Nectar-3e editie 3.1 Prikkels - Paragraaf 2 a Eigen antwoord. bijgewerkt jan 2015 H3: WAARNEMEN b vingertoppen 3 a b 4 De juiste antwoorden zijn: a De pen is glad. tastzintuig b De verwarming is koud. koudezintuig c Je prikt je aan een passerpunt. pijnzintuig d De zon schijnt op je gezicht. warmtezintuig e De tafel is harder dan de spons drukzintuig letter ‘e’ is een uitbreiding op het werkboek; teken deze erbij m.b.v. de afbeelding van de huid op je lenzenstencil en het stencil van vr. 30/1 5 a b c De tekening uitbreiden met drukzintuigjes hoge temperatuur lage temperatuur pijn hoe voelt een voorwerp aan Je trekt je hand terug. warmtezintuigen en pijnzintuigen Als de kachel alleen warm zou zijn, zouden alleen de warmtezintuigen reageren, maar omdat de kachel heet is, doet het ook pijn. De pijn neem je waar met je pijnzintuigen, met de warmtezintuigen neem je de hitte van de kachel waar. Dan merk je niet dat het strijkijzer heet is en trek je je hand niet terug. Hierdoor zou je je hand ernstig kunnen verbranden. 6 zintuig koudezintuig (huid) warmtezintuig (huid) tastzintuig (huid) pijnzintuig (huid) oog oor neus (reukzintuig) tong (smaakzintuigen) 7 a b c prikkeling van de ogen: Hij ziet dat de zon schijnt. prikkel: kou: zintuigen: koudezintuigen reactie: hij trekt een trui aan Voorbeelden van goede antwoorden zijn: – Hij voelt dat hij honger heeft. – Hij voelt dat hij dorst heeft. – Hij voelt dat hij naar de wc moet. – Hij voelt zijn hart kloppen. 8 a 1 hersenen 9 Bij elkaar horen: plaatje 1 en plaatje 2 en plaatje 3 en plaatje 4 en plaatje 5 en 10 3 6 1 5 2 4 prikkel lage temperatuur/ kou hoge temperatuur/ warmte hoe het oppervlak en vorm van een voorwerp aanvoelt pijn: stofje uit kapotte cellen lichtgolven geluidstrilling geurstof smaakstof 2 ruggenmerg 3 zenuw b zenuwen geluid is de prikkel impulsen door zenuwen naar hersenen je beslist wat je gaat doen impulsen door zenuwen naar spieren spieren trekken samen: beweging Er gaan impulsen van de warmtezintuigjes naar je hersenen. Je trekt je trui uit. Het is warm in het klaslokaal. Er gaat een impuls van je hersenen naar je armspieren. De warmtezintuigjes in je huid worden geprikkeld. Je neemt waar dat het warm is en besluit je trui uit te doen. Nectar 3e editie- klas 1- H3 antwoorden 1 11 Rood kleuren: Zijn neus neemt gaslucht waar. Uitleg: In de eerste plaats is gaslucht een onbekende prikkel. John merkt hem dus bewust op. Daarnaast is gaslucht een prikkel die duidt op mogelijk gevaar. John zal meteen reageren op deze gevaarlijke prikkel. 12 a b c d Eigen antwoord. Dan kun je goed de vorm van de lippen tijdens het geluidloos spreken zien. via gebarentaal (doventaal) Deze persoon heeft nooit gehoord hoe een bepaalde klank of een bepaald woord klinkt. Hij kan ook niet horen of hij het zelf goed uitspreekt. Daardoor is het moeilijk om woorden goed uit te leren spreken. 13 a b B tik, plof, tik, plof De ‘tik’ vertelt hem dat hij nog op de weg loopt en de ‘plof’ vertelt hem dat hij naast het zand loopt. 14 a gedachten van (overleden) mensen b Eigen antwoord c Eigen antwoord 15 1 C Met de haartjes aan zijn poten 2 D De elektriciteit die andere vissen uitzenden 3 D Aan de poten 4 B In hun huid 5 C Warmte 6 C In de snavel 16 Eigen antwoord 3.1 Test jezelf 1 ogen en neus (reukzintuig); De pizza wordt zwart en begint te stinken. 2 C zowel met tastzintuigen als met warmtezintuigen Pijnzintuigen is fout, want de pannenlap beschermt tegen de hitte. 