België koos in 1830 voor een monarchie

advertisement
SAVES
DOSSIER:
Op 8 september 1944, enkele dagen na de bevrijding van Brussel, keert de
Belgische regering uit Londen terug. De verenigde kamers stellen vast dat de
door de Duitsers gedeporteerde Koning 'in de onmogelijkheid verkeert om te
regeren'.
I. De Koningskwestie
De Belgische grondwet gaat immers uit van de continuïteit van het koningsschap. Daarom ook
wordt in afwachting de broer van de Vorst, Prins Karel, tot Regent benoemd. De Prins was tijdens
de bezetting aan wegvoering ontsnapt door tijdig onder te duiken. Bij de eedaflegging als Regent
benadrukt hij het tijdelijke van zijn taak: "Ik kijk uit naar het uur waarop we de Koning zullen
weerzien en hij samen met onze gevangenen en gedeporteerden bevrijd zal zijn. Het uur waarop
hij opnieuw de grondwettelijke machten die hem toekomen in handen zal nemen."
In het voorjaar van 1945 ontwikkelt zich echter de 'Koningskwestie'. Verschillende partijen
verwijten de Koning ernstige misstappen tijdens de oorlog: de capitulatie zonder goedkeuring van
de regering, inschikkelijkheid tegenover de bezetter. Maar vooral Leopolds ontmoeting met Hitler
in Berchtesgaden in november 1940 wordt hem kwalijk genomen. Over de inhoud van het
gesprek was toen echter bijna niets bekend. Nu weten we dat de Koning van Hitler garanties voor
het behoud van België's onafhankelijkheid probeerde te bekomen. Ook bepleitte hij een
verbetering van de bevoorrading en de vrijlating van de krijgsgevangenen. Alles bleef echter
zonder resultaat.
In de beroering rond het voor of tegen de terugkeer van de Koning pakt de Socialistische Partij uit
met de troonsafstand als een absolute voorwaarde voor het behoud van rust en orde in België.
Met zo'n opvattingen botsen de anti-Leopoldisten hevig met de – voornamelijk katholieke koningsgezinden.
Op 7 mei 1945 bevrijden de Amerikanen de Koninklijke Familie in het Oostenrijkse Strobl. Als
Leopold III aan Premier Achiel Van Acker officieel te kennen geeft dat hij naar België wil
terugkeren, weigert die alle verantwoordelijkheid voor de eventuele gevolgen. In Luik liep een
betoging tegen de Koning al uit de hand.
In België verstrakken de verschillende partijen hun standpunten in de Koningskwestie. Een
probleem, want enkel de verenigde kamers kunnen de 'onmogelijkheid tot regeren' van de Vorst
opheffen. Zijn terugkeer op zich volstaat dus niet.
In afwachting installeert de Koninklijke Familie zich in een villa in het Zwitserse Pregny, bij
Genève. Prins Karel blijft voorlopig over het naoorlogse België regeren.
Al in juli 1945 suggereerde Koning Leopold een volksraadpleging over zijn terugkeer. Na veel
politieke touwtrekkerij bereikt de Belgische regering hierover een akkoord eind 1949. Op 12
maart 1950 trekt het land dan naar de stembus. Bijna drie miljoen kiezers (57,6 %) spreken zich
1
SAVES
uit voor Leopolds terugkeer. De resultaten verschillen echter sterk per regio. In Vlaanderen wil
72 % van de bevolking zijn koning terug, in Wallonië slechts 42 %.
Na heel wat discussie maken de verenigde kamers op 20 juli 1950 een einde aan de
'onmogelijkheid tot regeren' van Leopold III. Twee dagen later is de Koning weer in het land een
verscheurd land. Overal botsen voor- en tegenstanders van de Monarchie. Stakingen, betogingen
en rellen brengen België aan de rand van de burgeroorlog. Om een einde te maken aan de
spanningen en onlusten draagt Leopold zijn rechten over op zijn oudste zoon Boudewijn.
Op 11 augustus 1950 legt de 'Koninklijke Prins' de eed af als plaatsvervanger van zijn
vader. Een jaar later, op 16 juli 1951, ondertekent Leopold III zijn troonsafstand en de
volgende dag bestijgt Boudewijn de troon als vijfde Koning der Belgen.
