Basisstof 6: De werking van de ogen 1: Hoornvlies 2: Lens 3: Pupil 4: Iris 5: Oogspier 6: Harde oogvlies 7: Vaatvlies 8: Netvlies 9: Glasachtig lichaam 10: Gele vlek 11: Blinde vlek 12: Oogzenuw Lichtinval regelen: Camera: diafragma Oog: pupil Scherpstellen: Camera: Lens Oog: Lens Beeld ontstaat: Camera: op de film Oog: op het netvlies Van een voorwerp wordt een omgekeerd, verkleind beeld gevormd. De hersenen draaien dit beeld weer om. We kijken met twee ogen Er ontstaan twee (net iets verschillende) beelden op het netvlies Beide beelden worden naar de hersenen gestuurd De hersenen voegen dit samen, je ziet maar één beeld De hersenen vergelijken de beelden ook. Zo kun je afstanden schatten en diepte zien. Bevat twee typen zintuigcellen: Staafjes: - Alleen contrasten in zwart-grijs-wit - Lage drempelwaarde voor licht - Waarneming dus ook bij weinig licht - Liggen verspreid over het hele netvlies, behalve in de gele vlek Kegeltjes: - Kleuren zien - Hoge drempelwaarde voor licht - Alleen waarneming bij voldoende licht - Liggen vooral in (en rondom) de gele vlek Teken dit op een blaadje: Houd het blaadje met gestrekte armen voor je Knijp je linkeroog dicht Kijk met je rechteroog naar de kruis Beweeg het blaadje langzaam naar je toe Wat gebeurt er? Bij kleurenblindheid werken bepaalde kegeltjes niet goed. Een testje: De werking van het oog