mogen ontvangen. Want eens moeten wij als mensen sterven, en daarna volgt het oordeel (Hebr.9:27). Wij kunnen voor de troon van Christus staan en te horen krijgen, dat we het voortreffelijk hebben gedaan (Matt.25:21+23), maar we kunnen ook te horen krijgen dat we weliswaar gered zijn, maar dat we ons leven op aarde nutteloos verspild hebben. God heeft voor ons gekozen, en heeft vele rijke beloningen voor ons klaarliggen; maar de keuze is aan ons hoe wij ons leven op aarde willen inrichten om waardig gemaakt te worden voor het ontvangen van deze beloningen. D: Verschillende beloningen in verschillende mate. 1Kor.15:41-43 De zon heeft een andere schittering dan de maan, de maan weer een andere dan de sterren, en de sterren onderling verschillen ook in schittering. Zo zal het ook zijn wanneer de doden opstaan. Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt opgewekt in onvergankelijke vorm, wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt. Dan.12:3 De verlichten zullen stralen als het fonkelende hemelgewelf, en degenen die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altijd. Gods eeuwige beloningen voor de gelovigen zullen zeer gevarieerd zijn en enorm van elkaar verschillen, omdat God zeer veelzijdig is in Zijn Goddelijk wezen; er zal een uitgebreid scala van mate van glorie en grootsheid zijn, waarbij gesproken wordt over mensen die zeer klein zullen heten in het koninkrijk van de hemel, terwijl anderen in hoog aanzien zullen staan (Matt.5:19). De rechtvaardigen zullen allemaal stralen als de zon in het koninkrijk van onze Vader (Matt.13:43), maar de mate waarin wij zullen stralen zal zeer verschillend zijn, zoals er ook een groot verschil is tussen de stralende kracht van de sterren onderling (1Kor.15:41). En zoals we nu weten, is er ook een enorm verschil in de massa en de omvang tussen de vele sterren in het heelal; van het grootste bekende hemellichaam VY Canis Majoris wordt de diameter geschat op 2000 keer de diameter van de zon, die zelf al een diameter van 1,4 miljoen kilometer heeft. De mate van Gods beloning in de vorm van eeuwige glorie zal 4 openbaar worden in ons opstandingslichaam (1Kor.15:42, Dan.12:3). Ook onze werkopdracht in het duizendjarige vrederijk en in de eeuwigheid zal ons in verschillende mate in relatie met Jezus brengen, en we zullen op verschillende niveaus lof van God ontvangen (1Kor.4:5). Wanneer wij Gods lof over ons leven ontvangen, zal dat tot eer en glorie van Jezus zijn (Joh.12:26, 2Tess.1:10), maar Hij zal op Zijn beurt met grote vreugde eer en glorie geven aan Zijn betrouwbare dienaren (Matt.25:21+23). Hij zal ons aan de ene kant uitnodigen om deel te nemen aan Zijn feestmaal, maar tegelijkertijd zal Hij ons aanstellen in een bepaalde positie van autoriteit op de aarde (Luc.19:17b+19). De beloning van onze Heer bestaat dus uit een enorme toename van intimiteit d.m.v. Zijn feestmaal in het Nieuwe Jeruzalem (Openb.19:9), maar ook een enorme toename van autoriteit door ons gezag te geven over een klein gebied van Zijn koninkrijk op de aarde. Er is een speciale vorm van beloning die omschreven wordt als een kroon of lauwerkrans; deze wordt gegeven aan hen die volhard hebben in het weerstand bieden tegen verleiding. Er zijn zeven verschillende verwijzingen in het Nieuwe Testament naar deze kroon die gelovigen van de Heer zullen ontvangen; er wordt drie keer in het algemeen over deze kroon of krans gesproken (1Kor.9:25, Openb.3:11, 4:4), en er wordt twee keer gesproken over de kroon van het leven (Jac.1:12, Openb.2:10), één keer over de kroon van gerechtigheid (2Tim.4:8), en één keer over de kroon van glorie (1Petr.5:4). Wij worden door de Heer Zelf aangespoord om te waken over ons leven, zodat niemand deze kroon van ons kan afnemen. Openb.3:11 Ik kom spoedig. Houd vast aan wat u hebt, dan zal niemand u de lauwerkrans kunnen afnemen. Onze eeuwige relatie met de Heer zal variëren naar de mate dat wij geestelijke capaciteit hebben om van Hem te ontvangen, want Hij is de blinkende Morgenster (Openb.22:16b), en Hij zal ons de Morgenster geven naar de mate van onze overwinning (Openb.2:28). Ook zal onze eeuwige kleding verschillende dimensies van Gods glorie ontvangen (Openb.3:4-5, 3:18, 16:15, 19:7-8). Wij zullen vele soorten rijkdommen in de hemel hebben naar de mate dat wij rijkdommen op de aarde hebben geweigerd (Matt.6:19-21, Marc.10:21), en onze positie van eer in de hemel zal gerelateerd zijn aan de mate waarin wij nederigheid op de aarde hebben omarmd (Luc.14:7-11). De grootste hindernis om eer van God te ontvangen is dat wij erop uit zijn om eer van mensen te ontvangen (Joh.5:44, 12:43), zoals aardse rijkdom de grootste hindernis is om hemelse rijkdom te ontvangen. Voor elke hemelse beloning is er een aardse misleiding, waardoor wij de hemelse realiteit kunnen mislopen, omdat wij ons hart te veel hebben gericht op de aardse schaduw-realiteit. Het tijdelijke aardse leven is de enige tijd in onze eeuwige bestaan waarin wij gebruik kunnen maken van de extreem hoge wisselkoers van God, waarbij wij Hem onze kleine toewijding en zwakke gehoorzaamheid aanbieden in ruil voor Zijn eeuwige beloning. E: Het komende oordeel als motivatie voor vurige ijver. 2Petr.1:10-11 Span u daarom des te meer in om uw roeping en uitverkiezing waar te maken, broeders en zusters. Als u dit alles doet, komt u nooit ten val en zal u onbelemmerd toegang worden verleend tot het eeuwige koninkrijk van onze Heer en redder Jezus Christus. E1: De aansporing van Petrus. Terwijl Petrus zijn eerste brief geschreven heeft aan medegelovigen uit het Joodse volk, die over de toenmalige wereld verspreid waren (1Petr.1:1-2), lijkt het erop dat hij zijn tweede brief heeft geschreven aan gelovigen uit de heidenen (2Petr.1:1-2). Hij schreef deze brief, terwijl hij het einde van zijn aardse leven voelde naderen (1:13-14), en om die reden zette hij alles op alles om medegelovigen vurig aan te sporen tot het volgen van de Heer (1:12+15). Hij schreef vanuit het besef van een grote last voor zijn medegelovigen, namelijk dat ook zij zouden leren om te leven vanuit de Goddelijke volheid die ruimschoots voor hen beschikbaar was (Efez.3:19, Kol.2:10). Deze aansporing deed hij met de volgende woorden. 2Petr.1:2-5a Genade zij u en vrede, in overvloed, door de kennis van God en van Jezus, onze Heer. Zijn Goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een vroom leven door de kennis van Hem die ons geroepen heeft door Zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht. Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het 5 verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de begeerte, en opdat u deel zou krijgen aan de Goddelijke natuur. Span daarom al uw krachten in om uw geloof te verrijken...... Petrus doet nog een laatste oproep aan zijn medegelovigen om de genade van God te ontvangen; de genade van God moeten wij hierbij verstaan als bovennatuurlijke kracht die voor ons beschikbaar is door de Heilige Geest. Hij wil ze nogmaals aansporen om te leven vanuit hun werkelijke identiteit, d.w.z. hun eeuwige bovennatuurlijke identiteit die volledig anders is dan het verderf van de wereld, waaraan zij ontsnapt zijn. Er is overvloedige kracht beschikbaar, wanneer zij daarnaar verlangen, om er zeker van te zijn dat zij niet struikelen zullen en van het geloof zullen afvallen. Want de volle macht van God is beschikbaar gesteld door Degene die hen geroepen heeft door Zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht (1:3). Het is zijn verlangen dat de gelovigen ook na zijn dood steeds weer herinnerd zullen worden aan het krachtige getuigenis van het evangelie (1:15), maar hij doet dit in het licht van de tweede komst van Jezus en de daarbij behorende beloning (1:11). Zijn eigen apostolische getuigenis (1:16-18) wordt door hem verbonden aan het profetische getuigenis van het woord van God (1:19-21), en deze beide elementen dienen als maatstaf voor het najagen van waarachtig leven vanuit geloof in Goddelijke volheid. Want het grootste gevaar dat gelovigen bedreigt, zijn de valse profeten en dwaalleraren, die met hun verderfelijke ketterijen Jezus verloochenen, waardoor ze hun ondergang tegemoet gaan (2:1). Maar Petrus beseft dat velen deze valse leer en het daarbij behorende losbandig gedrag zullen overnemen, waardoor deze volgelingen ook hun ondergang tegemoet gaan, en tegelijkertijd de weg van de waarheid in opspraak brengen (2:2-3). Petrus