DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 1 COLOFON Redactie: Femke Vogelaar (consultant), Claudia Bonamini, Meron Knikman (Vluchtelingenwerk Vlaanderen), Ruben Wissing (Belgisch Comité voor de Hulp aan Vluchtelingen) Eindedactie: Gonnie Put (Bureau Klare taal) en Dimitri Vandezande (Vluchtelingenwerk Vlaanderen) Lay-out: Comkommer Speciale dank aan: Elvire Delwiche (Intact), Christine Flamand (Intact), Maggi Poppe (Vrouwenraad), Mieke Verrelst (UNHCR) en de medewerkers van Vluchtelingenwerk Vlaanderen voor hun inbreng. Uitgave datum: 29 oktober 2014 Verantwoordelijke uitgever: Els Keytsman, Kruidtuinstraat 75, 1210 Brussel, Vluchtelingenwerk Vlaanderen vzw. Dit document kwam tot stand met de steun van het Europees Vluchtelingenfonds (EVF). Vluchtelingenwerk Vlaanderen ondersteunt dankzij het project ‘Procedurebegeleiding’ advocaten en hulpverleners bij de behandeling van asieldossiers. Deze publicatie is ook te downloaden op: www.vluchtelingenwerk.be Met de steun van het Europees Vluchtelingenfonds 2 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN INHOUD 1. Samenvatting 4 2.Inleiding 5 3. Methodologie 7 4. Wettelijk kader 9 4.1 Kwetsbare vrouwen als specifieke sociale groep 9 4.2 De asielprocedure – onderzoeksplicht 9 5. De kwetsbare positie van de vrouw in de geselecteerde landen 12 5.1 Afghanistan 13 5.1.1 Slachtoffers of potentiële slachtoffers van seksueel of gendergerelateerd geweld 13 5.1.2 Slachtoffers of potentiële slachtoffers van schadelijke traditionele praktijken 13 5.1.3 Vrouwen die beschouwd worden de sociale normen te overtreden 13 5.2 Albanië 14 5.2.1 Slachtoffers van huiselijk geweld 14 5.2.2 Slachtoffers van mensenhandel 14 5.3 Democratische Republiek Congo 15 5.3.1 Slachtoffers van seksueel geweld 15 5.3.2 Slachtoffers van huiselijk geweld 15 5.3.3 Discriminatie tegen vrouwen 16 5.4 Irak 16 5.4.1 Vrouwen die het risico lopen om slachtoffer te worden van seksueel en gendergerelateerd geweld 16 5.4.2 Slachtoffers van schadelijke traditionele praktijken 17 5.4.3 Vrouwen die het risico lopen om slachtoffer te worden van eerwraak 17 5.5 Somalië 17 5.5.1 Slachtoffers van seksueel en gendergerelateerd geweld en (alleenstaande) vrouwen zonder bescherming van familie/vrienden/clan of zonder middelen 17 5.5.2 Vrouwen die mogelijk slachtoffer kunnen zijn van schadelijke traditionele praktijken 18 6. De praktijk van het CGVS en de RvV 19 6.1 Het recht op een individuele (beoordeling van de) asielaanvraag 20 6.1.1 Het CGVS 20 6.1.2 De RvV 21 6.2 Onderzoeksplicht 21 6.2.1 Het CGVS 22 6.2.2 De RvV 25 6.3 Profiel 26 6.3.1 Het CGVS 27 6.3.2 De RvV 30 7. Conclusies en aanbevelingen 32 7.1 Aanbevelingen aan het CGVS 33 7.2 Aanbevelingen aan de RvV 34 7.3 Aanbevelingen aan begeleiders en advocaten 34 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 3 1. SAMENVATTING Met dit rapport willen Vluchtelingenwerk Vlaanderen en BCHV in beeld brengen op welke manier het CGVS en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) tijdens de asielprocedure rekening houden met de specifieke positie van de vrouw. En of deze asielinstanties ervoor zorgen dat de vrouw een eerlijke kans krijgt om haar eigen verhaal naar voren te brengen en dat ze op haar eigen verhaal beoordeeld wordt. POSITIEVE ASPECTEN Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) bouwde elementen in die ervoor moeten zorgen dat ze tijdens de asielprocedure een vertrouwelijke sfeer creëren voor asielzoekers, onder wie ook de asielzoekers met gendergerelateerde motieven. Zo kunnen asielzoekers op het formulier bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) aangeven dat zij een voorkeur hebben voor een protection officer en een tolk van hetzelfde geslacht. De opleiding van protection officers schenkt specifieke aandacht aan gendergerelateerde vervolging en aan het horen van (mogelijke) slachtoffers van dergelijke vervolging. Elke meerderjarige wordt apart gehoord. De asielinstanties nemen in principe het gehoor af in afwezigheid van kinderen ouder dan één jaar en de betrokken asielzoeker krijgt informatie over het doel, het verloop en de principes van het gehoor.1 VOORNAAMSTE KNELPUNTEN IN HET ASIELONDERZOEK Ondanks de inspanningen van het CGVS zijn er nog een reeks knelpunten in het onderzoek naar mogelijk gendergerelateerde asielaanvragen. Gendergerelateerde vervolging vraagt immers bijkomende aandacht van het CGVS en in beroep, van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). BLIJVENDE AANDACHT VOOR INDIVIDUELE BEOORDELING VAN DE ASIELAANVRAAG Uit onze analyse van de rechtspraak blijkt dat het recht op individuele beoordeling niet altijd erkend wordt. Toch moeten beide asielinstanties aandacht blijven hebben voor het recht van de vrouw op een individuele beoordeling van haar asielaanvraag, ook als haar asielrelaas sterk overeenkomt met dat van haar man. ONDERZOEKSPLICHT CORRECT NALEVEN Daarnaast wordt de onderzoeksplicht van de asielinstanties, in dossiers van vrouwen die tot een risicogroep behoren, niet altijd door deze instanties erkend. 4 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN Deze onderzoeksplicht vloeit voort uit richtlijnen van UNHCR, de VN-vluchtelingenorganisatie, EU-regelgeving en jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). — De situatie van vrouwen in bepaalde landen van herkomst is dermate slecht, dat zij automatisch tot de risicogroep behoren. — Vluchtelingenwerk Vlaanderen en het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen (BCHV) onderzochten de situatie van vrouwen in een beperkt aantal landen, namelijk Afghanistan, Albanië, DR Congo, Irak en Somalië. Vooral vrouwen uit Afghanistan, Irak en Somalië blijken bij terugkeer naar hun land van herkomst een verhoogd risico te lopen om slachtoffer te worden van seksueel of gendergerelateerd geweld, van schadelijke traditionele praktijken, eerwraak of om beschouwd te worden de sociale normen en waarden te overtreden. — Dit houdt in dat we wat betreft de onderzochte landen van het CGVS en de RvV een proactieve houding verwachten bij asielaanvragen van Afghaanse, Iraakse of Somalische vrouwen. Dit zowel bij asielaanvragen die deze vrouwen zelfstandig indienen als bij aanvragen die ze samen met familieleden indienen. — De onderzoeksplicht houdt in dat het CGVS spontaan moet onderzoeken of er gendergerelateerde motieven zijn, ook als de vrouw deze niet expliciet naar voren bracht. — Verder houdt de onderzoeksplicht in dat de RvV actiever beslissingen moet terugsturen naar het CGVS als aan de onderzoeksplicht niet is voldaan. — Ten slotte moeten het CGVS en de RvV aandacht blijven hebben voor het profiel van elke vrouw. Dit moeten ze in rekening brengen bij de beoordeling van het bestaan van een gegronde vrees voor vervolging en/of het bestaan van een reëel risico op ernstige schade. Culturele achtergrond en gewoonten, opleiding, trauma, angst, gebrek aan vertrouwen, schaamte over bepaalde feiten of gebeurtenissen kunnen een impact hebben op het verhaal van de asielzoeker. — Ook moeten de asielinstanties rekening houden met de (culturele) ongelijkheid tussen man en vrouw en met mogelijk opgelegde sociale beperkingen voor vrouwen. De toegang tot informatie en/of de kennis van bepaalde gebeurtenissen van een vrouw kunnen zeer beperkt zijn.2 2. INLEIDING Dat vrouwen kunnen worden blootgesteld aan zeer specifieke vormen van vervolging is een algemeen geaccepteerd feit. Zo worden vrouwen vlugger blootgesteld aan seksueel geweld, familiaal/huiselijk geweld, gedwongen huwelijken, vrouwenbesnijdenis, vervolging wegens het overschrijden van sociale normen en waarden3, maar ook aan bepaalde vormen van eerwraak, gedwongen prostitutie, gedwongen sterilisatie en gedwongen abortus.4 In 1985 concludeerde het ‘Executive Committee’ van UNHCR, de VN-vluchtelingenorganisatie, dat landen vrij zijn om de vluchtelingendefinitie te interpreteren zodat specifieke groepen vrouwen erkend worden als vluchteling.5 Bv. omdat ze behoren tot ‘een bepaalde sociale groep, zoals vrouwen die een inhumane behandeling vrezen omdat zij sociale normen en waarden niet naleven. Inmiddels heeft deze interpretatie zijn weg gevonden in internationale richtlijnen en Europese en nationale wetgeving. Ook het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) heeft aandacht voor de zeer specifieke problemen die vrouwen kunnen ervaren in hun land van herkomst. In het jaarverslag van 2012 stelt het CGVS dat het een ruime interpretatie hanteert van gendergerelateerde motieven die aanleiding kunnen geven tot het vluchtelingenstatuut.6 Uit onderzoek van Vluchtelingenwerk Vlaanderen en het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen (BCHV) blijkt dat het CGVS inderdaad een ruime interpretatie hanteert wat betreft ‘het behoren tot een sociale groep.’ Deze ruime interpretatie maakte al deel uit van de Belgische rechtspraktijk nog voor de omzetting van de EU-Kwalificatierichtlijn in 2006.7 Al in 2005 heeft het CGVS een gendercel opgericht, met als hoofdopdracht de verbetering en harmonisatie van gendergebonden asielaanvragen. Deze gendercel bestaat uit een coördinator en referentiepersonen in elke geografische sectie. De coördinatrice vaardigt richtlijnen uit en houdt daarbij rekening met de specifieke kwetsbaarheid van bepaalde asielzoekers. De referentiepersonen worden ad hoc betrokken bij individuele dossiers. Ook kunnen vrouwen vragen om tijdens het gehoor door een vrouwelijke medewerker van het CGVS gehoord te worden, eventueel in aanwezigheid van een vrouwelijke tolk.8 Over het algemeen ervaren vrouwen en meisjes, die zich in de asielprocedure willen beroepen op hun rechten, meer problemen dan mannen en jongens. Dat komt omdat asielinstanties niet altijd rekening houden met hun geslacht, hun sociale en culturele positie en juridische status. Hierdoor is de procedure voor hen minder toegankelijk.9 De ruime interpretatie van het CGVS van gendergerelateerde motieven die aanleiding kunnen geven voor de Zie bv. het Gehoorhandvest van het CGVS. UN High Comxmissioner for Refugees (UNHCR), Beyond Proof, Credibility Assessment in EU Asylum Systems, Full Report, May 2013, p. 69. 3 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Gender-Related Persecution Within the Context of Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or its 1967 Protocol Relating to the Status of Refugees’’, No.1: Guidelines on International Protection, 7 May 2002, UN doc HCR/GIP/02/01, (hierna: UNHCR-Genderrichtlijnen). 4 Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, jaarverslag 2012, p. 20. 5 ExCom Conclusion, No. 39 (XXXVI), onder (g), 1985, Refugee Women and International Protection. 6 Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, jaarverslag 2012, p. 20. 7 Vluchtelingenwerk, CIRÉ en het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen, 60 jaar Vluchtelingen­ verdrag – een analyse van de Belgische Praktijk en het Internationale en Europese kader, juni 2012, p. 18-22. 8 www.cgvs.be/nl/Kwetsbare_groepen/Gender/ 9 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), UNHCR Handbook for the Protection of Women and Girls, January 2008, p. i 1 2 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 5 erkenning van de vluchtelingenstatus, betekent niet automatisch dat een vrouw de bescherming krijgt waar zij nood aan heeft. Daarvoor moeten ook de specifieke problemen, die vrouwen binnen de asielprocedure kunnen ervaren, erkend worden. Verschillende elementen kunnen de weergave van een asielrelaas of het onderzoek naar een asielaanvraag (negatief ) beïnvloeden. Een gebrek aan informatie, bv. over problemen die een grond voor bescherming kunnen zijn, kan ertoe leiden dat asielzoekers niet alle relevante feiten naar voren brengen. Culturele achtergrond en gewoonten, opleiding, trauma10, angst, gebrek aan vertrouwen en schaamte over bepaalde feiten of gebeurtenissen kunnen een impact hebben op het relaas van asielzoekers. Bovendien moeten we bij vrouwen rekening houden met de (culturele) ongelijkheid tussen man en vrouw en met eventuele sociale beperkingen voor vrouwen. De toegang tot informatie en/of de kennis van een vrouw over bepaalde gebeurtenissen of activiteiten kan zeer beperkt zijn.11 Dat is bv. zo in landen waar de man in het openbaar het gesprek voert voor zijn vrouw. Als gevolg van dergelijke sociale beperkingen kan een vrouw de ervaring en het vertrouwen missen om met een ambtenaar te communiceren en haar verhaal goed naar voren te brengen.12 Verder is het voor vrouwelijke asielzoekers moeilijker om toegang te krijgen tot een geïndividualiseerde asielprocedure die bestaat uit een individueel onderzoek en een individuele beslissing. Reden is dat het asielonderzoek zich richt op de hoofdaanvrager in de asielprocedure, in de meeste gevallen de mannelijke partner van de vrouw. De asielaanvraag van de vrouw wordt dan beoordeeld in relatie tot de aanvraag van haar man, terwijl de vrouw een ander soort vervolging kan vrezen of reeds hebben ondergaan. Ook kan het motief van de vrees voor vervolging bij haar liggen, of haar echtgenoot kan zelf de gevreesde vervolger zijn.13 De toegang tot een individuele asielprocedure is zeer belangrijk, want vrouwen kunnen hun problemen verzwijgen voor hun man en familie of de problemen situeren zich juist in de privésfeer.14 Met dit rapport willen Vluchtelingenwerk Vlaanderen en BCHV in beeld brengen op welke manier het CGVS en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) tijdens de asielprocedure rekening houden met de specifieke positie van de vrouw. En of deze asielinstanties ervoor zorgen dat de vrouw een eerlijke kans krijgt om haar eigen verhaal naar voren te brengen en dat ze op haar eigen verhaal beoordeeld wordt. Op grond daarvan willen Vluchtelingenwerk en BCHV een aantal aanbevelingen richten aan de asielinstanties. Daarnaast willen zij advocaten en begeleiders sensibiliseren voor de problemen die vrouwelijke asielzoekers kunnen ondervinden in de asielprocedure. Ook voor hen zijn er dus een reeks aanbevelingen. Volgende onderzoeksvragen maken geen deel uit van dit rapport: — In welke mate erkent het CGVS bepaalde motieven als gendergerelateerd en als een grond voor de toekenning van de vluchtelingenstatus? — In welke mate informeert het CGVS vrouwelijke asielzoekers? — In hoeverre zet het CGVS vrouwelijke protection officers in bij het horen van asielzoeksters? — Hoe verlopen de werking van de gendercel, de opleiding van protection officers en tolken en andere relevante procedurele aspecten? Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen (BCHV), Trauma, geloofwaardigheid en bewijs in de asielprocedure, juli 2014. 11 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Beyond Proof, Credibility Assessment in EU Asylum Systems : Full Report, May 2013, p. 69. 12 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Beyond Proof, Credibility Assessment in EU Asylum Systems, Full Report, May 2013, p. 70. 13 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), UNHCR Handbook for the Protection of Women and Girls, January 2008, p. 137. 14 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), UNHCR Handbook for the Protection of Women and Girls, January 2008,p. 138. 10 6 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN 3. METHODOLOGIE © UNHCR/ J. Ose / June 2012 Het onderzoek van dit rapport focust op Europese en nationale wetgeving, procedurele en administratieve richtlijnen, documenten van UNHCR en middenveldorganisaties over gender en jaarverslagen en statistieken van het CGVS. Het belangrijkste onderdeel van het onderzoek is een analyse van de rechtspraak van de RvV in volle rechtsmacht die publiekelijk toegankelijk is via de website, www.rvv-cce.be. VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 7 We analyseerden ongeveer 180 arresten, die we selecteerden op basis van de volgende criteria: — Arresten uit de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 oktober 2013. — Arresten waarbij de betrokken asielzoekster afkomstig was uit Afghanistan, Albanië, DR Congo, Irak of Somalië. — Nederlandstalige arresten selecteerden we op basis van een zoekopdracht via de term ‘verzoekster’ (zonder verdere specifieke zoekterm) én verzoekster in combinatie met termen als ‘verkracht’, ‘FGM/VGV’15, ‘gedwongen huwelijk’, ‘prostitutie’, ‘huiselijk geweld’, ‘seksueel geweld’, ‘seksuele uitbuiting’, ‘mensenhandel’, ‘eerwraak’, ‘eremoord’, ‘discriminatie geslacht’, ‘steniging’ en ‘abortus’. — Franstalige arresten selecteerden we op basis van een zoekopdracht via de termen ‘agression,’ ‘mutilation genitale feminine,’ ‘mariage force,’ ‘prostitution,’ ‘violence domicile/conjugale,’ ‘violence sexuelle,’ ‘exploitation sexuelle,’ ‘trafic humain/traite des femmes,’ ‘crime d’honneur,’ ‘muertre d’honneur,’ ‘discrimination sexe,’ ‘genre,’ ‘lapidation’ en ‘avortement’. De arresten hebben betrekking op zowel alleenstaande vrouwen als vrouwelijke asielzoekers in gezinsverband. Want vrouwen ervaren meer problemen om toegang te krijgen tot een geïndividualiseerde asielprocedure die bestaat uit een individueel onderzoek en een individuele beslissing. De analyse beperkten we tot meerderjarige vrouwen en niet-begeleide minderjarige meisjes. De situatie van begeleide minderjarige meisjes laten we buiten beschouwing. De herkomstlanden selecteerden we op grond van de top tien van herkomstlanden in 2012 en 2013 en op grond van het aantal beslissingen in 2012 van het CGVS over asielaanvragen van vrouwen. Van de landen die uit onze eerste selectie relevant leken, analyseerden we de landeninformatie over de situatie van vrouwen. Daarbij hebben wij een zekere geografische spreiding van de landen in acht genomen. Uit deze analyse bleek dat gendergerelateerde vervolging het meest actueel en wijdverspreid is in Albanië, Afghanistan, DR Congo, Irak en Somalië. De situatie in Guinee hebben we buiten beschouwing gelaten omdat deze al meerdere malen onderzocht werd.16 Bij de analyse van de rechtspraak werd onderzocht: — In hoeverre het CGVS en de RvV zijn ingegaan op eventuele zelfstandige motieven van een vrouwelijke asielzoekster, ongeacht of de vrouw die motieven (expliciet) aanhaalde tijdens het onderzoek; — Indien het CGVS en de RvV zijn ingegaan op de zelfstandige motieven van de vrouw, waaruit heeft dit onderzoek dan bestaan; — Hoe de bewijslast verdeeld werd tussen de vrouwelijke asielzoekster en het CGVS of de RvV; — In hoeverre het CGVS en de RvV rekening houden met bepaalde culturele, sociale of psychologische elementen. De analyse is enkel gebaseerd op negatieve beslissingen van het CGVS en op beslissingen van de RvV. Positieve beslissingen van het CGVS zijn immers niet gemotiveerd. Onze analyse van de beslissingen van het CGVS en de RvV is niet volledig, maar geeft wel een duidelijke indicatie van de problemen die kunnen ontstaan in de manier waarop het CGVS en de RvV tijdens de asielprocedure rekening houden met de specifieke positie van de vrouw. Zorgen de asielinstanties ervoor dat de vrouw een eerlijke kans krijgt om haar eigen relaas naar voren te brengen en wordt ze op haar eigen verhaal beoordeeld? Onze bevindingen werden bovendien afgetoetst bij het CGVS. Female Genital Mutulation/ Vrouwelijke Genitale Verminking. Zie bv. Intact, ‘Het Missierapport over Guinea 2011’, 10 oktober 2012. Te raadplegen via http://www.intact-association.org/nl/nieuws/95-rapport-de-mission-cedoca.html 15 16 8 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN 4. WETTELIJK KADER 4.1 KWETSBARE VROUWEN ALS EEN SPECIFIEKE SOCIALE GROEP Bepaalde kwetsbare groepen vrouwen kunnen we beschouwen als behorende tot een sociale groep in de zin van de Conventie van Genève. Indien zij een gegronde vrees voor vervolging aantonen omwille van het behoren tot die sociale groep, dan kunnen zij de vluchtelingenstatus krijgen.17 verminking, gedwongen sterilisatie of gedwongen abortus. Artikel 9 lid 2 onder (a) erkent dat daden van vervolging de vorm kunnen aannemen van seksueel geweld en dat daden van genderspecifieke aard kunnen zijn. Volgens artikel 10 moet er rekening gehouden worden met genderaspecten bij het bepalen of iemand tot een specifieke sociale groep behoort. Ook artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet van 15 december 1980 erkent dat daden van vervolging de vorm kunnen aannemen van seksueel geweld, daden van genderspecifieke aard kunnen zijn en dat er bij het bepalen van een sociale groep rekening moet worden gehouden met genderaspecten. Toch richt dit rapport zich niet op de mate waarin het CGVS bepaalde motieven erkent als gendergerelateerd en als een grond voor toekenning van het vluchtelingenstatuut. Het onderzoekt vooral hoe Belgische asielinstanties aandacht besteden aan specifieke individuele, gendergerelateerde aspecten van het vluchtrelaas van vrouwelijke asielzoekers. Om dit te kunnen beoordelen, moeten we nagaan hoe de asielprocedure moet worden ingevuld. En we gaan na welke procedurele garanties er moeten zijn opdat de asielzoekster een gendergerelateerde vrees voor vervolging naar voren kan brengen en de asielinstanties dit zorgvuldig onderzoeken. © UNHCR / Frederic NOY / October 2012 Overweging (30) van de Preambule van de EUKwalificatierichtlijn18 erkent dat bij het omschrijven van een sociale groep rekening gehouden moet worden met genderaspecten. Deze aspecten kunnen samenhangen met bepaalde juridische tradities en gewoonten, die bv. kunnen leiden tot genitale 4.2 DE ASIELPROCEDURE – ONDERZOEKSPLICHT De asielprocedure moet ervoor zorgen dat er een vertrouwelijke omgeving wordt gecreëerd waarin een asielzoekster zich op haar gemak voelt om haar verhaal te vertellen.19 UNHCR-Genderrichtlijnen. Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (hierna: EU-Kwalificatierichtlijn). 19 UNHCR-Genderrichtlijnen, p. 9; Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (hierna: EU-Asielprocedurerichtlijn), artikel 13, § 2; KB tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen van 11 juli 2003 (hierna: KB CGVS), artikel 13/1. 17 18 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 9 Vrouwelijke asielzoekers moeten individueel gehoord worden, zonder aanwezigheid van familieleden.20 Zij moeten beschikken over voldoende informatie over de asielprocedure en over juridische bijstand. En over het feit dat zij mogelijk een eigen asielrelaas hebben en daarmee een eigen nood aan bescherming. Dit alles in een taal die zij redelijkerwijs kunnen begrijpen.21 Asielambtenaren moeten de asielzoek- die een rol spelen bij een asielverzoek. Dit kunnen aspecten zijn zoals culturele, sociale en religieuze achtergrond; leeftijd, opleidingsniveau en trauma’s.23 Naast de praktische zaken die voornamelijk betrekking hebben op het verloop van het gehoor, moet er een zekere onderzoeksplicht rusten op het CGVS. Zeker als er in een dossier aanwijzingen zijn dat het om een persoon gaat die (mogelijk) tot een bepaalde risicogroep behoort. Deze onderzoeksplicht volgt uit UNHCR-richtlijnen, Europese regelgeving en jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (v). Hoewel de bewijslast bij de asielzoeker rust, ligt de plicht om alle relevante feiten vast te stellen en te evalueren zowel bij de asielzoeker als bij degene die de asielaanvraag onderzoekt, zegt UNHCR. In sommige gevallen moet de ambtenaar die de aanvraag onderzoekt, het nodige bewijs leveren omdat vluchtelingen vaak niet in staat zijn om veel documenten voor te leggen.24 © UNHCR/ Brendan Bannon/ July 2011 ster informatie geven over de mogelijkheid om een ambtenaar en tolk van hetzelfde geslacht te vragen. UNHCR pleit zelfs voor de automatische toewijzing van een vrouwelijke ambtenaar en tolk.22 Daarnaast moeten asielambtenaren altijd rekening houden met de persoonlijke en algemene omstandigheden Volgens UNHCR moeten asielambtenaren rekening houden dat in gendergerelateerde asielaanvragen gewoonlijk bewijsmateriaal vaak niet snel voorhanden is. Statistieken of rapporten over seksueel geweld zijn mogelijk niet beschikbaar omdat seksueel geweld niet gerapporteerd wordt of omdat strafrechtelijke vervolging ontbreekt. Alternatieve vormen van informatie zijn mogelijk wel beschikbaar, zoals getuigenissen van andere vrouwen in soortgelijke situaties of rapporten van ngo’s, andere internationale organisaties of onafhankelijk onderzoek.25 UNHCR-Genderrichtlijnen, p. 9; EU-Asielprocedurerichtlijn, artikel 13 lid 1. UNHCR-Genderrichtlijnen, p. 10 & EU-Asielprocedure richtlijn, artikel 10 lid 1; KB houdende vaststelling van bepaalde elementen van de procedure die dienen gevolgd te worden door de dienst binnen de Dienst Vreemdelingenzaken die belast is met het onderzoek van de asielaanvragen op basis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: KB DVZ), artikel 2 en 3. 22 UNHCR-Genderrichtlijnen, p. 10; KB DVZ artikel 16. 23 UNHCR-Genderrichtlijnen, p. 10-11; EU Asielprocedure richtlijn, artikel 13 lid 3 & KB CGVS (artikel 4, 15 en 27c); KB DVZ. 24 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Handbook and Guidelines on Procedures and Criteria for Determining Refugee Status under the 1951 Convention and the 1967 Protocol Relating to the Status of Refugees, December 2011, UN doc HCR/1P/4/ENG/REV. 3 (hierna: UNHCR Handboek), §196. 25 UNHCR-Genderrichtlijnen, p. 11. 20 21 10 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN Artikel 4 van de EU-Kwalificatierichtlijn bepaalt dat asielzoekers zo snel mogelijk alle elementen moeten aanbrengen om hun asielverzoek te ondersteunen. Vervolgens heeft de lidstaat de plicht om alle relevante elementen in samenwerking met de asielzoeker te beoordelen. Volgens het Europees Hof van Justitie houdt deze samenwerkingsplicht in dat: ‘Indien de door de verzoeker om internationale bescherming aangevoerde elementen om welke reden ook niet volledig, actueel of relevant zijn, de betrokken lidstaat in deze fase van de procedure actief met de verzoeker moet samenwerken om alle elementen te verzamelen die het verzoek kunnen staven. Bovendien heeft een lidstaat mogelijkerwijze gemakkelijker toegang tot bepaalde soorten documenten dan de verzoeker.’26 Ook volgens de vaste jurisprudentie van het EHRM is het eerst aan de asielzoekers om het bewijs te leveren voor hun asielrelaas. Asielzoekers moeten, voor zover dat mogelijk is, materiaal en informatie aanbrengen om aan te tonen dat ze een reëel risico lopen op een onmenselijke behandeling in het land van herkomst.27 Daartoe moeten asielzoekers consistente en geloofwaardige verklaringen afleggen. Deze verklaringen mogen problematische aspecten kennen zonder afbreuk te doen aan de geloofwaardigheid van de asielzoeker. Als dat redelijkerwijs kan verwacht worden, moeten asielzoekers zelf bewijsdocumenten voorleggen. Als een asielzoeker aan deze voorwaarden voldoet en als er in het dossier aanwijzingen zijn voor een reëel risico op onmenselijke behandeling bij terugkeer naar het land van herkomst, verschuift de bewijslast.28 Als een asielzoeker dergelijke aanwijzingen verdedigbaar maakt, is het aan de lidstaat om de twijfel over een mogelijk onmenselijke behandeling weg te nemen.29 In de zaak ‘Singh en anderen tegen België’ oordeelde het EHRM bv. dat het Afghaanse gezin een begin van bewijs leverde en dat het aan de Belgische asielinstanties was om met onderzoek de twijfel weg te nemen over hun toekomstige behandeling in Afghanistan. Zowel het CGVS als de RvV legde de voorgelegde documenten, namelijk identiteitsdocumenten, kopieën van originele paspoorten en documenten van UNHCR naast zich neer zonder de authenticiteit ervan na te gaan. Nochtans waren ze zo pertinent voor de kern van het asielrelaas. Dit is onaanvaardbaar en in strijd met het vereiste diepgaande onderzoek van lidstaten, bedoeld in artikel 3 in samenhang met artikel 13 van EVRM.30 In voorliggend onderzoek kijken we hoe het CGVS de onderzoeksplicht invult, in het bijzonder in dossiers van vrouwelijke asielzoekers uit Afghanistan, Albanië, DR Congo, Irak en Somalië. We onderzoeken in hoeverre het CGVS en de RvV ingaan op eventuele zelfstandige motieven van een vrouwelijke asielzoekster, ongeacht of de vrouw die motieven (expliciet) aanhaalde tijdens het onderzoek. Ook kijken we in hoeverre het CGVS en de RvV rekening houden met bepaalde culturele, sociale of psychologische elementen. HvJ 22 november 2012, C-277/11, M.M./Ierland, § 66. EHRM 5 juli 2005, nr. 2345/02, Said/Nederland, §49. 28 T. Spijkerboer, Subsidiarity and ‘Arguability’: the European Court of Human Rights’ Case Law on Judicial Review in Asylum Cases, International Journal of Refugee Law, volume 21 nummer 1, maart 2009, p.60-61. 