Titel: Geschreven door: Jaar: Taal: Vorm: Periode: Thema: Bron: Uitgever: Warenar Hooft, P.C. Auteursinformatie 1617 Nederlands Toneelstuk Zeventiende eeuw Gierigheid Jongenelen, Bas NBD Biblion Samenvatting Voorrede Miltheydt wil de macht krijgen in het huis van Warnar, omdat Gierigheydt er al te lang de baas is. Sinds de grootvader van Warnar in de haard een pot met goud verborgen heeft, is het al Gierigheydt wat daar in huis de klok slaat. Warnar heeft de pot teruggevonden. Zijn dochter Claertje is zwanger en moet trouwen, maar dat kan alleen gebeuren, als Gierigheydt verdwijnt. Miltheydt vertelt dat het toneelstuk een 'potterij' is (een verhaal dat draait om een pot), en dat Miltheydt de plaats van de lar , de Romeinse huisgod, uit het stuk van Plautus heeft ingenomen. Expositio (eerste bedrijf) Warnar wantrouwt iedereen, ook zijn huishoudster Reym. Hij vreest dat zij er vandoor zal gaan met de pot goud die hij in zijn huis gevonden heeft. Claertje, de dochter van Warnar, is zwanger en moet trouwen, maar Warnar weet dit niet. Reym wel en zij maakt zich zorgen om Claertje. De buren van Warnar, broer en zus Rijckert en Geertruyd, spreken over trouwen. Rijckert moet volgens Geertruyd maar eens gaan trouwen en zij weet wel iemand: Lobberich, de weduwe van Klaesje Klik. Rijckert heeft iemand anders op het oog: buurmeisje Claertje. Rijckert maakt een praatje met Warnar en hij vraagt de hand van zijn dochter. Warnar zegt dat hij geen bruidsschat kan geven, maar Rijckert vindt dit niet erg - hij is immers rijk genoeg van zichzelf. Warnar geeft Reym de opdracht om het huis schoon te maken, omdat er 's avonds een diner zal zijn ter ere van de bruiloft, en Rijckert zal betalen! Intrige (tweede bedrijf) Rijckert stuurt zijn knecht Lecker om alles te regelen voor de bruiloft. Teeuwes de kok en Casper de hofmeester zullen het diner verzorgen. Ze vinden het wel raar dat de bruidegom alles betaalt, dat is tegen de gewoonte. Teeuwes en Casper weten dat Warnar erg gierig is, maar dat hij niet eens voor zijn dochters huwelijk wil betalen, slaat toch eigenlijk alles. Gedrieën gaan ze naar Warnars huis, pratend over het eten. Warnar hoort hen zeggen: 'Deze pot is te klein' (r. 566) en jaagt hen het huis uit, omdat hij denkt dat ze het over de pot met goud hebben. Climax (derde bedrijf) Warnar merkt dat er sprake was van een misverstand en verzint de smoes dat hij zich bedreigd heeft gevoeld door het lange koksmes. Hij verdenkt Rijckert er echter van dat deze de mannen ingehuurd heeft om de pot te stelen. Rijckert komt op bezoek en prijst Warnar om zijn zuinigheid. Rijckert brengt het gesprek weer op de bruiloft: hoe staat het met de huwelijkswijn? Warnar associeert hierop door en vermoedt dat Rijckert hem dronken wil voeren om daarna de pot te stelen. Katastrofe (vierde bedrijf) Lecker vertelt dat hij Ristert (Ritsaert), de neef van Rijckert en de zoon van Geertruyd, op de hoogte heeft gebracht van het huwelijk. Ristert was geschrokken, want hij is de vader van het kind van Claertje. Lecker loopt langs het kerkhof en ziet daar Warnar verdacht rondlopen. Warnar heeft zojuist de pot verstopt. Hij ontdekt Lecker en ranselt hem af: hij scheldt hem uit voor dief en hij fouilleert hem. Aangezien Lecker vijfhonderd gulden uit de kas van Rijckert gestolen heeft, vindt Warnar nog geld ook! Hij neemt hem het geld af. Geertruyd is boos op haar zoon, maar hij verklaart zich bereid met Claertje te trouwen. Ze vindt het jammer dat hij geen rijker meisje heeft uitgekozen. Lecker heeft de pot met goud gevonden, onder de steiger bij de molenwerf. Warnar ontdekt de diefstal en begint te jammeren. Ritsaert denkt dat Warnar zo tekeer gaat vanwege zijn zwangere dochter en hij bekent. Het misverstand wordt uit de wereld geholpen en Ritsaert vraag Warnar de hand van zijn dochter. Rijckert ziet af van het huwelijk en Ritsaert belooft mee te helpen zoeken naar de pot. Peripetie (vijfde bedrijf) Ritsaert komt Lecker tegen en ziet de pot met geld. Hij dwingt