3 1 (pijn)zintuig 2 zenuw 3 hersenen 4 zenuw 5 spier 4 A hersenen en zintuigen Zintuigen maken impulsen die via zenuwen naar de hersenen gaan. Hersenen maken impulsen die via zenuwen naar je spieren (en klieren) gaan. 5 a fout Je zenuwen komen samen in je ruggenmerg. b fout Je reageert alleen op de belangrijkste prikkels. c fout Je beslist met je hersenen hoe je reageert. d fout Impulsen kunnen ook (vanaf de zintuigen) naar de hersenen gaan. 3.2 Ogen- Paragraaf 1 B 12 2 a De juiste antwoorden zijn: iris, oogwit, wenkbrauwen, oogleden, wimpers en traanklier b Om traanvocht over je oogbol te verspreiden zodat deze vochtig blijft. Ook worden kleine vuiltjes weggespoeld. c Als je huilt, voeren je traanbuizen het traanvocht af naar je neus. Daardoor komt er slijm los in je neus. Je snuit je neus om het slijm en het traanvocht kwijt te raken. 3 a,b Bij elkaar horen: 1 oogspier en Zorgt ervoor dat je je oog kunt bewegen. 2 harde oogvlies en Beschermen van alles wat binnen je oog ligt. 3 vaatvlies en Hierdoor krijgt je oog alle stoffen die het nodig heeft. 4 netvlies en Vangt lichtprikkels op en maakt impulsen. 5 lens en Vormt een scherp beeld op het netvlies. 6 pupil en Hierdoor valt licht je oog binnen. 7 iris en Beschermt het netvlies tegen te veel licht. 8 hoornvlies en Doorzichtig deel van het harde oogvlies. 9 lensbandjes en Trekken de lens platter bij veraf zien. 10 straallichaam en Trekt samen om de lens boller te laten worden. 11 glasachtig lichaam en Opvulling van het oog, houdt de onderdelen op z’n plaats. 12 oogzenuw en Vervoert impulsen naar de hersenen. Nectar 3e editie- klas 1- H3 antwoorden 2 3 c e Kleuren in de tekening: geel nummer 2 rood nummer 3 en 7 blauw nummer 4 en 10 groen nummer 6 oranje nummer 1 Het netvlies en de oogzenuw werken samen als het gaat om impulsen. Het netvlies zet de lichtprikkels om in impulsen die via de oogzenuw naar de hersenen gaan. hoornvlies – pupil – lens – glasachtig lichaam – netvlies 4 a b c De pupil wordt kleiner Als je vanuit het donker naar het licht gaat, worden je pupillen kleiner. de zintuigen op het netvlies 5 a b c De kringspiertjes zijn rood gemaakt in de rechtertekening De lengtespiertjes zijn rood gemaakt in de linkertekening kleiner; groter Kringspiertjes zorgen, als ze samentrekken voor het kleiner maken van de pupillen. Een samengetrokken kringspier is kleiner dan een ontspannen kringspier. De diameter wordt dus kleiner. Als de lengtespiertjes samentrekken, wordt de pupil groter. De lengtespieren ‘trekken’ de pupil open. 6 a b 7 a Als je het boek dichter bij je gezicht brengt, verdwijnt de muis op een gegeven moment. Op de blinde vlek. De blinde vlek is de plaats waar de oogzenuw vastzit; daar kunnen lichtprikkels niet in impulsen worden omgezet. bol b plat c Nee, want je lens kan niet tegelijkertijd bol en plat zijn. 8 a d b c 9 a 10 a c d e Je ziet iets van dichtbij Je ziet iets veraf accommoderen dichtbij de kringspier is samengetrokken ontspannen de lens is bol plat Eigen antwoord b – grotere getallen; verder weg; op armlengte afstand Het beeld valt voor het netvlies. b bijziend persoon De juiste antwoorden zijn : de oogbol is te kort; de lens is te plat De lichtstralen worden door het brillenglas naar elkaar toe gebogen. Het beeld valt weer op het netvlies Het brillenglas helpt mee de lichtstralen naar elkaar toe te buigen (‘bundelen’). Daardoor valt het beeld precies op het netvlies. 