29 EHRM 17 juli 2008, nr. 25904/07, NA/Verenigd Koninkrijk, §111; EHRM 28 juni 201, nr. 8319/07 en 11449/07, Sufi en Elmi/Verenigd Koninkrijk, §214. 30 EHRM 2 oktober 2012, nr. 33210/11, Singh en anderen/België, §99-105. 26 27 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 11 5. DE KWETSBARE POSITIE VAN DE VROUW IN DE GESELECTEERDE LANDEN © UNHCR / S. Modola / August 2011 Voor de analyse van de rechtspraak van de RvV selecteerden we vijf landen, namelijk Afghanistan, Albanië, DR Congo, Irak en Somalië. In deze paragraaf bieden we een kort overzicht van de specifieke situatie van vrouwen per geselecteerd land. De overzichten zijn gebaseerd op de geanalyseerde landeninformatie. 12 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN 5.1AFGHANISTAN Uit de geanalyseerde landeninformatie blijkt dat bij de beoordeling van asielaanvragen van vrouwen uit Afghanistan er specifiek aandacht moet uitgaan naar de volgende groepen vrouwen omdat ze een verhoogd risico lopen op vervolging (1) slachtoffers van seksueel of gendergerelateerd geweld en vrouwen die dit risico lopen, (2) slachtoffers van schadelijke traditionele praktijken en vrouwen die dit risico lopen of (3) vrouwen die beschouwd worden de sociale normen te overtreden.31 5.1.1 Slachtoffers van seksueel of gendergerelateerd geweld en vrouwen die dit risico lopen Geweld tegen vrouwen komt in heel Afghanistan op grote schaal voor, ook in de steden Kaboel, Herat en Mazar-i-Sharif. Geweld tegen vrouwen wordt gezien als een privézaak. Vrouwen hebben vooral te lijden onder huiselijk geweld. Huiselijk geweld komt in 95 procent van de Afghaanse huishoudens voor.32 De Afghanistan Independent Human Rights Commission meldt dat er in 2013 24,7 procent meer gevallen waren van geweld tegen vrouwen dan in 2012.33 Alleenstaande vrouwen hebben een mannennetwerk nodig dat hen beschermt. Ze lopen een verhoogd risico op verkrachting, mishandeling en ontvoering.34 5.1.2 Slachtoffers van schadelijke traditionele praktijken en vrouwen die dit risico lopen De positie van de vrouw in Afghanistan wordt grotendeels bepaald door traditie. Traditionele gewoontes die de rechten van vrouwen en meisjes schaden zijn alomtegenwoordig en komen in verschillende mate voor in alle gemeenschappen: kindhuwelijken, weggeven van meisjes om conflicten op te lossen, gedwongen afzondering in het huis, uithuwelijking en eerwraak. De Afghaanse overheid is niet in staat de rechten van vrouwen en meisjes afdoende te beschermen.35 Gedwongen huwelijken, huwelijken met minderjarige meisjes en huiselijk geweld zijn wijdverspreid en ook aanvaard door een groot deel van de Afghaanse bevolking, zowel door mannen als door vrouwen. Hoewel gedwongen huwelijken volgens de wet niet toegestaan zijn, worden overtreders niet vervolgd.36 Vrouwen die zich verzetten tegen een gedwongen huwelijk worden soms op verzoek van hun familie veroordeeld tot een gevangenisstraf.37 5.1.3 Vrouwen die beschouwd worden de sociale normen te overtreden Afghaanse vrouwen hebben beperkt de mogelijkheid om zich aan de heersende normen en opvattingen te onttrekken. In de grote steden is het voor vrouwen mogelijk een relatief moderne levensstijl te hebben, mits de familie hiermee instemt. Als de levensstijl van een Afghaanse vrouw die naar Afghanistan terugkeert volgens haar familie niet conservatief genoeg is, loopt zij een reëel risico het slachtoffer te worden van huiselijk geweld, opsluiting of eerwraak. Dit zal bv. het geval zijn als ze een eigen carrière nastreeft, kritiek heeft op het Afghaanse familieleven, of sociaal gedrag of een seksuele oriëntatie heeft die niet strookt met de opvattingen van haar familie. Vrouwen die beschouwd worden sociale normen te overtreden hebben te maken met sociale stigmatisatie, discriminatie en veiligheidsrisico’s.38 In gebieden die onder effectieve controle van de taliban staan, lopen vrouwen die beschuldigd worden van immoreel gedrag, het risico om berecht te worden UNHCR Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-seekers from Afghanistan, 6 augustus 2013, p. 57. 32 Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, dec. 2013, p. 59-65. 33 Two tales of brutality to women in Afghanistan, BBC News, 18 december 2013. 34 Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, dec. 2013, p. 62. 35 Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, dec. 2013, p. 60-63. 36 Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, december 2013, p. 37 US State Department, Country report on human rights practices 2012 – Afghanistan, 19 april 2013. 38 UNHCR Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-seekers from Afghanistan, 6 augustus 2013, p. 55. 31 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 13 door de parallelle rechtsstructuren. De taliban legt zware straffen op, waaronder zweepslagen of de doodstraf.39 5.2ALBANIË Uit de geanalyseerde landeninformatie blijkt dat bij de beoordeling van asielaanvragen er specifiek aandacht moet zijn voor het feit dat (1) huiselijk geweld in Albanië wijdverspreid is40 en dat (2) vrouwen het risico lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel. 5.2.1 Slachtoffers van huiselijk geweld Ongeveer een op drie Albanese vrouwen is het slachtoffer van fysiek huiselijk geweld.41 Als slachtoffers van huiselijk geweld aangifte doen bij de politie wordt de procedure meestal beëindigd. Ofwel omdat de vrouw haar klacht intrekt als gevolg van sociale druk of economische afhankelijkheid van haar man, ofwel omdat een schriftelijk bewijs ontbreekt.42 De regering van Albanië heeft een aantal belangrijke maatregelen genomen ter verbetering van het wettelijk en beleidsmatig kader rond de preventie van en de strijd tegen huiselijk geweld.43 Speciale VNgezant voor buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies, Christof Heyns, benadrukt het belang van de effectieve uitvoering van deze maatregelen omdat huiselijk geweld in Albanië een hardnekkig probleem is.44 5.2.2 Slachtoffers van mensenhandel Albanese vrouwen en kinderen lopen het risico om het voorwerp te worden van mensenhandel voor seksuele doeleinden.45 Hoewel Albanië stappen onderneemt om de strategie ter bestrijding van mensenhandel te verbeteren, verhindert corruptie bij magistraten de toepassing van de wet en pogingen om slachtoffers bescherming te bieden.46 Bovendien uitte het ‘Committee on the Rights of the Child’ in 2012 de bezorgdheid dat er in Albanië geen effectieve mechanismen bestaan om getuigen en slachtoffers van mensenhandel te beschermen. Verder zou de Albanese overheid geen financiële steun bieden aan ngo’s die onderdak, zorg en bijstand verlenen aan slachtoffers van mensenhandel.47 Vrouwen die het slachtoffer zijn geweest van mensenhandel lopen het risico om bij terugkeer naar Albanië opnieuw een slachtoffer te worden. Een groot deel van de Albanese maatschappij leeft immers een strikte erecode na. Dit betekent dat vrouwen die het slachtoffer werden van mensenhandel veel moeilijkheden zullen ondervinden om zich na hun terugkeer in hun streek van oorsprong opnieuw te integreren. Dit komt door sociale stigmatisatie. Bovendien zou dit een negatief effect hebben op de mogelijkheid zich in een ander deel van Albanië te hervestigen. Bij de beoordeling van asielaanvragen van mogelijke slachtoffers van mensenhandel moeten asielinstanties rekening houden met (I) de sociale en economische status van de familie van de verhandelde vrouw, (2) het opleidingsniveau van de vrouw en haar familie, (3) de fysieke en psychische gesteldheid, (4) de aanwezigheid van een onwettig kind (5) de regio waarvan de vrouw afkomstig is (5) de leeftijd van de vrouw, (6) de voortdurende invloed van mensenhandelaars, (7) eerdere pogingen om bescherming te krijgen en (8) het beschikbare netwerk in het thuisland.48 UNHCR Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-seekers from Afghanistan, 6 augustus 2013, p. 56. 40 Amnesty International Report 2012: The State of the World’s Human Rights, Amnesty International, 2012, p. 59. 41 Albania ‘Failing’ Women Victims of Violence, BalkanInsight, 3 december 2013. 42 Amnesty International Annual Report 2012 – Albania, Amnesty International, 24 mei 2012. 43 C. Heyns, Report of the Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions, UN Human Rights Council, 23 april 2013, p. 9-10. 44 United Kingdom, Home Office, Operational Guidance Note: Albania, December 2013, Albania OGN v12. 45 Social Institutions & Gender Index 2012 – Albania, OECD. 46 US State Department, Trafficking in Persons Report 2012, 19 juni 2012. 47 Consideration of reports submitted by States parties under article 44 of the Convention, UN Committee on the Rights of the Child, 5 oktober 2012, § 82. 48 United Kingdom, Home Office, Operational Guidance Note: Albania, December 2013, Albania OGN v12. 39 14 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN 5.3 DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO Uit de geanalyseerde landeninformatie blijkt dat bij de beoordeling van asielaanvragen van vrouwen uit de DR Congo specifiek aandacht moet uitgaan naar (1) seksueel geweld, (2) huiselijk geweld en (3) discriminatie van vrouwen en meisjes. Deze zaken komen er op grote schaal voor. 5.3.1 Slachtoffers van seksueel geweld De DR Congo is een van de landen waar seksueel en gendergerelateerd geweld het vaakst voorkomt ter wereld.49 In oorlogsgebieden zijn de gevallen van seksueel geweld het talrijkst en wordt verkrachting vaak gebruikt als wapen in het conflict.50 Volgens een Amerikaans onderzoek uit 2011 worden elk uur 48 vrouwen in de DR Congo verkracht, of 400 000 per jaar.51 Een verkrachte vrouw krijgt van haar echtgenoot in veel gevallen het verwijt dat ze het seksueel geweld zelf heeft uitgelokt. Of dat ze zich niet verzet heeft. Binnen de Bantucultuur wordt een verkrachte vrouw uit de gemeenschap verstoten, waardoor ze een afweging moet maken tussen haar behoefte aan gerechtigheid en de sociale gevolgen van een aangifte. De bewijslast bij verkrachting ligt bij het slachtoffer.52 Voor de meeste vrouwen in de DR Congo is het moeilijk om bescherming in te roepen tegen seksueel geweld. In theorie kan ze aangifte doen van verkrachting, maar in de praktijk zien de meeste vrouwen hiervan af omwille van het sociale stigma en het gebrek aan vertrouwen in de rechtsgang. Wanneer een slachtoffer besluit zich tot de autoriteiten te wenden, is het nog maar de vraag of haar zaak in behandeling wordt genomen. Bovendien vragen politieagenten het slachtoffer bijna altijd een financiële bijdrage voor de uitvoering van het onderzoek. Zonder de betaling van steekpenningen aan de ambtenaren van de rechtbank, wordt een gerechtelijke procedure vrijwel nooit in gang gezet.53 5.3.2 Slachtoffers van huiselijk geweld Huiselijk geweld is wijdverspreid in de DR Congo en is niet strafbaar. De politie komt zelden tussen en gerechtelijke instanties ondernemen geen actie.54 Alleenstaande vrouwen, onder wie weduwen of vrouwen die door hun man worden verlaten, bevinden zich in een zeer kwetsbare positie. Na het overlijden van de echtgenoot wordt een weduwe vaak beschuldigd van hekserij. Ze wordt mishandeld of weggejaagd, al dan niet met haar kinderen. Bovendien gaan alle gezamenlijke bezittingen naar de familie van de overleden man.55 Wanneer een vrouw door haar echtgenoot wordt verlaten, wordt ze doorgaans door haar familie opgevangen. Als dit niet mogelijk is, bv. omdat haar familie elders woont, is de positie van de vrouw kwetsbaar. De kans is groot dat ze dan op straat terechtkomt, vrijwel altijd met haar kinderen. Vrouwen die geen opleiding en job hebben en daardoor moeilijk in hun levensonderhoud kunnen voorzien, lopen een grote kans het slachtoffer te worden van misbruik. Vaak worden ze als prostituee gezien, zeker als ze Review of the Democratic Republic of the Congo (DRC) by the Committee on the Elimination of Discrimination Against Women (CEDAW), Elizabeth Glaser Pediatric AIDS Foundation, juni 2013, p. 2. 50 Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, november 2013, p. 56. 51 Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, juni 2012, p. 111. ‘Forty-eight women raped every hour in Congo, study finds’, The Guardian, 12 mei 2011; ‘400,000-plus women raped in Congo yearly: study’, Reuters, 11 mei 2011. 52 Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, november 2013, p. 57. 53 Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, november 2013, p. 57; ‘Submission to the Committee on the elimination of discrimination against women for consideration of the combined 6th and 7th report of the Democratic Republic of the Congo’, REDRESS, 24 juni 2013, p. 2-3. 54 Country Report on Human Rights Practices 2013 – Democratic Republic of the Congo, US Department of State, 27 februari 2014. 55 Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, november 2013, p. 58. 