hem mee te gaan naar Warnar. Reym haalt Geertruyd om Claertje te helpen met bevallen. Lecker geeft de pot terug aan Warnar. Deze geeft het geld als huwelijkscadeau. Reym en Geertruyd komen met de baby: een gezonde zoon. Warnar is er erg blij om en Lecker maakt van de gelegenheid gebruik om Warnar vijfhonderd gulden te vragen. Hij krijgt het, want Warnar zal nooit meer gierig zijn. Thematiek Warenar is een karakterblijspel; dit betekent dat de humor draait om het karakter van een of meer personages. In dit geval gaat het om één personage: Warnar de gierigaard. Toch heeft Warenar ook wat kenmerken van een intrigeblijspel: door misverstanden wordt de plot gedreven. Als Warenar een moderne televisieserie was, zou het een sitcom zijn: een situation comedy waarin misverstanden en gekke karaktertrekken zorgen voor de humor. Titel en motto's Ware-nar, dat is: Aulularia van Plautus, nae 's Landts ghelegentheyt verduytschet: en ghespeelt in de eenighe en eerste Nederduystsche Academi . Zo luidt de volledige titel van wat normaliter Warenar genoemd wordt. Hooft heeft het klassieke stuk Aulularia van Plautus 'verdietst', hij heeft het Nederlands gemaakt: het speelt zich af in Nederland en de personages spreken Nederlands. Hij is dus verdergegaan dan de Aulularia te vertalen. Het toneelstuk heeft geen motto, maar wel een voorrede ('Voor-reden') die min of meer als motto geldt. De voorrede bestaat uit een dialoog tussen twee allegorische personages: Miltheydt en Gierigheydt. Eigenlijk was dit vreselijk ouderwets van Hooft, allegorische personages pasten meer bij de (late) Middeleeuwen dan bij de Renaissance. Structuur en techniek De Griekse filosoof Aristoteles heeft in zijn boek Poëtica beschreven waaraan een goed toneelstuk moet voldoen, de Romein Horatius deed dit nog eens dunnetjes over in zijn werk Ars poetica . Hoewel beide schrijvers over literatuurtheorie hun regels nooit als dwingend hebben bedoeld, is dit wel zo opgevat door de schrijvers uit de Renaissance. Aangezien P.C. Hooft van het verhaal van de vrek een klassieke komedie maakte, heeft hij zich aan bijna alle aspecten en regels die door Aristoteles en Horatius opgesteld zijn, gehouden. Een van de regels was dat een toneelstuk opgebouwd moest zijn uit vijf bedrijven: expositio - intrige - climax - katastrofe - peripetie (uiteenzetting - voorbereiding - opvoering van de spanning verlies van de strijd - afloop). Warenar bestaat inderdaad netjes uit vijf bedrijven (zie hiervoor de paragraaf 'Samenvatting'). Het stuk dat aan Warenar vooraf gaat, hoort niet thuis bij de indeling in vijf bedrijven, deze voorrede heeft min of meer de functie van motto (zie hiervoor de paragraaf 'Titel en motto's'). Een andere regel was de eenheid van tijd, plaats en handeling . De handeling in een toneelstuk moest zich afspelen binnen 24 uur, een dag en een nacht, dit is de eenheid van tijd. Als het verhaal een langere periode zou beslaan, werd het voor de toeschouwers moeilijk om te volgen. Warenar voldoet aan deze regel, maar dat is meteen ook een zwakke plek. De gebeurtenissen zijn zo divers dat ze nooit op één dag plaats kunnen vinden. Iedere scène op zichzelf is zeker overtuigend, maar het tijdsverloop van het hele stuk is minder waarschijnlijk. De eenheid van plaats betekent dat het hele stuk zich op één plaats moest afspelen. Eventueel kon er van plaats gewisseld worden bij de wisseling der bedrijven, maar dit mocht niet te vaak gebeuren en de plaatsen waartussen gewisseld werd mochten niet te ver uiteen liggen. Het is goed mogelijk om Warenar te spelen met één decor, want het stuk speelt geheel op straat, rondom het huis van Warnar. De wet van eenheid van plaats is door Hooft dus gewaarborgd. De eenheid van handeling is dat er maar één verhaallijn gespeeld mag worden, anders dan bij een epos of een roman, daarin mogen meer verhaallijnen verteld worden aan de lezer. Hooft heeft zich ook aan deze wet gehouden: de belevenissen van vrek Warnar maken het verhaal. Als laatste regel van de