11 oogafwijking oogbol ooglens brillenglas dichtbij is onscherp verziend te kort te plat bol en + veraf is onscherp bijziend te lang te bol hol en – 12 Het nabijheidspunt van een verziende ligt verder weg dan bij een normaal ziend persoon. De lens van een verziende kan niet zo bol worden als de lens van een normaal ziend persoon. Nectar 3e editie- klas 1- H3 antwoorden 3 Het nabijheidspunt van een bijziende ligt dichterbij dan bij een normaal ziend persoon. De lens van een bijziende kan nóg boller worden dan de lens van een normaal ziend persoon. 13 a c Eigen antwoord. b Eigen antwoord. In alledrie de tekeningen zijn beide lijnen even lang. Het gezichtbedrog in deze tekeningen wordt veroorzaakt door de omgeving. Dit zijn in de tekeningen de andere lijnen of de halve cirkels. 14 a Omdat alleen op de fietser voldoende licht van de autolampen valt, waardoor de kegeltjes werken. Je ziet met je kegeltjes kleuren. Kegeltjes hebben veel licht nodig om hun werk te doen. Omdat daar alleen genoeg licht is om de staafjes te laten werken. Je ziet zwart/wit en grijstinten met je staafjes.Staafjes hebben minder licht nodig om te werken dan kegeltjes. Omdat het daar donker is. Er is dan zelfs te weinig licht om de staafjes te laten werken. ja De automobilist ziet een deel van het beeld in zwart/wit. ja De automobilist ziet de fietser in kleur. b c d e 15 a b c rode, groene en blauwe balkjes Voorbeelden van goede antwoorden zijn: – Groene vlakjes: groene balkjes – Gele vlakjes: rode en groene balkjes – Rode vlakjes: rode balkjes De hoeveelheid balkjes die aanstaan. Bij een wit deel staan meer balkjes aan dan in een grijs deel. In een donkergrijs gedeelte zijn er minder balkjes aan dan in een lichtgrijs deel. In het witte deel zijn de meeste balkjes aan. 3.2 Test jezelf 1 a harde oogvlies e harde oogvlies 2 3 Ooglens: plaats 4 a goed b fout c fout b f harde oogvlies vaatvlies c g netvlies vaatvlies d vaatvies Hoornvlies: plaats 1 De pupillen worden juist kleiner door het felle licht. Traanvocht beschermt de ogen tegen uitdroging. 4 Nabijheidspunt: dit is de afstand waarbij je een voorwerp van dichtbij nog net scherp kunt zien. Je lens is zo bol mogelijk. Accommoderen: het boller maken van de lens; je stelt zo je ogen scherp op dichtbij: zie je ook dan scherp. 5 a b C A 6 B de gestreepte jurk Susan is bijziend en krijgt een bril met – glazen De spieren zijn gespannen, de lens is bol. Bekijk bron 7 nog eens. Bekijk bron 6 nog eens. Door de lengtestrepen lijkt de vrouw langer en slanker. 3.3 Oren- Paragraaf 1 C door een dans te vliegen 2 a laag en hard b hoog 3 a 1 oorschelp 5 slakkenhuis 2 gehoorgang 6 (gehoor)zenuw 3 trommelvlies 7 oorsmeerkliertje 4 gehoorbeentjes 8 trommelholte b gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes: hamer, aambeeld, stijgbeugel – slakkenhuis 4 a b c d Het trommelvlies lijkt op het vlies dat over een trommel gespannen is. De stijgbeugel heeft de vorm van een stijgbeugel die je gebruikt bij het paardrijden. Hoge toon: snel Lage toon: langzaam Door het peuteren kun je je trommelvlies beschadigen zodat de geluidstrillingen minder goed worden doorgegeven. Je hoort dan minder goed. 5 6 a a links b linkerzijde Het aambeeld is 5 mm. De hamer is 6 mm. b mensen, olifanten en duiven Nectar 3e editie- klas 1- H3 antwoorden c gewrichten 4 c d Nee, ons stemgeluid is te laag voor een vleermuis om te kunnen horen. De vleermuis hoort geluiden boven de 1000 hertz. 