Jongere natuurfilosofen Sofisten Socrates-Plato

advertisement
GRIEKSE FILOSOFIE
KCV Gymn IV
Mythen





Mythen < vraag naar oorsprong
‘Aetiologische’ mythen willen bepaalde
verschijnselen verklaren
Mythe als verklaring vd schepping: kosmogonisch
Mythe als verklaring vd vroegste geschiedenis:
historisch
Plato (4de eeuw) gebruikt ook nog mythen:
pedagogische waarde en kunnen voor hun doel
worden aangepast. Doel: Arète
VROEGSTE WERELDBEELD
Homerus (uit Ionië): hemel boven, Tartarus onder;
Aarde als platte schijf, omgeven door rivier Okeanos;
Okeanos + Tethys (godin vh water) > oorsprong van
alle leven.
Andere mythe: Nacht, door Wind bevrucht, baart groot
ei: boven hemel, onder aarde, ertussen Eros.
Hesiodus (ca 700 uit Boeotië) – ‘leerdichten’ >
Theogonie: uit Chaos > goden

Geocentrisch wereldbeeld
Kritiek op mythische verklaring



Mythe = geen verklaring, maar ene ombekende
inwisselen voor andere (bijv. oorzaak aardbeving is
humeur van Poseidon)
Zesde eeuw: Xenophanes: ‘Als koeien en paarden
konden tekenen, tekenden ze goden als koeien en
paarden.’
Kritiek op blind godsbeeld/geloof; in Griekenland niet
zoiets als een heilig (wet)boek
Ionië
Ionische natuurfilosofen






Ioniërs: contact met andere culturen (Babylonië, Egypte) <
sterrenkunde, wiskunde
Ionische natuurfilosofen (oudere presocraten): Thales –
Anaximander – Anaximenes
We kennen hun werk alleen via latere bronnen (bijv. Plato) –
hoe betrouwbaar?
Zoeken naar principes vd kosmos = ordening > kosmologie
Wereld in principe “kenbaar”
Speculatief, geen experimenten, werken met
vooronderstellingen.
Ionische natuurfilosofen 2




Natuurfilosofische begrippen: PHYSIS = natuur +
natuurprocessen in het heelal, aard vd dingen; ARCHÈ =
begin(punt) én leiden bedingsel, principe
Krachten die met elkaar wedijveren en strijden: warm-koud,
nat-droog
Aarde = droog; water = vocht; lucht = koude; vuur = warmte
Thales van Milete ca.624-545

Voorspelde zonsverduistering en goede olijvenoogst
Berekende hoogte vd piramide dmv schaduw
Wet van Thales:

Berekening hoever een schip van de kust is

Water als oerelement (begin en beginsel)


Anaximander & Anaximenes

Zie uitgereikte fotokopie
Pythagoras ca.582 (Samos)-ca.507




Geboren op Samos. (Polykratos tiran)
Eerste die zich ‘filosoof’ noemde
Ca. 530 > Croton, Zuid-Italië
Leven volgens strenge regels – soort sekte
die politieke en maatschappelijke macht
kreeg – opstand hiertegen > Pythagoras
moet vluchten
Pythagoras 2


Voorschriften, zoals ‘pook het vuur niet op
met een mes’, ‘doe je behoeften niet naar de
zon gericht’, ‘draag geen ring’, ‘kijk niet in de
spiegel bij het licht van een lamp’, ‘wrijf de
afdruk van je lichaam uit het beddengoed’ –
mogelijk overdrachtelijk bedoeld
Spreekverbod over wat er in de school (van
P) gebeurde en werd besproken.
Pythagoras 3: het getal
Verband tussen lengte
van snaar en toon: hoogte (kwaliteit) vd tonen
is evenredig met lengte (kwantiteit).