klassieke tragedie kan hier genoemd worden dat het maximum aantal sprekende personages drie is. Deze regel is voor meer uitleg vatbaar: zo zijn er schrijvers die drie personages opvoeren in het hele toneelstuk, er zijn er echter ook die wel meer dan drie sprekende personages hebben, maar waarvan er niet meer dan drie tegelijk op het toneel staan. Hooft gebruikt de laatste uitleg voor zijn Warenar : er zijn nooit meer dan drie sprekende personen tegelijk op het toneel. Personages Warenar bevat geen round characters , de enige die daarbij in de buurt komt, is Warnar die aan het begin van het toneelstuk gierig is en op het eind vrijgevig. Miltheydt is de allegorische personage uit de voorrede die de mildheid representeert. Gierigheydt speelt ook in de voorrede, een allegorisch personage, als presentatie van de gierigheid. Warnar is de vrek, door zijn gierigheid doet hij vreemd, hij is dus een ware nar. Op het eind van het toneelstuk heeft hij zijn gierigheid afgezworen en is hij mild geworden. Reym is de dienstmeid van Warnar. Geertruyd is de buurvrouw van Warnar, ze is de zus van Rijckert en de moeder van Ritsaert. Rijckert is een ongetrouwde man die op zoek is naar een vrouw. Hij woont met zijn zus Geertruyd naast Warnar. Hij heeft Claertje op het oog, maar geeft haar op als hij te weten komt dat ze zwanger is van zijn neef Ritsaert. Ritsaert (zijn naam wordt ook gespeld als Ristert) is de zoon van Geertruyd. Hij heeft Claertje zwanger gemaakt. Lecker is de jongste bediende van Rijckert. Casper is de hofmeester die de verantwoordelijkheid heeft voor het goede verloop van de bruiloft. Casper is een Brabander. Teeuwes is de kok die voor het huwelijk zal koken. Claertje komt in het hele toneelstuk niet voor als personage. Ze is de dochter van Warnar en is zwanger van Ritsaert. Op het laatst bevalt ze van een zoon. Toch blijft ze onzichtbaar voor het publiek. Taal en stijl Hooft hanteert in Warenar het vierheffingenvers: de lengte van een versregel is onbelangrijk, maar vier lettergrepen hebben meer klemtoon dan de overige lettergrepen, er hoeft geen sprake te zijn van een regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen (d.w.z. er is geen metrum). Het rijm is netjes verzorgd: Hooft gebruikt gepaard rijm (aabbcc), afwisselend staand (mannelijk) en slepend (vrouwelijk rijm). Daarbij gebruikt hij ook zeer geregeld dubbel- en middenrijm. Bij dit laatste wordt de rijmklank van twee voorafgaande regels in het midden van de volgende regel herhaald. Dit is eigenlijk een erfenis van de laat-middeleeuwse rederijkerstijd en past niet zo goed binnen de Renaissanceliteratuur. Tijdens de Renaissance ontstond er in Europa een grote belangstelling voor taal. De geleerden legden zich toe op het correct schrijven van het Latijn, precies zoals de Romeinen dat ook gedaan hadden. In de Middeleeuwen werd er weliswaar ook veel in het Latijn geschreven (Latijn was immers de officiële taal van de Kerk en de wetenschap), maar dat was gedurende enkele eeuwen verbasterd tot wat we nu Kerklatijn noemen en lag ver af van het klassieke Latijn. De humanistische Renaissancemensen vonden dat ze de taal die ze gebruikten op een juiste wijze moesten schrijven, beginnend dus bij het Latijn, maar ze waren ook op zoek naar het juiste gebruik van de diverse volkstalen. Zo ontstonden de eerste spellingregels en werden de eerste grammatica's geschreven. Hooft had als Renaissancemens ook belangstelling voor het correcte gebruik van het Nederlands en in Warenar gebruikt hij zijn kennis van de taal om de personages incorrect Nederlands te laten spreken. De taal van de personages is plat Amsterdams: 'leyt' voor 'ligt', 'selse' voor 'zal ze'. Eén personage spreekt Brabants: Casper de hofmeester. Voor het publiek, dat eenzelfde belangstelling voor de taal had, leverde dit een komisch effect op. Ditzelfde effect werd ook door Bredero gecreëerd in zijn Spaanschen Brabander en De klucht van de koe , en door Huygens in zijn klucht Trijntje Cornelis . P.C. Hooft