7 a b De trilhaartjes van de zintuigcellen in je slakkenhuis gaan kapot. Na het overvliegen van de straaljager krijgen je oren voldoende tijd om te herstellen. De trilhaartjes gaan dus niet kapot. Bij (langdurig) luisteren naar luide muziek krijgen je trilhaartjes geen tijd om te herstellen en kunnen ze kapot gaan. 8 a b hoorapparaat – bot achter het oor – slakkenhuis – gehoorzenuw – hersenen trommelvlies; gehoorbeentjes 9 a 1 miljoen: Geluid verplaatst zich met 300m/sec = 0,3 km/seconde, licht met 300 000 km/ seconde. De snelheid van licht is dan 300 000 : 0,3 = 1. 000.000 keer zo groot dan de snelheid van geluid. 1 seconde Geluid legt per seconde 300 meter af. eerder 900 meter Het geluid van de donder verplaatst zich in 3 seconden 3 x 300 = 900 meter. b c 10 a b c De ontsteking kan zich vanuit de keel via de buis van Eustachius, verplaatsen naar de trommelholte van het oor = het middenoor. Het trommelvlies kan dan niet meer goed trillen, doordat de trommelholte vol zit met vocht en etter. 1 Bij kinderen is de buis van Eustachius korter. 2 Kinderen hebben vaker een keelontsteking dan volwassenen. 11 a b 12 a b Door de verkoudheid is de buis van Eustachius verstopt geraakt. Als bij het slikken de buis even open gaat, kan door de verstopping geen lucht naar de keelholte ontsnappen. Slikken helpt dus niet. Een vleermuis heeft grote oren en kan dus veel geluid opvangen. De eigen geluiden die terugkaatsen. 13 35214: 3- het geluid kaatst terug; 5- de vleermuis gaat op zijn prooi af; 2- het geluid komt bij een prooidier 1- de vleermuis maakt geluid; 4- de vleermuis neemt het teruggekaatste geluid waar 3.3 Test jezelf 1 a Naam: gehoorbeentjes ; Taak: doorgeven van trillingen van trommelvlies naar slakkenhuis. b Naam: trommelvlies; Taak: geluidstrillingen (luchttrillingen) doorgeven aan het slakkenhuis. c Naam: slakkenhuis; Taak: omzetten van trillingen in impulsen. d Naam: oorschelp Taak: opvangen van geluidstrillingen. 2 oorschelp – gehoorgang- trommelvlies – gehoorbeentjes (hamer – aambeeld – stijgbeugel) – slakkenhuis – gehoorzenuw – hersenen 3 De juiste antwoorden zijn: hoge geluiden en zachte geluiden Hoge geluiden vallen eerder weg, omdat de haartjes van de zintuigcellen dan snel moeten trillen. Door slijtage lukt dat al gauw niet meer. Zachte geluiden, omdat door beschadiging steeds minder haartjes kunnen trillen. De zachte geluiden worden dan ook nog ‘verzwakt’ doorgegeven. Nectar 3e editie- klas 1- H3 antwoorden 5 4 5 6 C C – De geluiden hebben te hoge tonen. Het gehoorbereik van mensen loopt van 20 – ong. 20.000 hertz. Doordat het trommelvlies niet goed trilt. Er zit dan pus (etter) in de trommelholte. lager – hol (naar binnen) Vanuit de gehoorgang drukt er meer lucht op het trommelvlies dan vanuit de trommelholte. 3.4 Proeven- 3.4 Paragraaf 1 Eigen antwoord 2 a geurstoffen b B Doordat de geurstoffen niet bij het reukzintuig komen. 3 a B De lucht gaat meer langs de bovenkant van je neusholte. b Je reukzintuig zit aan de bovenkant van je neusholte. Als je je neus optrekt en snuift, gaat er meer lucht langs je reukzintuig en kun je beter ruiken. 4 a b eten vinden: zwijn Eten te vinden: ogen 5 a b B Omdat er weinig vlindergeurstof in de lucht zit. De vlinders kunnen elkaar niet vinden en dus ook niet paren. Hierdoor krijgen ze geen nakomelingen en kunnen ze uitsterven. 