49 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 15 eerder het slachtoffer waren van verkrachting. Er zijn van overheidswege geen voorzieningen voor alleenstaande vrouwen.56 5.3.3 Discriminatie tegen vrouwen Vrouwen nemen in de DR Congo een ondergeschikte positie in. Discriminatie van vrouwen is wijdverbreid. Ze hebben meestal geen toegang tot besluitvorming, adequate gezondheidszorg, onderwijs, schoon water, sanitaire voorzieningen en rechtsmiddelen.57 De Congolese grondwet verbiedt discriminatie op grond van geslacht. Maar wetten geven aan vrouwen niet dezelfde rechten als aan mannen. Zo schrijft de ‘Code de la Famille’ van 1981 voor dat een getrouwde vrouw de goedkeuring van haar man moet bekomen vooraleer ze wettelijke transacties kan verrichten zoals het openen van een bankrekening of het aanvragen van een paspoort. Verder kunnen vrouwen die schuldig worden bevonden aan overspel, gestraft worden tot een jaar gevangenisstraf. terwijl een overspelige man enkel gestraft kan worden als het overspel ‘van schadelijke aard’ is. Een getrouwde vrouw kan evenmin een werkaanbieding aanvaarden zonder de toestemming van haar man.58 De wet stelt eveneens dat een man aan het hoofd staat van zijn gezin en dat zijn vrouw hem moet gehoorzamen.59 5.4IRAK Uit de geanalyseerde landeninformatie blijkt dat bij de beoordeling van asielaanvragen van vrouwen uit Irak specifiek aandacht moet uitgaan naar de volgende groepen omdat ze een verhoogd risico lopen op vervolging; (1) vrouwen die het risico lopen om slachtoffer te worden van seksueel en gendergerelateerd geweld, (2) slachtoffers van schadelijke traditionele praktijken of (3) vrouwen die het risico lopen om slachtoffer te worden van eerwraak.60 5.4.1 Vrouwen die het risico lopen om slachtoffer te worden van seksueel en gendergerelateerd geweld Vrouwen in heel Irak zijn het slachtoffer van gericht geweld. Zo is huiselijk geweld wijdverspreid. Op grond van het Strafwetboek hebben mannen het recht om hun vrouw binnen bepaalde grenzen disciplinair te straffen.61 Vanwege de heersende normen en waarden in Irak zijn veel vrouwen niet bereid aangifte te doen van dergelijk geweld. Bovendien komt het voor dat vrouwen niet weten welke rechten ze hebben. Politie en justitie ondernemen doorgaans weinig tot geen actie in geval van huiselijk geweld, waardoor het in de praktijk moeilijk is om daders strafrechtelijk te vervolgen.62 Het strafrecht stelt verkrachting strafbaar. Maar als de dader met zijn slachtoffer trouwt, wordt hij niet vervolgd. Bovendien wordt verkrachting binnen het huwelijk niet strafbaar gesteld. Slachtoffers van verkrachting doen meestal geen aangifte bij de politie omwille van angst voor sociale stigmatisatie en/of vergelding.63 Als de dader toch wordt vervolgd, zijn de straffen over het algemeen laag.64 Het gebeurt ook dat de familie van het slachtoffer van verkrachting eist dat ze met de dader huwt, om zo eer van de familie hoog te houden. Als het Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, juni 2012, p. 114-115. 57 Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, november 2013, p. 56. 58 US State Department, Country Report on Human Rights Practices 2013 – Democratic Republic of the Congo, 27 februari 2014. 59 CORI Country Report Democratic Republic of Congo; Human Rights Issues, Country of Origin Research and Information, april 2013, p. 46. 60 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), UNHCR Eligibility Guidelines for Assessing the Inter­national Protection Needs of Asylum-Seekers from Iraq, 31 May 2012, UN doc HCR/EG/IRQ/12/03, p. 35-40. 61 ‘No one is safe’, Human Rights Watch, februari 2014, p. 16. 62 US State Department, Country Report on Human Rights Practices 2012, Iraq, 19 april 2013. 63 ‘Iraq: A decade of abuses’, Amnesty International, maart 2013, p. 22. 64 Algemeen Ambtsbericht Irak, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, december 2013, p. 52. 56 16 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN slachtoffer dit weigert, gebeurt het dat haar familie aan een rechter vraagt om haar tot een huwelijk met de dader te dwingen.65 5.4.2 Slachtoffers van schadelijke traditionele praktijken In het Koerdische deel van Irak komt vrouwelijke genitale verminking op grote schaal voor. Volgens een onderzoek uit 2010 van het ministerie van Gezondheid van de Koerdische Regionale Regering heeft ongeveer 41 procent van de vrouwen in de Koerdische provincies Erbil en Sulaimaniya genitale verminking ondergaan. Onderzoek uit 2010 door de ngo WADI wees uit dat 72 procent van de vrouwen uit Sulaimaniya, Erbil en Garmyan genitaal verminkt was. Genitale vrouwenverminking is in de grote steden van de Koerdische Autonome Regio een even groot probleem als op het platteland. Genitale vrouwenverminking komt ook voor in Centraal- en Zuid-Irak, zoals bv. in Kirkuk. Meisjes en vrouwen die tegen de gebruiken in niet besneden zijn, worden door hun familie buitengesloten of verstoten.66 Over het algemeen is de positie van alleenstaande vrouwen in heel Irak kwetsbaar. Vrouwen zijn in het dagelijkse sociale, economische en administratieve verkeer voor veel zaken afhankelijk van hun man of een mannelijk familielid. De vaak noodgedwongen rol van de vrouw als kostwinner of verantwoordelijke voor het gezin wordt door mannen niet altijd geaccepteerd. Ook wordt een vrouw die alleen woont door de gemeenschap in de regel niet geaccepteerd. Bovendien lopen alleenstaande vrouwen, namelijk in Centraal- en Zuid-Irak, een groot risico om het slachtoffer te worden van geweld, verkrachting en mensenhandel. Door financiële druk lopen vrouwen en meisjes uit eenoudergezinnen eveneens een groot risico om het slachtoffer te worden van mensenhandel en gedwongen huwelijk. Alleenstaande vrouwen kunnen niet rekenen op bescherming van de overheid.67 5.4.3 Vrouwen die het risico lopen om slachtoffer te worden van eerwraak Vrouwen hebben ook disproportioneel te lijden onder eergerelateerd geweld. Eerwraak is erop gericht de eer van de familie te herstellen door het ongewenste gedrag van een familielid te bestraffen.68 Het Strafwetboek voorziet dat het eermotief een verzachtende omstandigheid is om strafvermindering te bekomen.69 De traditie van ‘fasl’, waarbij familieleden, ook vrouwen en kinderen aan een andere familie worden verhandeld om een stammenconflict te regelen, blijft vooral in zuidelijke provincies van Irak problematisch.70 5.5SOMALIË Uit de geanalyseerde landeninformatie blijkt dat bij de beoordeling van asielaanvragen van vrouwen uit Somalië specifiek aandacht moet uitgaan naar de volgende groepen vrouwen omdat ze een verhoogd risico lopen op vervolging (1) slachtoffers van seksueel en gendergerelateerd geweld en (alleenstaande) vrouwen zonder bescherming van familie/vrienden/clan of zonder middelen en (2) vrouwen die mogelijk slachtoffer kunnen worden van schadelijke traditionele praktijken.71 5.5.1 Slachtoffers van seksueel en gendergerelateerd geweld en (alleenstaande) vrouwen zonder bescherming van familie/vrienden/clan of zonder middelen Er is sprake van discriminatie tegen vrouwen in Somalië. Seksueel en gendergerelateerd geweld, inclusief huiselijk geweld en vrouwenhandel, is Country Report on Human Rights Practices 2012, Iraq, US Department of State, 19 april 2013. Algemeen Ambtsbericht Irak, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, december 2013, p. 54. 67 Algemeen Ambtsbericht Irak, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, december 2013, p. 50-51; Report on Human Rights in Iraq: July – December 2012, UNAMI, juni 2013, p. 20. 68 Algemeen Ambtsbericht Irak, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, december 2013, p. 52. 69 ‘Report on Human Rights in Iraq: July – December 2012’, UNAMI, juni 2013, p. 20, ‘No one is safe’, Human Rights Watch, februari 2014, p. 16. 70 US State Department, Country Report on Human Rights Practices 2012 – Iraq, US Department of State, 19 april 2013. 71 United Kingdom: Home Office, Country Information and Guidance: Somalia, 9 april 2014, module 3, p. 53 & UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), International Protection Considerations with Regard to people fleeing Southern and Central Somalia, 17 januari 2014, UN doc HCR/PC/SOM/14/01, p. 11. 65 66 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 17 wijdverspreid. Er heerst straffeloosheid. Het geweld wordt zelfs gepleegd door de veiligheidsdiensten van de overheid, gewapende verzetsbewegingen, milities, privé-actoren en AMISOM72-vredestroepen. Ontheemde vrouwen, afkomstig van minderheidsclans, worden in het bijzonder blootgesteld aan seksueel en gendergerelateerd geweld. Gezien het feit dat de Somalische overheid, inclusief in Mogadishu, niet in staat is om effectieve bescherming te bieden, zullen alleenstaande vrouwen zonder bescherming of middelen internationale bescherming nodig hebben.73 In de gebieden onder controle van de rebellengroepering Al-Shabaab gelden strenge regels die vrouwen ernstig in hun vrijheid beperken. Zo zijn er strikte kledingvoorschriften, een verbod om zonder mannelijke begeleiding buiten te zijn, officiële handelingen te verrichten en een verbod voor vrouwen om te werken, behalve huishoudelijk werkzaamheden. Vrouwen lopen het risico op straf bij overtreding van deze regels, bv. opsluiting. Daarnaast maakt Al-Shabaab zich schuldig aan ontvoering van vrouwen en meisjes, moord, steniging en gedwongen uithuwelijking. Vrouwen en meisjes worden ook gerekruteerd door Al-Shabaab, vooral om schoon te maken, te koken, informatie te verzamelen en explosieven te vervoeren, maar ook om (zelfmoord)aanslagen te plegen. Ook worden meisjes gerekruteerd om te trouwen met (buitenlandse) AlShabaabstrijders, al dan niet gedwongen. Vrouwen en meisjes worden vaak als seksslaven gebruikt. Vrouwen die weigeren een gedwongen huwelijk met een Al-Shabaabstrijder aan te gaan, kunnen worden vermoord. Ook familieleden van vrouwen kunnen worden vermoord door Al-Shabaab, als de familie weigert om de vrouw aan een strijder uit te huwelijken.74 5.5.2 Vrouwen die mogelijk slachtoffer kunnen zijn van schadelijke traditionele praktijken Genitale vrouwenverminking is wijdverspreid in Somalië en er bestaat een sterke culturele overtuiging voor de praktijk.75 Genitale verminking wordt door alle clans en bevolkingsgroepen toegepast. Naar schatting 98 procent van de Somalische meisjes in Zuid- en Centraal Somalië ondergaat genitale verminking. Bij circa 63 procent is het de zwaarste vorm van genitale verminking volgens de classificatie van de Wereldgezondheidsorganisatie (type III, ook infibulatie of faraonische besnijdenis genoemd). Als een vrouw trouwt, controleren vrouwelijke familieleden van haar aanstaande man of zij besneden is. Als zij niet of niet zwaar genoeg besneden is, zal dit alsnog moeten gebeuren. Als een vrouw op latere leeftijd nog niet is besneden, wordt dit in de gemeenschap als schandelijk gezien. Als een vrouw die als kind infibulatie heeft ondergaan trouwt, wordt zij tijdens de huwelijksceremonie weer opengesneden zodat geslachtsgemeenschap mogelijk wordt. Vaak is nog een ingreep nodig op het moment dat een vrouw een kind moet baren. Onbesneden vrouwen zijn gestigmatiseerd in de gemeenschap in Somalië en ook binnen Somalische gemeenschappen buiten Somalië. Vrouwen oefenen druk uit op moeders en andere vrouwelijke familieleden om dochters te laten besnijden.76 Gedwongen huwelijken, kindhuwelijken en polygamie komen voor. Het komt voor dat wanneer de man overlijdt, de weduwe gedwongen wordt met de broer van de overledene te trouwen. De kinderen van de weduwe hebben in dit nieuwe huwelijk vaak een ondergeschikte positie. Huwelijken tussen leden van meerderheidsclans en minderheden worden traditioneel niet toegestaan, maar komen wel voor, zij het in beperkte mate. Huwelijken met minderjarigen komen eveneens voor. Huwelijken waar (één van) de partners bij de voltrekking niet aanwezig zijn, worden door sharia wetgeving toegestaan en komen geregeld voor.77 African Union Mission in Somalia, zie ook http://amisom-au.org/ United Kingdom, Home Office, Country Information and Guidance: Somalia, 9 april 2014, module 3, p. 53. 74 Algemeen Ambtsbericht Somalië, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, december 2013, p. 57. 75 United Kingdom: Home Office, Country Information and Guidance: Somalia, 9 april 2014, module 3, p. 55. 76 Algemeen Ambtsbericht Somalië, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, december 2013, p. 58. 77 Algemeen Ambtsbericht Somalië, Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, december 2013, p. 59. 72 73 18 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN 6. DE PRAKTIJK VAN HET CGVS EN DE RVV © UNHCR / S. Schulman / October 2006 Het CGVS bouwt waarborgen in om tijdens de asielprocedure een vertrouwelijke sfeer te creëren voor asielzoekers, ook voor asielzoeksters die vrezen voor gendergerelateerde vervolging. Zo kunnen asielzoeksters op het formulier bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) aangeven dat zij een voorkeur hebben voor een vrouwelijke protection officer en een vrouwelijke tolk. Het CGVS leidt de protection officers op met specifieke aandacht voor gendergerelateerde vervolging en het horen van (mogelijke) slachtoffers van gendergerelateerde vervolging. Elke meerderjarige asielzoeker, dus ook 78 elke meerderjarige vrouw wordt apart gehoord. Het gehoor wordt in principe afgenomen in afwezigheid van kinderen ouder dan een jaar. Het CGVS informeert de asielzoeker tijdens het gehoor over het doel, het verloop en de principes van het gehoor.78 Toch zijn er enkele belangrijke aspecten die bijkomende aandacht vragen van het CGVS en de RvV. We denken aan het onderzoek en de beoordeling ten gronde van asielaanvragen van (mogelijke) slachtoffers van gendergerelateerde vervolging. Zie bv. het CGVS Gehoorhandvest. VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 19 6.1 HET RECHT OP EEN INDIVIDUELE (BEOORDELING VAN DE) ASIELAANVRAAG Als een gezin met een man en een vrouw een asielaanvraag indient, dan wijst het CGVS de man in principe aan als de hoofdaanvrager. Het onderzoek van het CGVS richt zich op de verklaringen van de man en beoordeelt de asielaanvraag van de vrouw in relatie tot de asielaanvraag van de man. Vrees voor vervolging kan natuurlijk ook bij de vrouw bestaan. In dat geval zou het onderzoek zich in de eerste plaats op haar relaas en de elementen van haar asieldossier moeten richten. Uit de geanalyseerde jurisprudentie blijkt dat het CGVS niet in alle gevallen de juiste persoon als de hoofdaanvrager beschouwt. Of het CGVS erkent het recht van een vrouw op een individueel onderzoek van haar asielaanvraag onvoldoende. Dus voldoet het CGVS mogelijk niet aan de zorgvuldigheidsplicht. De RvV volgt het CGVS hierin en erkent daarmee mogelijk ook onvoldoende het recht van een vrouw op een individuele behandeling van haar asielaanvraag. Hierna volgen enkele voorbeelden. 