II. Enkele belangrijke gegevens
2.1 België koos in 1830 voor een monarchie
Gezien de ligging van België en de Europese politieke situatie had zijn onafhankelijkheid een
internationale weerklank.
Om de absolute monarchieën, Pruisen, Oostenrijk en Rusland niet voor het hoofd te stoten sprak
het nationaal congres, de eerste grondwetgevende vergadering van België, zich op 22 november
1830 met 174 stemmen tegen 13 uit voor een grondwettelijke monarchie.
De Koning wordt aangeduid door erfopvolging :
art. 85 van de GW bepaalt " De grondwettelijke macht van de Koning gaat bij erfopvolging over
op de natuurlijke en wettige nakomelingschap, in rechte lijn, van Z.M. Leopold.. van SaksenCoburg en volgens eerstgeboorterecht."
Sinds de grondwetsherziening van 1991 komen ook vrouwen in aanmerking voor de
troonopvolging.
De troonopvolger neemt bezit van de troon na de eedaflegging:
Van het overlijden tot de eedaflegging van de troonopvolger wordt de grondwettelijke macht van
de Koning uitgeoefend door de ministerraad.
Bij het overlijden van de Koning komen de Kamers uiterlijk de tiende dag na het overlijden
bijeen.
De Koning neemt bezit van de troon nadat hij voor de vergadering der verenigde kamers, d.i. de
vergadering van kamerleden en senatoren die tesamen vergaderen in het halfrond van de Kamer,
de eed heeft afgelegd:
"Ik zweer dat ik de Grondwet en de wetten van het Belgische volk zal naleven, ‘s lands
onafhankelijkheid handhaven en het grondgebied ongeschonden bewaren." (art. 90 en 91 van de
2.2 De Belgische monarchie is een constitutionele monarchie
n 1830 lag het verlicht despotisme nog vers in het geheugen van de grondwetgever. Daarom heeft
de Koning geen andere bevoegdheden dan die welke de grondwet en de bijzondere wetten hem
uitdrukkelijk toekennen (art. 105 van de GW).
Welke bevoegdheden kent de grondwet aan de koning toe ?
De koning kreeg bevoegdheden toegewezen in elk van de drie machten:
- Hij is het hoofd van de uitvoerende macht Hij benoemt en ontslaat zijn ministers (art.96
GW); ontbindt onder bepaalde voorwaarden de federale kamers (art. 46 GW); kondigt de
wetten af en maakt ze bekend (art.109 GW); neemt de besluiten voor de uitvoering van de
2
SAVES
wetten (art.108 GW); voert het bevel over de krijgsmacht (art.167); verleent de graden in
het leger (art.107 GW); heeft de leiding van de buitenlandse betrekking en sluit bepaalde
verdragen (art.167) enz.
- Hij oefent een aantal functies uit als deel van de wetgevende macht: hij kan de
wetsontwerpen aan het federale Parlement voorstellen (art.75 GW); hij bekrachtigt de
wetten...
- De Koning komt tussen in de rechterlijke macht: Hij benoemt rechtstreeks of op
voordracht de magistraten bij de rechtbanken en hoven (art.151 GW) en benoemt en
ontslaat de ambtenaren van het openbaar ministerie (art.153 GW).
2.3 De Belgische monarchie is een parlementaire monarchie
De Koning is onschendbaar "The King can do no wrong":
art.88 van de GW "De persoon des Konings is onschendbaar, zijn ministers zijn
verantwoordelijk".
Dit betekent:
- strafrechterlijk : de Koning kan niet worden vervolgd, aangehouden of veroordeeld voor
misdrijven;
- burgerrechterlijk: de koning kan niet gedagvaard worden voor de burgerlijke rechtbank,
ook niet in verband met privé-verbintenissen in verband met zijn privé-vermogen. Er
wordt wel aanvaard dat de intendant gedagvaard wordt bij schuldvorderingen.
– politiek: het Parlement kan de koning niet ter verantwoording roepen, maar wel zijn
federale ministers die verantwoordelijk zijn voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
De onschendbaarheid noodzaakt de monarchie tot terughoudendheid, maar ze is tevens
een waarborg voor haar bestendigheid. De monarchie, die zich hierdoor boven de
politieke, sociale en filosofische zuilen optilt, kan hierdoor een verzoenende rol spelen.