verlevendigde de taal van zijn personages door ze geregeld spreekwoorden, gezegden en volkswijsheden te laten verkondigen: 'Den rijcken dient wat rijcks, den kalen dient wat kaels' (r. 315) en 'men slaet twee vlieghen mit ien lap' (r. 1312). Later in zijn leven zal Hooft onder invloed van de Romeinse schrijver Tacitus komen. Hij gaat diens stijl imiteren en onder andere gebruiken in de Neederlandsche histoorien . Dat geeft een Maniëristisch effect: de Maniëristische kunstenaars lieten aan de buitenwereld graag zien hoe goed zij waren, dat zijn hun vak volledig onder de knie hadden en tot in de puntjes beheersten. Voor de schrijvers betekende dit dat zij zeer moeilijke constructies gebruikten met zinnen op het randje van wat grammaticaal aanvaardbaar is. Het latere werk van Hooft is daarom moeilijk leesbaar, maar wie er zich doorheen weet te ploegen, wie tot het selecte gezelschap van taalminnaars behoort, zal veel schoons erin ontdekken. Reacties Veel tijdgenoten van Hooft hadden waardering voor Warenar . Hugo de Groot schrijft Hooft in een brief van 24 januari 1617 dat hij zich een stuk beter voelde nadat hij het toneelstuk gelezen had (Hooft had het hem tijdens een ziekbed toegestuurd). Warenar was een zeer populair stuk, het is gedurende de hele zeventiende eeuw gespeeld en de tekst is in die tijd ook vaak herdrukt. De laatst oude druk is de vijftiende uit 1729 (112 jaar later), en dan wordt het een tijd stil (ongeveer 150 jaar). Pas in 1881, bij de herdenking van Hoofts driehonderdste verjaardag, wordt het weer opgevoerd. Vanaf die tijd zijn er weer geregeld uitvoeringen en behoort het toneelstuk definitief tot de Nederlandse canon (díe boeken waarvan men vindt dat ze belangrijk zijn). Context Achtergronden bij Warenar Op zeventienjarige leeftijd maakt Hooft een reis naar Italië, hij gaat heen via Frankrijk en komt via Duitsland weer terug. De reis duurt drie jaar en Hooft maakt kennis met de Italiaanse Renaissance, hij oefent zich in het Latijn, het Frans en het Italiaans. Zijn belangstelling voor de Klassieke Oudheid was altijd al aanwezig, maar door deze studiereis wordt zij flink aangewakkerd. Hooft wil voor het Nederlands zijn, wat de Italiaanse schrijvers zoals Petrarca en Bembo voor het Italiaans waren. Vandaar dat hij een toneelstuk uit de Klassieke periode ( Aulularia van Plautus) heeft gebruikt als grondslag voor zijn Warenar . Zijn voorliefde voor Italië blijkt ook uit een wat onbekender werk: Rampzaeligheden der verheffingen van den huize Medicis . In dit 2026 regels tellende gedicht beschrijft hij de opkomst en ondergang van de macht van de familie De Medici, de machtigste familie van Florence. Samuel Coster en P.C. Hooft hebben in Amsterdam een dichterschool opgericht: de Eerste Duytsche Academie, de rederijkerskamers (uit de late Middeleeuwen overgebleven gezelschappen van schrijvers en toneelspelers) waren niet meer populair en hadden te kampen met een flinke leegloop. Om er voor te zorgen dat schrijvers en literatuurliefhebbers elkaar toch konden ontmoeten, besloot men een nieuw soort gezelschap op te richten: de Academie. Dit was ook met het doel om schrijvers meer met de Klassieke Oudheid in aanraking te laten komen, in Italië en Frankrijk bestonden al Academies, waar schrijvers zich bezighielden met de klassieke literatuur. De Nederlandse Academie opende haar deuren op 23 september 1617 en de eerste activiteit vond een dag later plaats: de opvoering van Warenar . De drukken tot en met 1638 vermeldden geen auteursnaam, in de druk van 1661 wordt ook Samuel Coster naast P.C. Hooft als auteur genoemd. Tot op de dag van vandaag is het onzeker in hoeverre Samuel Coster heeft meegeschreven aan Warenar . Men gaat er echter van uit dat hij eerder een soort klankbord is geweest van Hooft, dan echt auteur. Coster was iemand met verstand van het Amsterdamse dialect en hij heeft Hooft waarschijnlijk geholpen met het weergeven van dat dialect. P.C. Hooft was niet de enige die Aulularia van Plautus bewerkt