6.1.1 Het CGVS Het eerste voorbeeld is de beslissing van het CGVS van 26 oktober 2012. Deze beslissing betreft een gezin dat Afghanistan heeft moeten verlaten omdat het steniging vreesde. Reden was dat de echtgenote een gedwongen huwelijk weigerde met een (drugsverslaafde) neef. Zij vluchtte vervolgens naar Iran met haar huidige echtgenoot, met wie ze in Afghanistan nooit had kunnen huwen. De man wordt als hoofdaanvrager in de asielprocedure gehoord en het asielrelaas van de vrouw wordt beoordeeld in relatie tot dat van haar man. In de beslissing van de vrouw stellen de asielinstanties dat de vrouw zich op de motieven van haar man beroept en haar beslissing bestaat dan ook uit een kopie van de beslissing van haar man. De vrouw heeft echter zelfstandige motieven om voor vervolging te vrezen, want zij was immers uitgehuwelijkt aan haar neef.79 Een volgende beslissing van het CGVS van 26 april 2012 handelt over een jonge Afghaanse vrouw die zelfstandig een eerste asielverzoek indient. In het verleden diende dezelfde vrouw als minderjarige, samen met haar familie een asielaanvraag in. Het CGVS weigerde de familie toen het vluchtelingenstatuut. In het kader van haar zelfstandige asielaanvraag hoorde het CGVS de jonge vrouw twintig minuten. Nadat de vrouw bij de toevoegingen aangaf dat zij mogelijk een gegronde vrees had omwille van genderspecifieke problemen, sloot de asielinstantie het gehoor af zonder verder onderzoek. De beslissing van het CGVS in haar dossier betreft een kopie van de beslissing van haar vader in zijn tweede asielprocedure. Op de zelfstandig aangevoerde (genderspecifieke) motieven ging het CGVS niet op in.80 De RvV floot hier wel het CGVS terug omwille van een gebrekkig onderzoek naar de gendergerelateerde motieven. Dit arrest van de RvV bespreken we hieronder. Ook de beslissing in het dossier van de Afghaanse lerares is volledig gebaseerd op de beslissing van haar man, ondanks het feit dat zij zelfstandige motieven aanbrengt die voortvloeien uit haar beroep als lerares.81 In deze gevallen erkende het CGVS het recht op een individuele beoordeling van het zelfstandige asielrelaas van de Afghaanse vrouwen onvoldoende. Een beslissing van het CGVS van 21 maart 2013 gaat over een Iraaks gezin dat problemen zou hebben in Irak vanwege hun christelijke geloof. De asielinstanties hoorden de man als hoofdaanvrager in de asielprocedure en beoordeelden het asielrelaas van de vrouw in relatie tot dat van haar man. Haar beslissing bestaat dan ook uit een kopie van de beslissing van haar man. De beslissing van het CGVS maakt wel melding van het feit dat de vrouw tijdens haar gehoor aangaf dat zij verplicht was een CGVS 26 oktober 2012 bevestigd in RvV 28 maart 2013, nr. 100.098; zie ook CGVS 15 december 2011 bevestigd in RvV 15 maart 2012, nr. 77.338; CGVS 23 juli 2012 bevestigd in RvV 14 maart 2013, nr. 98.852; CGVS 29 oktober 2012 bevestigd in RvV 16 april 2013, nr. 101.030; CGVS 30 november 2012 bevestigd in RvV 6 mei 2013, nr. 102.447; CGVS 29 maart 2013 bevestigd in RvV 16 juli 2013, nr. 106.837. 80 CGVS 26 april 2012 teruggestuurd naar het CGVS in RvV 29 augustus 2013, nr. 108.623. 81 CGVS 22 maart 2012 bevestigd in RvV 17 september 2013, nr. 87.679. 79 20 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN hoofddoek te dragen. Hoewel dit niet volstaat om te spreken van een gegronde vrees voor vervolging, vormt deze opmerking mogelijk wel een aanwijzing voor andere problemen die voortvloeien uit haar vrouw-zijn. Daarnaast is de vrouw christelijk en relatief hooggeschoold.82 Deze elementen vormen zelfstandige asielmotieven. Daarom zou het CGVS de asielaanvraag van de vrouw op een meer individuele manier moeten onderzoeken. De RvV annuleert de beslissingen van het CGVS, maar om een andere reden, namelijk omdat het dossier van het CGVS te weinig informatie bevat over familieleden die wel de vluchtelingenstatus hebben kregen.83 Dat het CGVS in bepaalde zaken wel degelijk het belang van het recht op een individuele beoordeling van de asielaanvraag erkent, blijkt uit een beslissing van 31 januari 2012. In deze beslissing hoort het CGVS de Albanese vrouw als hoofdaanvrager. In het verleden is de vrouw slachtoffer geweest van mensenhandel en zij verklaart nog altijd te vrezen voor haar handelaars. De beslissing van de echtgenoot bestaat grotendeels uit een kopie van de beslissing van zijn vrouw. Het CGVS besteedt in de eerste plaats kort aandacht aan de individuele redenen die door de man naar voren worden gebracht.84 Daarmee respecteert het CGVS het recht op een individuele beoordeling van de asielaanvraag van de vrouw, maar ook van de man. 6.1.2 De RvV Over het algemeen volgt de RvV het CGVS in haar beslissing om de man als hoofdaanvrager in de asielprocedure te horen. Dat betekent dat zowel het CGVS als de RvV de asielaanvraag beoordelen vanuit het oogpunt van de man en de asielaanvraag van de vrouw beoordelen in relatie tot die van haar man. In bepaalde uitspraken volgt er een gezamenlijk arrest van de RvV, met de nadruk op het relaas van de mannelijke hoofdaanvrager. In andere uitspraken bestaat het arrest van de RvV uit een kopie van het arrest van de mannelijke hoofdaanvrager.85 Dat de RvV niet in alle gevallen het recht op (de behandeling van) individuele asielaanvraag erkent, blijkt ook uit arrest nr. 100.182 van 29 maart 2013. In deze uitspraak behandelde het CGVS wel degelijk de asielaanvraag van een Iraaks (ongehuwd) koppel apart en nam individuele beslissingen. De RvV daarentegen wijst het beroep van de vrouw af op basis van een kopie van het arrest in het dossier van haar partner. Dit terwijl zij, weliswaar aan die van haar geliefde verwante, maar toch zelfstandige motieven had.86 6.2ONDERZOEKSPLICHT Uit UNHCR-richtlijnen, EU-regelgeving en jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat er een zekere onderzoeksplicht rust op de asielinstanties als een asielzoeker tot een risicogroep behoort. Vluchtelingenwerk en BCHV zijn van mening dat de specifieke situatie van vrouwen in bepaalde landen van herkomst dermate slecht is, dat vrouwen in die landen automatisch tot een risicogroep behoren. Vooral vrouwen uit Afghanistan, Irak en Somalië lopen een verhoogd risico bij terugkeer naar hun land van herkomst. Uit onze geanalyseerde landeninformatie blijkt dat zij een verhoogd risico lopen om slachtoffer te worden. Dat kan zijn van seksueel of gendergerelateerd geweld, CGVS 21 maart 2013 bevestigd in RvV 28 juni 2013, nr. 106.122. In de volgende beslissingen zijn er geen duidelijke aanwijzingen voor het bestaan van mogelijke gendergerelateerde problemen, maar lijkt er ook geen serieus onderzoek te zijn gedaan naar het bestaan van eventueel zelfstandige gendergerelateerde motieven bij de vrouw; CGVS 14 november 2012 bevestigd in RvV 5 juli 2013, nr. 106.394; CGVS 21 maart 2013 bevestigd in RvV 28 juni 2013, nr. 106.124; CGVS 18 december 2012 bevestigd in RvV 7 mei 2013, nr. 102.593; CGVS 30 oktober 2012 bevestigd in RvV 11 april 2013, nr. 100.867; CGVS 15 oktober 2012 bevestigd in RvV 28 maart 2013, nr. 100.103; CGVS 27 september 2012 bevestigd in RvV 21 maart 2013, nr. 99.538; CGVS 31 juli 2012 bevestigd in RvV 28 februari 2013, nr. 98.085; CGVS 23 oktober 2012 bevestigd in RvV 22 februari 2013, nr. 97.730; CGVS 29 oktober 2012 bevestigd in RvV 22 februari 2013, nr. 97.726; CGVS 30 mei 2012 bevestigd in RvV 21 februari 2013, nr. 97.615; CGVS 27 januari 2012 bevestigd in RvV 22 mei 2012, nr. 81.515. 83 RvV 28 juni 2013, nr. 106.122. 84 CGVS 31 januari 2012 bevestigd in RvV 25 april 2012, nr. 80.157. 85 Zie bv. RvV 22 februari 2013, nr. 97.730. 86 RvV 29 maart 2013, nr. 100.182. 82 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 21 schadelijke traditionele praktijken als eerwraak of ze worden beschouwd als iemand die sociale normen en waarden overtreedt. Daarom mogen we van CGVS en de RvV een proactieve houding verwachten als een Afghaanse, Iraakse of Somalische vrouw een asielaanvraag indient. Dit staat los van het feit of deze asielaanvraag zelfstandig wordt ingediend of deel uitmaakt van de asielaanvraag van een gezin. Van het CGVS mag verwacht worden dat het spontaan onderzoekt of er mogelijk gendergerelateerde motieven zijn, ook als deze motieven niet expliciet door de vrouw naar voren worden gebracht. Voor asielzoeksters afkomstig uit landen waar de situatie ook ernstig is, zoals bv. Albanië en de DR Congo, houdt deze onderzoeksplicht in dat, bij minimale aanwijzingen van dergelijke motieven in het dossier, er sprake moet zijn van een actieve houding bij het CGVS. Hoe meer elementen de vrouw naar voren bracht, hoe meer er sprake is van een onderzoeksplicht voor het CGVS. Het onderzoek van het CGVS kan bestaan uit het nogmaals horen van de asielzoekster met specifieke gendergerelateerde vragen, het raadplegen van de gendercel, diepgaander onderzoek van ingebrachte documenten of zelfstandig onderzoek naar landeninformatie. De onderzoeksplicht van het CGVS houdt ook in dat de RvV actiever beslissingen terugstuurt naar het CGVS als deze niet aan deze onderzoeksplicht voldoet. We hebben de indruk dat zowel het CGVS als de RvV deze onderzoeksplicht soms onvoldoende erkent. Hieronder volgen enkele voorbeelden van beslissingen van het CGVS en uitspraken van de RvV die onze indruk bevestigen . 6.2.1 Het CGVS In een beslissing van 29 oktober 2012 oordeelde het CGVS dat de verklaringen van de asielzoekster op verschillende punten onvoldoende overtuigend, onvoldoende aannemelijk en bijgevolg onvoldoende geloofwaardig waren om een persoonlijke vrees aan te tonen. Het CGVS nam aan dat de vrouw gescheiden was van haar eerste man die in Groot-Brittannië woont. Dat de vrouw vervolgens problemen zou hebben gekregen met een tweede man die haar wilde huwen, achtte het CGVS niet geloofwaardig. Uit de beslissing blijkt dat de vrouw een alleenstaande gescheiden vrouw is, die alleen naar België reisde. Ook nam het CGVS aan dat de vrouw relatief hooggeschoold, zelfstandig en initiatiefrijk was.87 Een soortgelijke beslissing nam het CGVS op 23 april 2012. In deze beslissing werd het verhaal van drie (alleenstaande) zussen uit Afghanistan ongeloofwaardig geacht, maar de vrouwen werden wel als zelfstandig en initiatiefrijk omschreven.88 Net omdat het (geschoolde) zelfstandige, initiatiefrijke en/of alleenstaande vrouwen zijn, overtreden ze de Afghaanse traditionele waarden en normen en liepen ze een verhoogd risico in Afghanistan. Toch onderzocht het CGVS deze elementen niet. Het CGVS moet vaststaande elementen die kunnen wijzen op een verhoogd risico hoe dan ook onderzoeken, ook al wordt het asielrelaas ongeloofwaardig geacht. Het CGVS moet immers op basis van alle elementen oordelen of er een gegronde vrees voor vervolging kan worden aangenomen. Zeker als deze elementen op een verhoogd risico wijzen. In een beslissing van 20 december 2012 weigerde het CGVS om de vluchtelingenstatus te erkennen van een vrouwelijke arts uit Irak. Haar problemen met de Muhammadawi-clan werden niet geloofwaardig geacht omdat zij volgens de asielinstantie incoherente verklaringen over haar vervolgers aflegde. Hoewel het CGVS aanneemt dat artsen een verhoogd risico lopen in Irak, toonde de asielzoekster onvoldoende aan dat zij persoonlijk werd geviseerd. Over haar verklaringen over haar verkrachting rept het CGVS met geen woord in de beslissing.89 Uit de beslissing blijkt dat de vrouw zeer hoog opgeleid is en dat zij als alleenstaande vrouw zal moeten terugkeren naar Irak. Zij raakte haar man kwijt in Turkije. Ook blijkt uit UNHCR-richtlijnen dat vrouwelijke artsen in het bijzonder doelwit zijn van moordaanslagen in Irak.90 Het CGVS onderzocht deze elementen niet verder. CGVS 29 oktober 2012 bevestigd in RvV 7 mei 2013, nr. 102.596. CGVS 23 april 2012 bevestigd in RvV 11 december 2012, nr. 93.257. 89 CGVS 20 december 2012 bevestigd in RvV 3 mei 2013, nr. 102.305. 90 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), UNHCR Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-Seekers from Iraq, 31 May 2012, HCR/EG/IRQ/12/03, www.refworld. org/docid/4fc77d522.html, p.23. 87 88 22 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN Nog een beslissing van het CGVS, van 23 januari 2013, gaat over een asielaanvraag van een (alleenstaande) Iraakse vrouw die in België gescheiden is van haar man. In haar tweede asielaanvraag die wel haar eerste zelfstandige asielaanvraag is, beroept de vrouw zich in hoofdzaak op het feit dat zij inmiddels gescheiden is van haar man die haar in België mishandelde. Verder legde de vrouw verschillende documenten neer om haar afkomst en achtergrond als verpleegster aan te tonen en een arrestatiebevel uit 2006. De beslissing van het CGVS gaat in eerste instantie uitgebreid in op de problemen van de geloofwaardigheid van de eerste asielaanvraag en de ongeloofwaardigheid van de ingeroepen problemen met de Koerdische autoriteiten. Vervolgens worden in drie zeer korte paragrafen de problemen met haar man afgedaan als ‘twijfels over de oprechtheid van de problemen’ en ‘gebaseerd op vermoedens en veronderstellingen.’91 Er werd in de beslissing van het CGVS verder niet ingegaan op de gevolgen van de scheiding voor de vrouw en het feit dat zij als alleenstaande gescheiden moeder zal moeten terugkeren naar (Noord-)Irak. Daarnaast loopt medisch personeel zoals verpleegsters een verhoogd risico in Irak.92 Ook dit element werd door het CGVS niet afgewogen bij de beoordeling van het bestaan van een gegronde vrees voor vervolging. De beslissing van het CGVS van de moeder van de Iraakse vrouw, ook van 23 januari 2013, is een kopie van de beslissing van haar dochter. Ook in deze beslissing ging het CGVS eraan voorbij dat de moeder, net als haar dochter, een alleenstaande vrouw zal zijn bij terugkeer naar Irak.93 Opmerkelijk is dat de RvV het relaas van de Iraakse vrouw over jarenlange psychische en fysieke mishandelingen en de bedreigingen door haar man, manifest geloofwaardig achtte. De RvV heeft de vluchtelingenstatus toegekend. Ook aan de moeder kent de RvV voor Vreemdelingenbetwistingen de vluchtelingenstatus toe, omdat ook zij slachtoffer is geweest van het geweld van de ex-echtgenoot van haar dochter. Bovengenoemde elementen worden door RvV slechts aangestipt, maar verder niet aangewezen als bijkomende risico’s voor de vrouwen.94 Juist deze vrouwen, van wie geoordeeld wordt dat ze de sociale waarden en normen overtreden en/of alleenstaand te zijn, lopen een verhoogd risico in Irak. Het CGVS moet onderzoeken of de vaststaande elementen kunnen wijzen op een verhoogd risico, ook al wordt het asielrelaas ongeloofwaardig geacht. Het CGVS moet op basis van alle elementen oordelen of er een gegronde vrees voor vervolging kan zijn. Zeker als elementen wijzen op het behoren tot een risicogroep en een verhoogd risico op vervolging. Een beslissing van 22 maart 2012 handelde over een Afghaanse vrouw die bij DVZ aangaf dat zij huisvrouw was in Afghanistan. Later legde de vrouw bij het CGVS een origineel document neer van het Departement van Vrouwenzaken in Kandahar. Daarin werd geattesteerd dat zij lessen Engels, Dari en wetenschappen gaf aan kinderen. Haar beslissing bestond uit een kopie van de beslissing van haar man, die werd afgewezen vanwege een gebrek aan geloofwaardigheid. Het CGVS ging niet in op de zelfstandige motieven van de vrouw, namelijk dat zij mogelijk verdacht werd van het verspreiden van het christelijke geloof via haar lessen. Daarnaast onderzocht het CGVS het document van het Departement van Vrouwenzaken niet. Toch is dat document pertinent voor de kern van het asielrelaas van de vrouw. Ook voor deze vrouw bestond er mogelijk een gegronde vrees voor vervolging. Omdat zij als vrouw, als lerares, al sinds 2007 weg is uit Afghanistan, kunnen we haar percipiëren als een vrouw die de sociale waarden en normen overtreedt. Daarmee behoort de vrouw tot een risicogroep en had het CGVS diepgaander onderzoek moeten verrichten. Ze kon bv. de authenticiteit van het document van het Departement van Vrouwenzaken in Kandahar onderzoeken.95 CGVS 30 januari 2013 bevestigd in RvV 11 september 2013, nr. 109.598. UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), UNHCR Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-Seekers from Iraq, 31 May 2012, UN doc HCR/EG/IRQ/12/03, p.23. 