Structuur vd dingen kon in getallen worden
uitgedrukt < kosmos is via getallen kenbaar >
werkelijkheid werd kwantitatief benaderd.
Pythagoras 4: stelling en getallenmagie


Stelling van Pythagoras:
Figurale getallen:
Pythagoras 5 macht van het getal



Voor Pythagoreeërs hadden getallen
magische krachten: rechtvaardigheid = 4
(want twee gelijke helften 2); 1=hoofd,
2=hart, …, 8= liefde en vriendschap.
Tetractys= figuur van getal 10 (heilig getal)
Werken met tegenstellingen: even-oneven;
rechts-links, rust-beweging, licht-duister, enz.
Pythagoras 6 - Wereldbeeld


Kosmos is begrensd geheel met orde, regelmaat en harmonie:
3 sferen (sphaira=bal/bol); cirkel is volmaakte geometrische
figuur. Sferen draaien concentrisch om elkaar; meest verre
sfeer is Olympus, tweede gebied 5 planeten (Saturnus, Jupiter,
Mars, Venus, Mercurius), derde gebied zon, maan en aarde. Ze
zien de aarde als een bol en niet als middelpunt… Heelal is
volmaakt, dus 10 hemellichamen (sfeer vd vaste sterren 1 +
5planeten + zon, maan, aarde 3 + tegenaarde!)
Harmonie der sferen (wij zijn niet anders gewend, dus horen wij
deze kosmische muziek niet).
Pythagoras 7
Herakleitos (Heraclitus) ca.500




Geboren in Efese ca. 540
Panta rei – alles stroomt; je stapt niet wee
keer in dezelfde rivier
Vuur = oerstof want proces>verandering
Veranderingen niet willekeurig maar volgens
wetmatigheden
Parmenides (Zuid-Italië)






Het zijnde is en het niet zijnde is niet:
Het zijnde is eeuwig
Het zijnde is onveranderlijk
Het zijnde is onbeweeglijk
Het zijnde is één en ondeelbaar
Kennen alleen door denken; zintuigen
subjectief: bedrieglijk
Zeno van Elea
(leerling van Parmenides)

Zintuigen bedrieglijk

Paradoxen: Achilles en de schildpad,
dichotomie (volgens deze redenering is het onmogelijk om
een afstand te overbruggen. Als je een afstand wil
overbruggen, moet je eerst de helft van die afstand
overbruggen. Maar om dat te doen moet je eerst de helft van
die afstand overbruggen en ook voor die helft eerst een helft te
overbruggen. Aangezien afstanden oneindig deelbaar zijn, kan
men onmogelijk een gegeven afstand afleggen.),
vliegende pijl
de
Jongere Natuurfilosofen
Empedocles (480-423): 4 elementen: water,
aarde, lucht, vuur & Haat en Liefde. Pluralisme (<
monisme; Parmenides)
 Liefde: één bolvormig samengetrokken mengsel.
Door Haat uiteen. Evenwicht H-L.
 Wisselingen H-L > denk aan Big Bang en theorie
van uitdijend en inkrimpend heelal.
 Democritus (460-370) oorsprong ‘atomen’ <
ondeelbare deeltjes. Nu quarks, charmes etc..

Naast Fysica (+ Ontologie):
ontwikkeling Ethica in de filosofie.

SOFISTEN (professioneel, ‘internationaal’,
jongerenopvoeders, retoricaleraren): lesgeven in Arète: goed
functioneren als burger.

Protagoras: homo mensura (mens maat van alle
dingen): "Van de goden weet ik niets: niet dat ze bestaan en
evenmin dat ze niet bestaan“ - "De mens is maat van alle dingen. Van
de dingen die zijn wat ze zijn en van de dingen die niet zijn wat ze niet
zijn.“ "Over elke zaak bestaan er twee opvattingen, die tegenover
elkaar staan“

Gorgias: nihilist: 1° - Er bestaat niets.
2° - Áls er al iets was,
zouden wij het niet kunnen kennen. 3° - Áls wij dat wel zouden kunnen kennen,
wij zouden het niet kunnen meedelen.
SOCRATES (469-399)




Gifbeker: beschuld. v.
bederven vd jeugd en
niet voldoen aan
religieuze plichten.
Kennis is algemeen
geldig en te verwerven.
Waarheid is objectief
Geen geschriften;
dialogen
David, De dood van Socrates
Socrates (2; de dialoogvorm)