De koning kan en mag niet alleen handelen zonder politieke dekking van een minister:
art. 106 van de GW bepaalt "Geen akte van de Koning kan gevolg hebben, wanner zij niet
medeondertekend is door een minister, die daardoor alleen al verantwoordelijk wordt".
Dit artikel werd toepasselijk gemaakt op iedere handeling van de Koning van zodra zij direct of
indirect een politieke weerslag kan hebben.
De koninklijke onschendbaarheid en onverantwoordelijkheid gaan hand in hand met de
ministeriële verantwoordelijkheid.
Die verantwoordelijkheid bestaat erin dat de minister door de Kamer van
Volksvertegenwoordigers kan ter verantwoording geroepen worden.
De Koning oefent zijn bevoegdheden samen met zijn ministers uit. Het eigenlijke bestuur van de
staat berust dus in feite bij de Regering die hiervoor verantwoordelijk is tegenover de Kamer van
Volksvertegenwoordigers.
2.4. De evolutie van de Koninklijke macht
Leopold I interpreteerde zijn grondwettelijke bevoegdheden op maximale wijze. Dit kon hij
omdat de nieuwe staat diplomatiek en militair belaagd werd. De overleving van de staat vergde
een grote eensgezindheid. Het is de periode van het unionisme.
3
SAVES
Door de democratisering van het stemrecht en de opkomst van de politieke partijen zal de
interventiemacht van de Koning ten overstaan van het regeringsbeleid sterk verminderen.
Toch slaagden Leopold II, Albert I en Leopold III erin bepaalde beleidsdomeinen voor zich te
reserveren (vb. Leopold II - urbanisatie ; Leopold III - buitenlands beleid).
Sinds de koningskwestie van 1951 heeft de koning geen rechtstreekse macht meer.
Dit wil niet zeggen dat de Koning vandaag geen politieke invloed kan uitoefenen. De Koning
behoudt het recht "om door zijn ministers geraadpleegd te worden, hen te stimuleren en te
waarschuwen". Deze beïnvloedingsmacht speelt vooral tijdens regeringscrises.
Maar ook in normale omstandigheden kan de koning tijdens zijn veelvuldige audiënties
beïnvloeden. De Koning ontvangt wekelijks de eerste minister. Het gesprek is geheim zoals ook
het aandeel van de Koning in de eindbeslissingen.
Naast deze beïnvloedingsrol heeft de monarchie vooral een sterke symboolfunctie. De monarch is
de verpersoonlijking van de staat en de eenheid van het land. Hij kijkt erop toe dat de principes
van de federale staat in acht genomen worden.
Het feit dat onze monarchie een belangrijker rol heeft dan in andere Europese landen met een
gelijkaardig systeem is ongetwijfeld te wijten aan het fenomeen van de coalitieregeringen die een
uitvloeisel zijn van ons proportioneel kiessysteem.
2.5 De financiële middelen van de koning
De civiele lijst is de vergoeding die de Koning ontvangt om zijn ambt van staatshoofd te kunnen
uitoefenen.
De civiele lijst wordt bij wet vastgesteld voor de duur van de regering van elke koning (art. 89
van de GW) en is geïndexeerd.
Hierdoor wordt een jaarlijks debat vermeden dat de waardigheid van het koninklijk ambt in
gevaar zou kunnen brengen.
Het bedrag wordt vermeld in de begroting van de dotatiën.
Noch de Kamer van volksvertegenwoordigers, noch de regering, noch het Rekenhof hebben recht
van toezicht op het gebruik van de middelen.
De civiele lijst bedroeg op de uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 1996 253,9 miljoen.
2.6 Het " Huis van de Koning"
Het "Huis van de Koning" is de administratie die de koning bijstaat. Het is een
gewoonterechtelijke instelling die uit 4 luiken bestaat: het kabinet van de Koning dat geleid wordt
door de Kabinetschef en dat zich inlaat met politieke aangelegenheden, de diensten van de
Hofmaarschalk dat zich met ceremoniële kwesties inlaat, het militaire huis van de Koning voor de
militaire aangelegenheden en de diensten van de intendant voor de logistiek.
De medewerkers van het "het Huis van de Koning" zijn persoonlijke medewerkers van de
Koning.
_____________________________
Bron: www.mil.be
www.st-gabriel.be
4
Download