6 dier honingbij gazelle leeuw mier das 7 a,b Vergelijk je tekening met bron 3. 9 a c ja ja een partner vinden: vlinder; Een partner te vinden: ogen reukorgaan antennes neus neus antennes neus b d nee ja de weg vinden: konijn, zalm De weg te vinden: ogen belang van het reukorgaan voedsel zoeken vijanden ontdekken prooidieren ontdekken herkennen van mieren van de eigen staat en van vijanden terugvinden van de woning 8 voorkant Bekijk bron 3. Met de smaakzintuigen proef je alleen dat hagelslag en suiker beide zoet zijn. 10 zintuig tong neus ogen tastzintuig koudezintuig warmtezintuig drukzintuig (pijnzintuig 11 a,b,c ogen gehoor reuk smaak tast temperatuur waarneming de zoute smaak van de soep de geur van de soep de kleur(en) van de soep hoe groot de stukjes groente/vermicelli zijn, glad of ruw of plakkerig of de soep koud is of de soep warm is dat de vermicelli zachter is dan de groente oid of de soep heet is) kok inrichting gasten x x x x x x x x x x x x x 12 Eigen antwoord 13 a Eigen antwoord Nectar 3e editie- klas 1- H3 antwoorden b Eigen antwoord 6 3.4 Test jezelf 1 a fout b goed c fout d Je hebt voor alle soorten (vier) smaken verschillende smaakzintuigen. Als je verkouden bent kun je minder goed ruiken en dus minder goed proeven. Warme geurstoffen kun je beter ruiken. Warme geurstoffen verspreiden zich beter en komen eerder langs je reukzintuig dan koude geurstoffen. goed 2 De juiste antwoorden zijn: bitter, zout, zoet en zuur 3 D zowel met je neus, je ogen, je tong (als je temperatuur-, tast- en drukzintuigjes in je mond). Met je tong proef je of iets zoet, zuur, zout of bitter is. Met je neus neem je waar om welk voedingsmiddel het precies gaat (hagelslag of jam). Met je ogen neem je waar of iets er lekker uitziet of niet. Ook dat beïnvloedt je smaak, kijk nog eens naar bron 5. 4 5 D B zowel de reuk als de tast spelen een rol bij het proeven. De tong is vooraan gevoelig voor zuur en zoet en achteraan voor bitter. Het smaakgebied voor bitter ligt helemaal achter op de tong, zie bron 3. In tabel 6 zit een fouwtje: tast is geen druk! dus bij 3e kolom verbeteren 6 3.5 Hersenen- 3.5 Paragraaf 2 a 3 b c d Geel zijn: gezichtscentrum, gehoorcentrum en centra voor zintuiglijke waarneming. Rood zijn: spraakcentrum, centra voor beweging en schrijfcentrum. Voorbeelden van goede antwoorden zijn: gezichtscentrum, centra voor zintuiglijke waarneming, centra voor beweging (arm/hand), geheugencentrum voor zien en schrijfcentrum.. a b Tekening A: gezichtscentrum Tekening B: gehoorcentrum Tekening C: spraakcentrum D, want de hersenen vertonen in deze tekening de meeste rode gebieden. Bij het bedenken van woorden zijn meerdere centra actief, zoals de geheugencentra, het spraakcentrum en de centra voor beweging (tong, lippen). De impulsen die in het gezichtscentrum aankomen, worden niet meer verwerkt. Je wordt je dus niet bewust van datgene wat je ziet en bent daardoor blind. c Nectar 3e editie- klas 1- H3 antwoorden 7 4 a b c d Onderschrift bovenste tekening: weinig verbindingen, de hersenen van een leerling. Onderschrift onderste tekening: veel verbindingen, de hersenen van juf Janet. Tijdens het leren worden er verbindingen gemaakt. Juf Janet heeft het schrijven al geleerd en er zijn dus veel verbindingen aanwezig in haar hersenen. De leerlingen moeten de verbindingen nog maken en dus zijn er nu nog weinig verbindingen. B Het aantal verbindingen tussen zenuwcellen neemt toe. Tussen de zenuwcellen in de hersenen van Janet zijn veel verbindingen. De coördinatie van de impulsen om de spieren te sturen die zorgen voor het vangen van de bal, verloopt bij Janet dus sneller dan bij haar leerling. Bij deze leerling zijn minder verbindingen tussen de zenuwcellen aanwezig. 5 6 a a c langetermijngeheugen b kortetermijngeheugen Eigen antwoord. b Eigen antwoord. Het rijtje getallen zit opgeslagen in het korte termijn geheugen. Als je het rijtje niet regelmatig herhaalt, gaat de informatie weg uit het geheugen en ben je het vergeten. 7 a grafiek 1: sterkte van het geheugenspoor (hoeveel woorden er in je lange termijngeheugen komen) grafiek 2: het onthouden van geleerde woordjes A Ik leer er iedere keer minder woordjes bij Grafiek 1 vlakt af. Het is geen rechte stijgende lijn, maar de lijn loopt steeds verder horizontaal. Dit betekent dat je bij het herhalen steeds minder nieuwe woordjes erbij onthoudt. Grafiek 2 heeft veel dalen. Ieder dal betekent dat je wat vergeet. Je begint een paar dagen van te voren al te leren en iedere dag herhaal je datgene wat je moet leren. Op deze manier versterk je je geheugenspoor en kun je de stof makkelijker onthouden. b c d e 8 9 a b Soort mens Aziatische olifant potvis muis de muis a niet waar b % hersenen/lichaam 2,1 % 0,15 % 0,02 % 33,3 % !!! niet waar: mieren bewijzen het tegendeel. c waar 10 Hersenschors: In de hersenschors zitten de zenuwcellen. Hoe meer zenuwcellen er in de hersenschors zitten, des te intelligenter is het dier. Communicatie: Potvissen kunnen met elkaar praten. Dat betekent dat ze bewust geluiden kunnen maken om iets te vertellen. Daarvoor moet je dus eerst iets verstaan en begrepen hebben, om er daarna over na te denken en antwoord te geven. Bij het praten zijn dus veel hersencentra betrokken en dit duidt op intelligentie. 11 a Eigen antwoord. b Eigen antwoord: In de test worden maar 10 vragen gesteld. 3.5 Test jezelf 1 a goed b fout c fout d fout Het gezichtscentrum ligt in de grote hersenen. Het centrum dat de lichaamstemperatuur regelt ligt in de hersenstam. Je pupilreflex wordt door de hersenstam geregeld. 2 3 a B gezichtscentrum kleine hersenen b kleine hersenen c hersenstam De kleine hersenen regelen de afstemming van de spieren op elkaar, zodat bewegingen goed gecoördineerd verlopen. het doorgeven van impulsen jij hebt meer verbindingen tussen zenuwcellen; Hoe meer je leert, hoe meer verbindingen er ontstaan. Een vijfjarig kind heeft nog niet zoveel geleerd als jij. korte termijn geheugen b lange termijn geheugen c lange termijn geheugen lange termijn geheugen 4 5 B C 6 a d 7 Je moet de informatie gaan herhalen. Nectar 3e editie- klas 1- H3 antwoorden 8 3.5- Verdieping Onzichtbare communicatie 1 3 a goed b fout c fout a rood, geel, groen, blauw, paars d goed f fout g goed h goed i fout 4 5 6 7 8 B Radiogolven gaan veel sneller dan geluidsgolven; dus via een mobiele telefoon is sneller. 9 a b Je hoort je eigen stem met vertraging. Het signaal moet eerst via diverse zendmasten naar een telefooncentrale, om vervolgens weer via diverse zendmasten naar je andere mobiele telefoon te gaan. Het signaal moet dus een zeer grote afstand afleggen. Dat kost tijd, vandaar dat het signaal met enige vertraging aankomt. 10 Eigen antwoord - einde - Nectar 3e editie- klas 1- H3 antwoorden 9