93 CGVS 23 januari 2013 bevestigd in RvV 11 september 2013, nr. 109.599. 94 RvV 11 september 2013, nr. 109.598, r.o. 2.2.3.1. e.v. & RvV 11 september 2013, nr. 109.599, r.o. 2.2.3. 95 CGVS 22 maart 2012 bevestigd in RvV 17 september 2013, nr. 87.679. 91 92 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 23 HET VERHAAL VAN GULNAR UIT AFGHANISTAN De Afghaanse Gulnar* werkte in Kaboel als lerares Engels op een privéschool. Op een dag kwam haar neef Jaweed* uit de verre provincie Logar haar opzoeken. Gulnar had Jaweed twintig jaar geleden al eens ontmoet, toen hij met zijn moeder naar Kaboel reisde. Door de conflicten in Afghanistan zag Gulnar hem daarna nooit meer. Ze hoorde wel dat Jaweed zich aansloot bij de taliban. Jaweed reisde naar Kaboel om Gulnar ten huwelijk te vragen. Gulnar weigerde verschillende keren om op het huwelijksverzoek in te gaan. Zeker nu er niemand anders bij de verzoeken aanwezig was en Jaweed waarschijnlijk iets anders in gedachte had. Daarop bedreigde Jaweed haar met de dood en verwees daarbij ook naar het feit dat zij als lerares werkte. Gulnar’s vader deed aangifte bij de politie, die beweerde niets te kunnen doen. Vervolgens dook Gulnar onder bij haar tante. Jaweed trok ondertussen met gewapende medestanders naar het ouderlijke huis van Gulnar. Zij sloegen Gulnar’s vader, haar moeder werd bruut op de grond geduwd. Gulnar’s moeder viel op een steen en verloor haar bewustzijn. Zij werd overgebracht naar een ziekenhuis, waar zij na een week overleed aan haar verwondingen. Een nieuwe aangifte bij de politie mocht niet baten. Gulnar en haar vader besloten Afghanistan te verlaten. Op 27 oktober 2008 dienden zij in België een eerste asielaanvraag in. Deze eerste asielaanvraag werd afgewezen door het CGVS op 28 april 2009. Het CGVS verweet Gulnar dat zij niet voldoende kon vertellen over haar neef Jaweed. Het CGVS verwachtte dat Gulnar meer details kon vertellen over de persoon van Jaweed. Daarnaast vond de asielinstantie het ook ‘opmerkelijk’ dat ze na een verblijf om medische redenen in Peshawar terugkeerde naar Kaboel op een moment dat ze zich daar niet veilig achtte. De RvV bevestigde op 22 augustus 2009 de beslissing van het CGVS op basis van soortgelijke overwegingen. Een tweede asielaanvraag, ingediend op 20 oktober 2009, nam DVZ niet in overweging. BCHV stelde in 2011 een advies op waarin ze het profiel van Gulnar uitgebreid uiteen zette. Het profiel van een alleenstaande, ongehuwde sjiitische vrouw, zonder familiaal netwerk of mannelijke voogd. Ze is getraumatiseerd, lerares van beroep en enigszins verwesterd door de enkele jaren verblijf in België. Met het advies van BCHV in handen diende Gulnar een derde asielaanvraag in. DVZ maakte de asielaanvraag over aan het CGVS voor een nieuwe inhoudelijke beoordeling. Gulnar kreeg uiteindelijk de vluchtelingenstatus. Bronnen: zie RvV 28 augustus 2009, nr. 30.756, RvV 29 april 2010, nr. 42.565 en vertrouwelijk BCHV-advies. 24 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN 6.2.2 De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen Arrest nr. 102.307 van 3 mei 2013 ging over het beroep van een jonge Iraakse vrouw tegen een weigering van het CGVS om haar de vluchtelingenstatus toe te kennen. Zowel het CGVS als de RvV baseerde zich daarbij hoofdzakelijk op de beslissing in het dossier van de moeder van de vrouw. Toch bracht de vrouw in het verzoekschrift aan de RvV enkele zelfstandige motieven aan. Zoals het feit dat zij zonder haar vader een jonge, alleenstaande vrouw is, die verder geen bescherming kan genieten. Verder bracht zij aan dat zij een vrijgevochten en bewuste vrouw is die niet in Bagdad in vrijheid kon leven. De RvV besloot hier: ‘Verzoekster beweert dat ze omwille van het feit dat ze een alleenstaande vrouw is tot een risicogroep behoort. Uit de lezing van de informatie die verzoekster aan haar verzoekschrift toevoegt, kan echter niet worden afgeleid dat alleenstaande vrouwen, hoewel ze problemen ondervinden, een reëel risico op ernstige schade lopen.’ De RvV besloot dat de motivering in de beslissing van de moeder van de vrouw volstond en dat er geen bijkomend onderzoek nodig was naar een eventueel bestaan van een reëel risico op ernstige schade.96 De asielzoekster droeg wel degelijk heel specifieke elementen. Deze elementen gaven aanwijzingen voor het behoren tot een risicogroep en het mogelijke bestaan van een gegronde vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade. Elementen die ook door het CGVS niet in overweging werden genomen bij de beslissing. Op basis van de aangedragen informatie in het verzoekschrift had de RvV moeten concluderen dat de algemene situatie van Iraakse vrouwen, die alleenstaand zijn en/of de sociale waarden en normen overtreden, zeer slecht is. Op basis van die gegevens en de elementen die naar voren zijn gebracht door de asielzoekster, had de RvV het CGVS om een nieuw onderzoek moeten vragen. Zo kon ze zich ervan vergewissen dat de vrouw geen gegronde vrees heeft of een reëel risico loopt. In een arrest van 28 maart 2013 werd door een Afghaanse vrouw in het verzoekschrift aangehaald dat zij bij terugkeer naar Afghanistan vervolging vreesde omwille van haar verwesterde gedrag. De RvV besloot dat het motief pas voor het eerst voor 96 97 de RvV naar voren werd gebracht. Het was dus niet in de vragenlijst van DVZ aangegeven, noch aangehaald tijdens het gehoor bij het CGVS. Omdat de verzoekster dit motief niet wist te staven of aannemelijk te maken, kon de RvV geen gegronde vrees of een reëel risico op ernstige schade aannemen. De positie van Afghaanse vrouwen, zeker vrouwen die de sociale normen en waarden overschrijden, is dermate slecht dat zij tot een risicogroep behoren. We mogen dan ook een actieve rol van de RvV verwachten. In dit geval woonde de vrouw een tiental jaar in Iran en verbleef zij inmiddels al enige tijd in België. Zij legde bovendien een aantal algemene rapporten voor ter ondersteuning van haar motief. Hoewel de vrouw haar vrees niet concreet genoeg maakte door enkel naar algemene rapporten te verwijzen, had de RvV op basis van de algemene rapporten moeten concluderen dat de situatie van vrouwen in Afghanistan zeer slecht is. In het bijzonder de situatie van vrouwen die de Afghaanse sociale waarden en normen overschrijden. Op basis van die gegevens had de RvV het CGVS om een nieuw onderzoek moeten vragen om er zeker van te zijn dat de vrouw geen gegronde vrees of een reëel risico loopt.97 Arrest nr. 102.596 van 7 mei 2013 handelde over een beroep van een Afghaanse asielzoekster tegen een weigering tot toekenning van het vluchtelingenstatuut door het CGVS. Het CGVS oordeelde in de onderliggende beslissing dat de verklaringen van de asielzoekster op verschillende punten onvoldoende overtuigend, onvoldoende aannemelijk en bijgevolg onvoldoende geloofwaardig waren om een persoonlijke vrees voor vervolging aan te tonen. Uit het dossier blijkt dat het CGVS aannam dat de vrouw een gescheiden vrouw was, relatief hooggeschoold, zelfstandig en initiatiefrijk. De vrouw zou bij terugkeer naar Afghanistan gepercipieerd worden als een vrouw die de Afghaanse sociale waarden en normen overtreedt. Het CGVS verrichtte naar deze elementen geen onderzoek. Ook de RvV ging niet in op deze elementen en ondersteunde de beslissing van het CGVS. De RvV beschouwde de vrouw niet als alleenstaand omdat zij in Kaboel over een uitgebreid familienetwerk beschikte. Maar de RvV ging vervolgens voorbij RvV3 mei 2013, nr. 102.307, r.o. 2.3.2.2. RvV 28 maart 2013, nr. 100.098. VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 25 aan het feit dat de vrouw relatief hooggeschoold, zelfstandig en initiatiefrijk is.98 De RvV had deze vaststaande elementen moeten erkennen en op basis van de voorliggende algemene rapporten minstens moeten concluderen dat het CGVS de elementen verder zou moeten onderzoeken. Ook in arrest nr. 74.443 gingen de asielinstanties niet in op elementen die wijzen op het behoren tot een risicogroep. In dit geval waren de betrokkenen een Afghaanse vrouw en haar 15-jarige dochter. De RvV achtte het asielrelaas van de vrouw over het geheel ongeloofwaardig, maar ze stelde expliciet dat niet betwist werd dat de verzoekster een moeilijk huwelijk achter de rug had. De vrouw bekwam vanwege de Iraanse autoriteiten de echtscheiding. De RvV hechtte geen geloof aan het asielrelaas. Dus toetste de RvV dit relaas niet af aan de voorwaarden voor erkenning als vluchteling. Toch werden er bepaalde elementen in het relaas van de vrouw niet betwist. Namelijk dat de vrouw een alleenstaande gescheiden vrouw is, die samen met haar minderjarige dochter een tijd geleden uit Afghanistan vertrok. Deze elementen konden wijzen op het bestaan van een mogelijk risico bij terugkeer naar Afghanistan. Om die reden had de RvV deze elementen moeten toetsen aan de voorwaarden voor erkenning als vluchteling of de beslissing moeten terugsturen naar het CGVS voor nader onderzoek.99 Het feit dat de RvV wel degelijk een onderzoeksplicht erkent, blijkt uit een uitspraak van 29 augustus 2013 over een jonge Afghaanse vrouw die zelfstandig een eerste asielverzoek indiende. In het verleden diende zij als minderjarige al eens een asielverzoek in met haar familie. Dat verzoek weigerde het CGVS. Na haar zelfstandige asielaanvraag hoorde het CGVS de jonge vrouw twintig minuten. Aan het einde van het gehoor haalde de jonge vrouw gendergerelateerde motieven aan. Het CGVS onderzocht de zelfstandig aangevoerde motieven, maar wees de jonge Afghaanse vrouw af met verwijzing naar de beslissing van haar vader. De RvV oordeelde: ‘De Raad kan derhalve, na lezing van de bestreden beslissing, het administratief dossier en het verzoekschrift, slechts vaststellen dat niettegenstaande verzoekster duidelijk persoonlijke genderspecifieke motieven aanhaalde, de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen geen enkel onderzoek pleegde naar de situatie van vrouwen/ meisjes in Afghanistan, inzonderheid de situatie van vrouwen/meisjes die terugkeren uit het buitenland. Het genderspecifieke motief wordt op generlei wijze betrokken in de motivering van de bestreden beslissing en de informatie toegevoegd aan het administratief dossier is beperkt tot de algemene veiligheidssituatie. Daarenboven stelt de Raad vast dat het gehoor op het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen twintig minuten duurde en de verzoekster hoofdzakelijk werd gehoord over de redenen waarom zij samen met haar gezin uit Afghanistan vertrok (...). Bij de vraag of verzoekster nog iets wil toevoegen maakt zij melding van de genderspecifieke motieven waarna zonder meer wordt gesteld dat het gehoor wordt afgesloten (...).’100 Met verwijzing naar het arrest N.v. Sweden101, waarin het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de situatie van vrouwen in Afghanistan erkent als zeer precair, besloot de RvV dat het CGVS ermee rekening had moeten houden dat de positie van de vrouw in Afghanistan zeer verschilt dan die in België. Aangezien het CGVS geen onderzoek deed naar een essentieel onderdeel van verzoeksters asielrelaas, namelijk haar gendergerelateerde motieven, vernietigde de RvV de beslissing van het CGVS. 6.3PROFIEL Culturele achtergrond en gewoonten, opleiding, trauma102, angst, gebrek aan vertrouwen, schaamte over bepaalde feiten of gebeurtenissen kunnen een impact hebben op het verhaal dat een asielzoeker naar voren brengt. Bovendien moeten we bij vrouwen rekening houden met de (culturele) ongelijkheid RvV 7 mei 2012, nr. 102.596. RvV 31 januari 2012, nr. 74.443. 100 RvV29 augustus 2013, nr. 108.623. 101 EHRM 20 juli 2010, nr, 23505/09. 102 Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen (BCHV), I juli 2014. 98 99 26 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN tussen man en vrouw en de sociale beperkingen die een vrouw kunnen zijn opgelegd of worden opgelegd. De toegang tot informatie en/of de kennis van bepaalde gebeurtenissen of activiteiten van een vrouw kunnen zeer beperkt zijn.103 Hierna volgen een aantal voorbeelden van beslissingen van het CGVS en uitspraken van de RvV waaruit blijkt dat ze soms onvoldoende rekening houden met het specifieke culturele, sociale en psychologische profiel van de vrouw uit bepaalde landen. 