gebruikt daarna de zondeval van engelen (2:4), de goddeloosheid uit de tijd van Noach (2:5), en de enorme perversiteit uit de tijd van Sodom en Gomorra (2:6) als voorbeeld. Maar hij gebruikt ook het voorbeeld van Lot, de neef van Abraham, als voorbeeld voor de manier waarop de Heer in staat is om gelovigen te beschermen in een tijd van beproeving (2:7-9), terwijl de Heer Zijn oordeel uitoefent over de goddelozen (2:10). De zware last van Petrus heeft te maken met de afschuwelijke dwaalleer van valse profeten en dwaalleraren die een valse boodschap van genade onder de gelovigen verkondigen, zoals ook in Pergamum (Openb.2:14-15) en Tyatira (Openb.2:20-21) gebeurde. Deze ontspoorde boodschap van valse genade leidt tot slavernij en gebondenheid in plaats van tot een leven van rechtvaardigheid en waarachtige vrijheid. Deze leraren gebruiken hoogdravende woorden en schaamteloze uitspattingen om jonge gelovigen op een dwaalweg te leiden (2:18-19). E2: Een belangrijke herinnering. 2Petr.3:1-4 Geliefde broeders en zusters, dit is al de tweede brief die ik u schrijf. Met beide wil ik u tot een helder inzicht brengen, en wel door u te herinneren aan de woorden die de heilige profeten destijds hebben gesproken en aan het gebod van onze Heer en Redder dat uw apostelen u hebben doorgegeven. Vergeet vooral niet dat er aan het einde van de tijd spotters zullen komen, die hun eigen begeerte volgen en smalend vragen: Waar blijft Hij nu? Hij had toch beloofd te komen? De generatie voor ons is al gestorven, maar alles is nog steeds zoals het sinds het begin van de schepping geweest is. Petrus komt hier bij het centrale thema van zijn brief, en hij introduceert het belangrijkste element van profetische en apostolische prediking, namelijk dat de vurige ijver van God tegen zonde en Zijn jaloerse liefde voor gerechtigheid, heiligheid en Goddelijke levensstijl volledig openbaar zullen worden in Gods volk. Zij die rein van hart zijn (Matt.5:8), en oprecht naar God verlangen met heel hun hart, en loyaal zijn aan Zijn Goddelijke doelstellingen, zullen diep in hun hart intens aangespoord worden om te blijven jagen naar een levensstijl die gebaseerd is op de Bergrede, en die geleefd wordt vanuit een vreugdevolle heiligheid. De valse profeten en dwaalleraren hebben geen concept van denken waarin de boodschap van de eindtijd een plaats kan krijgen, want hun valse ideeën over genade laten geen enkele ruimte voor de komst van Jezus die niet alleen de reddende Verlosser is, maar ook de vurige Rechter die met jaloerse passie gerechtigheid, recht en heiligheid op de aarde wil vestigen. Daarom hebben zij geen enkel verlangen naar de komst van Jezus, en ook willen zijn Hem niet kennen in Zijn koninklijke heerschappij, omdat al deze aspecten van Jezus oorlog zullen voeren tegen alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen. Maar door hun valse leer 6 van genade ondermijnen zij de door God bedoelde inspanning van gelovigen om zich uit te strekken naar eeuwige beloningen. Openb.3:11 Houd vast aan wat u hebt, dan zal niemand u lauwerkrans kunnen afnemen. Er zal een omvangrijke verwoesting in de hemel en op de aarde gaan plaatsvinden, want dat is een Bijbels principe (3:7+10); de aarde is het toneel van menselijke zonde en rebellie tegen God, terwijl de hemelse gebieden het toneel zijn van demonische activiteiten die ook tegen Gods koninkrijk gericht zijn (Efez.6:12). Maar Jezus heeft gezegd dat geen enkele punt of komma van de wet zal vergaan, want zolang de hemel en de aarde zal bestaan, zo lang zullen ook de Wet en de Profeten blijven bestaan, totdat alles wat geschreven is zal zijn voltrokken (Matt.5:17-18). Er zal een totale renovatie van het universum gaan plaatsvinden (3:13), maar dit zal niet gebeuren voordat elk geschreven woord van de Wet en de Profeten d.w.z. de hele Bijbel - in vervulling zal zijn gegaan. Daarom is het kennen van het woord van God van zeer groot belang voor de oprechte gelovigen, en wij moeten steeds ons verstand aansporen en ons hart laten vernieuwen door de waarheid van Gods vurige woede tegen de zonde en Zijn vurige ijver voor gerechtigheid. Er is sprake van een Goddelijk uitstel, omdat de Heer zoveel mogelijk mensen tot inkeer wil laten komen, zodat niemand verloren hoeft te gaan (3:9). Maar toch moeten we blijven beseffen dat de hele schepping bewaard wordt voor de dag van het oordeel, en op die dag zal alles aan het vuur worden prijsgegeven (3:7), zodat een heilige God kan komen wonen op een nieuwe aarde die volledig gezuiverd is van alle kwaad (Openb.21:1-8). E3: De reden van Goddelijk uitstel. 