Vragenspel met eironeia (S. houdt zich vd domme)
Aporia: geen uitweg meer; einde gesprek;
vraagteken
Elenchos: onderzoeken en weerleggen ( aan de
tand voelen): daardoor wakker maken
Weg van de Inductie: vanuit particularia naar het
universale; dmv abstraheren (afpellen); voorbeeld:
allerlei paarden > begrip paard
Eidos: het wezen van iets (‘Idee’)
SOCRATES (3: Deugd)





Deugd = kennis. Socratisch determinisme
S’ ethiek is Intellectualistische ethiek
Gnoothi sauton: ‘Ken jezelf’
Mens moet zelfkennes (sofia) hebben voor
het welzijn van de ziel (psyche)
Dapperheid is (dankzij) kennis; dus
roekeloosheid is geen dapperheid
PLATO (427-347)



Leerling van Socrates; Boeken over ethica en
politiek; in dialoogvorm, vaak met Socrates als
spreker.
Vergelijking vd Grot. Ideeënleer. Ideeën
onvergankelijk en onveranderlijk. Wij kennen slechts
afschaduwing. Moeten de ideeën proberen te
kennen. Ideeën zijn transcendent.
Denken belangrijker dan zintuiglijke waarneming.
Lichaam is eerder obstakel. DUALISME
De Grot (1)
De Grot (2)
Magritte, Ceci n’est pas une pipe
ARISTOTELES (384-322)




Leerling van Plato
Ware werkelijkheid juist om ons heen; ideeën
gevormd door onze geest. Algemene
begrippen niet transcendent maar immanent.
Verandering is realisering van potenties.
Boeken over o.a. biologie, fysica, metafysica,
logica, politiek, ethica
Rafael, Atheense school (detail)
EPICURUS (ca. 300 v. Chr.)



Epicurus (geb. op Samos) sticht in 306 een
filosofische school in Athene. Tuin.
Van Dale: epicurisch (2): genotzuchtig,
wellustig, zwelgend. Epicurisch ook sterk
afgewezen naderhand door het christendom.
Maar dit berust allemaal op slecht lezen en
begrijpen van Epicurus’ filosofie.
Geschriften o.a. zijn ‘Brief aan Menoikeus’.
(Lezen en bediscussiëren.)
Epicurus’ filosofie





De mens moeten zoeken naar geluk. Geluk is een toestand van
onverstoorbare erkenning en acceptatie; deel bepaalt het lot –
daar moet je je in schikken – maar deels bepaal je ook zelf.
Rechtvaardigheid is een menselijke constructie (dus niet van
boven opgelegd door de goden of door de kosmos <>
natuurfilosofen.
Geen angst voor de dood, want de dood gaat ons niets aan.
Streven naar ‘Ataraxia’ (onverstoorbaarheid, gemoedsrust;
taraxos=verwarring, schrik e.d.)
Indien nodig ook onaangename dingen en pijn om een betere
toestand te bereiken.
Gebruik van Praktisch verstand
Vragen en opdrachten bij Epicurus




Lees eerst Epicurus’ brief aan Menoikeus.
Gebruik passages uit deze brief voor de
argumentering bij de volgende opdrachten:
Weerleg de omschrijving van ‘epicurisch’ zoals
gegeven in Van Dale.
Discussieer in groepjes van 4 of 5 (zie
groepsindeling hierna) over hoe Epicurus zich
zou opstellen t.a.v. euthanasie.
Discussieer in dezelfde groepjes eveneens over
hoe Epicurus zich zou opstellen t.a.v. abortus.
DE STOA
Stoa Poikile
Stoa ca. 300 v. Chr.





Alles voorbestemd en daardoor goed/juist
Ratio vanwege voorzienigheid/lot
Mens is politiek dier (<Aristoteles)
Wijsheid hoogste goed. Goederen en
emoties irrelevant voor geluk
“APATHEIA”: vrij zijn van emoties


Stoa werd populair in Rome: Seneca en
keizer Marcus Aurelius
In veel opzichten tegengesteld aan
Epicurisme
Download