heeft. In Frankrijk heeft Molière hetzelfde stuk gebruikt om er zíjn verhaal van te maken: L'avare (de vrek) uit 1668. Wie alledrie de toneelstukken leest, zal echter veel verschillen ontdekken, maar gelukkig ook veel overeenkomsten, want het basisgegeven blijft hetzelfde: een vrek met een pot geld. De Renaissance In de Renaissance was het mode om vooral naar de klassieke oudheid te kijken en kunst te maken zoals de oude Grieken en Romeinen, of zoals de Italiaanse kunstenaars uit de Renaissance deden. Dit is te zien aan bijvoorbeeld de beeldhouwkunst. De Italiaanse beeldhouwer Bernini maakte beelden die verhalen uitbeelden uit de klassieke periode. Ook in de architectuur werd er teruggegrepen op de gebouwen uit het oude Athene en Rome: architecten als Palladio maakten gebouwen met koepels, zuilen en timpanen, precies zoals de Romeinse architect Vitruvius het beschreven had in zijn boek De architectura . In de Nederlanden zijn typische Renaissancegebouwen het Paleis op de Dam in Amsterdam en het stadhuis van Antwerpen. De literatuur bleef niet achter, schrijvers gebruikten de vorm van oude toneelstukken: de tragedie moest vorm krijgen zoals de Griekse auteurs Aeschylos, Sophokles en Euripides (vierde en vijfde eeuw voor Christus) ze vormgegeven hadden. Ook gebruikten auteurs uit de Renaissance thema's en motieven uit de klassieke oudheid. Zo gebruikt Vondel de thematiek van Vergilius' Aeneis (een epos over de Trojaanse prins Aeneas, die ontsnapte aan de vernietiging van Troje om na vele omzwervingen aan te komen in Latium, daar stichtte hij een stad waaruit veel later Rome is ontstaan) om het verhaal over Ghijsbrecht van Aemstel in de vorm van een tragedie te vertellen. Schrijvers die zich wilden bekwamen in het schrijven volgens de regels uit de klassieke oudheid deden dat volgens het model translatio - imitatio - aemulatio . De eerste taak van een beginnend auteur was translatio : het vertalen van de oude meesters. Vooral Vergilius en Ovidius werden hiervoor gebruikt. Wie goed kon vertalen, kreeg zo vanzelf zijn eigen taal onder de knie, met alle literaire trucjes en kneepjes. Vervolgens kwam de imitatio aan bod: de ervaren schrijver maakte een verhaal in de geest van de grote voorbeelden, hij imiteerde zijn voorbeeld. De sonnetten van P.C. Hooft zijn voor een deel imitaties van het werk van de veertiende-eeuwse schrijver Petrarca. Hooft maakte ook van twee Latijnse prozaverhalen en een passage uit Ovidius' Metamorphosen het eerste klassieke toneelstuk dat ooit in Nederland is opgevoerd: Achilles en Polyxena . Hij schreef dit toneelstuk vóór zijn twintigste jaar! Wie zich meester-schrijver wilde noemen, moest dat bewijzen aan de hand van een aemulatio : hij moest de oude meesters overtreffen. Dat kon door bijvoorbeeld een hoger aangeschreven genre te gebruiken: Bredero heeft van de roman Vida del Lazarillo de Tormes het toneelstuk Den Spaanschen Brabander gemaakt. Ook kan een schrijver aemuleren door een klassiek verhaal uit de voorchristelijke tijd te verplaatsen naar later en er een christelijk verhaal van te maken. Dit was wat Vondel heeft gedaan met het Aeneas-verhaal: van de heidense Aeneas maakte hij de christelijke Ghijsbrecht van Aemstel . Met Lucifer heeft Vondel een ander procédé toegepast voor zijn aemulatio: hij heeft een puur christelijk verhaal in een klassieke vorm gegoten. P.C. Hooft heeft met zijn Granida de aemulatio weer anders gedaan: het klassieke en Italiaanse zinnelijke herdersspel transformeerde hij tot een zedelijk toneelstuk waarin de Platonische liefde en het hoffelijke gedrag zegevieren boven de lichamelijke liefde. Een andere aemulatie van P.C. Hooft is zijn aanpak van de Aulularia van Plautus. Deze klucht (waarvan het einde - waarschijnlijk de laatste 200 versregels - in de loop der eeuwen kwijt is geraakt) vermaakte hij tot een echt Amsterdams koopmanstoneelstuk. Hij breidde dit korte humoristische toneelstuk uit tot een echte komedie, een genre dat in hoger aanzien stond dan de klucht.