2Petr.3:8-9 Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag. De Heer is niet traag met het nakomen van Zijn belofte, zoals sommigen menen; Hij heeft alleen maar geduld met u, omdat Hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat. God is een God van onbegrensde goedheid, geduld en verdraagzaamheid, en het is juist Zijn goedheid die ons tot inkeer wil brengen (Rom.2:4), maar wanneer mensen niet tot volledige inkeer willen komen, maken ze hun straf op de dag van Gods oordeel alleen maar zwaarder (Rom.2:5). Op die dag zal God ieder mens belonen naar zijn daden; zij die het goede gedaan hebben in volharding, schenkt Hij het eeuwige leven met een bepaalde mate van glorieuze beloning (Rom.2:7+10), maar zij die zich hebben laten leiden door ongerechtigheid en het slechte hebben gedaan, zullen Gods toorn ondergaan (Rom.2:8-9). Petrus spoort de gelovigen daarom indringend aan om hun instemming met valse genade en een losbandig leven los te laten, en in te stemmen met zuivere genade d.m.v. bekering op alle terreinen van het leven. Let wel op dat Petrus hier niet tegen ongelovigen maar juist tegen gelovigen spreekt, want de Heer wil niet dat wij onze eeuwige redding verliezen, doordat wij aanstoot nemen aan de openbaring van God die de aarde reinigt van alle rebellie d.m.v. vuur. En zelfs wanneer wij niet onze eeuwige redding verliezen, kunnen wij toch door een gekwetst hart ophouden met het najagen van eeuwige beloningen. E4: Het najagen van het grote doel. 2Petr.3:13-15a Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Omdat u hiernaar uitziet, geliefde broeders en zusters, moet u zich inspannen om smetteloos, onberispelijk en in vrede door Hem te worden aangetroffen. Bedenk dat het geduld van onze Heer uw redding is. 2Petr.3:17-18 Geliefde broeders en zusters, u weet van tevoren wat er gaat komen. Wees daarom op uw hoede en laat u niet meeslepen op de dwaalwegen van wettelozen. Laat uw standvastigheid niet varen, maar groei in de genade en in de kennis van onze Heer en Redder Jezus Christus. Hem komt de eer toe, nu en in eeuwigheid. Amen. De Heer, onze God is een verterend vuur, die geen afgoden naast Zich duldt (Deut.4:24), maar Hij is ook een God van liefde die ons niet zal verlaten (Deut.4:31). De hele schepping zal door dit heilige en liefdevolle vuur van God heen gaan, want God is in het diepste van Zijn wezen een God van vuur. Om die reden stroomt er ook een rivier van vuur uit Zijn troon (Dan.7:9-10), en alles in de schepping zal door dit louterende vuur heen gaan (1Kor.3:13). 7 Wij kunnen het God niet kwalijk nemen dat Hij een verterend vuur is (Hebr.12:29), want zo is Hij nu eenmaal, en Hij hoeft Zichzelf niet te veranderen; wij zijn degenen die veranderen moeten, zodat wij eeuwig kunnen leven in de tegenwoordigheid van Gods verterende vuur (Jes.33:14). Dit vuur van God vinden we terug in de zee van glas, die voor de troon van God ligt (Openb.15:2); deze glazen zee is onze eeuwige ontmoetingsplaats met God Zelf en al onze medegelovigen in Gods tegenwoordigheid. Maar voordat het zover is, zullen wij het vuur van beproeving moeten doorstaan, waardoor God alles zal verwijderen wat niet in Zijn tegenwoordigheid kan bestaan. Met het oog daarop spoort Petrus de gelovigen aan om op hun hoede te blijven en op te groeien in de genade van God en de kennis van onze Heer en Redder, Jezus Christus (3:17-18), zoals ook Paulus dat heeft gedaan (3:15-16). Ook de apostel Paulus schreef zijn brieven als aansporing voor gelovigen om zichzelf volledig uit te strekken naar de volle beloning van Christus, zoals hij dat zelf ook deed. Fil.3:12-15a Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt. Maar ik houd vol in de hoop eens dat te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept. Hierop moeten wij ons allen als volmaakte mensen richten. V.v.d.B. 8