6.3.1 Het CGVS In een beslissing van het CGVS van 26 oktober 2012, werd de vrouw van het gezin gehoord over haar uithuwelijking aan een (drugsverslaafde) neef. Van deze man liep zij weg, samen met haar huidige man. Uit de beslissing blijkt dat de vragen tijdens het gehoor gericht waren op de kennis van de vrouw over haar neef, zijn activiteiten voor de taliban en over zijn familie. Het CGVS wees de asielaanvraag af, mede als gevolg van een gebrek aan kennis van de vrouw over haar neef. Uit de beslissing van het CGVS bleek niet of er rekening werd gehouden met de culturele achtergrond van de vrouw, de sociale beperkingen die haar eventueel werden opgelegd, haar opleidingsniveau, haar leeftijd en het feit dat zij meer dan tien jaar uit Afghanistan is vertrokken. Elementen die de gebrekkige kennis over haar neef en zijn familie zouden kunnen verklaren.104 In een beslissing van het CGVS van 30 juli 2012 riep de asielinstantie in dat een Iraakse vrouw onvoldoende informatie gaf over de werkzaamheden van haar man bij het ministerie van Binnenlandse zaken. Ze verklaarde dat haar man als verhoorder werkte bij de afdeling corruptiezaken. Maar ze kon niet vertellen wat deze functie precies inhield, of hij ook andere taken op zich had genomen. Nam hij bv. deel aan arrestaties of kwam hij tijdens zijn werk in contact is met Amerikanen. Bij deze specifieke overwegingen hield het CGVS geen rekening met de (culturele) ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in Irak en met de sociale beperkingen die de asielzoekster wellicht werden opgelegd. Deze elementen kunnen verklaren waarom haar toegang tot informatie en kennis over de activiteiten van haar man bij het ministerie van Binnenlandse zaken zeer beperkt was.105 Ook in de beslissing van het CGVS van 30 augustus 2012 verweet de asielinstantie een Congolese asielzoekster dat zij onvoldoende wist over haar man. Daarnaast verweet het CGVS haar dat zij bijzonder weinig wist te vertellen over de andere vrouwen van haar man en dat zij niet in staat was de gebeurtenissen in correcte chronologische volgorde te plaatsen. Op geen enkel moment ging het CGVS in de beslissing in op de achtergrond van de vrouw, haar leeftijd of opleidingsniveau. Het CGVS leek ook weinig rekening te houden met de culturele achtergrond en gewoonten. Elementen die minstens voor een deel de gebrekkige kennis van de vrouw zouden kunnen verklaren.106 De beslissing van het CGVS van 14 november 2012 ging over een Somalisch-Ethiopische vrouw die stelde uit Somalië te vluchtten vanwege een gewelddadig huwelijk. Haar man bedreigde haar met de dood. Zij verklaarde ook dat haar zoontje met lichamelijke problemen werd geboren als gevolg van de problemen met haar man en de stress die dat met zich meebracht. Het CGVS wees haar asielaanvraag af door te verwijzen naar haar gebrekkige kennis over de activiteiten van haar man voor de rebellenbeweging van ‘Khatumo State’ en een gebrek aan socio-politieke kennis over de regio waarvan zij zegt afkomstig te zijn. Hoewel het CGVS terecht een aantal vaagheden en inconsistenties vaststelde, UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Beyond Proof, Credibility Assessment in EU Asylum Systems : Full Report, mei 2013, p. 69 104 CGVS 26 oktober 2012 bevestigd in RvV 28 maart 2013, nr. 100.098, zie bv. ook CGVS 31 augustus 2012 bevestigd in RvV 20 februari 2013, nr. 97.487. 105 CGVS 30 juli 2012 bevestigd in RvV 28 februari 2013, nr. 98.210, zie bv. ook CGVS 23 oktober 2012 bevestigd in RvV 22 februari 2013, nr. 77.730; CGVS 23 oktober 2012 bevestigd in 28 februari 2013, nr. 98.232; CGVS 5 december 2012 bevestigd in RvV 11 april 2013, nr. 100.862; CGVS beslissing 14 januari 2013 bevestigd in RvV 3 mei 2013, nr. 102.307. 106 CGVS 30 augustus 2012 bevestigd in RvV 16 mei 2013, nr. 102.956, zie bv. ook CGVS 23 mei 2012 bevestigd in RvV 5 oktober 2012, nr. 89.160; CGVS 13 september 2012 bevestigd in RvV 30 april 2013, nr. 102.212; CGVS beslissing 29 januari 2013 bevestigd in RvV 10 juli 2013, nr. 106.555. 103 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 27 leek er in de beslissing bijzonder weinig aandacht te zijn voor de culturele achtergrond van de vrouw, haar opleidingsniveau en haar leeftijd.107 In een laatste beslissing van het CGVS van 7 mei 2012 hield het CGVS op het eerste gezicht rekening met de culturele achtergrond en gewoonten van de Iraakse asielzoekster. Het CGVS leek echter een zeer subjectieve invulling te geven van die culturele achtergrond en gewoonten. Gevolg is dat het CGVS haar beslissing baseerde op een reeks onwaarschijnlijkheden. Zo achtte ze het onwaarschijnlijk dat de asielzoekster gesprekken (op het dak van het huis of via een gsm) voerde met haar geliefde zonder dat haar mannelijke familieleden hier weet van hadden. Ook achtte de asielinstantie het onwaarschijnlijk dat zij kon wegsluipen tijdens de rouwceremonie voor haar oom terwijl al haar mannelijke familieleden in de moskee waren. En dat het raar zou zijn dat zij zo weinig kon vertellen over haar partner. Ook nam het CGVS aan dat de asielzoekster bepaalde telefoonnummers uit haar hoofd moest kennen. Haar telefoonboekje dat de smokkelaar afnam, kon niet de enige plaats zijn waarin zij haar Iraakse contactgegevens bewaarde.108 Het verkeerd interpreteren van verklaringen en gedrag is in het bijzonder gevaarlijk in de context van cultuuroverstijgende communicatie. Woorden, begrippen en opvattingen kunnen heel diverse betekenissen hebben in verschillende culturen. Een gebrek aan erkenning van de culturele relativiteit van woorden, begrippen en opvattingen kan aanleiding geven tot gebrekkige interpretatie. Begrippen als tijd, afstand en locatie zijn voor culturele interpretatie vatbaar. Bepaalde informatie wordt in de ene cultuur van belang geacht, in de andere cultuur is dezelfde informatie niet of minder van belang.109 Het CGVS lijkt niet in alle beslissingen voldoende rekening te houden met die culturele invulling van verklaringen en gedragingen.110 © UNHCR / A. McConnell / February 2014 CGVS 14 november 2012 bevestigd in RvV 26 maart 2013, nr. 98.728, zie bv. ook CGVS 18 februari 2013 bevestigd in RvV 2 juli 2013, nr. 106.224. 108 CGVS 7 mei 2012 bevestigd in RvV 24 januari 2013, nr. 95.711. 109 UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Beyond Proof, Credibility Assessment in EU Asylum Systems : Full Report, May 2013, p. 67. 110 Zie bv. ook CGVS 26 oktober 2011 bevestigd in RvV 14 februari 2012, nr. 75.102; CGVS 23 juli 2012 bevestigd in RvV 31 januari 2013, nr. 96.348; CGVS 30 augustus 2012 bevestigd in RvV 16 mei 2013, nr. 102.956; CGVS 7 januari 2013 bevestigd in RvV 7 februari 2013, nr. 96.632; CGVS 14 maart 2013 bevestigd in RvV 3 juli 2013, nr. 106.245; CGVS 30 januari 2013 bevestigd in RvV 9 juli 2013, nr. 106.527. 107 28 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN HET VERHAAL VAN LAYLA Layla* is een niet-begeleid minderjarig meisje uit Irak. Ze vluchtte al eens eerder met haar moeder voor de oorlog in Irak. Zij kreeg toen in een andere EU-lidstaat een beschermingsstatuut. Tijdens haar verblijf in die lidstaat leerde zij een jongen kennen met wie ze seksuele betrekkingen had. Layla en haar moeder keerde terug naar Irak, waar ze Layla uitgehuwelijkte aan haar neef. Zij was op dat moment 13 jaar. Layla komt uit een zeer conservatieve familie en vreesde voor de gevolgen als haar familie zou ontdekken dat zij geen maagd meer was. Ze heeft daarop haar moeder in vertrouwen genomen, die haar ontmaagding door een dokter heeft laten vaststellen. Layla wordt door haar moeder afgewezen, maar haar moeder hielp haar wel opnieuw naar Europa te vluchten. op gang. Therapeuten en psychiaters volgden Layla op. Ook BCHV volgde haar uitgebreid op. In maart 2013 stelde BCHV een advies op en ondersteunde deze organisatie Layla bij het indienen van haar tweede asielaanvraag. In 2010 kwam Layla aan in België en diende zij een asielaanvraag in bij DVZ. Na twee jaar wees het CGVS haar asielaanvraag af. Ze diende geen beroep in bij de RvV. Pas na de negatieve beslissing van het CGVS nam Layla een sociaal assistente in vertrouwen. Er kwam een uitgebreide hulpverlening Bij de tweede asielaanvraag Layla de vluchtelingenstatus toegekend door het CGVS. Tijdens het onderzoek naar Layla’s eerste asielaanvraag besteedde het CGVS geen aandacht aan eventuele genderspecifieke problemen. Ook bij de tweede asielaanvraag slaagde Layla er niet in haar problemen te bespreken met de protection officer tijdens het gehoor. Ze was niet in staat om uitgebreide en coherente verklaringen af te leggen. Ditmaal brengt het CGVS hier wel begrip voor op en besluit de protection officer rekening te houden met het BCHV-advies. * Om de privacy van deze asielzoekster te beschermen geven we haar een fictieve naam. Bron: zie vertrouwelijke BCHV-advies VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 29 6.3.2 De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen In een arrest van 2 juli 2013, nr. 106.219 haalde de advocate in het verzoekschrift specifiek aan dat haar Somalische cliënte ernstig getraumatiseerd was. Ze was verkracht door haar man, kreeg een laattijdige miskraam als gevolg van partnergeweld met een zware bevalling omwille van de genitale verminking als jonge vrouw. Door dit trauma was © UNHCR/ S. Baldwin / June 2014 zij niet in staat haar verhaal voldoende goed naar voren te brengen bij de mannelijke protection officer. De RvV besloot dat de opmerking van de verzoekster laattijdig was, niet concreet genoeg en ongegrond om de volgende redenen: de asielzoekster had in de vragenlijst van DVZ niet aangegeven een vrouwelijke protection officer of tolk te willen tijdens haar gehoor bij het CGVS. Bovendien bleek uit het gehoorverslag niet dat de emotionele toestand van de asielzoekster enig verband hield met de mannelijke officer. Ten slotte zijn de problemen met de mannelijke protection officer pas twee maanden na het gehoor en een maand na de be- 111 112 slissing van het CGVS door een begeleidster naar voren gebracht. De RvV komt tot dit besluit, ook al heeft de vrouw tijdens het gehoor het volgende aangegeven: ‘Het is niet gepast voor mij om over sommige dingen te praten, zoals het kind dat ik verloor. Ik zal er emotioneel van worden. Ik praat er niet graag over’. Opmerkelijk was dat de RvV op basis van het gehoorverslag zelf vaststelde dat de asielzoekster wel degelijk emotioneel was tijdens het gehoor bij het CGVS. Daar waar in jurisprudentie wordt aangenomen dat asielzoekers op zijn minst melding moeten maken van gebeurtenissen waar zij liever niet op ingaan111, hetgeen de vrouw in dit geval heeft gedaan, benadrukt de RvV in deze zaak nogmaals; ‘dat van een kandidaat-vluchteling, die beweert te vrezen voor zijn leven en vrijheid en daarom de bescherming van de Belgische autoriteiten vraagt, mag verwacht worden dat hij alle elementen ter ondersteuning van zijn asielaanvraag op correcte wijze en zo accuraat mogelijk aanbrengt, zeker de elementen die de directe aanleiding vormen van zijn vertrek of vlucht uit het land van herkomst. De kandidaat-vluchteling dient dit zo volledig en gedetailleerd mogelijk te doen en dit reeds van bij het eerste interview, daar op hem de verplichting rust om zijn volledige medewerking te verlenen aan de asielprocedure’. De RvV stelde dat de asielzoekster haar bijkomende elementen, die zij niet vertelde aan de mannelijke protection officer, naar voren had kunnen brengen in haar verzoekschrift.112 Los van de vraag of de RvV deze elementen dan in overweging had genomen, lijkt de RvV hiermee te eenvoudig over het trauma van de vrouw heen te stappen. Het zou de zorgvuldigheid van het onderzoek zeker ten goede komen, als de RvV de beslissing teruggestuurde naar het CGVS voor verder onderzoek door een vrouwelijke protection officer van de gendercel. Mogelijk zou daarmee ook een aantal andere vaagheden en inconsistenties verklaren. Het arrest nr. 89.160 van 5 oktober 2012 ging over een beroep van een minderjarig Congolees meisje tegen een weigeringsbeslissing van het CGVS. RvS 24 maart 2004, nr. 129.658; RvV 31 januari 2012, nr. 74.443. RvV 2 juli 2013, nr. 106.219, r.o. 3.5.1. 30 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN Het Congolese meisje stelde dat haar tante haar gedwongen uithuwelijkte. In de onderliggende beslissing overwoog het CGVS in de eerste plaats dat de asielaanvraag van de zus van het Congolese meisje definitief geweigerd was. Haar zus baseerde haar asielaanvraag in 2004 namelijk op soortgelijke motieven. Daarnaast overwoog het CGVS dat het meisje slechts vage verklaringen kon afleggen over de man met wie zij zou moeten trouwen. In het verzoekschrift wordt geargumenteerd dat het CGVS het meisje nooit bevraagde over haar gebrekkige kennis. Er wordt aangegeven dat ze het meisje dom hielden over de man met wie zij moest huwen. De man zag haar als een object. Er vonden nooit echte gesprekken plaats. Dat het meisje verstoken bleef van informatie kunnen we haar dan ook niet verwijten. Daarnaast blijkt uit het verzoekschrift dat het meisje erg jong is, een beperkte scholing genoot en analfabeet is. De RvV motiveerde dat het CGVS wel degelijk en afdoende rekening heeft gehouden met de jeugdige leeftijd van het Congolese meisje. Dat leidde de RvV af uit de stukken van het administratief dossier. De RvV stelt: ‘Aan verzoekster werd een voogd toegewezen, die haar van meet af aan heeft bijgestaan in het doorlopen van de asielprocedure. Wanneer de verzoekster werd gehoord op het CGVS werd zij bijgestaan door haar voogd en raadsman en zij kregen daarbij, zoals in alle stadia van de procedure, de mogelijkheid om bijkomende stukken neer te leggen en/of (aanvullende) opmerkingen te formuleren.’ Daarnaast verwachtte de RvV ook dat zij op elementaire vragen over de man die ze moet huwen, zou kunnen antwoorden. Ook van een jeugdig persoon die slechts de lagere school heeft doorlopen. De RvV overwoog ‘dat verzoekster bewust dom zou zijn gehouden en met B.K. nooit een redelijk gesprek voerde, kan, mede gelet op haar verklaringen bij het CGVS, haar onwetendheid ter zake evenmin verklaren. Vooreerst kan redelijkerwijze worden aangenomen dat de verzoekster aanvankelijk op normale wijze zou zijn voorgesteld aan de man die zij diende te huwen. Daarenboven blijkt uit haar 113 verklaringen dat deze man herhaaldelijk bij haar tante thuis op bezoek kwam en stelde zij dat hij zichzelf daarbij elke keer begon te “verkopen” (...). Hoe dan ook kon redelijkerwijze worden verwacht dat, vooraleer de drastische beslissing te nemen haar land van herkomst te verlaten, verzoekster en haar neef zich minstens omtrent B.K. zouden hebben geïnformeerd nadat deze neef haar meenam uit het huis van haar tante en haar hielp onderduiken, te meer daar haar neef door haar te helpen eveneens ernstige problemen zou hebben gekend met haar tante en B.K. (...).’113 De verwachtingen die de RvV in het onderliggende arrest uitte, lijken een subjectieve invulling te krijgen. Alhoewel de RvV op het eerste gezicht rekening hield met de leeftijd en het opleidingsniveau van het meisje, gaf de RvV een subjectieve invulling aan wat er van een jeugdig persoon met een beperkte opleiding verwacht wordt. De RvV hield onvoldoende rekening met de culturele invulling van verklaringen en gedragingen en daarmee ook met het profiel van het minderjarige Congolese meisje. © UNHCR / S. Schulman / 20 November 2010 RvV5 oktober 2012, nr. 89.160. VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 31 7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Zowel het CGVS als de RvV hebben aandacht voor de zeer specifieke problemen die vrouwen kunnen ervaren in hun land van herkomst. Het CGVS stelt in jaarverslagen dat het een ruime interpretatie hanteert voor gendergerelateerde motieven die aanleiding kunnen geven voor de toekenning van het vluchtelingenstatuut.114 Uit eerder onderzoek van Vluchtelingenwerk en BCHV blijkt dat het CGVS inderdaad een ruime interpretatie hanteert voor ‘het behoren tot een sociale groep.’115 De problemen voor de vrouw kunnen zich immers ook in de privésfeer voordoen. Uit onze analyse van de rechtspraak blijkt dat de asielinstanties soms onvoldoende invulling geven aan het recht van de vrouw op een individuele beoordeling van de asielaanvraag. Vooral in Afghaanse en Iraakse dossiers blijkt dat problematisch. Dit komt omdat deze dossiers meer aandacht vragen voor een bevraging van en een onderzoek naar eventuele individuele, genderspecifieke vervolgingselementen. Het CGVS nam ook verschillende stappen om zorg te dragen voor een vertrouwelijke sfeer tijdens de asielprocedure, ook voor asielzoekers die vrezen voor gendergerelateerde vervolging. Zo kunnen asielzoekers op het formulier bij DVZ aangeven dat zij een voorkeur hebben voor een protection officer van hetzelfde geslacht en een tolk van hetzelfde geslacht. Protection officers worden opgeleid met specifieke aandacht voor gendergerelateerde vervolging en het horen van (mogelijke) slachtoffers van gendergerelateerde vervolging. Elke meerderjarige asielzoeker, dus ook elke vrouw wordt apart gehoord. Het gehoor wordt in principe afgenomen in afwezigheid van kinderen ouder dan een jaar. De asielinstanties informeren de asielzoeker tijdens het gehoor over het doel, het verloop en de principes van het gehoor.116 De onderzoeksplicht die op het CGVS rust, lijken het CGVS en de RvV niet altijd voldoende te erkennen. Uit UNHCR-richtlijnen, EU-regelgeving en jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat er een ruimere onderzoeksplicht rust op de asielinstanties als blijkt de asielzoeker mogelijk tot een risicogroep behoort. Toch vragen nog een aantal knelpunten in het onderzoek van asielaanvragen van (mogelijke) slachtoffers van gendergerelateerde vervolging bijkomende aandacht van het CGVS en de RvV. Zo moeten het CGVS en de RvV blijvend aandacht hebben voor het recht van de vrouw op een individuele beoordeling van haar asielaanvraag. Uit onze analyse van de rechtspraak volgt dat asielinstanties niet altijd erkennen dat een vrouw een zelfstandige asielaanvraag kan hebben. We moeten zorgvuldig nagaan wie er allemaal vervolging kan vrezen: alleen de man, alleen de vrouw of beiden. Als beiden een zelfstandig asielrelaas hebben, moeten de asielinstanties elk asielverzoek apart onderzoeken, zodat beiden voluit hun asielrelaas naar voren kunnen brengen. Vluchtelingenwerk en BCHV vinden dat de specifieke situatie van vrouwen in bepaalde landen van herkomst dermate slecht is, dat deze vrouwen tot een risicogroep behoren. Uit de onderzochte landeninformatie blijkt dat vooral vrouwen uit Afghanistan, Irak en Somalië bij terugkeer naar hun land van herkomst een verhoogd risico lopen. Dat kan een risico zijn om slachtoffer te worden van seksueel of gendergerelateerd geweld, van schadelijke traditionele praktijken, eerwraak of beschouwd te worden de sociale normen en waarden te overtreden. Dit houdt in dat we van het CGVS en de RvV een proactieve houding verwachten wanneer een Afghaanse, Iraakse of Somalische vrouw een asielaanvraag indient. Ongeacht of de vrouw deze asielaanvraag zelfstandig indient of samen met familieleden. Wat DR Congo betreft, is dit afhankelijk van de regio van herkomst van de vrouw. De situatie in Oost-Congo is namelijk dermate slecht dat dezelfde proactieve houding van de asielinstanties verwacht mag worden. We mogen van het CGVS verwachten dat ze spontaan onderzoeken of er gendergerelateerde motieven Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, jaarverslag 2012, p. 20. Vluchtelingenwerk, CIRÉ en het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen, 60 jaar Vluchtelingenverdrag – een analyse van de Belgische Praktijk en Internationaal en Europees kader, juni 2012, p. 18-22. 116 Zie bv. het Gehoorhandvest van het CGVS. 114 115 32 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN zijn, ook als de vrouw deze motieven niet expliciet naar voren bracht. Voor asielzoeksters afkomstig uit landen waar de situatie ook ernstig is, zoals Albanië moet het CGVS een actieve houding aannemen. De onderzoeksplicht verplicht dat als er minimale aanwijzingen zijn in het dossier op een verhoogd risico op gendergerelateerde vervolging. Hoe meer elementen de vrouw aanhaalt, hoe groter de verantwoordelijkheid van het CGVS om deze elementen grondig te onderzoeken. Dat onderzoek kan bestaan uit het (nogmaals) uitgebreider horen van de asielzoekster, met specifieke aandacht voor gendergerelateerde elementen, raadplegen van de gendercel, diepgaander onderzoek naar ingebrachte documenten of zelfstandig onderzoek naar landeninformatie. De onderzoeksplicht van het CGVS houdt ook in dat de RvV actiever beslissingen moet terugsturen naar het CGVS als niet aan deze onderzoeksplicht is voldaan. Uit onze analyse van de rechtspraak blijkt dat vooral in Afghaanse en Iraakse dossiers deze onderzoeksplicht onvoldoende erkend wordt. Helaas blijkt uit onze analyse van de Somalische dossiers dat de geloofwaardigheid van de beweerde afkomst vaak het twistpunt is. Daardoor kunnen we over deze kwestie voor Somalië geen duidelijk beeld krijgen. dat er onvoldoende aandacht is voor het culturele, sociale en psychologische profiel van de vrouw uit elk van de bestudeerde landen. Dus zowel in Albanese, Afghaanse, Congolese, Iraakse als in Somalische dossiers. © UNHCR / E. Hockstein / December 2008 Tot slot moeten het CGVS en de RvV blijvend aandacht hebben voor het profiel van een vrouw bij de beoordeling van het bestaan van een gegronde vrees voor vervolging en/of het bestaan van een reëel risico op ernstige schade. Culturele achtergrond en gewoonten, opleiding, trauma, angst, gebrek aan vertrouwen of schaamte over bepaalde feiten of gebeurtenissen hebben een impact op het verhaal dat een asielzoeker naar voren brengt. Bovendien moeten we bij vrouwen rekening houden met de (culturele) ongelijkheid tussen man en vrouw en de sociale beperkingen die een vrouw kunnen zijn opgelegd of worden opgelegd. De toegang tot informatie en/of de kennis van bepaalde gebeurtenissen of activiteiten van een vrouw kunnen zeer beperkt zijn.117 Uit onze analyse van de rechtspraak blijkt UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Beyond Proof, Credibility Assessment in EU Asylum Systems : Full Report, May 2013, p. 69. 117 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 33 7.1 AANBEVELINGEN AAN HET CGVS Het CGVS nam verschillende maatregelen om ervoor te zorgen dat ze tijdens de asielprocedure een vertrouwelijke sfeer creëert voor asielzoekers, zeker voor asielzoekers die vrezen voor gendergerelateerde vervolging. Toch zijn er nog aspecten die blijvend aandacht van het CGVS vragen. Vluchtelingenwerk en BCHV doen het CGVS graag de volgende aanbevelingen: — Het CGVS moet altijd aandacht hebben voor het zorgvuldig informeren van asielzoekers. Voor aanvang van het gehoor bij het CGVS moeten protection officers uitgebreid informatie geven over het verloop van de asielprocedure, de rechten van de vrouwelijke asielzoekster, in het bijzonder tijdens het gehoor, en de motieven die aanleiding kunnen geven tot erkenning als vluchteling. Wij willen het belang benadrukken van de informatie die het CGVS aan vrouwelijke asielzoekers geeft, ook al maakt dit geen onderdeel uit van ons onderzoek. — Het CGVS moet blijvend aandacht hebben voor het recht van een vrouw op een individuele beoordeling van een asielaanvraag. De asielinstantie moet zorgvuldig nagaan bij wie een vrees voor vervolging kan bestaan: bij de man, bij de vrouw of bij beiden. Op basis daarvan moet ze bepalen of ze de asielverzoeken apart of gezamenlijk behandelt. Het CGVS moet blijvend aandacht hebben voor de onderzoeksplicht die er op het CGVS rust. Uit UNHCR-richtlijnen, EU-regelgeving en jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en het EHRM volgt dat er een zekere onderzoeksplicht rust op de asielinstanties, als een asielzoeker mogelijk tot een risicogroep behoort. De specifieke situatie van vrouwen in bepaalde landen van herkomst is dermate slecht, dat vrouwen in die landen bij voorbaat al tot een risicogroep behoren. Vooral vrouwen uit Afghanistan, Irak en Somalië lopen een verhoogd risico bij terugkeer naar hun land van herkomst. Dit houdt in dat we van het CGVS en de RvV een proactieve houding verwachten wanneer een Afghaanse, Iraakse of Somalische vrouw een asielaanvraag indient. We mogen verwachten van het CGVS dat het spontaan onderzoek doet naar 34 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN mogelijke gendergerelateerde motieven, ook als de vrouw deze motieven niet expliciet naar voren brengt. Wat DR Congo betreft, is dit afhankelijk van de regio van herkomst van de vrouw. De situatie in Oost-Congo is namelijk dermate slecht dat dezelfde proactieve houding van de asielinstanties verwacht mag worden. — Voor asielzoeksters afkomstig uit landen waar de situatie ook ernstig is, zoals Albanië, houdt deze onderzoeksplicht in dat er bij minimale aanwijzingen op gendergerelateerde vervolging het CGVS een actieve houding moet aannemen. Hoe meer elementen de vrouw naar voren brengt, hoe prangender de onderzoeksplicht van het CGVS. Het onderzoek van het CGVS kan bestaan uit het (nogmaals) uitgebreider horen van de asielzoekster, diepgaander onderzoek naar ingebrachte documenten of zelfstandig onderzoek naar landeninformatie. Aan deze onderzoeksplicht kan de asielinstantie voldoen door bv. de gendercel systematisch in te zetten bij interviews van vrouwen uit Afghanistan, Irak en Somalië. Dat garandeert dat er bij de interviews een grote gevoeligheid is voor gendergerelateerde problemen. — Het CGVS moet blijvend aandacht hebben voor het profiel van de vrouw bij de beoordeling van een asielrelaas. 7.2 AANBEVELINGEN AAN DE RVV — De RvV moet altijd aandacht hebben voor het recht van een vrouw op een individuele asielprocedure. De RvV moet zorgvuldig bepalen bij wie een gegronde vrees voor vervolging kan bestaan: bij de man, de vrouw of bij beiden. Blijken ze allebei een zelfstandig asielrelaas te hebben dan moet de RvV de asielverzoeken niet gezamenlijk maar apart behandelen. De RvV moet actiever een asielverzoek terugverwijzen naar het CGVS, als het CGVS onterecht de asielverzoeken gezamenlijk behandelde of onterecht de man als hoofdaanvrager in de asielprocedure hoorde. — De RvV moet blijvend aandacht hebben voor de onderzoeksplicht van het CGVS. Die houdt in dat de RvV actiever beslissingen moet terugsturen naar het CGVS als niet aan deze onderzoeksplicht is voldaan. — De RvV moet blijvend aandacht hebben voor het profiel van de vrouw bij de beoordeling van een asielrelaas. 7.3 AANBEVELINGEN AAN BEGELEIDERS EN ADVOCATEN — Organiseer een individueel gesprek waarbij u het gehoor van het CGVS evalueert, zeker als het gehoor nog niet is bijgewoond door een begeleider of advocaat. Indien nodig kan u bijkomende opmerkingen of informatie naar het CGVS sturen. — Organiseer een individueel gesprek waar de beslissing van het CGVS of het arrest van de RvV besproken en nader toegelicht wordt. Begeleiders en advocaten kunnen een zeer belangrijke rol spelen in de asielprocedure van een vrouw: als vertrouwenspersoon, als informatieverstrekker of als woordvoerder van de vrouw. Dat laatste is als de vrouw niet in staat is haar eigen verhaal constructief naar voren te brengen. Op basis van de voorliggende analyse willen Vluchtelingenwerk en BCHV begeleiders en advocaten het volgende aanbevelen bij de opvolging van vrouwelijke asielzoeksters die mogelijk slachtoffer zijn van gendergerelateerde vervolging: — Nodig vrouwen altijd voor een individueel gesprek uit, ook als ze deel uitmaken van een gezin. Informeer de vrouw mondeling en uitgebreid over het verloop van de asielprocedure, over haar rechten tijdens de asielprocedure (bv. het recht op een vrouwelijke protection officer en het eventuele nut daarvan) en over de redenen die aanleiding kunnen geven tot erkenning als vluchteling. — Wijs ook vrouwen die samen met familie een asielaanvraag indienen op de mogelijkheid dat ze hun vluchtverhaal individueel kunnen laten analyseren. Bij de geringste aanwijzing van gendergerelateerde vervolging tijdens het verloop van de procedure, blijft u het aanbod van een individuele vluchtverhaalanalyse herhalen. © UNHCR / S. Modola / August 2011 — Wordt een vrouw, die mogelijk het slachtoffer is van gendergerelateerde vervolging, gehoord door het CGVS, woon dat gehoor dan bij. Als de vrouw tijdens het gehoor niet in staat blijkt om haar verhaal voldoende te vertellen, maak dan uitgebreid gebruik van de mogelijkheid om op het einde van het gehoor opmerkingen toe te voegen. VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE 35 Dit is een publicatie van Vluchtelingenwerk Vlaanderen Kruidtuinstraat 75, 1210 Brussel T 02 274 00 20 - F 02 201 03 76 [email protected] www.vluchtelingenwerk.be 36 DE VROUW IN DE BELGISCHE ASIELPROCEDURE | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN